VVE Beleidsplan 2019 – 2022

Geldend van 03-04-2019 t/m heden

Intitulé

VVE Beleidsplan 2019 – 2022

Notitie voor- en vroegschoolse educatie gemeente Heeze-Leende

1. Inleiding

Deze notitie beschrijft het beleid van de gemeente Heeze-Leende rondom voor- en vroegschoolse educatie (VVE) in de kinderopvang en het basisonderwijs voor de jaren 2019-2022.

Het VVE-beleid richt zich op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen met een (taal-spraak)achterstand in de leeftijd van 2 tot 6 jaar. In dit beleid ligt de nadruk op taalontwikkeling, maar daarnaast ook op rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Op basis van de wet OKE dient een dekkend aanbod van voor- en vroegschoolse voorzieningen tot stand te worden gebracht. Gemeenten hebben de taak de regie op zich te nemen en met de basisscholen en kinderopvang tot een gezamenlijke visie te komen voor de toekomst van de lokale voorschoolse voorzieningen. Gemeenten zijn hierbij verantwoordelijk voor de voorschoolse periode (kinderopvang) en het onderwijs is verantwoordelijk voor de vroegschoolse periode (groep 1 en 2).

In december 2012 is het VVE-beleid 2012-2014 voor de gemeente Heeze-Leende vastgesteld. Eind 2015 is het VVE-beleid met één jaar verlengd. Omdat er lange tijd onduidelijkheid bleef bestaan rondom de verdeling van de onderwijsachterstandsmiddelen, is eind 2017 het nieuwe beleid met nog een jaar uitgesteld. Inmiddels is er duidelijkheid en is er in de afgelopen periode door de VVE-partners hard gewerkt om het VVE-beleid te ontwikkelen, om zo VVE van een goede kwaliteit te kunnen blijven bieden. Omdat er de afgelopen jaren diverse ontwikkelingen zijn geweest en gaan komen op het gebied van VVE en onderwijsachterstandenbeleid en er altijd ruimte voor verbetering is, is dit nieuwe VVE-beleid ontwikkeld. Voor een groot deel gaat het om een continuering van het huidige beleid, al zijn op sommige punten zaken door ervaring aangepast en aangescherpt.

Deze notitie is mede tot stand gekomen door input vanuit het onderwijs, kinderopvang en de jeugdgezondheidszorg, via de al bestaande werkgroep VVE. In deze notitie wordt beschreven op welke wijze we gezamenlijk met het onderwijs, kinderopvang en jeugdgezondheidszorg verder vorm geven aan de voor- en vroegschoolse educatie in de planperiode 2019 – 2022. In hoofdstuk 2 beschrijven we de landelijke en lokale ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 is een visie ten aanzien van VVE geformuleerd. Hieruit zijn doelstellingen gedestilleerd die we gezamenlijk, met de inspanning van alle partners in deze planperiode willen behalen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens uitgewerkt langs welke weg we die doelstellingen willen behalen. In de hoofdstukken 5, 6, 7 en 8 komen het toezicht, financiën, verantwoording en evaluatie aan bod.

2. Ontwikkelingen

2.1 Wettelijke ontwikkelingen

In de afgelopen jaren zijn er diverse wettelijke ontwikkelingen geweest die van invloed zijn op het VVE-beleid van de gemeente Heeze-Leende. In het vervolg worden de belangrijkste wettelijke ontwikkelingen toegelicht.

Wet op het onderwijsachterstandenbeleid

Met ingang van 1 januari 2019 start een nieuwe periode voor het onderwijsachterstandenbeleid (OAB). Vanuit de rijksoverheid ontvangen gemeente OAB-middelen, die zij kunnen inzetten om onderwijsachterstanden te verkleinen. De gemeente Heeze-Leende zet deze middelen voornamelijk in om een kwalitatief goed VVE-aanbod aan te kunnen bieden. Op basis van een door het CBS ontwikkelde indicator wordt de hoogte van dit bedrag bepaald. In hoofdstuk 6 Financiën lichten we dit verder toe.

Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE)

Het belangrijkste kader voor de voor- en vroegschoolse educatie is de wet OKE. De wet OKE is voor kleinere gemeenten per 1 augustus 2011 in werking getreden en heeft tot doel de taalontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren en de kwaliteit van peuterspeelzalen te verbeteren.

De wet OKE is geen aparte wet, maar een verzamelnaam voor drie wetswijzigingen:

  • 1.

    Wetswijziging Wet Kinderopvang door toevoeging van:

    • °

      de kwaliteitseisen voor het peuterspeelzaalwerk;

    • °

      het toezicht van de gemeente op het peuterspeelzaalwerk met bijbehorende handhavingsmogelijkheden;

    • °

      de kwaliteitseisen voor de voorschoolse educatie.

  • 2.

    Wetswijziging Wet op het onderwijstoezicht

    • °

      de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van voorschoolse educatie.

  • 3.

    Wetswijziging Wet op het Primair Onderwijs

    • °

      de regierol van gemeenten voor het onderwijsachterstandenbeleid is verstevigd;

    • °

      de gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor het aanbod en de toegankelijkheid van voorschoolse educatie.

De wet OKE geeft de gemeente de wettelijke verantwoordelijkheid en opdracht om te zorgen voor:

  • °

    voldoende en kwalitatief volwaardig aanbod van voorschoolse educatie;

  • °

    een goede spreiding van het aanbod van voorschoolse educatie om segregatie te voorkomen;

  • °

    het vaststellen van een maximale ouderbijdrage voor de voorschoolse educatie;

  • °

    het vaststellen van de doelgroep;

  • °

    het zich inspannen voor het bereik van alle doelgroepkinderen en zorgen voor een goede

  • °

    toeleiding van kinderen naar voorschoolse educatie;

  • °

    het organiseren van een doorgaande leerlijn.

In 2015 is de wet OKE geëvalueerd. In deze evaluatie wordt ingegaan op de drie belangrijkste uitgangspunten van de wet:

  • 1.

    De harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzalen.

  • 2.

    De verplichting die de gemeente heeft om een kwalitatief goed voorschools aanbod te doen aan alle kinderen binnen de eigen gemeente die het risico lopen op een taalachterstand.

  • 3.

    De organisatie van het toezicht op peuterspeelzalen en VVE.

Naar aanleiding van de evaluatie van deze wet, worden er vanuit het ministerie maatregelen genomen op het gebied van VVE, om de kwaliteit van VVE vast te houden en waar mogelijk te verbeteren. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om:

  • °

    Het verhogen van het taalniveau van de pedagogisch medewerkers naar niveau 3F. Gemeenten hebben hiervoor in 2017 en 2018 extra middelen ontvangen, die hier voor zijn ingezet.

  • °

    Het realiseren van meer hbo-ers in de vve, die daarbij werken op de groep en/of andere pedagogisch medewerkers coachen in het zien van extra ontwikkelingsbehoeften bij kinderen.

  • °

    Kennisdeling en ondersteuning van gemeenten, zodat de wettelijke taken van gemeenten op het gebied van VVE verder op orde komen.

  • °

    Het ontwikkelen van een nieuwe verdeelsleutel voor de middelen voor onderwijsachterstandenbeleid.

Wetsvoorstel Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang

Per 1 januari 2018 is de wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (wet IKK) van kracht, waarmee de Wet kinderopvang (Wko) is gewijzigd. Met deze wetswijziging worden instellingen geprikkeld om meer kwaliteit te leveren en wordt er ruimte geboden voor het bieden van maatwerk. Het achterliggende doel is het realiseren van een kwaliteitsverhoging binnen de kinderopvang, waarmee er meer aandacht komt voor de ontwikkeling van kinderen. Op die manier kan er beter maatwerk worden geleverd en helpt het kinderen bij het verkrijgen van een goede start in het basisonderwijs.

Een van de onderwerpen van de wetswijziging is een kwaliteitsverhoging van de voorschoolse educatie. Met de wijziging wordt de mogelijkheid gecreëerd om verschillende categorieën beroepskrachten te benoemen en per categorie eisen te stellen. Zo worden er eisen gesteld aan het taalniveau van pedagogisch medewerkers in de voorschoolse educatie en worden coaching van beroepskrachten door een pedagogisch beleidsmedewerker en structurele scholing van beroepskrachten opgenomen.

Passend onderwijs en jeugdhulp

Met de invoering van passend onderwijs per 1 augustus 2014 zijn gemeenten en onderwijsbesturen gezamenlijk verantwoordelijk voor de afstemming tussen onderwijsondersteuning en de zorg voor kinderen en jeugdhulp. Schoolbesturen binnen een regionaal samenwerkingsverband maken met elkaar een ondersteuningsplan waarin zij afspreken hoe voor alle leerlingen een passende plek in het onderwijs gerealiseerd kan worden. De samenwerkingsverbanden zijn verplicht om hierover met de gemeenten een op overeenstemming gericht overleg te voeren. In deze ondersteuningsplannen wordt aandacht besteed aan de aansluiting tussen onderwijs en de zorg in en om school. Onderdeel hiervan zijn onder andere vroegsignalering, de aansluiting van voor- op vroegschoolse educatie en het bereik van doelgroepkinderen. Het VVE-aanbod is in het ondersteuningsplan onderdeel van de brede basisondersteuning van het kind. Ook de aansluiting tussen voor- en vroegschool heeft hierin de aandacht.

2.2 Lokale ontwikkelingen

Lokaal Educatieve Agenda 2017 – 2020

De notitie Lokaal Educatieve Agenda 2017 – 2020 Heeze Leende (LEA-notitie) is een vervolg op de LEA 2013 – 2015, die in 2016 met een jaar verlengd is. In deze notitie wordt een kader beschreven voor het gemeentelijk beleid dat met onderwijs te maken heeft voor de periode 2017 – 2020. Naast VVE staat er nog een aantal andere onderwerpen op de LEA, waarbij gemeente, kinderopvang en onderwijs een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben. Het gaat hierbij om zorg in en om de school / passend onderwijs, de ontwikkeling van Kindcentra, de combinatiefunctionarissen en onderwijshuisvesting.

Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)

Op 20 oktober 2011 is het CJG in de gemeente Heeze-Leende van start gegaan. Het CJG is er voor iedereen met vragen over opgroeien en opvoeden. Het CJG biedt advies en lichte hulp vanuit diverse voorzieningen zoals (school)maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg 0-18 jaar en het jongerenwerk. Het CJG is daarmee een netwerkorganisatie van instellingen waarin taken op het terrein van gezondheid, opgroeien en opvoeden worden gebundeld.

De jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar (consultatiebureau) is onderdeel van het CJG. Binnen de consulten die ouders met hun kinderen op het consultatiebureau hebben, wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van het kind. Het consultatiebureau heeft een belangrijke rol in de vroegsignalering van achterstanden bij kinderen.

Ook de basisscholen maken deel uit van het CJG. Op elke basisschool in de gemeente Heeze-Leende is een zorgteam aanwezig. Dit zorgteam is een multidisciplinair overleg dat bestaat uit een interne begeleider van de basisschool, de jeugdverpleegkundige en het schoolmaatschappelijk werk. Het zorgteam wordt ingeschakeld (na toestemming ouders) als er bij kinderen gedrags-, ontwikkelings- of opvoedingsproblemen geconstateerd worden en is er voor een snelle beoordeling, handelingsadvisering en hulp.

Ontwikkeling van Kindcentra

In januari 2015 is de ‘Strategische visie kindcentra-ontwikkeling Heeze-Leende’ vastgesteld door de gemeenteraad. Binnen een kindcentrum werken onderwijs en kinderopvang intensief met elkaar samen ten behoeve van de doorgaande ontwikkellijn van kinderen in de leeftijd van 0 – 12 jaar. Een kindcentrum is een voorziening die onderwijs, opvang, opvoeding, ontspanning en ontwikkeling biedt, zodat kinderen er kunnen leren, spelen en ontwikkelen. Het is een voorziening die zich kenmerkt door een doorgaande pedagogische leerlijn, omdat er een integratie is van onderwijs en kinderopvang. Er kan daarbij sprake zijn van huisvesting in één gebouw, maar dat is niet noodzakelijk. De basis voor samenwerking wordt minimaal gevormd door een gezamenlijke pedagogische visie. Partners werken samen vanuit de inhoud. In deze visie krijgt onder andere VVE een plaats. De verschillende basisscholen en kinderopvangorganisaties werken in diverse samenstellingen aan de ontwikkeling van Kindcentra in Heeze-Leende, waarbij er ruimte blijft voor maatwerk.

Beleidsregel peuterprogramma

Op 18 december 2014 is een aanvullende beleidsregel peuterprogramma vastgesteld, als opvolger van de beleidsregel peuterprogramma die per 1 oktober 2010 van kracht was. Het peuterprogramma wordt uitgevoerd door kinderopvangorganisaties.

De beleidsregel peuterprogramma houdt het volgende in:

  • °

    Onder een peuterprogramma wordt een specifiek op kinderen, in de leeftijd van 2,5 jaar tot het tijdstip waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, afgestemd VVE-programma verstaan, gericht op het stimuleren van de cognitief, sociaal, emotioneel, motorisch en creatieve ontwikkeling van de peuter.

  • °

    Een peuterprogramma wordt aangeboden door een instelling voor kinderdagopvang die is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang zoals bedoeld in de Wet kinderopvang. Gastouderopvang wordt uitgesloten.

  • °

    Het peuterprogramma omvat twee dagdelen van elk drie uur per week, gedurende maximaal 40 weken per jaar (met uitzondering van het aanbod aan doelgroepkinderen op basis van de wet OKE)

  • °

    Ouders dienen aan de uitvoerende instelling te verklaren dat men geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag. De uitvoerende instelling overlegt een IB60-formulier of een formulier ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ met de gemeente. De gemeente geeft dan een subsidie aan de instelling voor een deel van de kosten, zodat men een lager tarief in rekening gebracht krijgt voor het volgen van een peuterprogramma voor maximaal twee dagdelen.

  • °

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels en voorwaarden opstellen ten aanzien van de kwaliteitseisen waaraan de instelling en het peuterprogramma dient te voldoen.

3. Visie en doelstellingen voorschoolse educatie

3.1 Visie

In dit hoofdstuk formuleren we de visie met betrekking tot VVE. De visie is vertaald in een hoofddoel met doelstellingen die we in de planperiode 2019 – 2022 willen realiseren.

In onze visie is het van belang dat alle kinderen in de gemeente Heeze-Leende een goede basis meekrijgen voor de basisschool en hun verdere schoolloopbaan.

Het hoofddoel van het VVE-beleid is het voorkomen van risico’s op taal(spraak)achterstanden bij kinderen zodat alle kinderen in Heeze-Leende zich optimaal kunnen ontwikkelen.

Het streven is dat alle kinderen met een risico op een taal(spraak)achterstand deelnemen aan VVE. Het beheersen van de Nederlandse taal is essentieel. Dat is niet alleen goed voor de kinderen, maar levert baten op voor de gehele samenleving. In samenwerking met de kinderopvangorganisaties bieden we een VVE-programma aan, niet alleen aan kinderen met een VVE-indicatie, maar ook aan de andere kinderen op het kinderdagverblijf. Op deze manier kunnen ook zij profiteren van de extra aandacht voor onder andere taal en spraak.

3.2 Doelstellingen

Uitgaande van bovengenoemde visie en hoofddoel formuleren we de volgende doelstellingen voor 2019-2022:

  • 1.

    Alle geïndiceerde doelgroepkinderen kunnen een voorschoolse voorziening met een VVE-programma van 10 uur per week bezoeken, verspreid over ten minste drie verschillende dagen. Vanaf 1 januari 2020 wordt het VVE-aanbod uitgebreid van 10 uur naar 16 uur per week, als gevolg van het kabinetsbeleid.

    • Alle kinderen zijn via de jeugdgezondheidszorg of via de kinderopvang in beeld.

    • De kinderopvang en de jeugdgezondheidszorg hebben een rol in het signaleren en toeleiden van kinderen met een risicoachterstand naar VVE.

    • De jeugdgezondheidszorg indiceert welke kinderen tot de doelgroep behoren op basis van vastgesteld VVE-beleid.

    • De kinderopvang en basisscholen betrekken ouders bij het VVE-aanbod.

  • 2.

    De diverse partners rondom de kinderen van 2 t/m 6 jaar werken samen in het organiseren van een doorgaande leerlijn.

    • Per kinderopvanglocatie met een VVE-aanbod is er met in de omgeving liggende basisscholen inhoudelijke afstemming over het VVE-aanbod met als doel een doorgaande ontwikkelingslijn te realiseren. Uitgangspunt daarbij is echter niet dat binnen kinderopvang en basisschool overal hetzelfde VVE-programma gehanteerd wordt.

    • Kinderopvang, school en jeugdgezondheidszorg werken samen op zowel inhoud als proces rondom het kind om de doorgaande leerlijn te garanderen.

    • Door de betrokken partners worden activiteiten ontwikkeld om de samenwerking te vergroten en te versterken.

    • Er vindt een warme overdracht plaats tussen kinderopvang en basisschool van kinderen met een VVE-indicatie.

  • 3.

    Realiseren van kwalitatief volwaardig aanbod VVE

    • Alle pedagogisch medewerkers die binnen de voorschoolse educatie worden ingezet hebben een specifieke scholing voorschoolse educatie gevolgd.

    • Alle partners (onderwijs en kinderopvang) werken met een kindvolgsysteem waarmee zij kunnen zorgen voor een overdracht van kinderopvang naar basisschool.

    • Aan het einde van elk jaar wordt bekeken welk percentage van de VVE-geïndiceerde kinderen daadwerkelijk aan een VVE-programma is begonnen en met welke reden de wel VVE-geïndiceerde kinderen niet aan een VVE-programma deelnemen.

4. Beleid VVE gemeente Heeze-Leende

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe we in Heeze-Leende samen met de partners binnen de kaders van de wet OKE invulling geven aan het VVE-beleid.

4.1 Doelgroep voorschoolse educatie

Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om, in samenwerking met de betrokken partners, de doelgroep voor voorschoolse educatie te bepalen. De doelgroep van het VVE-beleid bestaat uit kinderen bij wie het risico bestaat dat zij een achterstand oplopen.

Om te kunnen vaststellen welke kinderen in de gemeente Heeze-Leende tot de doelgroep behoren, zijn in overleg met het onderwijs, de kinderopvang en de jeugdgezondheidszorg de volgende criteria benoemd op grond waarvan kinderen een indicatie voor voorschools aanbod krijgen. Er is sprake van een doelgroepkind wanneer tenminste één van de onderstaande criteria van toepassing is:

  • Risico op taal- en/of spraakachterstand door achtergrond van de ouders (geen Nederlands spreken in de thuissituatie en/of een laag opleidingsniveau)

  • Sociale factoren in de omgeving van het kind, waardoor het risico op achterstand wordt vergroot (bijvoorbeeld pedagogische onmacht, ontwrichte gezinnen)

  • Een geobserveerde achterstand (medische factoren) gerelateerd aan een taal- en/of leerachterstand.

Op basis van bovenstaande criteria indiceert het consultatiebureau of er een risico bestaat op taal- en/of spraakachterstand bij het kind en een VVE-indicatie daardoor gewenst is. Het uitgangspunt daarbij is dat het kind en zijn/haar specifieke behoeften centraal staan. Kinderen komen alleen in aanmerking voor VVE als zij ook daadwerkelijk gebaat zijn bij een VVE-programma. Hierbij moet duidelijk zijn dat de achterstand verbeterd of verholpen kan worden door deel te nemen aan een VVE-programma. Een eventuele VVE-indicatie van een broertje of zusje is geen criterium om in aanmerking te komen voor een VVE-indicatie.

4.2 Bereik en toeleiding doelgroepkinderen

De gemeente dient zich in te zetten voor het bereik van alle doelgroepkinderen en te zorgen voor een goede toeleiding van deze kinderen naar voorschoolse educatie. Dit doen we in samenwerking met de partners in het veld.

De gemeente maakt afspraken met de jeugdgezondheidszorg (Zuidzorg) over het signaleren van risico’s op taalachterstand, voorlichting aan ouders en de controle op de inschrijving voor voorschoolse educatie. Omdat het consultatiebureau 99% van de peuters ziet, hebben zij een belangrijke functie in het informeren van ouders over het voorschoolse aanbod.

Het consultatiebureau is ook de instantie die de indicatie voor VVE afgeeft en ouders hierover informatie geeft. Ouders kunnen echter niet gedwongen worden om na een indicatie hun kind deel te laten nemen aan voorschoolse educatie. Zij hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid.

In overleg met de kinderopvang en het onderwijs is afgesproken dat ook kinderopvangorganisaties een belangrijke vindplaats zijn voor het bereiken en toeleiden van doelgroepkinderen naar voorschoolse educatie. Het kan voorkomen dat een kind op het kinderdagverblijf komt en dat daar wordt geconstateerd dat het kind een risico loopt op een taalachterstand of dat er factoren zijn die de spraak-taalontwikkeling negatief beïnvloeden. In dat geval neemt het kinderdagverblijf contact op met het consultatiebureau. Het consultatiebureau roept vervolgens de ouders van het betreffende kind op en beoordeelt of er een indicatie voor VVE moet worden afgegeven.

Bij meervoudige problematiek (wanneer zich op meerdere ontwikkelgebieden en/of in de omgeving van het kind problemen voordoen) wordt, met toestemming van ouders, de relatie gelegd met het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en wordt het betreffende kind in het CJG-netwerk besproken. Het consultatiebureau heeft hierin als partner van het CJG een belangrijke rol.

4.3 Kwalitatief volwaardig aanbod voorschoolse educatie

Om de effectiviteit van de voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen te optimaliseren, moet de kwaliteit van de voorschoolse educatie hoog zijn. In de AMvB ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’, die in april 2017 herijkt is, worden de volgende kwaliteitseisen omschreven:

  • Voorschoolse educatie wordt ten minste vier dagdelen of 10 uur per week aangeboden; met als kwalitatieve aanpassing binnen de gemeente Heeze-Leende dat voorschoolse educatie drie of vier dagdelen, verspreid over tenminste drie verschillende dagen, gedurende 10 uur per week wordt aangeboden. Vanaf 1 januari 2020 wordt dit verhoogd naar 16 uur per week, met een maximum van 6 uur per dag.

  • Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • Op een groep waarin voorschoolse educatie wordt aangeboden staat minimaal één beroepskracht voorschoolse educatie per 8 kinderen. In groepen van 9 tot maximaal 16 kinderen staan twee beroepskrachten, waarvan minimaal één beroepskracht voorschoolse educatie.

  • De beroepskrachten voorschoolse educatie hebben ten minste een opleiding gevolg op PW3-niveau. Onderdeel van deze beroepsopleiding vormt tenminste een met gunstig gevolg afgesloten keuzedeel dat is gericht op het ontwikkelingsgericht werken in de voorschoolse educatie en dat tenminste kennis en vaardigheden omvat op het gebied van:

    • °

      Het werken met programma’s voor- en vroegschoolse educatie;

    • °

      Het stimuleren van de ontwikkeling van het jonge kind;

    • °

      Het volgen van de ontwikkeling van peuters en het hierop afstemmen van het aanbod van voorschoolse educatie;

    • °

      Het betrekken van de ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen;

    • °

      Het vormgeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.

  • Het keuzedeel, zoals dat hiervoor beschreven is, is niet vereist als de genoemde kennis en vaardigheden al onderdeel zijn van de beroepsopleiding. Het is in dat geval voldoende als de beroepskracht voorschoolse educatie een getuigschrift van deze scholing kan overleggen. Deze scholing heeft in elk geval betrekking op de kennis en vaardigheden die hiervoor benoemd zijn en omvat tenminste 12 dagdelen. Een pedagogisch medewerker die hiervoor in opleiding is, mag eveneens op een groep met VVE-kinderen worden ingezet, mits dit gebeurt samen met een gekwalificeerde pedagogisch medewerker en de opleiding binnen één jaar wordt afgerond.

  • De beroepskracht voorschoolse educatie beheerst aantoonbaar ten minste niveau 3F van de Nederlandse taal, op de onderdelen ‘mondelinge taalvaardigheid’ en ‘lezen’. Met ingang van 1 augustus 2019 is deze taaleis een vereiste om in de voorschoolse educatie te kunnen werken.

  • De houder van een kinderdagverblijf waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks voor elke locatie voorschoolse educatie een opleidingsplan vast waarin beschreven staat op welke wijze de kennis en vaardigheden van de beroepskracht voorschoolse educatie met betrekking tot de eerder genoemde kennis en vaardigheden worden onderhouden. De houder geeft op concrete en toetsbare wijze uitvoering aan het opleidingsplan, evalueert het plan jaarlijks en stelt het plan aan de hand van de evaluatie zo nodig bij.

  • De houder beschrijft in het pedagogisch beleidsplan zo concreet en toetsbaar mogelijk:

    • °

      De voor het kinderdagverblijf kenmerkende visie op de voorschoolse educatie en de wijze waarop deze visie te herkennen is in het aanbod van activiteiten;

    • °

      De wijze waarop de ontwikkeling van het jonge kind wordt gestimuleerd, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling;

    • °

      De wijze waarop de ontwikkeling van peuters wordt gevolgd en de wijze waarop het aanbod van voorschoolse voorzieningen hierop wordt afgestemd;

    • °

      De wijze waarop ouders worden betrokken bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen;

    • °

      Het inrichten van een passende ruimte waarin voorschoolse educatie wordt verzorgd en het beschikbaar stellen van passend materiaal voor voorschoolse educatie;

    • °

      De wijze waarop vorm wordt gegeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.

  • De houder geeft uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan, evalueert de uitvoering jaarlijks en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.

Aanvullende kwaliteitseisen gemeente Heeze-Leende

Naast bovenstaande kwaliteitseisen die volgen uit het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ heeft de gemeente Heeze-Leende, in overleg met de betrokken partners een aantal aanvullende kwaliteitseisen geformuleerd:

  • De organisaties voor kinderopvang maken afspraken met de in de omgeving liggende basisscholen over het VVE-programma zodat dit aanbod kan worden doorgezet op de basisscholen. Hierbij gaat het dan om afspraken zoals het formuleren van (tussen)doelen op het gebied van taal en/of rekenen en het structureel inbouwen van een warme overdracht (gesprek) van leerlingen van voorschoolse- naar vroegschoolse educatie. Uitgangspunt hierbij is niet dat hetzelfde VVE-programma wordt gebruikt. Belangrijker is de inhoudelijke afstemming en het warm overdragen van de ontwikkelingen van het kind.

  • De kinderopvang en basisscholen betrekken ouders bij het VVE-aanbod. Vanuit de thuissituatie kan dit een positief effect hebben op de ontwikkeling en het leren van jonge kinderen. Te denken valt aan het voorlezen en samen spelen. Het is van belang dat de kinderopvang/basisschool en ouders met elkaar afspraken maken over een zo optimaal mogelijke samenwerking. Denk hierbij aan afspraken zoals het stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen, participatie in VVE- activiteiten in de voor-/vroegschool en het informeren over de ontwikkeling van het kind.

  • De wet stelt dat VVE kinderen op meerdere gebieden moet stimuleren: taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Hiervoor zijn VVE-programma’s beschikbaar. De wet verplicht echter niet deze landelijk erkende VVE-programma's te gebruiken. In de gemeente Heeze-Leende kiezen we er echter voor om enkel de erkende VVE-programma’s toe te staan als VVE-programma om op die manier de kwaliteit van de VVE te waarborgen.

  • Onderdeel van een VVE-programma, is de inzet van een VVE-taalmaatje, die in de thuissituatie extra aandacht besteedt aan taal, spelen en de ontwikkeling van het kind. Het kinderdagverblijf bekijkt, samen met ouders, of een VVE-taalmaatje van toegevoegde waarde kan zijn. Cordaad Welzijn zorgt voor de werving, begeleiding en matching van de VVE-taalmaatjes.

  • Actieve deelname aan en inzet in de werkgroep VVE door de VVE-partners is een voorwaarde om ook in de toekomst VVE aan te mogen blijven bieden.

In Heeze-Leende is door de kinderopvangorganisaties de intentie uitgesproken om voorschoolse educatie niet alleen aan te bieden aan kinderen met een VVE-indicatie, maar om ook de andere kinderen die op dat moment in de groep aanwezig zijn, daarbij te betrekken. Op die manier hebben zij er ook profijt van en levert het voor de kinderen met een indicatie een groter effect op wanneer zij in een omgeving zijn waar ook kinderen zonder indicatie deel van uit maken.

4.4Dekkend aanbod voorschoolse educatie

Het rijk wil dat gemeenten een VVE-programma aanbieden aan alle kinderen die dit nodig hebben. In de voorgaande beleidsperiode (2012-2016) is er op basis van de gewichtenregeling voor het basisonderwijs een inschatting gemaakt hoeveel kindplaatsen VVE er nodig zouden zijn in de gemeente Heeze-Leende. Hieruit kwam naar voren dat de gemeente 16 kindplaatsen moet bieden.

In de afgelopen jaren is gebleken dat het aantal kinderen met een VVE-indicatie schommelt en lastig te voorspellen is. Daarnaast is gebleken dat er vrij pragmatisch wordt omgegaan met beschikbare kindplaatsen. Indien een van de kinderopvangorganisaties geen plek heeft in een groep, wordt er een beroep gedaan op de andere organisaties, zodat het kind alsnog geplaatst kan worden. Het hanteren van een minimum aantal kindplaatsen wordt daarom ook losgelaten.

Belangrijker is dat ouders moeten kunnen rekenen op een plaats voor hun kind op een kinderdagverblijf waar ze voorschoolse educatie aanbieden. We zorgen voor een spreiding over de drie deelnemende organisaties voor kinderopvang (met in totaal vier locaties), zodat segregatie niet in de hand gewerkt wordt. Als gemeente blijven we verantwoordelijk voor het bieden van voldoende plaatsen voor voorschoolse educatie, zowel in aantal als in spreiding.

Belangrijk hierbij is dat binnen de werkgroep VVE het gesprek gevoerd blijft worden over het aanbod van voorschoolse educatie en de spreiding over de vier locaties.

Voor deelnemende kinderopvangorganisaties staat altijd de mogelijkheid open om geen VVE meer aan te bieden. Hierbij wordt wel opgemerkt dat per direct stoppen met het aanbieden van VVE niet mogelijk is. De lopende VVE-trajecten dienen afgemaakt te worden tot de kinderen 4 jaar zijn. Een andere mogelijkheid is dat de betreffende kinderen zorgvuldig worden overgedragen aan een andere kinderopvangorganisatie, in overleg met ouders. In het geval dat een kinderopvang stopt met het aanbieden van een VVE-programma, wordt dit gemeld bij de gemeente zodat het verwerkt kan worden in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK)

Daarnaast staat voor kinderopvangorganisaties die op dit moment nog geen VVE aanbieden, de mogelijkheid open om VVE aan te gaan bieden. Zij moeten in dat geval voldoen aan de eisen van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en dit aangeven bij de gemeente, die zorgt voor een inspectie door de GGD en verwerking in het LRK.

4.5 Organisatie doorgaande lijn

Gemeente, kinderdagverblijven en basisscholen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de organisatie van de doorgaande lijn in de ontwikkeling van kinderen. In een doorgaande lijn gaat het om een ononderbroken ontwikkelingslijn van kinderen van nul tot twaalf, waarbij het kind centraal staat. Dit bereiken we door structurele afstemming tussen kinderopvang en basisscholen over onder andere de pedagogische aanpak, ouderbetrokkenheid en de zorg voor een goede overdracht van voorschool naar vroegschool. Omdat de gemeente en de kinderopvang verantwoordelijk zijn voor de voorschoolse periode en de schoolbesturen voor de vroegschoolse periode, is een goede samenwerking en afstemming tussen de partners van belang om een succesvolle doorgaande lijn te organiseren.

Een belangrijk instrument om een doorgaande ontwikkelingslijn te organiseren, zijn adequate afspraken over de overdracht van kinderen van de voorschoolse voorziening naar de basisschool.

De kinderopvangorganisaties en de basisscholen zijn beiden wettelijk verplicht om de ontwikkeling van kinderen planmatig te volgen en te registeren. In Heeze-Leende wordt dit gedaan door middel van een kind-/leerlingvolgsysteem. Bij de overdracht van kinderen van voorschool naar vroegschool wordt de informatie uit dit kindvolgsysteem gebruikt als informatiebron. Indien school en kinderopvang hetzelfde systeem gebruik, wordt de informatie (met toestemming van de ouders) digitaal via het systeem gedeeld. Indien school en kinderopvang niet hetzelfde systeem gebruiken, wordt de informatie uit het systeem gehaald en digitaal of analoog gedeeld met de basisschool. We stappen hiermee af van de verplichting van de afgelopen periode om hiervoor het overdrachtsformulier te gebruiken.

Bij kinderen met een VVE-indicatie vindt er daarnaast altijd een warme overdracht plaats tussen kinderopvang en basisschool. Dit houdt in dat er een gesprek plaats vindt tussen de pedagogisch medewerker en de leerkracht, waarin de informatie uit de overdracht wordt toegelicht en gesproken wordt over de ontwikkeling en begeleiding van het kind. Overigens mag overdracht van gegevens alleen plaats vinden na toestemming van de ouders.

Om de doorgaande ontwikkelingslijn te borgen, is het van belang dat onderwijs en kinderopvang kennis (blijven) nemen van elkaars werkwijzen en methoden en daarnaast hun ideeën over de doorgaande ontwikkelingslijn delen met elkaar. Hierbij gaat het niet alleen om overleg hierover in de werkgroep VVE, maar ook tussen de mensen op de werkvloer, de pedagogisch medewerkers en de leerkrachten. In overleg met de werkgroep VVE wordt bekeken op welke manier we dit kunnen vormgeven.

4.6 Resultaatafspraken vroegschoolse educatie

De gemeente heeft in het kader van de wet OKE de wettelijke verplichting om met de schoolbesturen resultaatafspraken te maken over de vroegschoolse educatie. Gezien het beperkte aantal kinderen kan een specifiek resultaat per kind worden afgesproken. Ieder kind is anders en zodoende zal niet ieder kind dezelfde vooruitgang kunnen boeken. Hierbij staat de vaardigheidsontwikkeling van kinderen centraal. De lijn die in de voorschoolse periode met een doelgroepkind is ingezet, moet worden voortgezet in de vroegschoolse periode. Vooraf worden dus op kindniveau zaken afgesproken. Tijdens het overleg in de werkgroep VVE (zie 8.1) zal nader worden besproken welke algemene resultaatafspraken het best binnen de gemeente Heeze-Leende aanvullend kunnen worden gehanteerd. In het actieplan VVE 2019-2022 worden deze resultaatafspraken vastgelegd.

5. Toezicht en handhaving

De gemeente zorgt, in samenwerking met de GGD, voor het toezicht op de kwaliteit van voorschoolse educatie. Wanneer de GGD een tekortkoming constateert op de kwaliteitseisen voor het aanbod van voorschoolse educatie, wordt dit doorgegeven aan de gemeente en de Inspectie van het Onderwijs. De Inspectie van het Onderwijs is vervolgens de aangewezen organisatie om het toezicht op de voorschoolse educatie uit te voeren. Het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs is in dit geval risicogestuurd.

De Inspectie van het Onderwijs houdt ook interbestuurlijk toezicht op de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten in het kader van de wet- en regelgeving rondom VVE en Kinderopvang.

Daarnaast houdt de Inspectie van het Onderwijs toezicht op de kwaliteit van vroegschoolse educatie binnen het onderwijs.

In het kader van toezicht en handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang en VVE worden, volgend uit de Wet OKE, de volgende taken uitgevoerd:

  • De verantwoordelijkheid voor, toezicht op en handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang is een taak van de gemeente. Met de GGD worden jaarlijks afspraken gemaakt over het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang. De GGD is hierbij de instantie die het toezicht uitvoert.

  • De controle op de kwaliteitseisen van het aanbod van voorschoolse educatie is eveneens een taak van de gemeente. De GGD zorgt voor de uitvoering van het toezicht op basis van landelijk vastgelegde kwaliteitseisen.

  • Indien er niet aan de hiervoor genoemde kwaliteitseisen voor VVE wordt voldaan, stuurt de GGD het rapport aan de Inspectie van het Onderwijs. Zij houdt toezicht op de educatieve kwaliteit van de voorschoolse educatie, op eigen initiatief of op verzoek van de gemeente.

  • De gemeente is verplicht om te registreren en openbaar te maken welke kinderopvangorganisatie voorschoolse educatie aanbiedt. Daarnaast dient de gemeente gegevens te verstrekken aan de Inspectie van het Onderwijs die nodig zijn voor het goed uitvoeren van het toezicht op voorschoolse educatie, zoals rapporten van de GGD.

  • Elk jaar brengt de gemeente verslag uit over het uitgevoerde toezicht en stuurt de resultaten daarvan aan de gemeenteraad en de minister.

6. Financiën

Voorschoolse educatie moet voor ouders laagdrempelig en financieel toegankelijk zijn. In de Wet OKE is bepaald dat gemeenten, indien een kind deelneemt aan voorschoolse educatie, een ouderbijdrage mogen vragen die maximaal de hoogte is van de bijdrage die zij op grond van de wet kinderopvang bijdragen, indien ze de maximale toeslag ontvangen. In de gemeente Heeze-Leende kiezen we ervoor om een inkomensonafhankelijke ouderbijdrage te hanteren. Op die manier proberen we VVE zo laagdrempelig en financieel toegankelijk mogelijk te houden. Elk jaar wordt bekeken of de gemeentelijke bijdrage en de ouderbijdrage aangepast moeten worden.

De gemeente Heeze-Leende ontvangt vanuit het rijk een specifieke uitkering voor het onderwijsachterstandenbeleid. De specifieke uitkering is bedoeld om onderwijsachterstanden in de Nederlandse tal te voorkomen en te bestrijden, segregatie te voorkomen en integratie te bevorderen. Concreet kan de gemeente deze OAB-middelen inzetten voor:

  • bekostiging van VVE-trajecten (mits deze voldoen aan de kwaliteitseisen).

  • kosten die gemaakt worden bij het maken van afspraken voor VVE met de VVE-partners.

  • overige activiteiten die gericht zijn op kinderen met een taalachterstand.

Met ingang van 2019 werkt het rijk bij de verdeling van deze OAB-middelen met een nieuwe verdelingsfactor en een minimumuitkering voor gemeenten van € 64.000. Deze verhoging wordt stapsgewijs ingevoerd. De verwachting is dat elk jaar de verdelingsfactor opnieuw wordt vastgesteld en op die manier kan zorgen voor een schommeling in de specifieke uitkering. Indien dit grote, negatieve verschillen oplevert voor de gemeente wordt in overleg met de wethouder en de gemeenteraad bepaald welke mogelijkheden er zijn.

Voor de jaren 2019 – 2022 ontvangt de gemeente Heeze-Leende de volgende OAB-middelen:

2019

2020

2021

2022

€ 62.341

€ 62.341

€ 62.341

€ 64.000

6.1 Berekening kosten voorschoolse educatie

Het uurtarief voorschoolse educatie 2019 bedraagt € 9,11. Hiervan betaalt de gemeente € 8,63 per kind per uur en de ouders betalen € 0,48.

Een VVE-plaats kost de gemeente op jaarbasis:

€ 8,63 per uur x 10 uur per week x 40 weken = € 3.452,- per jaar per VVE-plaats

Bovenstaande berekening geeft weer hoeveel één VVE-plaats kost. De werkelijke kosten voor VVE voor de gemeente hangt af van hoeveel kinderen een VVE-indicatie krijgen en hoe de bijdrage vanuit het Rijk zich de komende jaren ontwikkeld.

Vanaf 1 januari 2020 bestaat er de verplichting om 16 uur VVE per week aan te bieden. Met gelijkblijvende tarieven betekent dat het volgende:

€ 8,63 per uur x 16 uur per week x 40 weken = € 5.523,20 per jaar per VVE-plaats

Omdat het aantal VVE-indicaties fluctueert en op voorhand niet bekend is, evenals de exacte rijksbijdrage, is op dit moment nog niet duidelijk welke financiële gevolgen deze verhoging van het aantal VVE-uren heeft. Daarom wordt voorgesteld om, indien het nodig blijkt, het financiële kader van dit beleid op een later moment bij te stellen.

6.2 Financieel risico

Omdat op voorhand niet bekend is hoeveel kinderen in een bepaald jaar met een VVE-indicatie naar een kinderdagverblijf gaan, bestaat het risico dat er meer kinderen geïndiceerd worden dan het Rijk aan budget beschikbaar stelt. In dat geval moet gekeken worden hoe dit financieel opgelost kan worden.

7. Verantwoording

7.1 Registratie en monitoring

De gemeente is wettelijk niet verplicht om resultaten rondom VVE te monitoren. Wel wordt het door de Inspectie van het Onderwijs meegenomen in hun jaarlijkse toezicht op de gemeenten. Het is daarom van belang dat de gemeente inzicht heeft in de lokale situatie en beschikt over deelnamegegevens. Via het afnemen van de VVE-monitor bij de kinderopvangorganisaties die VVE aanbieden, houdt de gemeente zicht op de deelname aan en de kwaliteit van VVE. Op basis van deze informatie kan beleid gevoerd worden om de kwaliteit van VVE op gemeentelijk niveau te borgen en waar nodig te verbeteren.

Deze gegevens bevatten onder andere de volgende elementen:

  • Het bereik van de doelgroep

  • Duur van de VVE-deelname en het aantal uur per week dat de peuters VVE volgen

  • Het gebruikte VVE-aanbod

  • De stand van zaken met betrekking tot de wettelijk vastgestelde kwaliteitseisen van voorschoolse educatie

  • Het VVE-locatieplan

7.2 Financiële verantwoording

De gemeente Heeze-Leende ontvangt middelen van het Rijk ten behoeve van de bestrijding van

onderwijsachterstanden. Deze middelen worden ontvangen in de vorm van een specifieke uitkering.

De verantwoording van deze doeluitkering gebeurt in de vorm van een SiSa-verantwoording (single

information, single audit). Daarbij dient aan het Rijk onder andere verantwoord te worden hoeveel

kinderen hebben deelgenomen aan voor- en vroegschoolse educatie en welk bedrag is besteed aan de verlaging van de ouderbijdrage voor doelgroepkinderen.

8. Uitvoering, evalueren en bijstellen

8.1 Uitvoering

Als vervolg op de herijking van dit beleidsplan VVE wordt ook het actieplan VVE 2013-2014 opnieuw bekeken en waar nodig aangepast. In de werkgroep VVE, waarin gemeente, kinderopvang, onderwijs en jeugdgezondheidszorg zijn vertegenwoordigd, wordt het herijkte actieplan voorgelegd en waar nodig verder aangescherpt.

8.2 Evalueren en bijstellen

Partners uit het onderwijs en de kinderopvang komen meerdere malen per jaar samen in het LEA-overleg. Hier wordt de voortgang en uitvoering van VVE gevolgd en waar nodig vindt er bijsturing plaats. Daarnaast wordt in de werkgroep VVE de uitvoering van VVE in al haar facetten, zoals opgenomen in het actieplan, gemonitord en indien nodig vinden er aanpassingen plaats.

Ondertekening