Regeling vervallen per 05-09-2020

Verordening op de raadscommissies

Geldend van 29-12-2015 t/m 04-09-2020

Intitulé

Verordening op de raadscommissies

De raad van de gemeente Hellendoorn;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 mei 2007;

gelet op artikel 82 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

I. vast te stellen de

Verordening op de raadscommissies

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid van een raadscommissie;

  • b.

    voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    commissiegriffier: griffier van een raadscommissie of diens vervanger;

  • e.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • f.

    vergadering: vergadering van een raadscommissie;

  • g.

    secretaris: de secretaris van het college of diens vervanger.

Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissies

  • 1. De raad stelt de volgende raadscommissies in:

    • a.

      de raadscommissie algemene bestuurlijke zaken en middelen;

    • b.

      de raadscommissie grondgebied;

    • c.

      de raadscommissie samenlevingszaken.

  • 2. De raadscommissie algemene bestuurlijke zaken en middelen:

    • a.

      adviseert de raad over voorstellen inzake de beleidsterreinen die vallen binnen de begrotingsprogramma’s 1 en 8 en over samenwerkingsaangelegenheden van algemene aard;

    • b.

      overlegt met het college over aangelegenheden die vallen binnen de begrotingsprogramma’s 1 en 8 en over samenwerkingsaangelegenheden van algemene aard.

  • 3. De raadscommissie grondgebied:

    • a.

      adviseert de raad over voorstellen inzake de beleidsterreinen die vallen binnen de begrotingsprogramma’s 4 en 6 met inbegrip van de daaraan verbonden middelenaspecten;

    • b.

      overlegt met het college over aangelegenheden die vallen binnen de begrotingsprogramma’s 4 en 6 met inbegrip van de daaraan verbonden middelenaspecten.

  • 4. De raadscommissie samenlevingszaken:

    • a.

      adviseert de raad over voorstellen inzake de beleidsterreinen die vallen binnen de begrotingsprogramma’s 2, 3, 5 en 7 met inbegrip van de daaraan verbonden middelenaspecten;

    • b.

      overlegt met het college over aangelegenheden die vallen binnen de begrotingsprogramma’s 2, 3, 5 en 7 met inbegrip van de daaraan verbonden middelenaspecten.

  • 5. Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp besproken in de raadscommissie, die het onderwerp het meest aangaat. Het onderwerp wordt ter kennisneming van de andere raadscommissie(s) gebracht.

Artikel 3 Samenstelling

  • 1. Een raadscommissie bestaat uit maximaal 12 leden.

  • 2. De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad op voordracht van de fracties uit zijn midden benoemd.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan de raad op voordracht van iedere fractie, die bestaat uit maximaal twee leden, in iedere raadscommissie één niet-gemeenteraadslid tot commissielid benoemen. Voor een dergelijke voordracht komen alle personen in aanmerking, die benoembaar zijn tot lid van de raad ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats in die fractie.

  • 4. De commissieleden leggen de eed of belofte af, gelijk aan die voor de raadsleden, met dien verstande dat, daar waar in artikel 14 Gemeentewet "raad" staat, daarvoor "commissie" moet worden gelezen.

  • 5. De artikelen 10, 11, 12, 13, 15 en 28 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie, met dien verstande dat in artikel 15, tweede lid van de Gemeentewet, voor “gedeputeerde staten” moet worden gelezen “raad”.

  • 6. De raad benoemt op voordracht van een fractie voor iedere raadscommissie tenminste één plaatsvervangend lid per fractie, die zitting in een raadscommissie heeft bij verhindering of ontstentenis van een lid, als bedoeld in het eerste lid. Het plaatsvervangend lid voldoet aan de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 7. De benoeming van een commissielid, als bedoeld in het derde lid, kan door de raad worden ingetrokken:

    • -

      op schriftelijk verzoek van de fractie die de voordracht tot benoeming als commissielid heeft gedaan;

    • -

      indien dat lid in strijd handelt met het bepaalde in artikel 11, tweede lid of artikel 26, eerste lid;

    • -

      indien dat lid naar het oordeel van de raad niet goed functioneert.

Artikel 4 Voorzitter

  • 1. De voorzitter en zijn plaatsvervanger(s) worden door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 2. De voorzitter is geen lid van de raadscommissie. Hetzelfde geldt voor een lid op het moment dat hij optreedt als voorzitter.

  • 3. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het beleggen van de vergadering;

    • b.

      het leiden van de vergadering;

    • c.

      het handhaven van de orde;

    • d.

      het doen naleven van deze verordening;

    • e.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

  • 4. Hij, die ophoudt lid van de raad te zijn, houdt tevens op voorzitter van de commissie te zijn.

Artikel 5 Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 3 gestelde eisen.

  • 3. De raad kan een lid schorsen of ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4. De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger schorsen of ontslaan.

  • 5. Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6. Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van de artikelen 3 en 4.

  • 7. Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Artikel 6 Griffier en commissiegriffier

  • 1. De raad benoemt bij het begin van iedere raadsperiode ter ondersteuning van iedere raadscommissie een medewerker van de griffie als commissiegriffier.

  • 2. De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door de raad aangewezen medewerker van de griffie.

  • 4. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Artikel 7 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

  • 1. Ieder lid van het college heeft toegang tot de vergaderingen en kan aan de beraadslaging deelnemen.

  • 2. De commissie kan de burgemeester, één of meer wethouders en de secretaris uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereiding

Artikel 8 Vergaderfrequentie

Een raadscommissie vergadert zo dikwijls als het door haar voorzitter wordt nodig geoordeeld of door tenminste een vijfde deel van haar leden schriftelijk en met opgaaf van redenen aan die voorzitter wordt gevraagd. In het laatste geval wordt de vergadering gehouden binnen tien dagen, nadat het desbetreffende verzoek door de voorzitter is ontvangen.

Artikel 9 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste tien dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep, waarvan een voorlopige agenda deel uitmaakt, en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

  • 2. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10, eerste lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 10 De agenda

  • 1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda verzenden.

  • 2. Op de agenda worden in ieder geval de schriftelijke vragen geplaatst, welke een raadslid ingevolge het bepaalde artikel 33 Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van Hellendoorn 2015 ter mondelinge beantwoording door het college of de burgemeester bij de raad heeft ingediend en die de griffier in overleg met de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de raad ter mondelinge beantwoording door het college of de burgemeester in een vergadering van een raadscommissie heeft doorgezonden. Het bepaalde in de leden 3 tot en met 6 van artikel 33 van dat reglement is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. De commissie kan besluiten in spoedeisende gevallen, op voorstel van een lid van de commissie of de voorzitter, onderwerpen die niet in de oproepingsbrief zijn vermeld, terstond in behandeling te nemen. De commissie kan punten van de voorlopige agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11 Overleggen van stukken

  • 1. Het college respectievelijk de burgemeester is verplicht die stukken aan de voorzitter van de raadscommissie over te leggen, welke de voorzitter in het belang van een goede behandeling van een op de agenda van de commissie geplaatst punt nodig acht.

  • 2. Het college, de burgemeester of de voorzitter van de raadscommissie kan, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, ten aanzien van de stukken, die hij aan de raadscommissie overlegt, geheimhouding opleggen. Hiervan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad, haar opheft.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda naar de leden worden gezonden, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder in het Huis voor Cultuur en Bestuur ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het Huis voor Cultuur en Bestuur gebracht.

  • 3. Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen en door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 16.

  • 3. Daarnaast worden de bij de voorlopige agenda behorende stukken, indien digitaal beschikbaar, op de website van de gemeente geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Openbaarheid/beslotenheid vergadering

  • 1. De vergaderingen van de commissies worden in het openbaar gehouden.

  • 2. De deuren worden evenwel gesloten, wanneer de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste een vijfde van het aantal leden daarom verzoekt. In dat geval beslist de commissie na het sluiten van de deuren met inachtneming van het gestelde in het volgende lid, of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag gemaakt. Artikel 25 is daarop van toepassing.

  • 3. In een besloten vergadering, als bedoeld in het vorige lid, mag slechts worden beraadslaagd en besloten over aangelegenheden, ten aanzien waarvan gevreesd moet worden, dat door een openbare behandeling het publieke belang der gemeente of het persoonlijke belang van één of meer ingezetenen op onredelijke wijze geschaad zal worden.

Artikel 15 Opening vergadering en quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste achtenveertig uur na de oorspronkelijke vergadering is gelegen.

  • 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 16 Spreekrecht burgers

  • 1. Bij ieder agendapunt kunnen aanwezige burgers in een openbare vergadering in maximaal twee termijnen het woord voeren over geagendeerde onderwerpen, met uitzondering van: de opening, mededelingen, schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 33 Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van Hellendoorn 2015, ingekomen stukken, de rondvraag en de sluiting. In eerste termijn bedraagt de spreektijd maximaal 5 minuten, in tweede termijn maximaal 2 minuten.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit vóór de aanvang van de vergadering aan de commissiegriffier. Hij vermeldt daarbij het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. De voorzitter kan in het belang van een goede vergaderorde de spreektijd beperken.

  • 6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de deelnemers aan de commissievergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering. De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 17 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een voorstel geschiedt in ten hoogste drie termijnen, tenzij de commissie anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn is afgesloten nadat het college of de voorzitter op het door de leden gesprokene heeft geantwoord.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan in de derde termijn alleen door een lid worden gesproken.

  • 4. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

Artikel 18 Digitale geluidsopname en besluitenlijst

  • 1. De commissievergaderingen worden integraal vastgelegd door middel van een digitale geluidsopname.

  • 2. Van elke commissievergadering wordt voorts door of onder verantwoordelijkheid van de commissiegriffier of van degene, die hem op grond van artikel 6, derde lid, vervangt, een besluitenlijst opgesteld. De besluitenlijst van een openbare vergadering wordt in de eerstvolgende openbare vergadering ter vaststelling aan de commissie voorgelegd.

Artikel 19 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 20 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4. De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen.

  • 5. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 21 Beraadslaging

  • 1. De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door de voorzitter te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 22 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De – openbare en besloten – vergaderingen van een commissie mogen worden bijgewoond door raadsleden, die geen lid zijn van de commissie, en door hen, die ingevolge het bepaalde in artikel 3, lid 3, tot lid van een raadscommissie zijn benoemd.

  • 2. De voorzitter van een commissie kan eigener beweging of op verlangen van de commissie ambtenaren of raadsleden, geen lid zijnde van de commissie, van de gemeente uitnodigen haar vergaderingen bij te wonen, teneinde inlichtingen of adviezen te geven. De voorzitter of de commissie kan verlangen, dat deze inlichtingen of adviezen schriftelijk worden verstrekt.

  • 3. De voorzitter van een commissie kan eigener beweging of op verlangen van de commissie ook andere dan de in het tweede of derde lid bedoelde personen raadplegen en tot bijwonen van haar vergaderingen uitnodigen. Indien hieraan kosten zijn verbonden, is een voorafgaande machtiging van de raad vereist, tenzij de commissie een eigen budget heeft.

Artikel 23 Advies

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3. Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt, beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4. Op het nemen van beslissingen door de raadscommissie zijn de artikelen 28, 29, 30 en 32 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

Artikel 24 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 25 Besluitenlijst

  • 1. De besluitenlijst van een besloten vergadering wordt uitsluitend voor de leden ter inzage gelegd in de leeskamer van de raad.

  • 2. De besluitenlijst van een besloten vergadering wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aan de commissie voorgelegd. Tijdens deze vergadering zal de raadscommissie een beslissing nemen over het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst. De besluitenlijst van een besloten vergadering, waarin geheimhouding is opgelegd ten aanzien van het verhandelde, wordt niet openbaar gemaakt zolang de geheimhouding niet is opgeheven èn de raadscommissie niet heeft besloten om de besluitenlijst openbaar te maken.

Artikel 26 Geheimhouding

  • 1. De commissie kan omtrent het in een besloten vergadering verhandelde en omtrent de inhoud van stukken, welke haar door één of meer leden worden overgelegd, overeenkomstig artikel 86, eerste lid van de Gemeentewet geheimhouding opleggen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen, die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie of de raad haar opheft.

  • 2. De leden van de raad, geen lid van de commissie zijnde, en zij, die ingevolge het bepaalde in artikel 3, lid 3, tot lid van een raadscommissie zijn benoemd, kunnen van de in het eerste lid bedoelde stukken, die onder berusting van de griffier blijven, kennis nemen.

  • 3. Indien de commissie zich terzake van het behandelde, waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt, tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

Artikel 27 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

Artikel 28 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 29 Geluid- en beeldregistraties

Degenen, die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 30 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 31 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Ondertekening

De raad voornoemd,
De griffier, de voorzitter,

Toelichting op de Verordening op de raadscommissies

In de Gemeentewet wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden. Deze verordening heeft betrekking op de raadscommissies.

Op grond van artikel 82, eerste lid, kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies.

De bestaande verordening uit 2002 is herzien. Na vier jaar ervaring met de duale werkwijze van de raad was er behoefte aan een herziening van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad. Door de samenhang tussen het reglement en de commissieverordening is ook dit laatste herzien. De meest principiële wijzing in beide regelingen is het verwijderen van het spreekrecht uit het reglement van orde en een versterking van dit recht in de verordening op de raadscommissies. Juist omdat de raadsvergadering het sluitstuk is van het besluitvormingsproces dat lang daarvoor al is begonnen (ambtelijke organisatie, college, commissies) is de kans klein dat de raad op dat moment - als reactie op het inspreken van een burger - nog van richting verandert. De inspreekmogelijkheid van de burger tijdens de raadsvergadering kan daarmee als "schijnspreekrecht" worden betiteld. De mogelijkheden van burgers om tijdens de commissievergaderingen in te spreken zou daarentegen beter benut kunnen worden. Deze vergaderingen zijn doorgaans laagdrempeliger en hebben meer mogelijkheden om met de inspreker in overleg te gaan in een informele setting. Afhankelijk van de grootte van de commissie schuift de inspreker aan tafel bij de commissieleden, in plaats van het spreken achter een spreekgestoelte in de raadsvergadering.

Andere wijzigingen betreffen: vereenvoudiging van de regels voor de aanwezigheid van de burgemeester, wethouder en secretaris bij de vergaderingen; het opnemen van plaatsing van stukken op internet als service aan de burger, hoewel wettelijk niet verplicht.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissies

Het vijfde lid is een coördinatiebepaling. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden.

Artikel 3 Samenstelling

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad.

Zoals ook uit het derde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel moeten deze leden op grond van deze bepaling op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan.

Op grond van het vierde lid moeten leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13, 15 en 28 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 Gemeentewet mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15 Gemeentewet

Artikel 4 Voorzitter

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 4, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt.

Er is voor gekozen dat de voorzitter geen lid van de commissie is. Dit betekent dat hij geen stemrecht heeft. Dit geldt ook voor een commissielid op het moment dat hij bij afwezigheid van de voorzitter het voorzitterschap uitoefent.

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 5, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 4, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 3, tweede lid.

Artikel 5 Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden, de eventuele buitengewone leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan. Op grond van het tweede lid eindigt het (buitengewoon) lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 3 gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid). De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie, die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens recht op een eigen lid. De (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het zij door overlijden.

Artikel 6 Griffier en commissiegriffier

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. Indien de commissiegriffier een medewerker van de griffie is, is de raad de werkgever en benoemt deze de commissiegriffier en regelt zijn vervanging. De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslaging, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 22 van deze verordening altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslaging deel te laten nemen. Of de griffier aanwezig is in de vergaderingen van de raadscommissies zal afhangen van de omvang van de griffie en het daarmee samenhangende profiel van de commissiegriffier. Als de commissiegriffier een ambtenaar uit de reguliere organisatie is en voornamelijk administratieve taken vervult, ligt het meer voor de hand dat de griffier ook in de vergaderingen van de raadscommissies aanwezig is.

Het kan ook zijn dat de griffier de taken van de commissiegriffier vervult, maar gelet op de overige taken die de griffier moet vervullen wordt dit minder wenselijk geacht.

Hoofdstuk 3 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Artikel 7 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Door een wijziging van artikel 21 Gemeentewet wordt tot uitdrukking gebracht dat een wethouder toegang heeft tot de vergaderingen van de raad en dat hij aan de beraadslaging kan deelnemen. Via artikel 82 Gemeentewet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op de burgemeester en op de wethouders voor de vergaderingen van raadscommissies. Voorheen konden collegeleden slechts op uitnodiging van de commissie of haar voorzitter aan de beraadslaging deelnemen.

In de circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 7 april 2009, kenmerk 2009-0000163005, wordt gesteld: “Het mag immers niet voorkomen dat de raad een wethouder buiten sluit. Tegelijkertijd moet er ruimte zijn voor lokaal maatwerk; het is immers niet nodig dat een wethouder bij iedere vergadering van de raad zit. Daarom bepaalt de wet tevens dat de raad een wethouder kan uitnodigen om ter vergadering aanwezig te zijn. Dat raad en college elkaar in een duaal bestel niet hebben uit te sluiten, zou vanzelfsprekend moeten zijn. De burgemeester draagt als voorzitter van raad en college een bijzondere verantwoordelijkheid hierop toe te zien”.

Voor de secretaris geldt nog steeds dat deze slechts op uitnodiging van de commissie aan de beraadslaging deel kan nemen.

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereiding

Artikel 8 Vergaderfrequentie

Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde deel van haar leden hierom vraagt.

Artikel 9 Oproep

De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste 10 dagen voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. De stukken, ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de griffier worden ingezien (artikel 12, derde lid).

Artikel 10 De agenda

In dit artikel is allereerst een procedure voor spoedeisende zaken geregeld. Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. In de openbare kennisgeving (artikel 13) wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van raadscommissies bij de griffier inzien.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor. Tevens is de verplichting opgenomen om de agenda en stukken, indien digitaal beschikbaar, ook op internet te plaatsen. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit een voor de hand liggende regeling die ook praktisch uitvoerbaar is. Dit is echter niet verplicht op grond van de Gemeentewet.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Openbaarheid/beslotenheid vergadering

De vergaderingen van een raadscommissie vinden in beginsel in het openbaar plaats volgens artikel 82, vijfde lid, Gemeentewet jo. artikel 23 Gemeentewet. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. In het derde lid is geregeld in welke gevallen in beslotenheid kan worden vergaderd.

Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist (artikel 25).

Artikel 15 Opening vergadering en quorum

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 15 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is, kan worden vergaderd.

Het tweede lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Op grond van het tweede lid moet de oproep tenminste 48 uur vóór de vergadering zijn verzonden. Bij het vaststellen van de nieuwe datum moet rekening worden gehouden met deze termijn. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

Artikel 16 Spreekrecht burgers

In de algemene inleiding is aangegeven dat bij de herziening van het Reglement van orde ervoor gekozen is het spreekrecht in de raadsvergadering te schrappen en in de commissievergadering meer uit te werken. Dit omdat de besluitvormingsproces in de raadsvergadering al zover gevorderd is dat aan het inspreken geen recht kan worden gedaan. Tijdens de commissievergaderingen zijn er meer mogelijkheden voor de inspreker om van gedachten te wisselen met de commissieleden en zo bij te dragen aan de besluitvorming. Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.

Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen (met uitzondering van de agendapunten opening, mededelingen, ingekomen stukken, schriftelijke vragen, rondvraag en sluiting), omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslaging van een raadscommissie. Uiteraard kan het spreekrecht slechts in een openbare vergadering worden uitgeoefend.

Doordat het spreekrecht betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger alleen inspreken over onderwerpen die een raadscommissie aangaan. Als een burger zich meldt voor een onderwerp dat een andere raadscommissie aangaat, ligt het voor de hand dat de commissiegriffier de betreffende persoon naar de juiste raadscommissie verwijst.

In het eerste lid is ervoor gekozen om een burger maximaal tweemaal het woord te geven.

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waarover zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.

De burgers die wensen in te spreken moeten zich voor de vergadering melden bij de commissiegriffier.

Artikel 17 Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Alleen voor commissieleden geldt dat zij ook in derde termijn kunnen spreken.

Artikel 18 Digitale geluidsopname en besluitenlijst

Het maken van een verslag, zoals voorheen in artikel 18 was vastgelegd, is niet verplicht, hoewel uit artikel 82, vijfde lid jo. artikel 23, vierde lid Gemeentewet anders afgeleid zou kunnen worden. In deze artikelen wordt echter niets bepaald omtrent de vorm van het verslag. Verdedigbaar is dat ook digitale vastlegging van commissievergadering voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. Naast een verslag stelt de Gemeentewet als eis dat een besluitenlijst wordt opgesteld.

Artikel 19 Voorstellen van orde

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een raadscommissie. Bij staken van stemmen in een voltallige vergadering is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg)pauze.

Artikel 20 Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 28 van deze verordening.

Artikel 21 Beraadslaging

Om de duur van vergaderingen te beperken wordt over een voorstel, dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd.

Artikel 22 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van de artikel 7 van deze verordening reeds het recht om aan de beraadslaging deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van het verslag, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

Artikel 23 Advies

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Daarnaast kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Indien over het advies gestemd wordt, geldt dat ieder lid van de commissie één stem heeft. De Gemeentewet staat er namelijk aan in de weg in raadscommissies een systeem van gewogen stemmen te hanteren (zie de brief van de staatssecretaris van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 april 2008, kenmerk 2008-0000150627).

Het ligt voor de hand dat, indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, hiervan afzonderlijk melding wordt gemaakt in het advies aan de raad.

In incidentele gevallen kan het nodig zijn dat een raadscommissie een beslissing neemt. Een raadscommissie kan beslissen tot aan de raad voorleggen van verzoeken om omgevingsvergunning, die niet in het bestemmingsplan passen, het opleggen van geheimhouding of de opheffing daarvan. In dat geval is geen sprake van het adviseren van de raad of het overleggen met het college. Voor het geval een raadscommissie een besluit moet nemen, kunnen bepalingen over de wijze van stemmen, over het tot standkomen van beslissingen e.d. niet worden gemist. Een en ander is geregeld in het vierde lid.

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

Artikel 24 Algemeen

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Artikel 25 Besluitenlijst

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad anders beslist. De raadscommissie beslist over het openbaar maken van dit verslag.

Voor de vorm waarin het verslag moet worden opgemaakt verwijzen wij naar de toelichting op artikel 18.

Artikel 26 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 26, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

Artikel 27 Opheffing geheimhouding

Zoals uit de toelichting op artikel 26 blijkt kan de raad de geheimhouding, die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

Artikel 28 Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders, die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Het derde lid voorziet hierin.

Artikel 29 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 30 Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet dat, indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 31 Uitleg verordening

Dit artikel behoeft geen toelichting.