Regeling vervallen per 01-10-2011

Subsidieverordening cultuur, welzijn en zorg gemeente Hellendoorn

Geldend van 01-01-2009 t/m 30-09-2011

Intitulé

Subsidieverordening cultuur, welzijn en zorg gemeente Hellendoorn

De raad van de gemeente Hellendoorn;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 4 november 2008;

b e s l u i t :

I. in te trekken zijn besluit van 18 december 2007, nr. 07INT1464

II. vast te stellen de:

Subsidieverordening cultuur, welzijn en zorg gemeente Hellendoorn

Hoofdstuk I Algemeen deel

I. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

  • - Instelling: Een organisatie of groepering van personen die rechtspersoonlijkheid bezit en die zich zonder winstoogmerk de behartiging van belangen van ideële c.q. immateriële aard van de ingezetenen dezer gemeente of een deel daarvan ten doel stelt.

  • - Welzijn: De inspanning op maatschappelijk en sociaal-cultureel terrein, die tot doel heeft, in samenwerking met het particulier initiatief en andere betrokkenen:

    • 1.

      de ontplooiingsmogelijkheden van mensen te vergroten en hun zelfredzaamheid alsmede hun deelname aan de samenleving te stimuleren mede om te voorkomen dat mensen in een achterstandspositie geraken;

    • 2.

      de personen die in een achterstandspositie zijn geraakt mogelijkheden te bieden hun positie te verbeteren;

    • 3.

      het welbevinden van personen in de samenleving op andere wijze te bevorderen.

  • - Commissie: De door de raad ex artikel 82 Gemeentewet ingestelde vaste commissie van advies.

  • - Jaarrekening: Het geheel van bescheiden bestaande uit balans, rekening van baten en lasten en toelichting, of de bescheiden die daarvoor in de plaats treden.

  • - Deelnemer: Een persoon die al dan niet tegen betaling gebruik maakt van de activiteiten die vallen onder de reikwijdte van de verordening.

  • - Vrijwilliger: Een persoon, die in enig georganiseerd verband activiteiten verricht ten behoeve van de instellingen op het terrein van cultuur, welzijn of zorg zonder vergoeding voor de daaraan bestede tijd.

  • - Vakkracht: Een persoon, die op basis van een uurvergoeding bepaalde activiteiten uitvoert op het gebied van cultuur, welzijn of zorg.

  • - Beroepskracht: Een persoon, wiens formatieplaats goedgekeurd is door het college en die op grond van een arbeidsovereenkomst, afgesloten met een instelling werkzaam op het terrein van cultuur, welzijn of zorg, in enig georganiseerd verband activiteiten op dit gebied uitvoert of ondersteunt.

  • - Budgetsubsidie: Een subsidie waarbij de instelling een bedrag krijgt toegewezen om een tevoren overeengekomen activiteitenpakket uit te voeren.

  • - Subsidieplafond: Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

  • - Leefbaarheid: De mate waarin de sociale en fysieke leefomgeving aan de normen en waarden van de bewoners en/of gebruikers van de leefomgeving voldoen.

  • - Evenement: Evenementen zijn voor publiek toegankelijke, speciaal georganiseerde tijdelijke gebeurtenissen (binnen of buiten), die een positieve inhoud hebben, van recreatieve aard zijn, een lokale, regionale of provinciale betekenis hebben én die georganiseerd worden voor een relatief groot aantal bezoekers.

  • - De wet : De Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de volgende activiteiten, welke tot de bemoeienis van de gemeente behoren:

    • 1.

      het openbaar bibliotheekwerk;

    • 2.

      het sociaal-cultureel werk;

    • 3.

      kinderopvang;

    • 4.

      sociaal-culturele activiteiten voor niet-actieven;

    • 5.

      het gespecialiseerde jeugd- en volwassenenwerk voor gehandicapten;

    • 6.

      welzijnswerk minderheden;

    • 7.

      de opvang, introductie en maatschappelijke oriëntatie van vluchtelingen;

    • 8.

      emancipatie-activiteiten;

    • 9.

      gecoördineerd ouderenwerk;

    • 10.

      vrijwilligerscentrales;

    • 11.

      amateurkunst en kunsteducatie;

    • 12.

      professionele podiumkunsten;

    • 13.

      cultuur en cultureel erfgoed;

    • 14.

      het handhaven of bevorderen van de mogelijkheden voor ouderen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen;

    • 15.

      professioneel muziekonderwijs;

    • 16.

      internationale hulpverlening;

    • 17.

      het organiseren van (een) activiteit(en) die de leefbaarheid bevordert;

    • 18.

      evenementen die gericht zijn op profilering en/of imago van de gemeente en niet commercieel van aard zijn.

  • 2. Voorts is de verordening van toepassing op andere in deze verordening aangewezen activiteiten en op andere door het college aan te wijzen activiteiten.

Artikel 3

Het college is bevoegd in individuele gevallen ten gunste van de instelling af te wijken van het bepaalde in de artikelen 16 tot en met 61 van deze verordening.

Artikel 4

Het college kan de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening verplichtingen, als bedoeld in artikel 4:38 en artikel 4:39 van de wet, opleggen.

Artikel 5

  • 1. De raad stelt jaarlijks het subsidieplafond vast voor de beleidsterreinen die onder de reikwijdte van de verordening vallen.

  • 2. Subsidieaanvragen waarop een subsidieplafond van toepassing is, worden behandeld in volgorde van binnenkomst van volledige aanvragen.

Artikel 6

Het college beschikt binnen 14 weken nadat de aanvraag is ontvangen. Het college kan zijn besluit onder opgave van redenen met 8 weken verdagen.

Artikel 7

Indien de gemeentelijke subsidie afhankelijk is van of gebaseerd is op een spe­cifieke bijdrage van derden, kan het college in de beschikking bepalen, dat, indien er sprake is van het niet of in mindere mate verkrijgen van de specifieke bijdrage, de subsidie overeenkomstig wordt aangepast.

Artikel 8

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen a tot en met e van de wet is de subsidieontvanger aan de gemeente een vergoeding van de vermogenswaarden ver­schuldigd.

  • 2. De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding ver­schuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van za­ken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadever­goeding door de sub­sidieontvanger wordt ontvangen.

  • 4. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 9

De instelling dient de teveel ontvangen subsidie in de gemeentekas terug te storten op de wijze en binnen de termijn die door het college­ bepaald zal worden.

Artikel 10

De instelling dient voldoende verzekerd te zijn tegen wettelijke aan­spra­kelijk­heid. De roerende en onroerende zaken van de instelling dienen vol­doende verzekerd te zijn tegen schade.

Artikel 11

  • 1. De subsidie kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen geweigerd worden indien gegronde re­denen bestaan aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aan­wijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden aan het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld; of

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde.

  • 2. Voorts kan de subsidie worden geweigerd indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd qua aard en/of omvang van onvoldoende gewicht worden geacht om voor ondersteuning van gemeentewege in aanmerking te komen;

    • b.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • c.

      de instelling een zodanig financiële positie heeft dat subsidiëring van gemeentewege niet noodzakelijk is;

    • d.

      de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, voor een andere bekostigings-, subsidieregeling in aanmerking komen;

    • e.

      het bestuur blijkens de statuten van de instelling niet democratisch is samengesteld;

    • f.

      de activiteiten grotendeels betrekking hebben op het verwerven van kennis van een specifieke geloofs­leer/levensbeschouwing of een specifieke politieke stroming;

    • g.

      de instelling uitsluitend een landelijk, provinciaal of regionaal karakter heeft; of

    • h.

      de instelling weigert haar diensten beschikbaar te stellen aan alle inwoners van de gemeente, tenzij uit haar doelstel­ling(en) blijkt dat deze weigering gerechtvaardigd is.

Artikel 12

  • 1. Het college is bevoegd om op de verleende subsidie voor­schotten te verlenen.

  • 2. Indien het definitief vastgestelde subsidiebedrag over een jaar lager is dan het totaal van de over dat jaar verleende voorschotten, kan het college in afwijking van het bepaalde in artikel 8 het verschil aanmerken als voorschot op de subsidie over het lopende jaar.

Artikel 13

De administratie van de instelling moet zo zijn ingericht dat op een­voudi­ge wij­ze een overzicht kan worden verkregen van de bezittingen, vorderin­gen en schulden van de instelling en haar exploita­tieresultaten.

Artikel 14

  • 1. De instelling verleent aan het college of aan door hem aan­gewezen personen inzage in de administratie en verstrekt de in­lich­tingen welke voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie van belang kunnen zijn.

  • 2. De instelling verleent aan het college of aan door hem aan­gewezen personen inzage in de administratie en verstrekt de in­lich­tingen welke voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie van belang kunnen zijn.

  • 3. Indien onderzoeken op het welzijnsterrein worden ingesteld, verleent de in­stelling daaraan de nodige medewerking.

Artikel 15

Het bestuur van de instelling is zodanig samengesteld dat de inspraak en de medezeggenschap van vrijwilligers, deelnemers, personeel en overige betrokkenen zijn gewaarborgd.

Artikel 16

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 van de wet dient de instelling bij een eerste subsidieaanvraag de volgende beschei­den te overleggen:

    • a.

      een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten of, bij ontbreken daarvan, het reglement van de instelling;

    • b.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      een overzicht van de financiële toestand van de instelling.

  • 2. Voor handelingen als bedoeld in art 4:71, eerste lid, onder a t/m j van de wet is de toestemming van het college vereist.

  • 3. Instellingen, vallend onder hoofdstuk IV van deze verordening, dienen bij de eerste aan­ vraag een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel te overleggen.

Hoofdstuk II Incidentele subsidies

Artikel 17

  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder ‘incidentele subsidie’ verstaan:

    • -

      subsidie voor activiteiten met een eenmalig karakter;

    • -

      subsidie ten behoeve van nieuwe initiatieven/werkwijzen;

    • -

      subsidie voor activiteiten ten behoeve van een jubileumviering;

    • -

      subsidie voor deelname aan internationale activiteiten op grond van het behalen van een nationale titel;

    • -

      subsidie voor activiteiten die ten tijde van de vaststelling van de gemeentebegroting niet waren voorzien.

  • 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder 'garantiesubsidie' verstaan:

    een subsidie, waarbij de gemeente zich garant stelt voor tekorten, die bij het opstellen van de activiteitenbegroting niet voorzien waren en welke eerst daadwerkelijk (gedeeltelijk) wordt uitbetaald na overlegging van de werkelijke inkomsten en uitgaven van een activiteit.

Artikel 18

  • 1. Het college kan de subsidie, of een deel daarvan, verlenen in de vorm van een garantiesubsi­die.

  • 2. De beschikking, als bedoeld in artikel 6, vermeldt de voor­schriften waaraan de instelling moet voldoen voor de vaststelling van de garantiesubsidie.

Artikel 19

Een activiteit kan voor maximaal 33 1/3% van de totaal begrote kosten gesubsidieerd worden, met een maximum van € 1.135,-- per activiteit of cyclus van activiteiten.

Artikel 20

Ten behoeve van activiteiten naar aanleiding van een jubileum, wordt alleen subsidie verstrekt, indien:

  • a.

    het een 25-jarig jubileum betreft of een veelvoud hiervan;

  • b.

    de activiteiten hoofdzakelijk in de gemeente worden gehouden en indien de inwoners van de gemeente voldoende gelegenheid geboden wordt deze activiteiten bij te wonen of aan deze activiteiten deel te nemen.

Hoofdstuk III Leefbaarheid

Artikel 21

Aan instellingen die activiteiten organiseren en uitvoeren die de leefbaarheid in de gemeente Hellendoorn bevorderen, kan op grond van dit hoofdstuk een eenmalige subsidie worden verleend.

Artikel 22

Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • 1.

    Het project en/of de activiteit moet effectieve bijdragen leveren aan het verbeteren van de leefbaarheid door:

    • a.

      de sociale cohesie tussen de burgers van de gemeente Hellendoorn te bevorderen; of

    • b.

      de fysieke leefomgeving te verbeteren.

  • 2.

    Het moet gaan om een nieuw initiatief, de aanvraag mag geen betrekking hebben op reguliere activiteiten van de aanvragende instelling, tenzij er sprake is van een woonleefbaarheidsvereniging.

  • 3.

    Het project en/of de activiteit(en) is algemeen toegankelijk.

Artikel 23

  • 1. Een aanvraag dient schriftelijk te worden ingediend.

  • 2. De aanvraag dient te zijn voorzien van een korte beschrijving van het project en/of de activiteit(en), de doelstelling(en) en een begroting.

Artikel 24

  • 1. Een activiteit gericht op bevordering van de sociale cohesie kan voor maximaal 80 % van de totaal begrote kosten gesubsidieerd worden, met een maximum van € 3500,- per activiteit.

  • 2. Een activiteit gericht op verbetering van de fysieke leefomgeving kan voor maximaal 80 % van de totaal begrote kosten gesubsidieerd worden, met een maximum van € 2500,- per activiteit.

  • 3. Bij een combinatie van de activiteiten genoemd in het eerste en tweede lid kan voor maximaal 80 % van de totaal begrote kosten gesubsidieerd worden, met een maximum van € 5000,- per combinatie van activiteiten.

Hoofdstuk IV Internationale hulpverlening

Artikel 25

Dit hoofdstuk is van toepassing op projecten van instellingen die zich richten op internationale hulpverlening.

Artikel 26

  • 1. In afwijking van artikel 1, wordt in dit hoofdstuk verstaan onder "instelling": een locale organisatie of locale groepering van personen die rechtspersoonlijkheid bezit en die zich zonder winstoogmerk richt op internationale hulpverlening.

  • 2. Onder "internationale hulpverlening" wordt verstaan hulp aan projecten in minder ontwikkelde landen.

Artikel 27

De doelstelling van subsidie voor internationale hulpverlening is het stimuleren/waarderen van locale initiatieven die zich richten op internationale hulpverlening.

Artikel 28

Het college kan subsidie verstrekken voor projecten van instellingen, als genoemd in artikel 26, en kan daartoe nadere regels vaststellen.

Artikel 29

De weigeringsgronden, genoemd in artikel 10, eerste lid onder a. en tweede lid onder g. en h., zijn op subsidie-aanvragen die onder dit hoofdstuk vallen, niet van toepassing.

Hoofdstuk V Vrijwilligersorganisaties

I. Algemeen

Artikel 30

  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder 'vrijwilligersorganisatie' verstaan: een instelling, welke werkzaam is op het terrein van cultuur, welzijn of zorg en die geheel werkt met vrijwilligers.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college bepalen dat de activiteiten geheel of gedeeltelijk mogen worden uitgevoerd door beroepskrachten dan wel vakkrachten.

Artikel 31

Subsidie wordt verleend aan in de gemeente Hellendoorn werkzame instellingen, die blijkens inschrijving bij de Kamer van Koophandel gevestigd zijn in de gemeente Hellendoorn.

Artikel 32

  • 1. De raad stelt jaarlijks de hoogte van het totale budget per categorie vast.

  • 2. Het college verdeelt het totaalbudget onder de instellingen, die voor subsidie in aanmerking komen, op basis van de voor hen geldende subsidiegrondslag(en).

II. Beschikking

Artikel 33

  • 1. Het college beschikt binnen een termijn van acht weken op de subsidie-aanvraag.

  • 2. Het college kan de beschikking, met opgave van redenen, maximaal acht weken verdagen.

III. Jeugd- en jongerenwerk

Artikel 34

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder 'jeugd- en jongerenwerk' verstaan:

het geheel van activiteiten waar hoofdzakelijk jeugd en jongeren aan deelnemen en dat gericht is op educatie en/of creatieve ontwikkeling en/of cultuurbeleving en/of ontplooiing en vorming.

Artikel 35

  • 1. Subsidie wordt verleend voor de uitvoering van een programma van activiteiten jeugd- en jongerenwerk.

  • 2. Het college kan het minimumaantal activiteiten vaststellen.

  • 3. Subsidie wordt verleend in de vorm van een bedrag per jeugdlid - woonachtig in de gemeente Hellendoorn - dat per 1 januari van het jaar, dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, niet ouder is dan 26 jaar.

IV. Werk ten behoeve van mensen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking

Artikel 36

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder 'werk ten behoeve van mensen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking’ verstaan:

het geheel van activiteiten bestemd voor en/of uitgevoerd door mensen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking, dat gericht is op educatie en/of creatieve ontwikkeling en/of cultuurbeleving en/of ontplooiing en zelfredzaamheid.

Artikel 37

Subsidie voor werk ten behoeve van mensen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking wordt verleend in de vorm van een bedrag per deelnemer met een lichamelijke en/of geestelijke beperking woonachtig in de gemeente Hellendoorn.

V. Ouderenwerk

Artikel 38

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder 'ouderenwerk' verstaan:

het geheel van activiteiten bestemd voor en/of uitgevoerd door ouderen, dat gericht is op educatie en/of creatieve ontwikkeling en/of cultuurbeleving en/of ontplooiing en zelfredzaamheid.

Artikel 39

Subsidie voor ouderenwerk wordt verleend in de vorm van een bedrag per oudere deelnemer woonachtig in de gemeente Hellendoorn.

VI. Wijk- en buurtwerk

Artikel 40

Subsidie wordt verleend aan wijk-/buurtverenigingen of aan verenigingen voor plaatselijk belang, die zich ten doel stellen:

  • a.

    het aansluiten op of helpen ontwikkelen van een samenhangend aanbod van activiteiten ten aanzien van behoeften op sociaal en/of cultureel en/of recreatief terrein en/of activiteiten op het terrein van het vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen en/of emancipatie;

  • b.

    het coördineren en stimuleren van behoeften van wijkbewoners ten aanzien van de reeds in de wijk aanwezige voorzieningen;

  • c.

    de mogelijkheid te bieden om gespreksforum te zijn, teneinde de contacten tussen de wijkbewoners onderling, tussen groeperingen in de wijk en tussen het gemeentebestuur en wijkbewoners/groeperingen in de wijk te verbeteren.

Artikel 41

Subsidie wordt verleend in de vorm van een bedrag per huis in de wijk, buurt of dorp en een bijdrage per instelling. Het college kan de hoogte van de vaste bijdrage voor de instelling afhankelijk stellen van de omvang van de betreffende wijk, buurt of dorp. Het college kan de hoogte van het bedrag per huis relateren aan de gemiddelde woningbezetting in een bepaald(e) wijk/dorp.

VII. Muziekverenigingen

Artikel 42

  • 1. De instellingen die voor subsidie op grond van deze paragraaf in aanmerking kunnen komen zijn:

    • a.

      harmonieën, fanfares, brassbands, showkorpsen of drumfanfares;

    • b.

      drumbands, waaronder worden verstaan: tamboerkorpsen, tamboer- en met klaroenen, met signaaltrompetten, met jachthoorns of met lycra's;

    • c.

      majorettenkorps, flaggirls en twirlgroepen.

  • 2. De instellingen als bedoeld in lid 1 dienen:

    • a.

      bereid te zijn jaarlijks tenminste één openbaar concert of tenminste twee door het college als zodanig aan te merken vervangende concerten te organiseren, als regel in de gemeente Hellendoorn;

    • b.

      bereid te zijn tenminste tweemaal per jaar gratis medewerking te verlenen aan een door de gemeente te organiseren of door het college aan te wijzen manifestatie;

    • c.

      tenminste het hierna benoemde aantal spelende leden te hebben:

      • -

        harmonie- en fanfarekorpsen en brassbands: 30

      • -

        drumbands: 24

      • -

        majorettekorpsen, flaggirls en twirlgroepen: 16;

    • d.

      de kosten in verband met deelname aan evenementen te bekostigen uit de door het college - op grond van dit artikel - vastgestelde subsidie.

  • 3. Subsidie wordt verleend in de vorm van:

    • a.

      een bedrag per

      • -

        harmonie/fanfarekorps, zijnde 16% van het door de raad vastgestelde totaalbudget voor muziekverenigingen, gedeeld door het aantal harmonie-/ fanfarekorpsen en/of

      • -

        drumband, zijnde 6% van het door de raad vastgestelde totaalbudget voor muziekverenigingen, gedeeld door het aantal drumbands en/of

      • -

        majorettenkorps, flaggirls en twirlgroep, zijnde 3% van het door de raad vastgestelde totaalbudget voor muziekverenigingen, gedeeld door het aantal majorettenkorpsen, flaggirls en twirlgroepen (totaal 25% van het door de raad vastgestelde totaalbudget voor muziekverenigingen);

    • b.

      een bedrag per spelend of uniformdragend lid, woonachtig in de gemeente Hellendoorn, zijnde 25% van het door de raad vastgestelde totaalbudget voor muziekverenigingen, gedeeld door het totaal aantal leden woonachtig in de gemeente Hellendoorn;

    • c.

      een bijdrage in de dirigents- en opleidingskosten, waarvoor 50% van het door deraad vastgestelde totaalbudget voor muziekverenigingen, beschikbaar is.

VIII. Zangverenigingen

Artikel 43

  • 1. De instellingen die voor subsidie op grond van deze paragraaf in aanmerking komen zijn:

    • a.

      zangverenigingen;

    • b.

      oratoriumverenigingen.

  • 2. De instellingen als bedoeld in lid 1 dienen jaarlijks tenminste één openbaar concert of tenminste twee door het college als zodanig aan te merken vervangende zang uitvoeringen te verzorgen, als regel in de gemeente Hellendoorn.

  • 3. Subsidie wordt verleend in de vorm van een bijdrage in de dirigents- en opleidingskosten.

Artikel 44

  • 1. Naast de subsidie verleend op grond van artikel 43 wordt aan een zang- of oratoriumvereniging subsidie verleend in de kosten van ten hoogste twee openbare concerten.

  • 2. De subsidieaanvraag met bijbehorende begroting dient vóór 1 februari van het jaar, waarop de aanvraag betrekking heeft, te worden ingediend bij het college.

  • 3. De subsidie wordt verleend in het door het college goedgekeurde tekort van een evenement en op grond van:

    • -

      een bijdrage in de solistenkosten, waarvoor 30% van het door de raad vastgestelde totaalbudget voor zangconcerten beschikbaar is;

    • -

      een bijdrage in de orkestbegeleidingskosten, waarvoor 35% van het door de raad vastgestelde totaalbudget voor zangconcerten beschikbaar is;

    • -

      een bijdrage in de dirigentskosten, waarvoor 20% van het door de raad vastgestelde totaalbudget voor zangconcerten, beschikbaar is;

    • -

      een bijdrage in de bladmuziekkosten, waarvoor 15% van het door de raad vastgestelde totaalbudget voor zangconcerten, beschikbaar is.

  • 4. De totale subsidie voor een concert bedraagt maximaal:

    • -

      25% van de totale concertkosten, voor concerten waaraan geen professionele solisten c.q. orkesten deelnemen;

    • -

      33 1/3% van de totale concertkosten, voor concerten waaraan professionele solisten c.q. orkesten deelnemen.

  • 5. Het college bepaalt na overleg met de instelling, welke inkomsten en uitgaven ten laste van de jaarlijkse begroting van de vereniging, dan wel ten laste van de concertbegroting moeten worden gebracht.

  • 6. Zo spoedig mogelijk na het concert wordt de subsidie vastgesteld, met uitzondering van een eventuele nabetaling vanwege een restant in het gemeentelijke budget voor concertsubsidies.

  • 7. De na afloop van het betreffende subsidiejaar resterende middelen in het budget voor concertsubsidies worden naar evenredigheid van de resterende tekorten van de concerten die voor subsidie in aanmerking zijn gekomen, verdeeld over de betreffende verenigingen.

IX. Toneelverenigingen

Artikel 45

  • 1. Subsidie wordt verleend aan instellingen, die tot doel hebben de toneelkunst te beoefenen.

  • 2. De instellingen als bedoeld in lid 1 dienen jaarlijks tenminste één openbare voorstelling te verzorgen of twee vervangende voorstellingen, als regel in de gemeente Hellendoorn.

  • 3. Subsidie wordt verleend in de vorm van een bedrag per instelling, zijnde het totale subsidiebudget gedeeld door het aantal instellingen, dat voor subsidie in aanmerking komt.

X. Dansverenigingen

Artikel 46

  • 1. Subsidie wordt verleend aan instellingen, die tot doel hebben de danskunst te beoefenen.

  • 2. De instellingen als bedoeld in lid 1 dienen jaarlijks tenminste één openbare voorstelling te verzorgen of twee vervangende voorstellingen, als regel in de gemeente Hellendoorn.

  • 3. Subsidie wordt verleend in de vorm van een bedrag per instelling, zijnde het totale subsidiebudget gedeeld door het aantal instellingen, dat voor subsidie in aanmerking komt.

XI. Hobby- en vrijetijdsverenigingen

Artikel 47

  • 1. Subsidie wordt verleend aan instellingen, die activiteiten organiseren in de sfeer van nuttige hobby- en vrijetijdsbesteding.

  • 2. Subsidie wordt verleend in de vorm van een bedrag per lid woonachtig in de gemeente Hellendoorn.

XII. Plaatselijk vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen en emancipatie

Artikel 48

Subsidie wordt verleend in de kosten van vormings- en ontwikkelingsactiviteiten en emancipatorische activiteiten voor een cyclus van opeenvolgende activiteiten.

XIII. Evenementen

Artikel 49

  • 1. Subsidie wordt verleend voor het promoten van evenementen.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, dient te worden voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      het evenement bevordert de sociale cohesie tussen de inwoners van de gemeente Hellendoorn;

    • b.

      er is sprake van een grotere activiteit;

    • c.

      het evenement draagt bij aan de promotie van de gemeente;

    • d.

      minimaal 10% van het budget voor het evenement wordt besteed aan promotie.

  • 3. De subsidie wordt verleend in de vorm van een bijdrage in de promotiekosten op basis van de totale organisatiekosten.

Hoofdstuk VI Beroepsmatig werkende instellingen

I. Algemeen

Artikel 50

Onder dit hoofdstuk vallen de instellingen welke werkzaam zijn op het terrein van cultuur, welzijn en zorg die beroepskrachten in dienst hebben, alsmede de instellingen die specifiek door het college zijn aangewezen.

Artikel 51

  • 1. Het college bepaalt na overleg met de instelling het aantal subsidiabele formatieplaatsen en de daarbij behorende functiecode.

  • 2. Aanstelling van personeel behoeft de goedkeuring van het college. De instelling doet het college terstond mededeling van het ontstaan van een vacature.

Artikel 52

  • 1. De activiteiten worden zoveel mogelijk uitgevoerd in ruimtes die daarvoor toegerust zijn.

  • 2. De ruimtes zijn toegankelijk voor de in zijn beweging beperkte mens.

Artikel 53

Het college kan bepalen dat ten behoeve van de administratieve ondersteuning van de te subsidiëren activiteiten de instelling deelneemt aan een gemeenschappelijk administratieproject.

Artikel 54

De hoogte van de subsidie wordt bepaald door het aanvaarde exploitatietekort.

Hieronder vallen de aanvaarde kosten van:

  • a.

    beroepskrachten;

  • b.

    huisvesting;

  • c.

    organisatie;

  • d.

    administratieve ondersteuning;

  • e.

    activiteiten.

Artikel 55

  • 1. Vorming van reserves, dan wel beschikking over reserves is onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van het college.

  • 2. Eigen inkomsten worden op het exploitatietekort in mindering gebracht. Het college kan hiervan in individuele gevallen afwijking toestaan.

  • 3. Beschikking over de in lid 1 bedoelde reserves kan slechts plaatsvinden in overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie wordt gegeven.

Artikel 56

  • 1. De door de werkgever ontvangen uitkeringen ingevolge de Ziektewet vervangende verzekeringen worden na aftrek van de kosten van vervanging wegens ziekte in mindering gebracht op de subsidiabele loonkosten.

  • 2. De kosten van vervanging wegens ziekte mogen niet meer bedragen dan de ontvangen uitkering ingevolge de Ziektewet vervangende verzekeringen.

II. Aanvraag

Artikel 57

Een instelling, als bedoeld in artikel, die in aanmerking wil komen voor subsidie, dient de subsidieaanvraag schriftelijk vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, bij het college in.

Artikel 58

Indien de raad minder middelen beschikbaar stelt dan door de instelling is aangevraagd, dient de instelling, zo nodig in overleg met het college, een sluitende begroting in en past het hierop gebaseerde werkplan dienovereenkomstig aan.

III. Beschikking

Artikel 59

  • 1. Het college beschikt op de aanvraag vóór 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Het college kan de beschikking, met opgave van redenen, maximaal zestien weken verdagen. De instelling wordt op de hoogte gesteld van het besluit tot verdaging. Bij het besluit tot verdaging dient het college rekening te houden met de door de instelling aangegane verplichtingen.

IV. Vaststelling

Artikel 60

  • 1. De instelling kan worden verplicht om bij de definitieve vaststelling van de subsidie gebruik te maken van daartoe door of namens het college vastgestelde formulieren.

  • 2. Vóór 1 september van het jaar, volgend op dat waarover subsidie is genoten, dient de instelling deze formulieren in bij het college.

Hoofdstuk VII Budgetsubsidie

Artikel 61

  • 1. Het college kan vrijwilligers- en beroepsmatig werkende instellingen aanwijzen die voor budgetsubsidie in aanmerking komen.

  • 2. Het college stelt beleidsuitgangspunten vast op basis waarvan instellingen budgetsubsidie kunnen ontvangen.

  • 3. Op de in lid 1 bedoelde vrijwilligersinstellingen is artikel 33 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Op de in lid 1 bedoelde beroepsmatig werkende instellingen is artikel 53 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 62

  • 1. Voor de vaststelling van de subsidie is § 4.2.8.5 van de wet van toepassing. Artikel 4:76 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij een subsidiebudget van minder dan € 50.000,-- wordt vrijstelling verleend van het eerste tot en met het vierde lid van artikel 4:78 van de wet, tenzij sprake is van een doeluitkering waarbij rijksgelden door de gemeente moeten worden verantwoord.

  • 3. Bij een subsidiebudget van meer dan € 100.000,-- is artikel 4:79 van de wet van toepassing.

Hoofdstuk VIII Slotbepalingen

Artikel 63

In alle gevallen, waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, beslist het college.

Artikel 64

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als "Subsidieverordening cultuur, welzijn en zorg gemeen­te Hellendoorn ".

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Ondertekening

De raad voornoemd,
De griffier, de voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk I Algemeen deel

Artikel 1

Het begrip "subsidie" is niet gedefinieerd. Dit begrip wordt in artikel 4:21 van de wet gedefinieerd als: "de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten".

Artikel 3

In dit artikel is de zgn. hardheidsclausule neergelegd. Deze clausule dient te worden gehanteerd, indien toepassing van één of meerdere van de artikelen 16 tot en met 62 tot een kennelijk onredelijke uitkomst voor de aanvrager zou leiden. De hardheidsclausule kan bijvoorbeeld worden toegepast voor instellingen die buiten de gemeente Hellendoorn gevestigd zijn, maar die activitei­ten ont­plooien die niet door een Hellendoornse instelling worden opge­pakt. Hierdoor kunnen instellingen van buiten de gemeente die deelnemers hebben uit de gemeente Hellendoorn toch voor subsidie in aanmerking komen. De hardheidsclausule kan niet worden toegepast om af te wijken van de bepalingen in hoofdstuk I.

Artikel 4

Titel 4.2. van de wet maakt in de artikelen 4:37 tot en met 4:39 onder­scheid tussen een drietal categorieën van verplichtingen.

Artikel 4:37 bevat verplichtingen, die aan iedere subsidieverstrekking kunnen worden verbonden zonder dat hiervoor een grondslag in een wettelijk voorschrift nodig is. Het gaat hierbij volgens de Memorie van Toelichting om verplichtingen die vaak voorkomen en die voor een doelmatig hanteren van het instrument van de subsidie van groot belang kunnen zijn.

In artikel 4:38 gaat het om verplichtingen die niet onder artikel 4:37 vallen, maar eveneens strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Voor het opleggen van dergelijke verplichtingen is een grondslag in een wettelijk voorsc­hrift vereist. Zij kunnen vervolgens worden uitgewerkt in een subsidievoorschrift.

Volgens de Memorie van Toelichting kunnen deze verplichtingen sterk variëren. Zij kunnen rechtstreeks betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten, zoals de aan een instelling opgelegde verplichting om bepaalde activiteiten ten behoeve van derden (cursussen o.i.d.) uitslui­tend te laten verzorgen door personen die aan bepaalde opleidingseisen voldoen, maar zij kunnen ook een meer afge­leid en ondersteunend karakter hebben. Dat is bij­voorbeeld het geval bij ver­plichtingen met betrekking tot de wijze waarop de gesubsidieerde instelling haar administratie moet voeren of de wijze waarop aan de subsidieverlener moet worden gerapporteerd over de verrichte activiteiten.

In artikel 4:39 tenslotte gaat het om verplichtingen waarvan niet gezegd kan worden dat zij strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. De Me­morie van Toelichting noemt hier als voorbeelden de aan een gesubsidieerde in­stelling opgelegde verplichtingen om in het kader van een werkervaringsproject een stageplaats ter beschikking te stellen of om in een gebouw voorzie­ningen aan te brengen met het oog op de toegankelijkheid voor gehandicapten. Overigens geldt voor het kunnen opleggen van die verplichtingen wel dat zij slechts betrekking kunnen hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsi­dieerde activiteit wordt verricht. Volgens de Memorie van Toelichting moet met het opleggen van dergelijke verplichtingen terughoudendheid worden betracht.

Artikel 7

Tweede lid. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding moet het in artikel 3:4 van de wet neergelegde evenredigheidsbeginsel in acht worden genomen. Dit betekent dat de vergoeding in verhouding moet staan tot de activiteiten die als gevolg van één van de in artikel 4:41, tweede lid van de wet genoemde omstandigheden niet meer kunnen worden uitgevoerd. Zie ook artikel 4:72, lid 5 van de wet voor wat betreft de egalisatiereserve.

Artikel 9

Verzekerd moet worden zoals een goed huisvader betaamt, bijv. niet onderverzekeren. De verleen­de subsidie wordt mede geacht een bijdrage te zijn in de te betalen premie.

Artikel 10

In artikel 4:25, tweede lid en in artikel 4:35 van de wet is reeds een zestal weigeringsgronden neergelegd. De redactie van artikel 4:35 ("in ieder geval") laat ruimte voor aanvulling van de weigeringsgronden in een wettelijk voor­schrift. In artikel 10 is daarvan gebruikgemaakt.

Hoofdstuk II Incidentele subsidies

Artikel 16

Indien de raad een post voor 'incidentele subsidies' op de gemeentebegroting opgenomen heeft, kan het college op een subsidie-aanvraag beschikken.

Hoofdstuk III Leefbaarheid

Artikel 21

Wat men precies onder leefbaarheid verstaat, hangt in sterke mate af van de eigen behoeften en waarden. In kernen met gelijke karakteristieken kan de leefbaarheid anders worden gewaardeerd. Dit hangt mede samen met de leeftijdsopbouw, de gerichtheid op de eigen kern, de beschikbaarheid van individueel vervoer en dergelijke. Bij de benadering van leefbaarheid moet dus onderscheid gemaakt worden naar groepen bewoners zoals autochtoon, import, jongeren en ouderen.

De activiteit in het kader van leefbaarheid kan gericht te zijn op het sociale en op het fysieke aspect. Het sociale aspect houdt in dat de sociale cohesie in de leefomgeving van de burgers van de gemeente Hellendoorn door de activiteit dient te worden bevorderd.

Het fysieke aspect houdt in dat de fysieke leefomgeving dient te worden verbeterd. Hierbij kan worden gedacht aan activiteiten die gericht zijn op wijk-/en straatverbetering, werken, onderwijs, voorzieningen en openbare ruimte, verkeers- en sociale veiligheid en volkshuisvesting.

Artikel 24

Derde lid. Bij de beoordeling of er sprake is van een combinatie tussen activiteiten in de zin van dit lid, dient er onderscheid gemaakt te worden tussen het doel van de activiteit en het gevolg ervan.

Het doel van de aanleg van een parkje is bijvoorbeeld een verbetering van de fysieke leefomgeving. Het gevolg is dat de sociale cohesie bevordert kan worden, omdat mensen elkaar in het parkje kunnen ontmoeten. Hier is echter geen sprake van een combinatie van activiteiten, omdat het doel een verbetering van de fysieke leefomgeving is.

Hoofdstuk IV Internationale hulpverlening

Artikel 25

Indien de raad een post voor 'Internationale hulpverlening" op de gemeentebegroting opgenomen heeft, kan het college op een subsidieaanvraag beschikken.

Artikel 26

Tweede lid. Bij de beoordeling of een land minder-ontwikkeld is, moet worden gemeten naar Nederlandse maatstaven. Landen die ten opzichte van Nederland als minder-ontwikkeld kunnen worden beschouwd, vallen onder de toepassing van dit hoofdstuk.

Artikel 29

Aangezien het hoofdstuk internationale hulpverlening betrekking heeft op het subsidiëren van projecten van locale organisaties die gericht zijn op hulpverlening aan minder-ontwikkelde landen, dienen de weigeringsgronden die genoemd zijn, in artikel 10, eerste lid onder a, en tweede lid onder g. en h. buiten toepassing te worden verklaard.

Hoofdstuk V Vrijwilligersorganisaties

Artikel 31

Als maatstaf voor het criterium "gevestigd in de gemeente Hellendoorn" worden de gegevens van de Kamer van Koophandel gehanteerd.

Artikel 35, 37 en 39

Instellingen dienen middels een activiteitenverslag en financieel verslag ver­antwoording af te leggen.

Artikel 40

De ontplooide activiteiten worden aan de hand van activiteitenverslagen jaarlijks inzichtelijk gemaakt middels een evaluatierapport.

Artikel 41

De omvang van de instelling is bepalend voor de hoogte van het vaste bedrag. De instellingen variëren namelijk onderling in grootte. Tevens wordt gekeken naar de gemiddelde woningbezetting in de wijken en dorpen. In de kleinere kernen is de gemiddelde woningbezetting hoger dan in de overige gebieden.

Artikel 42

Instellingen dienen middels een jaarverslag en jaarrekening achteraf verantwoording af te leggen.

Artikel 43

Instellingen dienen middels een financieel verslag achteraf verantwoording af te leggen.

Artikel 44, lid 1

Bij het geven van een openbaar concert of openbare voorstelling door een aantal verenigingen gezamenlijk, wordt dit voor ieder van de verenigingen als één open­baar concert of openbare voorstelling aangemerkt.

Artikel 44, lid 2

Indien een aantal verenigingen gezamenlijk een openbaar concert of openbare voorstelling geeft, dient men gezamenlijk de begroting in.

Artikel 45

Onder toneelkunst wordt o.a. verstaan toneel-, theater-, musical- en cabaretvoorstellingen.

Instellingen dienen achteraf middels een activiteitenverslag en financieel ver­slag verantwoording af te leggen.

Artikel 46

Onder danskunst worden alle dansvormen verstaan die worden beoefend door amateur dansvere­nigingen.

Instellingen dienen achteraf middels een activiteitenverslag en financieel ver­slag verantwoording af te leggen.

Artikel 47

Instellingen dienen achteraf middels een activiteitenverslag en financieel ver­slag verantwoording af te leggen.

Artikel 48

Vrouwenverenigingen kunnen ten aanzien van de verantwoording volstaan met het jaarlijks indienen van een activiteitenverslag betreffende de activiteiten van het voorgaande seizoen.

De overige instellingen dienen jaarlijks een begroting, jaarverslag en jaarrekening in te dienen.

Artikel 49

Het hoofdstuk XIII Evenementen richt zich niet op de subsidiëring van wijk-, buurt- of dorpsfeesten, noch op commerciële evenementen. De subsidie is met name bestemd voor evenementen die een rol spelen bij de profilering en/of het imago van de gemeente Hellendoorn.

Hoofdstuk VI Beroepsmatig werkende instellingen

Artikel 50

De bevoegdheid tot subsidieverlening en -vaststelling is toegekend aan het college. Jaarlijks bepaalt de raad bij het vaststellen van de ge­meen­tebegroting welke financiële ruimte er is voor een werksoort of instelling.

Artikel 55

Door het vormen van reserves of het verwerven van eigen inkomsten zijn instel­lingen beter in staat om een eigen beleid te voeren en/of toekomstige incidente­le tegenvallers op te vangen. Voor een aantal instellingen kan ook gelden dat men niet meer voor de inkomsten voor 100% van de gemeente afhankelijk is. De eigen inkomsten van een instelling zijn te splitsen in twee blokken. In het ene blok zitten de inkomsten die in principe direct uit de werkzaamheden van de in­stelling voortvloeien. Hierbij kan men denken aan de abonnementsgelden, de deel­nemersbijdrage e.d.. In het andere blok zitten de inkomsten uit bijvoorbeeld sponsoring, schenkingen (van bijvoorbeeld een vriendenstichting), donaties e.d.. De kosten voortvloeiende uit deze schenkingen, sponsoringen en donaties, kunnen niet worden gedekt middels gemeentelijke subsidies. Deze kosten worden dus niet gesubsidieerd. Bij het opstellen van de begroting moet de instelling aangeven welke inkomsten (zowel de inkomsten die direct uit de werkzaamheden van de in­stelling vloeien als de schenkingen e.d.) zij in het jaar waarvoor sub­sidie wordt aangevraagd verwacht, zodat in de subsidiebeschikking duidelijk kan worden aangegeven welke inkomsten wel en welke niet in mindering worden ge­bracht.

Artikel 57 & 59

Het meerjarenperspectief, inclusief het kader voor de begroting, wordt in juni door de raad vastgesteld voor het daaropvolgende jaar. In november vind de begrotingsvaststelling voor daaropvolgende jaar plaats door de raad. Er kunnen bij deze vaststelling geen voorstellen voor nieuw beleid meer worden meegenomen.

Instellingen moeten hun subsidieaanvraag vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft indienen. Het college beschikt vervolgens vóór 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de subsidie betrekking op heeft. Gezien bovenstaande is dit een redelijke termijn in de zin van de wet. Het college kan redelijkerwijs niet eerder op de aanvraag beslissen.

Hoofdstuk VII Budgetsubsidie

Artikel 61

Onder dit hoofdstuk vallen zowel beroepsmatig werkende instellingen als vrijwil­ligersorganisaties. Er is een aantal instellingen dat een divers aanbod van activiteiten aanbiedt of via verschillende werksoorten gesubsidieerd wordt. Hoofdstuk VI (budgetsubsidie) biedt de mogelijkheid om deze instellingen maatwerk te leveren, door het verlenen van een budgetsubsidie. Om zowel voor de invoering van budgetsubsidiëring als de uitvoering van deze systematiek uniformiteit te verkrijgen, stelt het college beleidsuitgangspunten vast.

De resultaten die zijn bereikt in de discussies met de betrokken instellingen over de invoering van budgetsubsidiëring, worden vóór de invoering van deze systematiek voorgelegd aan en besproken met de commissie.

Artikel 62, lid 1

De wetgever heeft in de wet speciale regels neergelegd over subsidies. Deze bevatten voorname­lijk algemene regels. Vanwege de ontwikkelingen richting budgetsubsidiëring, heeft de wetgever hiervoor een speciale afdeling opgesteld. Deze afdeling 4.2.8 bevat op budgetsubsidie toegesneden artikelen. Deze afdeling is facultatief; dat wil zeggen dat een keuze gemaakt kan wordenvoor bepaalde artikelen. Deze keuze is alleen van toepassing als hierover in de subsidieverordening een bepaling is opgenomen.

Onderdeel 4.2.8.5 van de wet bevat de procedure rondom de subsidievaststelling, die in zijn geheel wordt gevolgd. Artikel 4:76 van de wet is van overeenkomstige toepassing en bevat eisen, die aan het financiële verslag worden gesteld. Deze zijn van toepassing in het geval de subsidie-ontvanger in overwegende mate zijn inkomsten aan de subsidie ontleent. Dit is van belang in gevallen waarin het bestuursorgaan ten behoeve van de subsidievaststelling toch inzicht wil hebben in de gehele financiële gang van zaken.

Artikel 62, lid 2

In artikel 4:78 van de wet zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de opdracht van de subsidieontvanger tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant. De vrijstellingsbe­paling sluit aan bij de Memorie van Toelichting, waarin is aangegeven dat de hoogte van het subsidiebedrag bepalend is voor de afweging of vrijstelling moet worden verleend. De kosten van de accountantscontrole moeten in redelijke verhouding staan tot het subsidiebedrag, anders moet deze controle in beginsel achterwege blijven. Voor de bepaling van de hoogte van het subsidiebe­drag is aansluiting gezocht bij landelijke gemiddelden.

Artikel 62, lid 3

In artikel 4:79 van de wet is de bepaling opgenomen dat de accountantscontrole zich tevens uitstrekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen. Bij deze opdracht moet tevens een aanwijzing worden gegeven over de reikwijdte en intensiteit van de controle, een zogenaamd controleprotocol. Deze aanwijzing wordt per subsidieverlening vastge­steld, om vooral maatwerk voor de verschillende organisaties te verkrijgen.

II

De verordening heeft exclusieve werking en is ook van toepassing op aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding.