Verordening regelende de subsidiëring van het geven van godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op de openbare basisscholen in de gemeente Hellendoorn

Geldend van 04-02-1998 t/m heden

Intitulé

Verordening regelende de subsidiëring van het geven van godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op de openbare basisscholen in de gemeente Hellendoorn

De raad van de gemeente Hellendoorn;

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 13 januari 1998;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 30 en 31 van de Wet op het basisonderwijs;

b e s l u i t :

I. vast te stellen de volgende:

Verordening regelende de subsidiering van het geven van godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op de openbare scholen in de gemeente Hellendoorn

Artikel 1

Aan kerkelijke gemeenten, kerken en rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die zich blijkens hun statuten het geven van godsdienstonderwijs en/of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs ten doel stellen, wordt door Burgemeester en Wethouders desgevraagd, met inachtneming van de bepalingen van deze verordening, uit de gemeentekas subsidie verleend voor het geven van godsdienstonderwijs en/of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van de openbare basisscholen in de gemeente Hellendoorn.

Artikel 2

Burgemeester en Wethouders stellen jaarlijks het subsidiebedrag per klokuur godsdienstonderwijs en/of levensbeschouwelijk onderwijs vast.

Artikel 3

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet elke les geregeld bezocht worden door tenminste 15 leerlingen en moet de duur van de les tenminste 30 minuten bedragen. Van de bepaling betreffende het aantal leerlingen kunnen Burgemeester en Wethouders in bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen.

Artikel 4

Voor subsidiëring komen in aanmerking de lessen die gegeven worden door leraren als bedoeld in artikel 31 van de Wet op het basisonderwijs, die niet tevens als leraar of lerares verbonden zijn aan een openbare basisschool in de gemeente.

Artikel 5

De raad stelt jaarlijks het subsidieplafond vast voor de in artikel 1 genoemde activiteiten.

Artikel 6

Burgemeester en Wethouders kunnen op het in artikel 1 bedoelde subsidie een voorschot verstrekken, dat elke twaalf weken, telkens voor een vierde gedeelte, wordt uitbetaald.

Artikel 7

De kerkelijke gemeente, kerken en rechtspersonen met volledige rechtspersoonlijkheid die zich blijkens hun statuten het geven van godsdienstonderwijs en/of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs ten doel stellen, die een voorschot als bedoeld in artikel 6 hebben gehad, stellen Burgemeester en Wethouders terstond in kennis van de in de loop van het schooljaar optredende veranderingen, die van invloed kunnen zijn op de grootte van het subsidiebedrag.

Artikel 8

Het bedrag van het subsidie wordt na afloop van ieder schooljaar vastgesteld aan de hand van de door de instellingen als bedoeld in artikel 1 verstrekte gegevens.

Burgemeester en Wethouders kunnen aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze waarop deze gegevens dienen te worden verstrekt.

Artikel 9

De instellingen zijn gehouden het bij voorschot eventueel te veel ontvangen bedrag op eerste aanschrijving van Burgemeester en Wethouders in de gemeentekas terug te storten.

Ondertekening

II. in te trekken zijn besluit van 10 januari 1995, nr. 94.2812.
III. te bepalen dat het onder I. en II. bepaalde in werking treedt per 1 februari 1998.
De raad voornoemd,
de secretaris, de voorzitter,