Regeling vervallen per 16-07-2011

Parkeerverordening 2005

Geldend van 18-12-2010 t/m 15-07-2011

Intitulé

Parkeerverordening 2005

De raad van de gemeente Hellendoorn;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 8 maart 2005;

b e s l u i t:

vast te stellen de:

Parkeerverordening 2005

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Staatsblad 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het - krachtens de Wegenverkeerswet 1994 – aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    vergunninghouderplaats: een parkeerplaats die

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 (uit bijlage I van het RVV 1990), of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 (uit bijlage I van het RVV 1990) met het opschrift zone, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • g.

    parkeervergunning: een door Burgemeester en Wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorrijtuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;

  • h.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2 Aanwijzen plaatsen en tijden

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3 Aanvraag parkeervergunning

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op vergunninghouderplaatsen.

  • 2. Een parkeervergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig, wanneer deze volgens het gemeentelijke basisadministratiesysteem woont in een gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn (bewonersvergunning), dan wel;

    • b.

      de rechtspersoon, die gevestigd is en/of het beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn (bedrijfsvergunning), dan wel;

    • c

      degene, die woont in een gebied waar vergunninghoudersplaatsen aanwezig zijn, ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen van degene die hem of haar bezoekt dan wel;

    • d.

      het bedrijf, dat een motorvoertuig nodig heeft bij het verrichten van herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, voor zover dit voertuig voor het uitvoeren van die werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locatie moet worden geparkeerd (onderhoudsvergunning), dan wel;

    • e.

      de instantie met een zorgverlenende functie, zonder winstoogmerk (zorgvergunning);

    • f.

      bezoekers van het uitzichtpunt Noetselerberg die 65 jaar of ouder zijn.

  • 3. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 4. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 5. Burgemeester en Wethouders kunnen aan een vergunning nadere voorschriften of beperkingen, anders bedoeld als in het vorige lid, verbinden. Deze voorschriften mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van beschikbare ruimte.

Artikel 4 Beslissingstermijn

  • 1. Burgemeester en Wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3. Een besluit tot afwijzing van een aanvraag is met redenen omkleed.

Artikel 5 Geldigheidsduur parkeervergunning

  • 1. Een parkeervergunning wordt voor ten hoogste twaalf maanden verleend.

  • 2. Nadat een eerste vergunning is verleend, zal voor aansluitende tijdvakken de vergunning stilzwijgend verlengd worden.

Artikel 6 Gegevens

De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

a. de periode waarvoor de vergunning geldt;

b. het weggedeelte of gebied waarvoor de vergunning geldt;

c. de naam van de vergunninghouder en/of het kenteken of een ander kenmerk van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend;

d. de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning verbonden zijn.

Artikel 7 Wijzigingen

  • 1. Vergunninghouder is verplicht elke wijziging in de omstandigheden, die relevant is voor het verlenen van een vergunning, onmiddellijk aan Burgemeester en Wethouders kenbaar te maken.

  • 2. Een wijziging van het voertuig of van het kenteken van het voertuig, van (bedrijfs)naam of -adres van vergunninghouder dient onmiddellijk aan Burgemeester en Wethouders te worden doorgegeven.

Artikel 8 Intrekken of wijzigen vergunning

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen een parkeervergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • f.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      om redenen van openbaar belang.

  • 2. Een besluit tot het intrekken of wijzigen van een vergunning is met redenen omkleed. De betrokkene wordt van het intrekken of wijzigen van de vergunning schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3. Een besluit tot het intrekken of wijzigen van een vergunning wordt eerst genomen nadat de houder van de vergunning in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegde orgaan te stellen termijn zijn oordeel kenbaar te maken omtrent het voornemen tot het nemen van dit besluit. Deze bepaling blijft buiten toepassing in spoedeisende gevallen en geldt voorts niet wanneer de wijziging of intrekking een groot aantal vergunningen betreft.

  • 4. Indien de parkeervergunning is ingetrokken op grond van lid 1 sub e. of f. wordt een aanvraag voor een parkeervergunning door dezelfde vergunninghouder binnen 6 maanden na intrekking geweigerd.

Artikel 9 Diefstal, verlies of vermissing

  • 1. In geval van verlies of vermissing van een vergunning op naam wordt geen duplicaatvergunning verstrekt.

  • 2. In geval van verlies of vermissing van een vergunning op kenteken kan een duplicaatvergunning worden verstrekt.

  • 3. In geval van diefstal van vergunning wordt slechts een duplicaat verstrekt indien van de diefstal aangifte is gedaan bij de politie en tegen overlegging van het proces-verbaal.

  • 4. Alle kosten, verbonden aan de afgifte van duplicaatvergunningen, zijn voor rekening van de vergunninghouder.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 10

  • 1. Het is verboden om enig voertuig, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan op een vergunninghouderplaats.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 11

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een vergunninghouderplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling en opsporing

Artikel 12

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel 13

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door Burgemeester en Wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Parkeerverordening 2005”.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op een door Burgemeester en Wethouders bij openbaar besluit bekend te maken datum.

Ondertekening

De raad voornoemd,
De griffier, de voorzitter,

Toelichting op de Parkeerverordening 2005

Artikel 2

Dit artikel geeft aan dat Burgemeester en Wethouders te allen tijde de mogelijkheid hebben wijzigingen ten aanzien van de plaatsen en de tijden in te voeren.

Artikel 3

In dit artikel worden de basisvoorwaarden voor het in aanmerking komen voor een parkeervergunning vastgelegd. In de beleidsregels kan meer specifiek worden aangegeven aan welke criteria de aanvrager dient te voldoen alvorens een vergunning te verkrijgen. Dit is onder meer gedaan omdat het middels de beleidsregel eenvoudiger is om mutaties in criteria van de aanvragen door te voeren.

Artikel 5

Dit artikel biedt de mogelijkheid tot het voor een kortere periode dan een jaar verlenen van een

vergunning.

Artikelen 6, 7 en 8

De bepalingen uit deze artikelen zien toe op een correct verloop van de procedures tot het verlenen van een vergunning en het naleven van de voorwaarden. Handelen in strijd met de vergunningvoorschriften of het verstrekken van onjuiste gegevens levert gedurende een half jaar een weigeringsgrond op bij het verlenen van een vergunning.

Artikel 9

Deze bepalingen zijn opgenomen om fraude met de parkeervergunning tegen te gaan en minder lucratief te maken.