Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening kinderopvang

Geldend van 01-05-2003 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening kinderopvang

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Heiloo.

    • b.

      kinderopvang: het in georganiseerd verband tegen vergoeding bieden van verzorging en opvoeding of onderdak en begeleiding aan kinderen van 0 jaar tot en met het einde van de basisschoolleeftijd door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders op uren dat ouders! verzorgers hiervoor niet beschikbaar zijn.

    • c.

      kindercentrum: kinderopvang in een ruimtelijke voorziening buiten een gezinssituatie, alsmede kinderopvang binnen een gezinssituatie indien de opvang betrekking heeft op meer dan vier kinderen gelijktijdig.

    • d.

      kinderdagverblijf: een kindercentrum waar één of meer van de navolgende vormen van kinderopvang plaatsvinden:1. hele-of-halve dagopvang: opvang gedurende de dag voor kinderen in de leeftijd van 0 tot en het moment waarop zijn basisonderwijs kunnen volgen;2. 24-uurs opvang: opvang zowel overdag als ‘s avonds en!of ‘s nachts voor kinderen in de leeftijd van 0 tot en met het einde van de basisschoolleeftijd.

    • e.

      buitenschools kinderverblijf: een kindercentrum voor kinderen op de basisschool gedurende vôôr en na schooltijd en in de vakanties.

    • f.

      peuterspeelzaal: een kindercentrum uitsluitend voor kinderen vanaf twee jaar tot het moment waarop zij basisonderwijs kunnen volgen, met een maximale verblijfsduur van 3,5 uur.

    • g.

      gastouderopvang: kinderopvang in een gezinssituatie die tot stand komt door middel van een gastouderbureau en die betrekking heeft op gelijktijdig ten hoogste vier kinderen.

    • h.

      gastouderbureau: een organisatie die de bemiddeling van gastouderopvang tussen gastouder en ouders! verzorgers regelt.

    • i.

      gastouder: een persoon die gastouderopvang biedt.

    • j.

      functionaris:1a. Ineen kindercentrum werkzame persoon die werkzaamheden verricht, opgenomen in de voor kinderopvang geldende CAO, en die over de voor die werkzaamheden benodigde opleiding beschikt;1b. In een kindercentrum werkzame persoon van minimaal 18 jaar oud die de beroepsbegeleidende leerweg volgt, onder de voorwaarden dat het kindercentrum een erkend leerbedrijf is, beschikt over een scholings- en loopbaanbeleid en de betreffende persoon op een adequate manier begeleidt;2. In een gastouderbureau werkzame persoon, belast met de bemiddeling van gastouderopvang, die voor zijn werkzaamheden de op grond van de door de kinderopvang geldende CAO benodigde opleiding heeft.

    • k.

      begeleider: de in een kindercentrum of gastouderbureau werkzame persoon die anders dan als functionaris belast is met het bieden van verzorging en opvoeding of onderdak en begeleiding aan kinderen.

    • l.

      houder: een natuurlijke of rechtspersoon die een kindercentrum of gastouderbureau in stand houdt;

    • m.

      NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut vastgestelde norm.

Artikel 2 Nieuw Artikel

  • 1 Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, een kindercentrum open te stellen of te houden.

  • 2 Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester of wethouders, een gastouderbureau op te zetten of te houden.

Artikel 3 Weigering en ontheffing

  • 1 Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning indien niet wordt voldaan aan de kwaliteitsregels die in hoofdstuk 2 van deze verordening worden gesteld.

  • 2 In afwijking van lid 1 zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de voorschriften in artikel 17 en de op artikel 11 gebaseerde nadere regels.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1 Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2 Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 5 Behandeling aanvragen

  • 1 Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4. Awb van toepassing.

  • 2 Een ieder kan zijn zienswijze over de aanvraag naar voren brengen.

Artikel 6 Termijnen

  • 1 Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning of op een verzoek tot ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag of het verzoek is ontvangen.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 7 Aanhouding

  • 1 Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om vergunning of het verzoek tot ontheffing aan, totdat zij een beslissing hebben genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig artikel 40, lid 1 van de Woningwet.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in artikel 6 nemen burgemeester en wethouders, voor zover de aanhouding in het eerste lid langer duurt dan de in artikel 6 gestelde termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning of een verzoek tot ontheffing zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 6 bedoelde termijnen.

Artikel 8 Duur van de vergunning of ontheffing

  • 1 De vergunning of ontheffing wordt verleend voor maximaal vier jaar.

Artikel 9 Verplichtingen van de houder

  • 1 De vergunning of vrijstelling is niet overdraagbaar.

  • 2 De houder is verplicht aan burgemeester en wethouders gegevens te verstrekken die door of namens hen in verband met de huisvesting1 verzorging en begeleiding van de kinderen van belang worden geacht.

  • 3 De houder is voorts verplicht om bij wijziging van de gegevens die zijn verstrekt bij de vergunningaanvraag daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 4 De vergunninghouder is verplicht de vergunning op een zichtbare plaats in het kindercentrum! gastouderbureau op te hangen.

Artikel 10 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen, dat intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verstrekt;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden algemene of nadere regels niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien binnen de termijn van één jaar geen gebruik van de vergunning wordt gemaakt; e. indien de houder dit verzoekt.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de kinderen tijdelijke of blijvende sluiting van een kindercentrum of een gastouderbureau gelasten, indien naar hun oordeel dringende omstandigheden die niet uit deze verordening voortvloeien daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 2 NADERE REGELS

Paragraaf 1 Regels voor alle vormen van kinderopvang

Artikel 11 Nadere regels

  • 1 Het kindercentrum dient hygiënisch en veilig te zijn en een deugdelijke inrichting te hebben.

  • 2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen waaraan het kindercentrum, de houder en de in het kindercentrum werkzame functionarissen en begeleiders moeten voldoen. Deze regels hebben betrekking op:

    • a.

      de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de kinderen;

    • b.

      de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van het kindercentrum voor zover deze eisen noodzakelijk zijn voor de kinderopvang en hierin niet wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet;

    • c.

      de aan functionarissen en begeleiders te stellen gezondheidseisen; d. de aanwezigheid van gegevens in het kindercentrum.

Artikel 12 Invloed van functionarissen, gastouders en begeleiders op het beleid van de houder

  • 1 De houder zorgt ervoor dat de invloed van functionarissen, gastouders en begeleiders op het beleid van de houder gewaarborgd is.

Artikel 13 Informatie aan ouders/verzorgers

  • 1 De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau informeert de ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over:

    • a.

      het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 15, derde lid;

    • b.

      de wijze waarop klachten worden behandeld;

    • c.

      de wijze waarop de inspraak is geregeld;

    • d.

      de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.

Artikel 14 De aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering

  • 1 De houder van een kindercentrum moet ten behoeve van in het centrum aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

  • 2 De houder van een gastouderbureau moet ten behoeve van de bij het bureau werkzame functionarissen en begeleiders, alsmede de bij het bureau aangesloten gastouders en door hen opgevangen kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

Paragraaf 2 Specifieke regels voor kindercentra

Artikel 15 Groepsgroofte en aantallen functionarissen

  • 1 De opvang van kinderen vindt in groepen plaats met dien verstande dat een groep van kinderen:

    • a.

      in de leeftijd van 0 tot 1 jaar gelijktijdig ten hoogste twaalf kinderen omvat;

    • b.

      in de leeftijd van 0 tot het einde van de basisschoolleeftijd gelijktijdig ten hoogste 16 kinderen omvat, waaronder ten hoogste acht kinderen van 0 tot 1 jaar;

    • c.

      in de leeftijd van 4 tot het einde van de basisschoolleeftijd gelijktijdig ten hoogste 20 kinderen omvat.

  • 2 Ten minste één functionaris wordt ingezet voor de verzorging en opvoeding van gelijktijdig ten hoogste:

    • a.

      vier kinderen in de leeftijd van 0 tot 1 jaar;

    • b.

      vijf kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;

    • c.

      zes kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;

    • d.

      acht kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar;

    • e.

      tien kinderen in de leeftijd van 4 tot het einde van de basisschoolleeftijd;

    • f.

      het aantal functionarissen bij een gemengde groep wordt bepaald aan de hand van het gemiddelde, waarbij naar boven kan worden afgerond.

  • 3 In afwijking van lid 2 kan gedurende een beperkte tijd, doch niet meer dan anderhalf uur na opening en voor sluiting van het kindercentrum en in bijzondere omstandigheden één functionaris minder ingezet worden, met dien verstande dat tenminste één functionaris wordt ingezet.

  • 4 Indien slechts één functionaris ingezet wordt ingevolge lid 2 of 3, wordt naast deze functionaris ten minste één volwassene ingezet ter ondersteuning van die functionaris.

Artikel 16 Verblijfsruimte kindercentra

  • 1 Per groep is een ruimte beschikbaar die per kind drie vierkante meter netto speeltwerkoppervlak bevat, bepaald overeenkomst NEN 2580.

  • 2 Er is een buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal vier vierkante meter per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 3 Kinderen tot 1,5 jaar beschikken over slaapgelegenheid in een aparte ruimte en kinderen ouder dan 1,5 beschikken over slaapgelegenheid in een rustige af te scheiden ruimte.

Artikel 17 Voorkoming verspreiding infectieziekten

  • 1 Het is aan de houder, dan wel degene die met de dagelijkse leiding is belast, verboden:

    • a.

      enige persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit, toe te laten of daarin te vertoeven, wanneer, volgens of vanwege de directeur van de GGD, daarmee het gevaar van overbrenging van een infectie- ziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekte- oorzaken, aanwezig is;

    • b.

      enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit, toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden, dat daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet, aanwezig is.

  • 2 Van het iii het eerste lid onder a omschreven verbod is de houder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven, dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

  • 3 De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen krachtens de in het eerste lid, onder a, genoemde wet.

Paragraaf 3 Specifieke regels voor gastouderopvang

Artikel 18 Eisen aan gastouders

  • 1 Gastouderopvang geschiedt op basis van schriftelijke overeenkomst tussen het gastouderbureau, de ouders\verzorgers en de gastouder.

  • 2 Contractueel worden in ieder geval vastgelegd de vergoeding voor de opvang en de kwaliteitseisen die het gastouderbureau aan de gastouderopvang stelt.

  • 3 Als kwaliteitseisen zijn in ieder geval opgenomen dat:

    • a.

      de woning waar gastouderopvang plaatsvindt veilige en voldoende ruimte biedt voor het aantal kinderen dat daar verblijft. De hier bedoelde ruimte heeft zowel betrekking op de speelgelegenheid binnen en buiten de woning als op de slaap- en rustruimte;

    • b.

      de gastouder over te controleren deskundigheid beschikt.

Paragraaf 4 Uitzonderingen voor peuterspeelzalen

Artikel 19 Aantallen functionarissen per groep in een peuterspeelzaal

  • 1 In afwijking van artikel 15 kunnende groepen onder leiding staan van een functionaris en een begeleider. Daarnaast geldt een maximum van 20 kinderen per groep.

Artikel 20 Verblijfsruimte peuterspeelzalen

  • 1 Het in artikel 16, lid 3 bepaalde geldt niet voor peuterspeelzalen.

Hoofdstuk 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 21 Strafbepaling

  • 1 Overtreding van artikel 2 en 9 en van de kwaliteitsregels in hoofdstuk 2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 22 Toezicht en opsporing

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

  • 2 De opsporing van dein artikel 21 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 23 Controle

  • 1 Burgemeester en wethouders controleren ten minste een maal per jaar de houders op naleving van de verordening.

Artikel 24 Overgangsbepalingen

  • 1 Een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dienen alle houders van kindercentra en gastouderbureaus te voldoen aan de in of krachtens deze verordening gestelde eisen.

  • 2 Vergunning en ontheffingen die zijn verleend onder de werking van de ‘Verordening Kinderopvang Heiloo’ blijven nog gedurende één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 3 Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de Verordening kinderopvang Heiloo is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 25 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2003.

  • 2 De Verordening kinderopvang I-Ieiloo vastgesteld door de raad op 1januari1997 wordt ingetrokken op 1 mei 2003.

Artikel 26 Citeertitel

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening kinderopvang 2003,

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Heiloo in zijn openbare vergadering van 7 april 2003.