Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Heeze-Leende houdende regels omtrent de heffing en invordering van rioolheffing Verordening rioolheffing 2017

Geldend van 28-12-2016 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2017

De raad van de gemeente Heeze-Leende;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 november 2016, nr. 16.56;

gelet op:

Gemeentewet, art. 228a

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

"Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2017".

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling,

verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom,

in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of

oppervlaktewater;

e.Brabant Water N.V.: Brabant Water naamloze vennootschap, gevestigd te Breda.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten

die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

    Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

    • 1.

      De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

    • 2.

      Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

    • 3.

      Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

    Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

    Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

    Artikel 5 Maatstaf van heffing

    • 1.

      De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

    • 2.

      Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de aan het belastingtijdvak voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt.

    Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

    • 3.

      Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen,

    of

    b.bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

    • 4.

      De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

    • 5.

      Voor zover de gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld op basis van het waterverbruik van vergelijkbare huishoudens.

    Artikel 6 Belastingtarieven

    De belasting als bedoeld in artikel 2 bedraagt per maand van het belastingtijdvak bij

    een waterverbruik per belastingtijdvak van:

    • 1.

      minder dan 100 m3 € 19,35

    • 2.

      100 m3 of meer, doch minder dan 500 m3 € 25,74

    • 3.

      indien in een belastingtijdvak meer dan 500 m3 wordt afgevoerd, is boven het ingevolge het tweede lid verschuldigde bedrag een recht verschuldigd van € 25,74 per maand van het belastingtijdvak, voor elke hoeveelheid van 500 m3 of gedeelte daarvan waarmee de hoeveelheid van 500 m3 wordt overschreden.

    Artikel 7 Belastingtijdvak

    • 1.

      Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing door middel van afrekeningen van Brabant Water N.V. plaatsvindt de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende belastingobject geldt.

    • 2.

      In andere gevallen dan in het eerste lid bedoeld is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

    Artikel 8 Wijze van heffing

    • 1.

      De belasting wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van Brabant Water N.V.. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota van Brabant Water N.V. of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.

    • 2.

      De belasting per kalenderjaar wordt geheven bij wege van aanslag.

    Artikel 9 Termijnen van betaling

    • 1.

      Ingeval het belastingtijdvak de verbruiksperiode is moet, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water N.V. moet worden betaald.

    • 2.

      Ingeval de belasting wordt geheven bij wege van aanslag moet, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, het bedrag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

    • 3.

      De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

    Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van rioolheffing.

    Artikel 11 Overgangsrecht

    • 1.

      De “Verordening rioolheffing 2016” vastgesteld op 7 december 2015 door de gemeenteraad van Heeze-Leende, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

    • 2.

      Indien het belastingtijdvak een verbruiksperiode is en deze niet gelijk is aan het kalenderjaar, vangt in afwijking in zoverre van artikel 7 eerste lid, het eerste belastingtijdvak waarvoor deze verordening geldt aan op 1 januari 2017 en eindigt dat belastingtijdvak op het moment dat de op 1 januari 2017 lopende verbruiksperiode eindigt.

    Artikel 12 Inwerkingtreding

    • 1.

      Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

    • 2.

      De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

    Artikel 13 Citeertitel

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing 2017”.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

    van de raad voornoemd, d.d. 12 december 2016

    , de voorzitter

    , de griffier