Regeling vervallen per 13-10-2022

Procedurereglement bij vermoeden van misstanden gemeente Hellevoetsluis 2014

Geldend van 03-04-2014 t/m 12-10-2022 met terugwerkende kracht vanaf 03-04-2014

Intitulé

Procedurereglement bij vermoeden van misstanden gemeente Hellevoetsluis 2014

Het college van de gemeente Hellevoetsluis;

gelet op het bepaalde in artikel 15:2 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Hellevoetsluis;

gelet op het instemmende besluit van de Ondernemingsraad van 11-03-2014;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18-03-2014, met nummer 20140159

besluit

vast te stellen het procedurereglement bij vermoeden van misstanden gemeente Hellevoetsluis 2014

Artikel 1 Begripsbepalingen

In de regeling wordt verstaan onder:

  • ·

    Ambtenaar: ambtenaar bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel c, d, e, g, h van de Arbeidsvoorwaarden regeling gemeente Hellevoetsluis. Samengevat de persoon die een dienstverband heeft met de gemeente Hellevoetsluis, alsmede de persoon die anders dan op basis van een aanstelling of een arbeidsovereenkomst bij de gemeente werkzaam is.

  • ·

    Melder: de ambtenaar die een vermoeden van een misstand meldt overeenkomstig hoofdstuk 2 van dit reglement.

  • ·

    Vertrouwenspersoon: de functionaris die als zodanig door het college is aangewezen.

  • ·

    Meldpunt: het meldpunt wordt gevormd door personen die door het bevoegd gezag zijn aangewezen.

  • ·

    Extern meldpunt: de Onderzoeksraad Integriteit Overheid.

  • ·

    Vermoeden van een misstand: een op redelijke gronden gebaseerd of door eigen waarneming vermoeden van een misstand met betrekking tot de gemeentelijke organisatie waar de ambtenaar werkzaam is omtrent:

    • a.

      een strafbaar feit;

    • b.

      een schending van regelgeving of beleidsregels;

    • c.

      het misleiden van justitie;

    • d.

      een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu of het bewust achterhouden van informatie over deze feiten;

    • e.

      belangenverstrengeling;

    • f.

      diefstal, verduistering;

    • g.

      fraude, corruptie;

    • h.

      manipulatie van, of misbruik van (de toegang tot) informatie;

    • i.

      misbruik van bevoegdheden of positie;

    • j.

      onverenigbare functies/bindingen/activiteiten;

    • k.

      verspilling en misbruik van gemeentelijk eigendommen;

    • l.

      (strafbare) misdragingen buiten werktijd van ambtenaren, burgemeester of wethouders, arbeidscontractanten, uitzendkrachten en gedetacheerden van de gemeente Hellevoetsluis, in het geval die in verband staan tot het functioneren van de betrokkene, van buitengewoon ernstige aard zijn of schadelijk zijn voor de geloofwaardigheid van de betreffende groep of de gemeente in haar geheel;

    • m.

      het schaden van de goede naam van de gemeente;

    • n.

      (of) het bewust achterhouden van informatie over bovengenoemde feiten;

    • o.

      het op andere wijze in strijd handelen met ‘goed ambtenaarschap’.

  • ·

    Het college: het college van Burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis.

  • ·

    Integriteitcoördinator: de functionaris die als zodanig door het college is aangewezen.

  • ·

    Vooronderzoek: het voorhanden zijnde feitenmateriaal wordt geanalyseerd alvorens eventueel te besluiten tot een feitenonderzoek.

  • ·

    Feitenonderzoek: het waarheidsgehalte van signalen en/of vermoedens worden beoordeeld door na te gaan of deze op redelijke grond zijn gebaseerd.

  • ·

    Formulier registratie integriteitschendingen: een landelijk formulier waarmee op uniforme wijze integriteitschendingen en de wijze van afhandeling worden geregistreerd.

Artikel 2 Meldplicht

  • 1. Iedere ambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis is verplicht een vermoeden van een misstand intern aan de orde te stellen bij zijn leidinggevende, de vertrouwenspersoon integriteit of bij het meldpunt integriteit. Indien hiertoe aanleiding bestaat kan een melding rechtstreeks bij het externe meldpunt worden gedaan.

  • 2. Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.

Artikel 3 Melding door een gewezen ambtenaar

De gewezen ambtenaar die een vermoeden van een misstand wil melden doet dit binnen een periode van twaalf maanden na zijn ontslag of beëindiging van zijn werkzaamheden voor de gemeente. Hij kan alleen een melding van een vermoeden van een misstand doen als hij in de hoedanigheid van ambtenaar kennis heeft gekregen van het vermoeden.

Het meldpunt

Artikel 4 Het meldpunt integriteit

  • 1. Het bevoegd gezag benoemt de functionarissen die het meldpunt vormen (zij worden benoemd voor de werkingsduur van de regeling).

  • 2. Het meldpunt bestaat ten minste uit 4 leden.

  • 3. Het meldpunt brengt advies uit aan het bevoegde gezag.

  • 4. Ten behoeve van een integriteitsonderzoek kan het meldpunt worden uitgebreid met benodigde specifieke expertise of kan het meldpunt specifieke expertise inhuren.

  • 5. Het meldpunt heeft tot taak:

    • a.

      Het bevoegd gezag te informeren over een ontvangen melding;

    • b.

      In opdracht van het bevoegd gezag zorg (laten) dragen voor het instellen van een vooronderzoek naar een gemeld vermoeden van een misstand of integriteitschending;

    • c.

      het bevoegd gezag te adviseren over de uitkomst van dit vooronderzoek;

    • d.

      In opdracht van het bevoegd gezag zorg (laten) dragen voor het instellen van een feitenonderzoek naar een gemeld vermoeden van een misstand;

    • e.

      het bevoegd gezag te adviseren over de uitkomst van dit feitenonderzoek;

    • f.

      te zorgen voor openbaarmaking van de inhoud van het advies aan het bevoegd gezag binnen de organisatie, in geanonimiseerde vorm, met inachtneming van het vertrouwelijke karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen op een wijze die het meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.

    • g.

      te zorgen voor een uniforme afhandeling van de meldingen;

    • h.

      indien van toepassing een aanpassing of actualisering van het beleid of beleidsmaatregelen voorstellen.

    • i.

      gemelde vermoedens van misstanden te registreren conform het formulier registratie integriteitschendingen.

Artikel 5 Meldingsprocedure

  • 1. Van iedere melding van een vermoeden van een misstand vindt registratie plaats conform het formulier registratie integriteitschendingen.

  • 2. De ontvanger van een melding vermoeden van een misstand draagt zorg voor het invullen van dit formulier en informeert, indien de ontvanger niet het meldpunt betreft, het meldpunt en de gemeentesecretaris onmiddellijk over de melding. Indien de gemeentesecretaris onderdeel is van het vermoeden van een misstand dan wordt de portefeuillehouder P&O geïnformeerd.

  • 3. De ontvangst van het gemelde vermoeden van een misstand wordt bevestigd aan de melder door het overhandigen of toesturen van een ontvangstbevestiging.

  • 4. De melder kan de persoon of entiteit bij wie de melding is gedaan verzoeken zijn identiteit niet bekend te maken.

  • 5. Het meldpunt dient dit verzoek te honoreren. De medewerker kan dit verzoek te allen tijde herroepen.

  • 6. De persoon of entiteit bij wie een melding wordt gedaan brengt het bevoegd gezag onverwijld op de hoogte van de melding en van de datum waarop de melding ontvangen is.

  • 7. Het bevoegd gezag beoordeelt of de melding voldoende concreet, betrouwbaar en onderzoekwaardig is.

  • 8. Het bevoegd gezag laat naar aanleiding van de melding van een vermoeden van een misstand die voldoende concreet, betrouwbaar en onderzoekwaardig is door het meldpunt een vooronderzoek instellen.

  • 9. Het meldpunt adviseert het bevoegd gezag over de uitkomst van het vooronderzoek.

  • 10. Het bevoegd gezag laat naar aanleiding van de melding van een vermoeden van een misstand, indien uit het vooronderzoek blijkt dat de melding voldoende concreet, betrouwbaar en onderzoekwaardig is, door het meldpunt een feitenonderzoek instellen.

  • 11. Het meldpunt adviseert het bevoegd gezag over de uitkomst van het feitenonderzoek.

  • 12. Ten behoeve van het onderzoek omtrent een melding van een vermoeden van een misstand is het meldpunt bevoegd bij het college alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. Het college verschaft het meldpunt de gevraagde inlichtingen.

  • 13. Wanneer de inhoud van bepaalde door het college verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het meldpunt meegedeeld. Het meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

  • 14. Het bevoegd gezag stelt, binnen twee weken na ontvangst van het advies van het meldpunt, de melder alsmede het meldpunt schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt.

  • 15. Meldingen worden in principe alleen in behandeling genomen indien de vermoedelijke misstand binnen de termijn van een jaar voorafgaand aan de datum van de melding ligt.

  • 16. Het meldpunt kan het bevoegd gezag adviseren om op basis van een anonieme (schriftelijke) melding geen vooronderzoek in te stellen.

Artikel 6 Niet ontvankelijkheid

Het bevoegd gezag verklaart een melding in ieder geval niet ontvankelijk indien:

  • a.

    de misstand niet van voldoende gewicht is;

  • b.

    de melder niet valt onder de definitie van ambtenaar op grond van deze regeling;

  • c.

    de melding niet binnen de termijn zoals genoemd in artikel 5, 15e lid is geschied.

Artikel 7 Jaarverslag

  • 1. Jaarlijks wordt door het meldpunt een verslag opgemaakt.

  • 2. In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake geldende wettelijke bepalingen gemeld:

    • a.

      het aantal en de aard van de meldingen van vermoedens van een misstand of een schending van integriteit;

    • b.

      het aantal meldingen dat niet tot een onderzoek geleid heeft;

    • c.

      het aantal onderzoeken die het meldpunt heeft verricht, en

    • d.

      het aantal adviezen en de aard van de adviezen die het meldpunt heeft uitgebracht.

  • 3. Dit jaarverslag wordt aan het college en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Artikel 8 Bevoegd gezag

  • 1. Indien een vermoeden van een misstand is gemeld bij het meldpunt, de gemeentesecretaris of de leidinggevende van de melder is de gemeentesecretaris in beginsel bevoegd gezag.

  • 2. Indien de melding de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris betreft, is het college het bevoegd gezag.

  • 3. Indien de melding een raadslid betreft, ligt het bevoegd gezag bij de burgemeester.

Artikel 9 Vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen

  • 1. Het college benoemt een vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen.

  • 2. De vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen heeft tot taak:

    • a.

      het aanhoren van een medewerker wiens integriteit in het geding is of dreigt te geraken en hem desgevraagd adviseren over de wijze waarop hij hiermee kan omgaan;

    • b.

      het aanhoren en desgevraagd adviseren van een medewerker over de wijze waarop hij kan omgaan met kennis over of vermoeden van mogelijke misstanden binnen de organisatie;

    • c.

      het op verzoek begeleiden van medewerkers die een melding van een vermoeden van een misstand hebben gemaakt bij het meldpunt integriteit. Dit behelst ook het monitoren na de melding en het verlenen van nazorg;

    • d.

      het gevraagd en ongevraagd adviseren van de ambtelijke organisatie en het bestuur over integriteit;

    • e.

      het (vertrouwelijk) registreren van gesprekken met medewerkers/bestuurders.

  • 3. De vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die deze in hoedanigheid van vertrouwenspersoon verneemt. De plicht tot geheimhouding vervalt niet na beëindiging van de werkzaamheden als vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen. Tenzij de wet anders bepaalt, is de vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen niet gehouden ten opzichte van derden informatie te geven waarover geheimhouding bestaat.

  • 4. De gemeente zal de vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen niet verplichten om de gemeente te informeren noch voor de gemeente te getuigen over de zaken die hij in hoedanigheid van vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen heeft vernomen.

  • 5. Aan de vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen kan geen ontslag worden aangezegd zonder dat hiervoor, in afwijking van het mandaatregister, toestemming is verleend door het College.

  • 6. De vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen wordt, door zorg te dragen voor voldoende faciliteiten, in de gelegenheid gesteld om zijn functie op goede wijze te vervullen.

  • 7. Als de werkzaamheden van de vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen extra tijd vragen zal daar in redelijkheid ruimte voor worden geboden.

Artikel 10 Standpunt bevoegd gezag

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt, binnen twee weken na ontvangst van het advies van het meldpunt, de melder alsmede het meldpunt schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt.

  • 2.

    Een van het advies afwijkend standpunt wordt gemotiveerd.

Onderzoeksraad Integriteit Overheid

Artikel 11 Melding bij de Onderzoeksraad Integriteit Overheid.

  • 1. De medewerker kan het vermoeden van een integriteitschending binnen redelijke termijn melden bij de Onderzoeksraad Integriteit Overheid, indien:

    • a.

      hij het niet eens is met het standpunt bedoeld in artikel 10;

    • b.

      hij geen standpunt ontvangen heeft binnen de termijnen bedoeld in artikel 10.

  • 2. De medewerker kan de commissie verzoeken zijn identiteit niet bekend te maken. Hij kan dit verzoek te allen tijde herroepen.

Artikel 12 Rechtstreekse melding bij de Onderzoeksraad Integriteit Overheid

In het geval zwaarwegende belangen de toepassing van de interne procedure in de weg staan, kan de ambtenaar het vermoeden van een integriteitschending rechtstreeks melden bij de Onderzoeksraad Integriteit Overheid.

Artikel 13 Ontvangstbevestiging en onderzoek

  • 1. Het meldpunt bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de ambtenaar die het vermoeden heeft gemeld.

  • 2. Het meldpunt draagt er zorg voor dat het college op de hoogte wordt gesteld van de melding bij het meldpunt.

  • 3. Het college informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding bij het meldpunt, tenzij het onderzoeksbelang hierdoor kan worden geschaad.

  • 4. Indien het meldpunt dit voor de oefening van zijn taak noodzakelijk acht, stelt het een onderzoek in.

  • 5. Ten behoeve van het onderzoek genoemd in lid 4 van dit artikel is het meldpunt bevoegd bij het college alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. Het college verschaft het meldpunt alle inlichtingen.

  • 6. Het meldpunt kan het onderzoek of gedeelten daarvan opdragen aan een van de leden of aan een deskundige.

  • 7. Wanneer de inhoud van bepaalde door het college verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het meldpunt meegedeeld. Het meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

Artikel 14 Niet ontvankelijkheid

Het meldpunt verklaart de melding niet ontvankelijk indien:

  • a.

    de misstand niet van voldoende gewicht is;

  • b.

    de melder niet valt onder de definitie van ambtenaar op grond van deze regeling;

  • c.

    de ambtenaar de procedure bedoeld in artikel 2 niet heeft gevolgd en artikel 12 niet van toepassing is, of

  • d.

    de ambtenaar de procedure bedoeld in artikel 2 heeft gevolgd, maar de termijn bedoeld in artikel 3 nog niet is verstreken;

  • e.

    de melding niet binnen redelijke termijn is geschied.

Artikel 15 Advies van het meldpunt

  • 1. Indien de melding ontvankelijk is, legt het meldpunt binnen twaalf weken zijn bevindingen neer in een advies aan het college. Het meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de ambtenaar met inachtneming van het eventueel vertrouwelijk karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie.

  • 2. Indien niet binnen twaalf weken een advies kan worden gegeven wordt de melder en/of de vertrouwenspersoon alsmede het college voordat deze termijn is verlopen daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Daarbij wordt de termijn aangegeven waarbinnen het advies als bedoeld in het eerste lid gereed is.

  • 3. Het advies wordt in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen openbaar gemaakt op een wijze die het meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.

Artikel 16 Standpunt college naar aanleiding van het advies van het meldpunt

  • 1. Het college stelt binnen twee weken na ontvangst van het advies van het meldpunt de melder alsmede het meldpunt schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt.

  • 2. De melder van wie de identiteit niet bekend is gemaakt door het meldpunt zal het college het standpunt via het meldpunt doen toekomen.

  • 3. Een van het advies afwijkend standpunt wordt gemotiveerd.

Artikel 17 Jaarverslag

  • 1.

    Jaarlijks wordt door het meldpunt een verslag opgemaakt.

  • 2.

    In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake wettelijke bepalingen gemeld:

    • a.

      het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

    • b.

      het aantal meldingen dat niet heeft geleid tot een onderzoek;

    • c.

      het aantal onderzoeken dat het meldpunt heeft verricht;

    • d.

      het aantal adviezen en de aard van de adviezen dat het meldpunt heeft uitgebracht.

  • 3.

    Dit jaarverslag wordt aan het college en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Bescherming tegen gevolgen van de melding

Artikel 18 Bescherming van de ambtenaar

  • 1. De ambtenaar zal als gevolg van de melding van een vermoeden van een misstand geen nadelige gevolgen ondervinden voor zijn rechtspositie. Onder nadelige gevolgen worden in ieder geval verstaan besluiten tot:

    • a.

      het verlenen van ongevraagd ontslag;

    • b.

      het niet verlengen van een aanstelling voor bepaalde tijd;

    • c.

      het niet omzetten van een aanstelling voor bepaalde tijd in een vaste aanstelling;

    • d.

      de opgelegde benoeming in een andere functie;

    • e.

      het treffen van disciplinaire maatregelen;

    • f.

      het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen;

    • g.

      het onthouden van promotiekansen;

    • h.

      het afwijzen van een verlofaanvraag, voor zover deze besluiten worden genomen vanwege de door de ambtenaar gedane melding van een vermoeden van een misstand.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat de melder ook anderszins bij de uitoefening van zijn functie geen nadelige gevolgen van de melding ondervindt.

  • 3. Het bepaalde in lid 1 en 2 van dit artikel geldt ook voor de ambtenaar die te goeder trouw een vermoeden van een misstand meldt in een andere organisatie dan die van de gemeente, volgens een bij die organisatie geldende regeling. De bescherming geldt alleen als de ambtenaar

    • -

      uit hoofde van zijn functie met die andere organisatie samenwerkt of heeft samengewerkt;

    • -

      uit hoofde van zijn functie kennis heeft verkregen van de vermoede misstand;

    • -

      het vermoeden van de misstand tijdig bij zijn leidinggevende heeft gemeld;

    • -

      zich heeft gehouden aan de afspraken die ter zake van deze melding met hem zijn gemaakt door het college.

Artikel 19 Bescherming van de vertrouwenspersoon

De vertrouwenspersoon geniet bescherming overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 lid 1 en 2 tegen benadeling als gevolg van de hem bij deze regeling toebedeelde taken.

Slotbepalingen

Artikel 20

Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet geheel naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een nadere regeling.

Artikel 21

De ambtenaar ontvangt bij aanstelling een exemplaar van dit procedurereglement en deze wordt opgenomen in de landelijke voorziening decentrale regelgeving.

Artikel 22 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Het Procedurereglement bij vermoeden van misstanden en integriteitschending gemeente Hellevoetsluis 2014”.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 3.

    Het Procedurereglement bij vermoeden van misstanden gemeente Hellevoetsluis 2013 wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze regeling ingetrokken.

Ondertekening

Hellevoetsluis,
Burgemeester en wethouders voornoemd,