Regeling vervallen per 01-09-2013

Beleidsregel Wet BIBOB Milieu en Bouwen Helmond 2010

Geldend van 20-11-2010 t/m 31-08-2013

Intitulé

BELEIDSREGEL WET BIBOB MILIEU EN BOUWEN HELMOND 2010

Burgemeester en wethouders van Helmond

besluit

  • 1.

    vast te stellen de Beleidsregel Wet BIBOB milieu en bouwen Helmond 2010

  • 2.

    in te trekken de Beleidsregel Wet BIBOB milieu en bouwen Helmond 2009

I. Inleiding; wat houdt de Wet BIBOB in

De Wet Bevordering Integriteitsbeoordeling door het Openbaar Bestuur (Wet BIBOB) geeft bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen het risico, dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De Wet BIBOB geeft namelijk een extra weigerings- en intrekkingsgrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken. Daarnaast kan de wet BIBOB worden toegepast bij overheidsopdrachten (aanbestedingen). Niet alle vergunningen, subsidies en aanbestedingen vallen onder de werking van het BIBOB instrumentarium. Enerzijds moet het gaan om economische sectoren die kwetsbaar zijn voor ernstige of georganiseerde vormen van criminaliteit anderzijds moet sprake zijn van gevallen waarbij grote belangen op het spel staan. De branches die bij vergunningsaanvragen onder de werkingssfeer van het BIBOB-instrumentarium vallen, zijn de volgende: transport (personen- en goederenvervoer over de weg), milieu (o.a. afvalverwerkingsbranche), speelautomatenhallen, bouw, horeca, coffee- en growshops, seksinrichtingen, escortservices en opiumverloven.

II. Juridisch kader

De wet BIBOB is op 1 juni 2003 in werking getreden. Kort gezegd wordt in de wet aan het bestuur de mogelijkheid geboden een vergunning te weigeren of in te trekken, indien strafbare feiten, oorzaak (witwassen), middel (valsheid in geschrifte) of gevolg (dekmantel) daarvan zijn. De Wet BIBOB geeft het bestuursorgaan de mogelijkheid om een vergunning of subsidie te weigeren of in te trekken, indien er een ernstige mate van gevaar is dat de vergunning mede gebruikt wordt om strafbare feiten te plegen of indien er een ernstige mate van gevaar is dat de vergunning mede zal worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten.

Hiervoor is het noodzakelijk dat het bestuur de beschikking krijgt over zodanige informatie dat het voldoende kan beoordelen of er sprake is van ernstig gevaar. Hiervoor is het landelijk Bureau BIBOB opgericht.

Bij de bestuursorganen ligt de beslissing al dan niet een BIBOB-advies aan te vragen. Vanwege deze keuzevrijheid verdient het de voorkeur dat dit gebeurt op basis van een te ontwikkelen beleid, waarin wordt aangegeven in welke gevallen een advies kan worden aangevraagd bij het Bureau BIBOB. Dit schept duidelijkheid naar burgers en ondernemingen die potentieel aan een BIBOB-onderzoek kunnen worden onderworpen.

Het BIBOB-advies is overigens een ultimum remedium. Het kan slechts gevraagd worden indien een redelijk vermoeden bestaat dat de vergunning met het oog op gepleegde of te plegen strafbare feiten geweigerd of ingetrokken zou moeten worden en er daartoe op basis van het huidige instrumentarium geen mogelijkheden zijn.

Gelet op de nieuwheid van de wet BIBOB alsmede de complexiteit van de wet is in 2005 met een gefaseerde implementatie van de Wet BIBOB gestart. Begonnen is met de vergunningen voor seksinrichtingen, coffeeshops, horeca-inrichtingen, speelautomatenhallen en afhaalcentra. In 2006 zijn hieraan toegevoegd escortbedrijven en growshops. Toen is in het vooruitzicht gesteld dat er ook beleid zou worden ontwikkeld voor bouwvergunningen en milieuvergunningen. Door het Regionaal College is een werkgroep ingesteld om voor de regio beleid te formuleren. Op 31 maart 2008 heeft het Regionaal College ingestemd met de door de werkgroep geformuleerde beleidslijn. De beleidslijn is getoetst door het Openbaar Ministerie en het Bureau BIBOB. De beleidslijn is verwerkt in onderhavige beleidsregel. Naar aanleiding van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010 is de beleidsregel aangepast; betreft enkel technische wijzigingen.

III. Hoe werkt Bureau BIBOB

Het Bureau BIBOB heeft twee wettelijke taken:

  • 1.

    Adviseren over de mate van gevaar van misbruik van vergunningen, subsidies of aanbestedingen (artikel 9, Wet BIBOB).

  • 2.

    Bestuursorganen desgevraagd informeren over de in de Wet BIBOB en in andere algemeen verbindende voorschriften neergelegde weigerings- en intrekkingsgronden inzake subsidies en

    vergunningen (artikel 10, Wet BIBOB).

De totstandkoming van het BIBOB-advies:

Het bureau werkt volgens een gestandaardiseerd screeningsproces om tot een advies te komen. Hierbij beschikt het zowel over de informatie die door de betrokkene zelf wordt aangeleverd op de vragenlijst alsook over informatie uit open en gesloten bronnen. Open bronnen zijn voor iedereen vrij toegankelijk (o.a. Kamer van Koophandel, Kadaster), gesloten bronnen zijn alleen toegankelijk op grond van een in de wet geregelde bevoegdheid. Het gaat dan om justitiële, politiële en fiscale bronnen.

De in de informatiebronnen gevonden feiten en omstandigheden worden onder meer beoordeeld op relevantie, recentheid, strafmaat, recidive en relatie met de aanvrager. Op basis hiervan wordt een concept BIBOB-advies samengesteld. Wanneer dit conceptadvies ‘enige of ernstige mate van gevaar’ is, gaat dit conceptadvies ter toetsing naar de landelijke BIBOB-officier (Officier van Justitie). Indien een zwaarwegend strafvorderlijk belang van een lopend onderzoek zou worden geschaad door het gebruik van bepaalde gegevens in het BIBOB-advies, kan de officier bepalen dat die gegevens niet gebruikt mogen worden. In dit geval gaat het belang van het lopende onderzoek voor en zal Bureau BIBOB deze informatie niet gebruiken in haar advies. Overigens kan de Officier van Justitie na afloop van het strafrechtelijk onderzoek het bestuursorgaan alsnog tippen om een nieuw BIBOB-advies aan te vragen, zodat de verleende vergunning eventueel alsnog kan worden ingetrokken.

Niet alleen de betrokkene wordt gescreend ook derden die betrokken zijn bij de aanvraag, zoals leidinggevenden, financiers en zakelijke partners.

Het resultaat van de screening door het Bureau BIBOB kan drie maten van gevaar opleveren, namelijk:

  • 1.

    geen gevaar

  • 2.

    enig gevaar

  • 3.

    ernstig gevaar

Bij het BIBOB-advies ‘geen gevaar’ kan het bestuursorgaan positief beschikken. In geval van een BIBOB-advies ‘enige mate’ van gevaar kan het bestuursorgaan positief beschikken, maar extra voorwaarden stellen. Luidt het BIBOB advies ‘ernstige mate’ van gevaar, dan kan het bestuursorgaan negatief beschikken.

Onderzoek bij Bureau BIBOB leidt tot opschorting van de wettelijke termijn voor het afgeven van een beschikking door het bestuursorgaan, voor de duur dat het Bureau BIBOB nodig heeft om het advies uit te brengen. Het bureau heeft een bij wet vastgestelde termijn van vier weken. Deze kan, bij ingewikkelde afschermingconstructies, eenmalig worden verlengd met vier

weken.

IV. Het bestuursorgaan en het BIBOB-advies

Het bestuursorgaan kan het BIBOB-advies in beginsel niet integraal overnemen in de uiteindelijke beslissing. Het bestuursorgaan motiveert de uiteindelijke beschikking met elementen uit het BIBOB-advies (b.v. tekstblokken) voor zover nodig voor de motivatie van die beschikking. Het bestuursorgaan kan het advies ook naast zich neerleggen als er andere belangen spelen. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid.

Overigens dient bij een voorgenomen negatieve beschikking de aanvrager in de gelegenheid gesteld te worden zijn eventuele zienswijzen kenbaar te maken. Hij mag het advies inzien. Derden mogen het advies inzien voor zover het informatie betreft die op hen betrekking heeft.

V. Beleidscriteria

Algemeen

Bij de bestuursorganen ligt de beslissing al dan niet een BIBOB-onderzoek aan te vragen. Vanwege deze keuzevrijheid verdient het de voorkeur dat dit gebeurt op basis van te ontwikkelen beleid, waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen een BIBOB-onderzoek zal plaatsvinden (invullen vragenlijst en toetsing daarvan) en in welke gevallen dit kan leiden tot een adviesaanvraag bij het Bureau BIBOB.

De afweging om tot een BIBOB-adviesaanvraag over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument - weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

In deze beleidsregel richten we ons op de volgende branches: milieu en bouwen.

Het college van burgemeester en wethouders is het bevoegd gezag. Het college zal bij vergunningsaanvragen of bij het toezicht op de naleving ervan, onderzoeken of de weigerings- of intrekkingsgronden uit artikel 3 van de Wet BIBOB van toepassing zijn.

Op grond van artikel 3 kan een vergunning worden geweigerd of ingetrokken indien:

  • 1.

    Er sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden om:

    • a.

      uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

    • b.

      strafbare feiten te plegen

  • 2.

    Feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

Deze informatie kan door eigen onderzoek worden verkregen of vanuit het Bureau BIBOB middels een BIBOB-advies. Echter voordat een BIBOB-advies wordt aangevraagd zal eerst het eigen bestaande instrumentarium moeten zijn toegepast. Alle informatie die je kunt verkrijgen uit de verschillende open bronnen, moeten opgevraagd en getoetst worden. De wet BIBOB vormt slechts een aanvullend middel naast de bestaande instrumenten. Zo zal antecedentenonderzoek kunnen plaatsvinden nadat artikel 13 van het Besluit justitiële gegevens is gewijzigd.

Het bestaande instrumentarium voor de omgevingsactiviteiten bouwen of voor het oprichten of veranderen van een inrichting (milieu)

Een aanvraag om een gemeentelijke omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu wordt beoordeeld op grond van de toetsingscriteria zoals aangegeven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag wordt uitsluitend gekeken naar de belangen van de bescherming van het milieu. Er vindt derhalve uitsluitend een toetsing plaats op milieutechnische en/of –juridische aspecten.

Een aanvraag om een gemeentelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt op grond van de Wabo en Bor getoetst aan het bestemmingsplan, de bouwverordening, het bouwbesluit, de monumentenwet en de welstandsverordening. Er vindt derhalve uitsluitend een toetsing plaats op bouwtechnische en/of –juridische aspecten.

Een beoordeling op het risico dat de gevraagde beschikking mede zal worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten, of het plegen van strafbare feiten dan wel de aanwezigheid van een redelijk vermoeden dat er een strafbaar feit is gepleegd teneinde de beschikking te verkrijgen (denk bijvoorbeeld aan: valsheid in geschrifte of omkoping) vindt niet plaats.

Resumerend: In de huidige situatie wordt voornamelijk de “wat” vraag bezien; in relatie tot de Wet BIBOB wordt de “wat” vraag en de “wie” vraag onderzocht.

Beleidsregel

Deze beleidsregel heeft betrekking op omgevingsvergunningen ingevolge de Wabo.

  • a.

    Wet BIBOB en de aanvraag omgevingsvergunning betreffende de activiteit het oprichten of veranderen van een inrichting (milieu)

    De Wet BIBOB is o.a. van toepassing verklaard op vergunningen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De vergunningplicht geldt niet voor

    inrichtingen die bij AMvB krachtens artikel 8.40 Wet Milieubeheer zijn aangewezen; hiervoor geldt een meldingsplicht. De Wet BIBOB is dan ook niet van toepassing op inrichtingen die vallen onder deze z.g. artikel 8.40 AMvB’s. Op gemeentelijk niveau is er derhalve maar een beperkt toepassingsbereik van de Wet BIBOB.

    De afgelopen jaren is in ruime mate onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van criminaliteit binnen de milieubranche. Uit verschillende onderzoeken van bijvoorbeeld de voornoemde Parlementaire Enquête Commissie Van Traa, het onderzoek “Schijn bedriegt” en overige onderzoeken door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum van het ministerie van justitie (WODC) en Politie, alsmede uit enkele grote strafzaken, blijkt dat het werkveld milieu wel degelijk gevoelig is voor criminele handelingen. Dit kan variëren van het overtreden van milieuregels, een combinatie van overtreding van milieuregels en commune delicten, tot het gebruiken van bedrijven als dekmantel voor

    criminele handelingen. Het is dus noodzakelijk dat ook de lokale overheid(gemeente) het BIBOB-instrument kan inzetten binnen het werkveld milieu.

    Binnen dit werkveld is met name een deel van de afvalbranche meer gevoelig gebleken voor criminaliteit. De redenen hiervoor zijn onder andere:

    • -

      de branche is moeilijk controleerbaar door produktdiversificatie en complexiteit;

    • -

      de grote tendens tot monopolies en aaneensluiting van bedrijven waardoor de overheid buiten spel kan worden gezet en de overheidscontrole op illegale activiteiten kan worden verhinderd;

    • -

      door het opleggen van aangescherpte milieunormen stijgen de kosten. Hoe hoger de kosten des te aantrekkelijker is de illegale stort of verwerking;

    • -

      door de hoge mate van regeldichtheid en complexiteit van de milieuwetgeving bestaan er veel mazen in de wet. Deze worden door malafide bedrijven uitgebuit;

    • -

      het behalen van hoge winstmarges door illegale verwerking of bewerking;

    • -

      de discrepanties op wetgevingsgebied, handhavingsambitie en handhavingscapaciteit, waarvan malafide bedrijven gebruik maken. Om voornoemde redenen zal de inzet van het BIBOB-instrumentarium vooralsnog worden ingezet binnen de afvalbranche.

  • b.

    Wet BIBOB en de aanvraag omgevingsvergunning betreffende activiteit bouwen

    Met de inwerkingtreding van de Wet BIBOB is de Woningwet (Ww) gewijzigd om de bouwvergunning onder de werking van de Wet BIBOB te plaatsen. ;Inmiddels is door de inwerkingtreding van de Wabo, de bouwvergunning komen te vervallen en vervangen door de omgevingsvergunning. In artikel 2.20 van de Wabo is de mogelijkheid gegeven een omgevingsvergunning te weigeren. De Wet BIBOB is dus van toepassing verklaard op vergunningen in de zin van artikel 2,1, eerste lid , onder a of e Wabo.

    Gelet op de wijzigingswet BIBOB van 10 juni 2004 (in werking getreden op 14 september 2004) is de weigeringsgrond ex artikel 3 van de Wet BIBOB ook van toepassing verklaard op intrekking van de omgevingsvergunning en is de definitie van betrokkene verruimd. Voor de toepassing van art. 3 Wet BIBOB wordt vanaf inwerkingtreding van de aanpassingswet onder “betrokkene” in de Ww mede verstaan degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met de aanvrager van een

    omgevingsvergunning gelijk kan worden gesteld. Deze uitbreiding van het betrokkene-begrip heeft als doel om naast de daadwerkelijke vergunninghouder, ook de personen erachter – zoals de feitelijke beleidsbepalers - te kunnen toetsen. Ook bij de overdracht van omgevingsvergunning kan achteraf onderzoek worden gedaan naar degene aan wie de vergunning isovergedragen.

    Op grond van art. 3 Wet BIBOB kan een bestuursorgaan weigeren een aangevraagde omgevingsvergunning betreffende de activiteit bouwen te verlenen dan wel een verleende omgevingsvergunning intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de omgevingsvergunning mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten(lid 1 onder a) of strafbare feiten te plegen(lid 1 onder b). Deze strafbare feiten hoeven niet per se in verband te staan met de effectuering van de omgevingsvergunning. Het gaat ook om strafbare feiten die gepleegd kunnen worden, omdat er middels de effectuering van de vergunning een bepaalde situatie in het leven wordt geroepen. Een voorbeeld van een rechtstreeks verband met de effectuering van de omgevingsvergunning betreft het financieren van een bouwwerk met uit misdrijf verkregen geld als ook het op grote schaal realiseren van een bouwwerk met arbeiders, al of niet vanuit onderaannemers, waarover geen afdracht sociale premies plaatsvindt (zwartwerkers). De omgevingsvergunning kan tevens geweigerd worden of ingetrokken worden (ook bij overschrijving

    van de vergunning), indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van aangevraagde dan wel verleende vergunning een strafbaar feit is gepleegd (lid 6).

    Het risico dat een omgevingsvergunning zal worden gehanteerd voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten of het plegen van strafbare feiten zoals hiervoor aangeduid, zal zeker niet in alle

    gevallen aanwezig zijn. Om die reden zal de toetsing van de vergunningaanvraag op de mate van risico als bedoeld in artikel 3 Wet BIBOB slechts in een beperkt aantal gevallen plaatsvinden (zie hierna).

    Voor een praktische aanpak is gekozen als het om zogenaamde risicocategorieën gaat.

    Het betreft hier bedrijven met bepaalde handelsactiviteiten die meer dan andere gevoelig zijn voor criminele beïnvloeding. Deze bedrijven zijn genoemd in de bijlage. Het is de bedoeling om in geval van aanvragen om omgevingsvergunning van deze bedrijven op initiatief van de gemeente het OM te vragen informatie te geven of een BIBOB-procedure wenselijk is. Het OM maakt vervolgens gebruik van de bevoegdheid ex artikel 26 Wet BIBOB om het bestuursorgaan te wijzen op de wenselijkheid het Bureau BIBOB om een advies te vragen. Deze procedure is afgesproken met het OM.

    Uiteraard bestaat ook de mogelijkheid dat het OM (zelfstandig) gebruik maakt van haar zogenaamde tipfunctie (ex artikel 26 Wet BIBOB).

  • c.

    Inzetten BIBOB-instrumentarium

    • -

      Het BIBOB-instrumentarium zal bij omgevingsvergunningen betreffende de activiteit het oprichten of veranderen van een inrichting (milieu) in de volgende situaties ingezet worden:

      • 1.

        Bij het aanvragen van een vergunning op grond van de Wabo voor inrichtingen categorieën 12, 25 en 28 van onderdeel C van bijlage I van het Bor,

      • 2.

        Indien bij een aanvraag omgevingsvergunning, betreffende de activiteit het oprichten of veranderen van een inrichting (milieu), op basis van feiten en omstandigheden en mede

        gebaseerd op (aanvullend) lokaal beleid, gemotiveerd de inschatting wordt gemaakt dat inzet van het BIBOB-instrumentarium geboden is.

    • -

      Het BIBOB-instrumentarium zal bij omgevingsvergunningen betreffende de activiteit bouwen ingezet worden indien het bouwwerk bedrijfsmatig geëxploiteerd of verhandeld gaat worden, in de volgende situaties:

      • 1.

        Bij een aanvrage met als gebruiksfunctie wonen, waarbij sprake is van kamerverhuur;

      • 2.

        Bij een aanvrage met als gebruiksfunctie wonen, waarbij sprake is van een woongebouw met een bouwsom hoger dan € 750.000,= ( bijv. appartementenbouw);

      • 3.

        Bij een aanvrage met als gebruiksfunctie bestemd voor horeca, waarbij sprake is van een nieuwe locatie of een bestaande locatie waarvoor geen nieuwe drank- en horecavergunning gevraagd hoeft te worden, met een bouwsom hoger dan € 100.000,=;

      • 4.

        Bij een aanvrage met als gebruiksfunctie logies, waarbij sprake is van vakantiewoningen;

      • 5.

        Bij een aanvrage met als gebruiksfunctie logies, waarbij sprake is van een pension;

      • 6.

        Bij een aanvrage van de in de bijlage genoemde bedrijven die als risicocategorie worden beschouwd, indien na een verzoek om advies het OM gebruik maakt van de zogenaamde tipfunctie o.g.v. artikel 26 Wet BIBOB;

      • 7.

        Bij een aanvrage, niet vallende onder de hiervoor omschreven gevallen kan het bestuursorgaan

        geografische gebieden en/of branches benoemen. Het bestuursorgaan bepaalt alsdan de criteria.

        De in de beleidsregels genoemde bedragen zijn de feitelijke bouwkosten, dus exclusief de kosten van de grond. De gemeente rekent van de ingekomen aanvragen om omgevingsvergunning de m3 uit. Op basis van de 'interne richtlijnen bouwkosten' wordt uitgerekend wat deze bouwkosten zullen zijn. Deze bouwkosten worden gehanteerd voor de toetst aan de bovenstaande criteria 2 en 3.

        Uitzonderingen in het nieuwe beleid. Het BIBOB-instrumentarium zal bij een aanvraag om omgevingsvergunning betreffende de activiteit bouwen in de hierboven genoemde gevallen niet worden toegepast ingeval de aanvraag voor de omgevingsvergunning afkomstig is van:

  • a.

    Overheidsinstanties;

  • b.

    Semi-overheidsinstanties;

  • c.

    Toegelaten woning(bouw)corporaties;

  • d.

    Een aanvrager die door een overheidsorgaan gesubsidieerd wordt;

  • e.

    Door het bestuursorgaan nader aan te duiden aanvragers.

    Ook bij verleende vergunningen kan het BIBOB-instrumentarium worden toegepast.

    Uiteraard zal t.a.v. een verleende vergunning enkel een procedure opgestart worden indien daar nadrukkelijk aanleiding voor is. Gezien het ingrijpende karakter van de intrekkingsbevoegdheid zal met

    het opstarten van een dergelijke procedure terughoudend omgegaan worden. Zonder limitatief te zijn worden hieronder een aantal aanleidingen genoemd:

    • -

      Het Openbaar Ministerie adviseert om een intrekkingsprocedure op te starten (tipfunctie).

    • -

      De Belastingdienst adviseert om een intrekkingsprocedure op te starten.

    • -

      Er hebben zich meermalen openbare orde of veiligheidsproblemen voorgedaan en de burgemeester

      acht het op basis van een politierapportage noodzakelijk dat een intrekkingsprocedure wordt

      opgestart.

    • -

      Er is een nieuwe aanvrage voor een omgevingsvergunning betreffende de activiteit oprichten of veranderen van een inrichting (milieu) gedaan. De aanvraag werd echter zonder plausibele reden ingetrokken nadat door de gemeente werd aangegeven dat er een BIBOB-advies gevraagd zou gaan worden en na de intrekking wordt de inrichting gedreven op basis van de reeds verleende vergunning.

  • d.

    BIBOB-vragenlijsten

    Er zijn twee soorten vragenlijsten: een uitgebreide (aanvullende) vragenlijst en een beknopte (aanvullende) vragenlijst.

    De beknopte (aanvullende) vragenlijst zal gebruikt worden voor een eerste toets. Op basis daarvan kan (b.v. als de ingevulde vragenlijst onduidelijkheid oplevert, zie hieronder) worden besloten dat alsnog de uitgebreide vragenlijst ingevuld moet worden. We zullen in eerste instantie steeds de beknopte vragenlijst gebruiken.

    De uitgebreide vragenlijst wordt gebruikt bij het vergaren van extra financiële informatie. Deze vragenlijst is behoorlijk uitgebreid en vraagt nogal wat van de vergunningaanvrager c.q. 

    vergunninghouder.

    Indien er na beoordeling van de ingevulde beknopte vragenlijst onduidelijkheden blijven bestaan op hieronder aangegeven onderdelen, dan dient alsnog de uitgebreide vragenlijst ingevuld te worden. Er kan onduidelijkheid blijven bestaan t.a.v.:

    • 1.

      De bedrijfsstructuur:

      • -

        Onduidelijke, ondoorzichtige organisatiestructuur

      • -

        Monopolypositie van het bedrijf

      • -

        Onduidelijk ondernemingsplan

      • -

        Geen recent uittreksel van de Kamer van Koophandel

    • 2.

      De financiering:

      • -

        Financiële binding aan personen/bedrijven die bij politie en/of gemeente als onbetrouwbaar bekend staan

      • -

        Ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van gangbare wijze van financiering

      • -

        Slechte economische situatie bedrijf

      • -

        Afwijkende prijsstelling t.o.v. de branche

      • -

        Ondoorzichtige wijze van administreren

    • 3.

      Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

      • -

        Ongebruikelijke branche voor de aanvrager

      • -

        Aan de aanvrager is eerder een vergunning geweigerd (ook andere gemeenten)

      • -

        Van een of meer van de leidinggevenden is informatie bekend die zou kunnen wijzen op slecht levensgedrag

      • -

        Vermoeden gebruik van stromannen

    • 4.

      De inrichting

      • -

        Opeenstapeling van ‘probleeminrichtingen’

      • -

        Uitstraling van de inrichting (bijv. opvallend weinig bezoekers, louche en vaak auto’s van bepaalde verhuurbedrijven voor de deur)

      • -

        Vorige zaak: slechte exploitatie, vergunning geweigerd, sluitingsbevel

      • -

        Snel opvolgende wijzigingen

      • -

        Huurprijs of overnamebedrag pand/bedrijf is niet marktconform

    • 5.

      Algemeen geldende beleidsindicatoren:

      • -

        Behandelend ambtenaar voelt zich bedreigd / geïntimideerd

      • -

        Valsheid in geschrifte bij aanvraag

      • -

        Fraude (onjuiste diploma’s, identificatiepapieren, contracten)

  • e.

    Bij verleende vergunningen moet de uitgebreide BIBOB-vragenlijst ingevuld worden:

    Voor omgevingsvergunningen geldt dat de uitgebreide (aanvullende) BIBOB-vragenlijst ingevuld dient te worden. Zoals gezegd zal t.a.v. een verleende vergunning enkel een procedure opgestart worden

    indien daar nadrukkelijk aanleiding voor is. Het ligt dan ook voor de hand onmiddellijk de uitgebreide vragenlijst te gebruiken.

  • f.

    Beoordeling door BJZ

    De afdeling BJZ toetst, zonodig met ondersteuning van de afdeling Financiën of een externe deskundige, de ingevulde beknopte en/of uitgebreide vragenlijst en de aangeleverde gegevens.

    Wanneer de vragenlijst niet volledig is ingevuld of wanneer niet alle gevraagde gegevens zijn aangeleverd, wordt de aanvrager gevraagd de vragenlijst en/of de gegevens aan te vullen.

    Het niet tijdig indienen van de vragenlijsten en gevraagde gegevens of de aanvulling daarvan, leidt tot het niet in behandeling nemen van een aanvrage overeenkomstig het gestelde in artikel 4:5, eerste lid

    van de Algemene wet bestuursrecht. Wanneer er naar aanleiding van de ingevulde vragenlijsten en aangeleverde bescheiden nog vragen zijn, wordt schriftelijk nadere informatie gevraagd en/of de aanvrager uitgenodigd voor een gesprek.

  • g.

    Keuze voor wat betreft het aanvragen van een BIBOB-advies (indicatoren)

    De volgend keuze wordt gemaakt voor wat betreft het richten van een verzoek aan het Bureau BIBOB voor het daadwerkelijk aanvragen van een BIBOB-advies (indicatoren).

    Een BIBOB-advies kan gevraagd worden indien:

    • 1.

      er na gemeentelijke screening (het zogenaamd zelfstandig onderzoek aan de gronden van artikel 3 van de Wet BIBOB) nog onduidelijkheden bestaan,

      of

    • 2.

      de Officier van Justitie gebruik heeft gemaakt van zijn, in de wet verankerde, tipfunctie en adviseert een BIBOB-advies aan te vragen.

      Ad 1. Met onduidelijkheden wordt gedoeld op:

      • -

        er bestaan nog steeds vragen over de bedrijfsstructuur;

      • -

        er bestaan nog steeds vragen over de financiering van het bedrijf;

      • -

        er bestaan nog steeds vragen over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is

        gevestigd.

  • h.

    Subsidiariteit en proportionaliteit

    Deze beleidsregel geeft invulling aan twee belangrijke uitgangspunten van de wet, namelijk de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. De gemeente bekijkt eerst of er geen bestaande

    weigeringsgronden zijn (b.v. strijd met bestemmingsplan of antecedentenonderzoek). Deze bestaande weigeringsgronden kunnen ook betrekking hebben op de integriteit van de vergunningaanvrager c.q. houder.

    Op de tweede plaats dient het bestuursorgaan te onderzoeken of zij zelfstandig de Wet BIBOB kan toepassen. Als het bevoegd gezag op basis van het eigen onderzoek genoeg aanwijzingen heeft dat

    een situatie als bedoeld in artikel 3 van de wet BIBOB zich voordoet, zal het de vergunning weigeren of intrekken. Dit onderzoek vindt plaats met behulp van de in artikel 30 van de Wet BIBOB omschreven formulieren (vragenlijsten; zie hierboven). Wanneer uit eigen onderzoek blijkt dat er toch nog onduidelijkheden zijn over de integriteit van de aanvrager of diens zakelijke relaties, kan het bevoegd gezag een beroep doen op het landelijk Bureau BIBOB.

VI. Procedure

De beslissing een bestuursorgaan om een verzoek bij het Bureau BIBOB in te dienen tot het uitbrengen van een BIBOB-advies is geen beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Hiertegen kan derhalve geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan zich terug te trekken uit de aanvraagprocedure.

Ingevolge artikel 32 uit de wet BIBOB moet het bestuursorgaan de betrokkene actief informeren over het feit dat het advies heeft gevraagd aan het Bureau BIBOB.

Het bestuursorgaan zal, indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een BIBOB-advies, de betrokkene in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. Betrokken heeft daarbij enkel de mogelijkheid het BIBOB-advies in te zien. Tegen de uiteindelijke beslissing tot weigering of intrekking van de vergunning door het bestuursorgaan waarin een BIBOB-advies is verwerkt, staat uiteraard wel de gebruikelijke bezwaar- en beroepsprocedure open op grond van de Awb. Onder bepaalde voorwaarden kan ook zonder bezwaarschriftenprocedure een beroepsprocedure gestart worden bij de rechtbank. De bezwaarschriftenprocedure kan worden overgeslagen indien betrokkene in zijn bezwaarschrift een verzoek tot rechtstreeks beroep doet en de gemeente vervolgens de zaak geschikt acht voor rechtstreeks beroep. De gemeente stuurt dan het bezwaarschrift ter behandeling door aan de bestuursrechter.

In gevallen waarbij sprake is van een besluit op basis van een BIBOB-advies, acht de gemeente de zaak geschikt voor rechtstreeks beroep. Daarvoor zijn een aantal redenen. De belangrijkste reden betreft het feit dat de bezwaarschriftencommissie vanwege de vertrouwelijkheid niet mag kennisnemen van het BIBOB-advies. Zij kan haar oordeel enkel baseren op het genomen besluit en de overige op de zaak betrekking hebbende stukken. De bestuursrechter kan wel kennis nemen van het BIBOB-advies.

Bovendien geldt dat de standpunten zijn uitgewisseld en de feiten en omstandigheden voldoende duidelijk zijn. De bezwarenprocedure zal niet leiden tot een beter besluit.

VII. Inwerkingtreding

Op 4 februari 2009 heeft het driehoeksoverleg ingestemd met de Beleidsregel Wet BIBOB milieu en bouwen Helmond 2009. Die beleidsregel is enkel technisch gewijzigd, n.l. aan de per 1 oktober 2010 inwerking getreden Wabo. De Beleidsregel Wet BIBOB milieu en bouwen Helmond 2010 is derhalve niet nogmaals aan het driehoeksoverleg voorgelegd. De beleidsregel treedt in werking 3 dagen na de datum van bekendmaking.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 16 november 2010
Burgemeester en wethouders van Helmond
De burgemeester, De secretaris,
Drs. A.A.M. Jacobs. Dhr. A.A.M. Marneffe R.A.
Bekend gemaakt op:
19 november 2010
De secretaris,
Dhr. A.A.M. Marneffe R.A.

Bijlage

Lijst met bedrijven die als risicocategorie worden beschouwd

De handelsactiviteiten van de hieronder genoemde bedrijven zijn gevoeliger voor criminele beïnvloeding dan bij andere branches.

Het betreft de volgende bedrijven:

  • -

    Horecabedrijven (andere dan bedoeld onder 4, bladzijde 6 van de Beleidsregel)

  • -

    Coffeeshops/ growshops/ smartshops

  • -

    Seksinrichtingen

  • -

    Wisselkantoren

  • -

    Speelautomatenhallen

  • -

    Belwinkels

  • -

    De occasionautohandel

  • -

    Afval be- en verwerkingsbedrijven

  • -

    Import- en exportbedrijven

  • -

    Vastgoedbedrijven

  • -

    Kunsthandel

  • -

    Kledingateliers

  • -

    Uitzendbureaus

  • -

    Sportscholen ( m.n. gevechtssporten en fitnessbedrijven)

  • -

    Beauty-, wellnes- en saunabedrijven

  • -

    Vrijplaatsen (zie beleid vrijplaatsen)

Voor deze bedrijven is de volgende procedure met het OM afgesproken. Bij aanvragen van (ver-) bouwvergunningen, wordt het OM om advies gevraagd. Indien daarvoor aanleiding bestaat maakt het OM gebruik van de zogenaamde tipfunctie (artikel 26 Wet BIBOB).