Regeling vervallen per 31-12-2018

Treasurystatuut gemeente Hellendoorn

Geldend van 01-05-2010 t/m 30-12-2018

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Hellendoorn

De raad van de gemeente Hellendoorn;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 9 maart 2010;

gelet op het bepaalde in artikel 212, tweede lid onder c. Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen het

Treasurystatuut gemeente Hellendoorn

1 Inleiding

Het treasurystatuut (hierna: statuut) heeft tot doel een formeel kader te scheppen waar binnen de financierings- en beleggingsactiviteiten van de gemeente Hellendoorn dienen plaats te vinden. In het statuut moeten de vier elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden in hun samenhang, duidelijkheid en transparantie garanderen.

Het treasurystatuut, dat op 11 december 2001 is vastgesteld door de raad, is een document waarbij periodiek moet worden gecontroleerd of de inhoud nog aansluit bij de omstandigheden. Er zijn twee aanvullende redenen om het treasurystatuut van de gemeente onder de loupe te nemen:

  • 1.

    Ingaande 2009 is de Wet fido (financiering decentrale overheden) gewijzigd. Deze wetswijziging heeft een beperkte betekenis.

  • 2.

    De kredietcrisis van oktober 2008 geeft aanleiding het treasurybeleid te heroverwegen. Het ministerie van BZK heeft in oktober een ad hoc “werkgroep uitzetten middelen door decentrale overheden” ingesteld om te adviseren over de gevolgen van de kredietcrisis. Deze werkgroep heeft een drietal vaktechnische verbetersuggesties aangereikt ter beperking van de risico’s. Deze verbetersuggesties hebben wij overgenomen in ons nieuwe treasurystatuut.

1.1 Algemene doelstelling van de gemeente Hellendoorn

De algemene doelstelling van de gemeente Hellendoorn is het zo optimaal mogelijk uitvoeren van haar publieke taken. In algemene zin zal het financieel beleid dienen bij te dragen aan en ondersteuning te bieden voor het uitvoeren van deze publieke taken. Meer specifiek zal de financiële continuïteit op korte en lange termijn gewaarborgd dienen te worden.

2 Begrippenkader en doelstellingen treasurystatuut

2.1 Begrippenkader

Artikel 1

In dit statuut wordt verstaan onder:

Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. (Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen)

Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer)

Liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen

Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. De kasgeldlimiet is het maximum bedrag waarvoor de gemeente middelen mag aantrekken op de geldmarkt. De grootte van de kasgeldlimiet is afhankelijk van het begrotingstotaal van de gemeente aan het begin van het dienstjaar. De netto vlottende schuld mag de kasgeldlimiet niet overschrijden

Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen

Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit

Liquiditeitenbeheer

Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar

Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid

Rating

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier

Renterisico

Renterisico houdt in dat door veranderingen in de rentestanden de resultaten van de gemeente veranderen

Renterisiconorm

Een bij de aanvang van het jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden

Rentetypische looptijd

Rentevaste periode

Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen

Rentevisie

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling

Ruddo

Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden

Solvabiliteitsratio van 0%

Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend. Hoge kredietwaardigheidsbeoordeling die door een bancaire toezichthouder aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend (bijvoorbeeld de Staat of een andere overheidsinstelling)

Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer

Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer

Wet fido

Wet financiering decentrale overheden.

2.2 Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut;

  • 5.

    Het verankering van de treasury activiteiten in de administratieve organisatie.

3 Risicobeheer

3.1 Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag geld alleen aantrekken dan wel uitzetten uit hoofde van de “publieke taak”;

  • 2.

    De gemeente kan, in afwijking van het eerste lid, middelen uitzetten anders dan ten behoeve van de publieke taak, indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet gericht zijn op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico;

  • 3.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de Gemeenteraad goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf informatie wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.

3.2 Renterisicobeheer

Artikel 4

  • 1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4. Bij het aantrekken van leningen en het uitzetten van gelden wordt zowel gekeken naar de actuele rentestand en de rentevisie om een zo optimaal mogelijk renteresultaat te bereiken.

  • 5. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

3.3 Koersrisicobeheer

Artikel 5

  • 1. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s en medium term notes (MTN).

  • 2. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

3.4 Kredietrisicobeheer

Artikel 6

  • 1. Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten: Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

    • -

      Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%;

    • -

      Financiële instellingen met tenminste een AA-rating van één van de volgende erkende ratingbureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA.

  • 2. Financiële instellingen dienen in landen met minimaal een AA-rating gevestigd te zijn en onder Nederlands of anderszins EER-toezicht1 te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 3. Als de rating van een van de hierboven genoemde financiële instellingen tijdens de looptijd van een uitzetting daalt tot onder het hierboven genoemde ratingniveau zal beoordeeld worden of de belegging wordt beëindigd.

3.5 Liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7

De gemeente beperkt haar liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van 4 jaar.

3.6 Valutarisicobeheer

Artikel 8

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.

4 Gemeentefinanciering

4.1 Financiering

Artikel 9

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Het toegestane instrument bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen;

  • 3.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

4.2 Langlopende uitzettingen

Artikel 10

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

4.3 Relatiebeheer

Artikel 11

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten en hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 2.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

5 Kasbeheer

5.1 Geldstromenbeheer

Artikel 12

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd binnen één bank.

5.2 Saldo- en Liquiditeitenbeheer

Artikel 13

Voor het saldobeheer en het Liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat dan kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 6.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.

6 Administratieve organisatie en interne controle

6.1 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd.

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd.

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier ogen principe);

    • b.

      de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt gevraagd bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie.

  • 5.

    De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door een andere functionaris.

  • 6.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

6.2 Verantwoordelijkheden

Artikel 15

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

- Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten;

- Het vaststellen van de treasuryparagraaf in begroting en jaarrekening;

- Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

- Het controleren en als gevolg daarvan (eventueel) de kaders van het treasurybeleid bijstellen.

Het college van B&W

- Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele en politieke verantwoordelijkheid);

- Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid

De portefeuillehouder financiën

- Het uitvoeren van het treasurybeleid (bestuurlijke verantwoordelijkheid).

Teamhoofd Financiën & Control

- Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

- Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

- Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W;

- Het autoriseren van door de treasurer voorgestelde transacties.

De budgethouders

- Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die wordt aangeleverd aan de treasurer omtrent toekomstige uitgaven en ontvangsten, via de financieel consulenten;

- Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten waarvan zij in de begroting als budgethouder zijn aangewezen.

Treasurer

- Het uitvoeren van de aan hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf;

- Het afleggen van verantwoording aan het college van B & W over treasurybeleid;

- Het vervaardigen van de planning voor en het bewaken van de liquiditeitspositie op korte en lange termijn;

- Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

- Het beheren van de geldstromen;

- Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

- Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

- Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties;

- Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de administratie;

- Het afleggen van verantwoording aan het hoofd Financiën en Control over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten;

- Het initiëren van activiteiten op het gebied van treasury.

Kassier

- Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

- Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

- Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de administratie;

- Het afleggen van verantwoording aan het hoofd Financiën en Control over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Financiële administratie

- Het beheren van de debiteuren en crediteuren;

- Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie.

Financieel consulent

- Het ondersteunen van de budgethouders ten aanzien van financiële aangelegenheden;

- Het zorgdragen voor een goede informatie-uitwisseling tussen de teams en het team Financiën en Control.

De externe accountant

Het in het kader van haar regulieren taak adviseren en controleren omtrent feitelijke naleving van het treasurystatuut.

6.3 Bevoegdheden

Artikel 16

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

Uitvoering (eerste handtekening)

Autorisatie (tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1. Het uitzetten van geld via callgeld of deposito

Treasurer

Hoofd Financiën & Control

2. Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Treasurer

Hoofd Financiën & Control

3. Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Kassier

Hoofd Financiën & Control

Bankrelatiebeheer

4. Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Treasurer

Hoofd Financiën & Control

5. Bankcondities en tarieven afspreken

Treasurer

Hoofd Financiën & Control

Financiering en uitzetting

6. Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Treasurer

Hoofd Financiën & Control

7. Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Treasurer

Hoofd Financiën & Control

8. Het uitzetten van gelden zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Treasurer

Hoofd Financiën & Control

9. Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

10. Het garanderen van gelden uit hoofde van de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

6.4 Informatievoorziening

Artikel 17

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste eenmaal per jaar verantwoording te worden afgelegd middels de “paragraaf Treasury”, behorend bij de jaarrekening van de gemeente, daarnaast wordt in de Treasuryparagraaf van de begroting het beleid voor het komende jaar vastgelegd.

Informatie

Frequentie

Informatieverstrekker

Informatieontvanger

1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Doorlopend

De budgethouders

Treasurer

2. Liquiditeitenplanning

Jaarlijks

Treasurer

Hoofd Financiën & Control

3. Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

4. Evaluatie treasuryactiviteiten in treasuryparagraaf van jaarrekening

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

5. Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in artikel 8 Wet fido

Periodiek en bij afwijkingen

Treasurer

Derden

Hoofdstuk 7 Inwerkingtreding

Artikel 18

Dit statuut treedt in werking met ingang van 1 mei 2010.

Ondertekening

De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Toelichting Treasury Statuut

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet financiering decentrale overheden (wet fido). Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasurer ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasurer dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en interne liquiditeitsrisico’s. Het is de taak van de treasurer dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasurer het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar haar renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte functie (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1 en 3

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen“ uit hoofde van treasury. De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. Het verstrekken van hypothecaire leningen, dan wel het verlenen van garanties hierop, aan eigen personeel en politieke ambtsdragers is in de Wet Fido nadrukkelijk niet toegestaan. Bestaande overeenkomsten kunnen blijven aflopen zoals overeengekomen.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben. In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido. De richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente; Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van 8,5% van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage van 20% te vermenigvuldigen met het totaal van de begroting van enig jaar.

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig/beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 4/5

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de kapitaalmarkten op de renteresultaten van de gemeente, gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar. Deze zijn onderdeel van een medium term note programma.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit statuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentende product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 lid 1

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt. Een (credit) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een AA-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandse Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 6 lid 2

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Ten einde de kredietrisico’s te verkleinen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen. In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en hun financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat het team Financiën en Control tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige teams over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasurer het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 5 jaar plaats moet hebben.

Artikel 11 lid 2

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de AFM staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en Liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 1 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties. Zie hiervoor ook artikel 15 en 16.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het gemeentebestuur. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante informatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 17 pt. 1

Teams dienen informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).


Noot
1

Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.