Referendumverordening gemeente Hellevoetsluis 2009

Geldend van 04-06-2009 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening gemeente Hellevoetsluis 2009

Nummer: 28-05-09/7

De raad der gemeente Hellevoetsluis;

gehoord de commissie algemene zaken en middelen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 april 2009, nummer: 28-05-09/7;

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de Referendumverordening gemeente Hellevoetsluis 2009 en de daarbij behorende toelichting.

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum : een volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over eendoor de raad te nemen besluit:

  • b.

    vakantieperiode : de periode, waarin in de gemeente Hellevoetsluis geen basisonderwijs wordt gegeven.

  • c.

    kiesgerechtigden : diegenen die op de drieënveertigste dag voorafgaande aan de dag waarop het referendum wordt gehouden overeenkomstig artikel B3 van de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Hellevoetsluis.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het hele grondgebied van de gemeente Hellevoetsluis.

Artikel 3 Referendumcommissie

  • 1. Er is een referendumcommissie.

  • 2. De commissie bestaat uit drie deskundige leden, die geen deel uitmaken van en niet werkzaam zijn bij of onder verantwoordelijkheid van de gemeente Hellevoetsluis.

  • 3. Het lidmaatschap van de raad, van het college of van een gemeentelijke commissie is niet verenigbaar met het lidmaatschap van de referendumcommissie.

  • 4. De commissie heeft als taak:

    • a.

      toezicht houden op het verloop van de referendumprocedure;

    • b.

      gevraagd en ongevraagd te adviseren aan het college en/of de raad over de toepassing van deze verordening;

    • c.

      adviseren over de vraagstelling van het referendum;

    • d.

      het toetsen van het door de gemeente te gebruiken voorlichtingsmateriaal over de procedure van het referendum;

    • e.

      het behandelen van en adviseren over klachten over de referendumprocedure.

  • 5. De raad benoemt de leden van de commissie en stelt een reglement vast ten aanzien van de vergaderingen en de werkwijze van de commissie. Het college wijst een ambtenaar aan als secretaris van de referendumcommissie.

Artikel 4 Onderwerp van referendum

  • 1. De raad kan op grond van een inleidend verzoek besluiten dat een referendum kan worden gehouden over een door de raad te nemen besluit.

  • 2. Een referendum kan niet worden gehouden over:

    • a.

      een door de raad te nemen besluit in bezwaar- en beroepsprocedures en tot het voeren van een rechtsgeding;

    • b.

      een door de raad te nemen besluit over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen en rechtspositionele regelingen aangaande de griffier of griffiemedewerkers;

    • c.

      een door de raad te nemen besluit over de vaststelling van gemeentelijke belastingen en tarieven, de gemeentelijke begroting en de programmarekening;

    • d.

      een door de raad te nemen besluit over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

    • e.

      een door de raad te nemen besluit in het kader van deze verordening;

    • f.

      een door de raad te nemen besluit om toe te treden tot, tot wijziging van, of om uit te treden uit een gemeenschappelijke regeling in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • g.

      een door de raad te nemen besluit waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

    • h.

      een door de raad te nemen besluit dat een gehele of gedeeltelijke uitwerking is van of uitvoering geeft aan een eerder door de raad genomen besluit, waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

    • i.

      een door de raad te nemen besluit over onderwerpen waarover de raad geen beslissingsbevoegdheid heeft.

    • j.

      een door de raad te nemen besluit waarvan de raad van mening is dat er andere dan de in de onderdelen a t/m i van dit artikel genoemde redenen zijn om geen referendum te houden.

Artikel 5 Duidelijkheid vooraf over uitzonderingsgronden

Het college geeft in ieder raadsvoorstel aan of één of meer van de in artikel 4, tweede lid, van deze verordening genoemde uitzonderingsgronden al dan niet toegepast kunnen c.q. moeten worden, in het geval dat kiesgerechtigden een inleidend verzoek doen als bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

HOOFDSTUK 2 RAADPLEGEND REFERENDUM

Artikel 6 Initiatief raad

  • 1. De raad kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, tweede lid van deze verordening, besluiten tot het houden van een referendum.

  • 2. Het bepaalde in artikel 11 en verder van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Aanhouden beslissing

  • 1. Wanneer de raad besluit tot het houden van een referendum zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van deze verordening, dan wordt het voorgenomen raadsvoorstel op de gangbare wijze in twee termijnen behandeld.

  • 2. Besluitvorming over het door de raad te nemen besluit wordt echter aangehouden tot de eerstvolgende raadsvergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden. Over de ingediende amendementen wordt wel gestemd, zodat de uitslag daarvan bij het te houden referendum kan worden betrokken.

HOOFDSTUK 3 RAADGEVEND REFERENDUM

Artikel 8 Inleidend verzoek

  • 1. Kiesgerechtigden kunnen schriftelijk een inleidend verzoek indienen tot het houden van een referendum over een door de raad te nemen besluit.

  • 2. Dit inleidende verzoek moet ten minste vijf werkdagen voor de raadsvergadering, waarvoor het door de raad te nemen besluit is geagendeerd, schriftelijk bij het college worden ingediend.

  • 3. Het inleidend verzoek moet worden gedaan door een aantal kiesgerechtigden, dat tenminste gelijk is aan 200 kiesgerechtigde inwoners van de gemeente Hellevoetsluis.

  • 4. In het inleidend verzoek wordt aangegeven om welk door de raad te nemen besluit het gaat. Het verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met een opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 5. De in het vierde lid bedoelde persoonsgegevens worden geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte formulieren.

  • 6. Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum.

  • 7. Uiterlijk vóór 16.00 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de raadsvergadering wordt gehouden waarvoor het door de raad te nemen besluit is geagendeerd, maakt het college aan de raad bekend of naar zijn mening is voldaan aan de vereisten voor het indienen van een inleidend verzoek.

  • 8. De raad beslist in de raadsvergadering waarvoor het door de raad te nemen besluit is geagendeerd of aan de vereisten voor het indienen van een inleidend verzoek is voldaan en besluit tevens of over het door de raad te nemen besluit, met inachtneming van de weigeringgronden uit artikel 4, tweede lid, van deze verordening een referendum kan worden gehouden. De raad kan zijn beslissing eenmaal verdagen tot de eerstvolgende raadsvergadering.

  • 9. Indien de raad van mening is dat de weigeringgrond uit artikel 4, tweede lid, aanhef en onder h of j van deze verordening van toepassing is, verzoekt de raad de referendumcommissie hierover een advies uit te brengen. In dat geval wordt de beslissing op het inleidende verzoek verdaagd tot de eerstvolgende raadsvergadering.

Artikel 9 Het definitieve verzoek

  • 1. Kiesgerechtigden kunnen, binnen zes weken na de dag waarop de raad bekend heeft gemaakt dat op grond van het inleidend verzoek is besloten dat over een door de raad te nemen besluit een referendum kan worden gehouden, schriftelijk een verklaring tot ondersteuning van het inleidend verzoek bij het college indienen. Indien de afloop van de hiervoor bedoelde termijn in een vakantieperiode valt, verlengt het college deze termijn met ten hoogste zes weken.

  • 2. De verklaring tot ondersteuning moet worden gedaan door een aantal kiesgerechtigden dat ten minste gelijk is aan 2.250 kiesgerechtigde inwoners van de gemeente Hellevoetsluis. Voor de vaststelling van de in de vorige volzin van dit artikellid bedoelde aantal worden de kiesgerechtigden die het inleidend verzoek hebben ingediend, meegerekend.

  • 3. In de verklaring tot ondersteuning wordt aangegeven om welk door de raad te nemen besluit het gaat. Deze verklaring gaat vergezeld van een handtekening van elke kiesgerechtigde, met een opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 4. De in het derde lid van dit artikel genoemde persoonsgegevens zijn geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte formulieren.

  • 5. Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek.

  • 6. Uiterlijk vóór 16.00 uur van de dag voorafgaand aan de eerstvolgende raadsvergadering na afloop van de in het eerste lid van dit artikel genoemde termijn maakt het college aan de raad bekend of naar zijn mening is voldaan aan de vereisten voor het indienen van een definitief verzoek.

  • 7. De raad beslist in de in het vorige lid van dit artikel genoemde raadsvergadering of aan de vereisten voor het indienen van een definitief verzoek is voldaan en of over een door de raad te nemen besluit een referendum zal worden gehouden.

Artikel 10 Aanhouden beslissing

  • 1. Wanneer de raad na een besluit als genoemd in artikel 8 van deze verordening van mening is dat over het door de raad te nemen besluit een referendum kan worden gehouden, dan wordt het door de raad te nemen besluit op de gangbare wijze in twee termijnen behandeld.

  • 2. Besluitvorming over het door de raad te nemen besluit wordt echter aangehouden tot de eerstvolgende raadsvergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder afwijzend op het inleidende of het definitieve verzoek wordt beslist. Over de ingediende amendementen wordt wel gestemd, zodat de uitslag daarvan bij het te houden referendum kan worden betrokken.

HOOFDSTUK 4 DATUM, VRAAGSTELLING, PROCEDURE, ORGANISATIE EN INFORMATIE

Artikel 11 Datum referendum

  • 1. De raad beslist binnen twee weken na de datum van het besluit als bedoeld in artikel 6 eerste lid of artikel 9, zevende lid, van deze verordening over het tijdstip en de vraagstelling van het referendum.

  • 2. Het referendum vindt uiterlijk binnen drie maanden na de datum van het besluit als bedoeld in artikel 6, eerste lid of artikel 9 zevende lid, van deze verordening

  • 3. De datum van het referendum wordt op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

  • 4. Er kunnen meer referenda op dezelfde dag worden gehouden.

  • 5. Indien de dag van het referendum zou vallen binnen zes maanden voor het tijdstip van een algemene verkiezing, kan de raad in afwijking van het tweede lid van dit artikel beslissen dat het referendum tegelijkertijd met die algemene verkiezing wordt gehouden.

  • 6. Indien de afloop van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde termijn in een vakantieperiode valt, kan de raad genoemde termijn verlengen met ten hoogste 6 weken.

Artikel 12 Vraagstelling

  • 1. Aan de kiesgerechtigden wordt de vraag gesteld of zij voor dan wel tegen het door de raad te nemen besluit zijn.

  • 2. Indien een door de raad te nemen besluit uit meerdere onderdelen bestaat, wordt een formulering gekozen die alle onderdelen bestrijkt.

Artikel 13 Organisatie en informatie

  • 1. Het college draagt zorg voor een goede organisatie van en een zorgvuldige informatieverstrekking over het referendum.

  • 2. De tekst van het door de raad te nemen besluit en het bijbehorende raadsvoorstel waarover het referendum wordt gehouden, liggen 6 weken voor het referendum ter inzage op de daartoe door het college aangewezen plaatsen. Dezelfde informatie is ook op de website van de gemeente beschikbaar.

  • 3. De burgemeester stelt een samenvatting vast van het door de raad te nemen besluit en het raadsvoorstel waarover het referendum wordt gehouden. De samenvatting wordt ten minste 14 dagen voor de dag van het referendum huis aan huis in de gemeente bezorgd.

  • 4. Het college scheidt bij de informatievertrekking zoveel mogelijk de informatie over de procedure van het referendum en de informatie over de inhoud van het door de raad te nemen besluit waarover een referendum wordt gehouden.

  • 5. De formulering van de vraagstelling wordt op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekendgemaakt en aan de inwoners bekendgemaakt in de samenvatting van de burgemeester, dan wel in een begeleidend schrijven.

HOOFDSTUK 5 FINANCIËN

Artikel 14 Budget

Bij het besluit tot het houden van een referendum zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid en artikel 9, zevende lid van deze verordening stelt de raad tevens een budget beschikbaar voor voorlichting en organisatie.

HOOFDSTUK 6 STEMMING, UITSLAG EN GEVOLGEN VAN DE UITSLAG

Artikel 15 De stemming

Op het stembiljet wordt de vraagstelling als bedoeld in artikel 12 vermeld en aan de kiesgerechtigde de keuze geboden zich voor of tegen het door de raad te nemen besluit uit te spreken.

Artikel 16 Stemopneming

  • 1. Onmiddellijk nadat de stemming is geëindigd, vindt de stemopneming plaats.

  • 2. Ieder stembureau stelt vast:

    • a.

      het aantal stemmen dat vóór het door de raad te nemen besluit is waarover het referendum is gehouden;

    • b.

      het aantal stemmen dat tegen het door de raad te nemen besluit is waarover het referendum is gehouden;

    • c.

      de som van de onder a en b van dit artikel bedoelde aantal stemmen, zijnde het aantal geldige uitgebrachte stemmen;

    • d.

      het aantal ongeldige stemmen;

    • e.

      het aantal blanco stemmen;

    • f.

      het aantal kiesgerechtigden dat bevoegd is in het stemdistrict aan de stemming deel te nemen.

  • 3. Terstond nadat de stemmen zijn opgenomen, maakt de burgemeester de aantallen stemmen bekend.

  • 4. De burgemeester draagt er zorg voor dat de processen-verbaal en de opgave van de door hem vastgestelde aantallen stemmen worden overgebracht naar het hoofdstembureau.

Artikel 17 Uitslag

De uitslag van een referendum geldt als een uitspraak tot afwijzing van het door de raad te nemen besluit, indien een meerderheid van de kiesgerechtigden zich tegen het door de raad te nemen besluit uitspreekt en deze meerderheid ten minste 30% omvat van degenen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen.

Artikel 18 Vaststelling van de uitslag

  • 1. Het hoofdstembureau gaat onmiddellijk nadat het de bescheiden als bedoeld in artikel 16, vierde lid, van deze verordening heeft ontvangen over tot de werkzaamheden tot het vaststellen van de uitslag van het referendum.

  • 2. Het hoofdstembureau stelt vast:

    • a.

      het totaal aantal stemmen dat vóór het door de raad te nemen besluit waarover het referendum is gehouden, is uitgebracht;

    • b.

      het totaal aantal stemmen dat tegen het door de raad te nemen besluit waarover het referendum is gehouden is uitgebracht;

    • c.

      de som van de onder a en b van dit artikel bedoelde aantal stemmen, zijnde het totaal aantal geldige uitgebrachte stemmen;

    • d.

      het totale aantal ongeldige stemmen;

    • e.

      het totale aantal kiesgerechtigden voor het referendum.

  • 3. Het hoofdstembureau stelt vervolgens vast of een meerderheid van de kiesgerechtigden zich tegen het door de raad te nemen besluit heeft uitgesproken en, indien dit het geval is, of die meerderheid ten minste dertig procent omvat van diegenen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen.

  • 4. De voorzitter van het hoofdstembureau maakt de uitslag zo spoedig mogelijk openbaar op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 5. De voorzitter van het hoofdstembureau zendt een afschrift van het proces verbaal aan de raad.

Artikel 19 Raadsbesluit na uitslag

In de eerstvolgende raadsvergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, vindt besluitvorming plaats over het door de raad te nemen besluit dat aan een referendum is onderworpen en is aangehouden.

HOOFDSTUK 7 STRAF- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Kieswet van overeenkomstige toepassing

  • 1. Onverminderd bovenstaande artikelen zijn ten aanzien van organisatie en uitvoering van een referendum de bepalingen van de Kieswet en het Kiesbesluit zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden en de plaatsvervangend leden van het hoofdstembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad zijn tevens voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden en de plaatsvervangend leden van het hoofdstembureau voor het referendum.

Artikel 21 Strafbepaling

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    Stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    Stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    Stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • e.

    Door gift of belofte een kiesgerechtigde omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem;

  • f.

    Zich door gift of belofte tot het bij volmacht stemmen of het afleggen van een ondersteuningsverklaring laat omkopen;

  • g.

    Een ander heeft gemachtigd voor hem te stemmen en niettemin in persoon aan de stemming deelneemt;

  • h.

    Stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van haar bekendmaking.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ”Referendumverordening gemeente Hellevoetsluis 2009”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 mei 2009.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
H.J. van der Wel. C.A. Kleijwegt.

Toelichting op de Referendumverordening Gemeente Hellevoetsluis 2008

Algemene toelichting

Wettelijk kader

Op grond van de bepalingen in de Grondwet en de Gemeentewet hebben gemeenten de mogelijkheid tot het houden van een raadplegend referendum over een te nemen of genomen besluit. Gemeenten zijn vrij in hoe ze dit regelen, binnen de randvoorwaarden die de Grondwet en Gemeentewet stellen. Deze randvoorwaarden zijn:

  • -

    het is de gemeenteraad die per geval beslist of een referendum wordt gehouden;

  • -

    ieder raadslid beslist individueel in hoeverre hij zich aan de uitslag van het referendum gebonden zal achten;

  • -

    de gemeenteraad neemt een (definitief) besluit over het onderwerp van het referendum, nadat het referendum is gehouden.

Geen bindende werking

De raad kan zich niet tevoren binden aan de uitspraak van het referendum. Bij de behandeling van een te nemen raadsbesluit waarvoor burgers een referendumprocedure aanhangig maken, kunnen individuele raadsleden wel een uitspraak doen over hoe zij denken om te gaan met de uitslag van het referendum.

Bevoegdheid

De bevoegdheid van de raad om een referendumverordening vast te stellen, vloeit voort uit de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet. Deze bepalingen geven de raad een algemene verordenende bevoegdheid.

Samenloop met inspraak

Onderwerpen waarover referenda gehouden kunnen worden, zijn vaak reeds via wettelijk bepaalde inspraakmogelijkheden aan de bevolking voorgelegd. Het wel of niet houden van een referendum heeft geen invloed op de voorgeschreven inspraakprocedures. Het is echter raadzaam om een referendum in een vroegtijdig stadium van een procedure te houden. Voorlichting over het referendumonderwerp kan dan bij voorbeeld in praktische zin gekoppeld worden aan voorlichting over hetzelfde onderwerp in het kader van de voorgeschreven inspraak.

Initiatief

Zowel de gemeenteraad (raadplegend) als kiesgerechtigden (raadgevend) kunnen het initiatief nemen gericht op het houden van een referendum. Bij een raadgevend referendum heeft de raad geen invloed op de vraag wanneer er een referendumverzoek wordt ingediend. De raad kan wel invloed uitoefenen op de inhoud van de procedure en de onderwerpen waarover een referendum kan worden

aangevraagd. Uitgangspunt zou moeten zijn dat als er een initiatief wordt genomen en het verzoek aan objectieve formele eisen voldoet, de indieners er van uit moeten kunnen gaan dat de referendumprocedure kan worden gestart. Of er daadwerkelijk een referendum komt, is afhankelijk van het aantal ingediende ondersteuningsverklaringen. Zowel voor de initiatiefnemers als de raad moeten de spelregels zo duidelijk mogelijk zijn om zoveel mogelijk geschillen en irritaties of frustraties te voorkomen. De raad moet bij een referendumverzoek naast de politieke overwegingen ook oog hebben voor de juridische aspecten van deze besluiten.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Om te voorkomen dat in de procedure zaken in de knel zouden kunnen komen door een vakantieperiode en er onduidelijkheid ontstaat welke vakantieperiode dan geldt, is besloten deze periode te definiëren. In de verordening is geregeld wanneer termijnen mogen worden verruimd in verband met een vakantieperiode. Bij het bepalen van de vakantieperiode wordt als uitgangspunt genomen het adviesrooster zoals dat jaarlijks wordt gepresenteerd.

Om mee te mogen doen met het referendum is aangehaakt bij het systeem van de Kieswet: kiesgerechtigd zijn degenen, die op de drieënveertigste dag voor de dag dat het referendum wordt gehouden, blijkens de Gemeentelijke Basisadministratie Persoongegevens kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, mits zij uiterlijk op de dag van de stemming de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

Artikel 2. Toepassingsgebied

Een referendum kan zich niet uitstrekken tot buiten het grondgebied van de gemeente waarin een referendum wordt gehouden. Het is mogelijk het referendum te beperken tot een deel van de gemeente, wanneer een aangelegenheid slechts een deel van de gemeente betreft. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 6, derde lid, van deze verordening. Burgerzaken zal zorgdragen voor de selectie van het aantal kiesgerechtigden binnen het geselecteerde deel van de gemeente.

Artikel 3. Referendumcommissie

De raad en het college kunnen ieder voor zich op grond van artikel 84 van de Gemeentewet een commissie instellen. De Gemeentewet geeft ook de mogelijkheid dat een commissie beide bestuursorganen adviseert. De referendumcommissie adviseert ingevolge artikel 3 van deze verordening zowel de raad als het college. Dit houdt in dat beide bestuursorganen formeel een besluit moeten nemen tot het instellen van een referendumcommissie.

In de verordening is bepaald dat er een referendumcommissie is. Daarmee wordt gekozen voor een structurele commissie, dat wil zeggen dat niet per referendum een commissie wordt ingesteld. Dit heeft als voordeel dat als er een referendumverzoek wordt ingediend, de referendumcommissie snel actief kan zijn. Bij de beoordeling van het inleidend verzoek is het mogelijk dat aan de commissie al een advies wordt gevraagd. Het is van belang dat er duidelijkheid is over de onafhankelijkheid en deskundigheid van de referendumcommissie.

In dit artikel worden samenstelling en taken van de referendumcommissie geregeld. Een van de taken is het behandelen van klachten over de referendumprocedure. In overeenstemming met de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) over de behandeling van klachten kan een commissie de klachten behandelen en daarover adviseren, maar moet het bestuursorgaan zelf formeel een oordeel geven over de klacht. Het is van belang dat de leden van de commissie deskundig zijn op de verschillende van belang zijnde gebieden. In ieder geval dient een communicatiedeskundige en een bestuursrecht of staatsrecht jurist lid te zijn van de commissie. Daarnaast is het van belang dat een lid van de commissie op de hoogte is c.q. ervaring heeft met een gemeentelijke organisatie. De commissie heeft een “slapend bestaan” en is alleen bij een referendumprocedure actief. Dan heeft de commissie ook ambtelijke ondersteuning nodig. Om de onafhankelijkheid te onderstrepen, dient deze ambtelijke medewerker niet sterk betrokken te zijn bij het referendum.

Er is sprake van een deskundigencommissie. De adviezen van de commissie kunnen alleen niet worden opgevolgd als daar zwaarwegende argumenten voor zijn. Die argumenten moeten dan goed gemotiveerd worden.

Het college stelt een aanbeveling op voor de benoeming van de leden. De raad benoemt de leden en stelt een reglement vast voor de werkwijze van de referendumcommissie.

Artikel 4. Onderwerp van referendum

Alleen voorgenomen besluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. Voorgenomen besluiten van het college of de burgemeester zijn niet referendabel. Een aantal onderwerpen waarover de raad voornemens is een besluit te nemen, leent zich echter minder goed voor een referendum. In de verordening is een lijst met uitzonderingen opgenomen. Enerzijds moet voorkomen worden dat de verordening een leeg instrument wordt waarbij het praktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren, anderzijds is het voor de burger belangrijk dat duidelijk is over welke voorgenomen besluiten geen referendum gehouden kan worden.

De uitzonderingen beogen ook te voorkomen dat over een bepaald onderwerp meer dan eens een referendum wordt gehouden of dat een referendum wordt uitgelokt; daarnaast is een afweging mogelijk ten opzichte van het belang bij voortgang van de besluitvorming c.q. van de uitvoering daarvan.

Artikel 5. Duidelijkheid vooraf over uitzonderingsgronden

Het college geeft vooraf op een raadsvoorstel aan of het referendabel is, zodat kiesgerechtigden op voorhand weten of het zin heeft om een inleidend of definitief verzoek tot het houden van een referendum te doen.

Hoofdstuk 2 Raadplegend referendum

Artikel 6. Initiatief raad

De raad kan zelf het initiatief nemen tot het houden van een referendum. Uiteraard dient bij de beslissing rekening gehouden te worden met het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van de verordening ten aanzien van de onderwerpskeuze. Voor het overige zijn de normale besluitvormingsprocedures zoals geregeld in de Gemeentewet en het Reglement van orde van toepassing. Indien niets anders is bepaald, beslist de raad over het houden van een referendum bij gewone meerderheid (artikel 30, Gemeentewet).

Artikel 7. Aanhouden beslissing

Wanneer besloten is tot het houden van een referendum, is het ongewenst dat het besluitvormingsproces geheel stil komt te liggen. Het verdient juist aanbeveling de besluitvorming zo veel mogelijk af te ronden. Alle argumenten zijn dan uitgewisseld, zodat ook het onderwerp en de vraagstelling op een zinnige wijze kunnen worden gepresenteerd. De eerste vergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is, moet de raad een besluit nemen over het aangehouden onderwerp, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden aan de burgers. Geldigheid van de uitslag wil niet zeggen dat de uitslag ook bindend is voor de raad. Het geeft enkel aan dat aangenomen mag worden dat het voorstel een voldoend draagvlak heeft onder de bevolking. De raad kan zich niet vooraf binden aan de uitslag van het referendum. Wel is het mogelijk dat individuele raadsleden, wanneer zij dat zelf wenselijk achten, vooraf te kennen geven welke consequenties zij aan een uitslag verbinden. Een dergelijke uitspraak is juridisch gezien niet bindend, maar kan wel politieke gevolgen hebben.

Hoofdstuk 3 Raadgevend referendum

Artikel 8. Inleidend verzoek

Voor het indienen van het inleidend verzoek is niet veel tijd. Daarom is in de verordening een lage drempel opgenomen voor het indienen van een inleidend verzoek. Er is wel gekozen voor het hanteren van een percentage omdat dit een duidelijk en makkelijk systeem is. Gelet op het feit dat er maar weinig tijd is voor de verzoekers, zijn geen bepalingen opgenomen over het persoonlijk indienen van het verzoek. Dit kan dus gewoon schriftelijk. Consequentie hiervan is wel dat het controleren van de verzoeken meer tijd vergt. Daarom is de termijn voor het indienen van het inleidend verzoek gesteld op vijf werkdagen. Het college toetst de formele eisen van het inleidend verzoek en de raad beslist inhoudelijk op het verzoek.

Artikel 9. Het definitieve verzoek

De termijn voor het indienen van een definitief verzoek is gesteld op zes weken. Voor het toelaten van een definitief verzoek is een ondersteuning nodigdoor een aantal kiesgerechtigden dat tenminste gelijk is aan 7% met een maximum van 2.250 kiesgerechtigde inwoners van de gemeente Hellevoetsluis ten tijde van de laatst gehouden verkiezing van de leden van de gemeenteraad.

Artikel 10. Aanhouden beslissing

Zie de toelichting bij artikel 7.

Hoofdstuk 4 Datum, vraagstelling, procedure, organisatie en informatie

Artikel 11. Datum referendum

De raad stelt de datum vast waarop het referendum zal worden gehouden. Deze datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen gehouden worden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen is praktisch omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook zorgt een combinatie voor een vermindering van de kosten.

Artikel 12. Vraagstelling

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 13. Organisatie en informatie

Bij het referendum hebben de raad en het college verschillende rollen en verantwoordelijkheden. Voor de duidelijkheid is hier opgenomen dat het college zorg draagt voor een goede organisatie en een zorgvuldige informatieverstrekking. De communicatie over het referendum is heel belangrijk. De gemeente heeft bij een referendum verschillende rollen. De gemeente is verantwoordelijk voor het proces, maar is ook inhoudelijk bij het onderwerp betrokken. Daarom is het van belang onderscheid te maken tussen informatie over de procedure - die moet vooral informatief en neutraal zijn - en de zogenaamde campagne, die niet neutraal kan zijn. Bij de informatieverstrekking zullen de inwoners ook geïnformeerd worden over de argumenten om voor dan wel tegen te stemmen. Dit kan in neutrale vorm gebeuren en geeft de inwoners inzicht in de gevolgen van hun stem. Alle informatie over de procedure wordt door de referendumcommissie getoetst (artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d van de verordening). Om alle inwoners te bereiken is analoog aan de vroegere Tijdelijke referendumwet bepaald dat de burgemeester een samenvatting van het raadsbesluit opstelt en dat deze samenvatting huis aan huis wordt verspreid. Deze informatie kan tegelijkertijd met de oproepkaarten worden verzonden, maar ook apart. Bij de huis aan huis informatie wordt ook aandacht geschonken aan de vraagstelling, zodat de kiezers die vraag voor dat ze echt gaan stemmen al hebben kunnen lezen.

Hoofdstuk 5 Financiën

Artikel 14. Budget

Het houden van een referendum is een vrij kostbare aangelegenheid. Het ligt voor de hand dat de raad, zodra tot een referendum wordt besloten, ook de nodige financiën beschikbaar stelt.

Hoofdstuk 6 Stemming, uitslag en gevolgen van de uitslag

Artikel 15, 16 en 18 : Procedure stemming

Voor de procedures rond de stemming wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de gang van zaken rond de verkiezing van de leden van de gemeenteraad

Artikel 17. Uitslag

Voor het bepalen van de uitslag is aansluiting gezocht bij het systeem van de vroegere Tijdelijke Referendumwet. Dit systeem is duidelijk en wordt bepaald door het aantal kiesgerechtigden op dat moment.

Artikel 19. Raadsbesluit na uitslag

Het referendum is niet bindend, de raad is vrij bij de besluitvorming naar aanleiding van het referendum. De uitslag van het referendum hoeft dus niet gevolgd te worden.

Hoofdstuk 7 Straf- slotbepalingen

Artikel 20. Kieswet van overeenkomstige toepassing

Voor de duidelijkheid is in de verordening bij de diverse beslismomenten opgenomen welk orgaan welke beslissing neemt. Het hoofdstembureau speelt, net zoals bij gewone verkiezingen, bij de technische toetsing een belangrijke rol. Dat is al geregeld in de Kieswet, maar toch opgenomen in de verordening. Voor de overige zaken, die niet uitdrukkelijk in de verordening zijn geregeld zijn de bepalingen van de Kieswet en het Kiesbesluit van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21. Strafbepalingen

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening straf stellen. Voor het bepalen van wat strafbaar is, is zoveel mogelijk aangesloten bij de Kieswet, hoofdstuk Z.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 23. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.