Regeling vervallen per 16-02-2021

BELEIDSREGELS WMO HELMOND 2013

Geldend van 27-02-2014 t/m 15-02-2021

Intitulé

BELEIDSREGELS WMO HELMOND 2013

Het college van burgemeester en wethouders van Helmond,

Gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Helmond 2013

Besluit:

  • I.

    Vast te stellen de Beleidsregels WMO Helmond 2013

  • II.

    In te trekken de Beleidsregels Wet Maatschappelijke Ondersteuning Helmond 2009

1. Beleidsregel bemiddelen bij verhuizen

Uitgangspunt is dat iedereen zelf voor een woning moet zorgen. Bij de keuze van een woning moet men binnen de eigen (financiële) mogelijkheden rekening houden met de eigen situatie. Dit betekent dat men, rekening houdend met bestaande of te verwachten beperkingen, zoekt naar een geschikte woning.

Het college kan ondersteunen en bemiddelen bij het zoeken naar een geschikte woning, door middel van het aanbieden van een woning. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Het college biedt maximaal 2 keer een woning aan;

  • 2.

    Als belanghebbende de eerst aangeboden passende en geschikte woning niet accepteert, blijft het college bemiddelen naar een volgende woning. Indien echter geen passende en geschikte woning meer kan worden aangeboden, dan zal de huidige woning van belanghebbende niet worden aangepast;

  • 3.

    Het college bemiddelt naar alle woonwijken. Belanghebbende mag 2 woonwijken aangeven, waar hij niet wil wonen (zgn. negatieve woonwijken). Het college probeert hiermee rekening te houden maar het college kan deze voorkeuren niet garanderen.

Notabene: Bovenstaande beleidsregel kenmerkt zich als buitenwettelijk begunstigend beleid. Het toewijzen van een woning aan belanghebbende dan wel het bieden van hulp bij het vinden van een woning valt namelijk volgens de vaste jurisprudentie niet onder één van de in artikel 4 Wmo genoemde prestatievelden (zie CRvB 14-09-2011, nrs. 11/1118 WMO e.a., CRvB 16-10-2013, nr. 11/5225 WMO, CRvB 19-06-2013, nr. 10/3660 WMO).

2. Beleidsregel vervoersvoorziening voor wmo-gerechtigden

Wmo-gerechtigde vervoersvoorziening

De Wmo-gerechtigde is de persoon die een indicatie heeft voor Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) en die 75 jaar of ouder is.

Vervoerspas

Wmo-gerechtigden komen, ongeacht het inkomen en zonder dat een medische noodzaak is vereist, in aanmerking voor een vervoerpas voor het CVV, uitgevoerd door Taxbus.

Vervoersgebied en -kosten

De Wmo-gerechtigde kan vanaf het woonadres maximaal vijf openbaar vervoer zones reizen tegen verlaagd tarief. Dat tarief is € 0,65 per zone, waarbij voor elke rit 1 extra zone, de zogenaamde opstapzone, moet worden betaald. Dus bij een 1-zone rit moet € 1,30 worden betaald en bij een 2-zone rit € 1,95 enzovoorts.

Bij reizen over zes of meer zones vanaf het woonadres, is vanaf de zesde zone het commerciële tarief verschuldigd van € 8,50 per zone.

3. BELEIDSREGEL WOONVOORZIENING - BOUWKUNDIGE OF WOONTECHNISCHE VOORZIENING (richtlijn I027)

De volgende onderwerpen komen aan de orde:

  • -

    Voorwaarden

  • -

    Vorm

  • -

    Hoogte

  • -

    Eigen bijdrage/aandeel

  • -

    Overige aspecten

Voorwaarden

Het college verleent alleen een individuele voorziening van bouwkundige of woon-technische aard:

  • 1.

    indien er sprake is van aantoonbare beperkingen bij het voeren van een huishouden of het normale gebruik van de woning (artikel 2.1 en 4.3 Wmo-verordening);

  • 2.

    indien deze betrekking heeft op de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon (artikel 4.3 eerste lid Wmo-verordening);

  • 3.

    indien deze betrekking heeft op de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning (artikel 4.3 tweede lid Wmo-verordening);

  • 4.

    indien het primaat van verhuizen niet van toepassing is (artikel 4.3 lid 3 en 4 Wmo-verordening);

  • 5.

    voor zover deze langdurig noodzakelijk is (artikel 6.2 eerste lid onder a en b Wmo-verordening);

  • 6.

    voor zover deze in overwegende mate op het individu is gericht (artikel 6.2 eerste lid onder c Wmo-verordening);

  • 7.

    voor zover deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt (artikel 6.2 eerste lid onder d Wmo-verordening);

  • 8.

    als er geen sprake is van een voorliggende voorziening zoals een algemeen gebruikelijke voorziening, algemene voorziening, wettelijk voorliggende voorziening of collectieve voorziening (artikel 6.2 tweede lid onder a Wmo-verordening);

  • 9.

    indien de belanghebbende in Helmond woonachtig is (artikel 6.2 tweede lid onder b Wmo-verordening);

  • 10.

    voor zover de voorziening geen betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw (artikel 6.2 tweede lid onder c Wmo-verordening);

  • 11.

    voor zover er aan de zijde van de belanghebbende sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd (artikel 6.2 tweede lid onder d Wmo-verordening);

  • 12.

    er geen sprake is van kosten die de persoon met beperkingen voorafgaand aan het moment van beschikken op de aanvraag heeft gemaakt, tenzij

    • a.

      het college vooraf uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven, of

    • b.

      het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen (artikel 6.2 tweede lid onder e Wmo-verordening); én

  • 13.

    er geen sprake is van een voorziening die reeds eerder krachtens deze, of voorafgaande versie van deze verordening dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen (artikel 6.2 tweede lid onder f Wmo-verordening 2013).

De voorziening wordt geweigerd indien:

  • 1.

    de voorziening niet noodzakelijk is vanwege redelijkerwijs van de belanghebbende zelf of van anderen in zijn omgeving, zoals bijvoorbeeld huisgenoten, te vergen medewerking aan oplossing voor het zich voordoende probleem of doordat middels de afspraken in het gevraagde wordt voorzien (artikel 6.2 tweede lid onder g Wmo-verordening);

  • 2.

    indien belanghebbende niet voldoet aan de in artikel 6.3 (inzake meewerken aan advisering) gestelde voorwaarden en verplichtingen (artikel 6.2 tweede lid onder h Wmo-verordening).

Vorm

Een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening kan worden verstrekt (artikel 5.2 eerste lid Wmo-verordening):

  • a.

    in natura;

  • b.

    in de vorm van een pgb;

  • c.

    in de vorm van een financiële tegemoetkomin

Hoogte

Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte of de prijsbepaling van de Limitatieve lijst (artikel 10 eerste lid Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Helmond). Verder geldt dat de hoogte van het persoonsgebonden budget gekoppeld is aan de tegenwaarde van de te verstrekken goedkoopst compenserende voorziening (artikel 10 tweede lid Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Helmond).

Eigen bijdrage/aandeel

In richtlijn I059 staat aangegeven of een eigen bijdrage of eigen aandeel is verschuldigd.

Overige aspecten

Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling

Zie richtlijn I034 voor de procedure ten aanzien van de gereedmelding, vaststelling en uitbetaling van een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard.

Afspraken met woningcorporaties

Het college heeft afspraken gemaakt met de woningcorporaties over het aanbrengen van woningaanpassingen op grond van de Wmo. Deze afspraken zijn neergelegd in een overeenkomst met de woningcorporaties.

Versnelde procedure voor eenvoudige woningaanpassingen

Vanaf 1 februari 2003 geldt er een versnelde procedure voor eenvoudige woningaanpassingen. In het kader van deze procedure is een limitatieve lijst van standaard woonvoorzieningen in het kader van de Wmo vastgesteld. Deze lijst is opgenomen in de gemeentelijke bijlagen onder nr. GB04.

4. BELEIDSREGEL VERVOERSVOORZIENING - AANPASSING VAN EEN AUTO

Voorwaarden

Financiële tegemoetkomingen voor autoaanpassingen kunnen alleen toegekend worden voor een belanghebbende die de bestuurder van de auto is, onder de volgende voorwaarden:

-De aanpassingen dienen individueel te zijn, medisch noodzakelijk en niet standaard opgenomen of verkrijgbaar te zijn in de voorhanden zijnde automodellen.

De volgende autoaanpassingen gelden als algemeen gebruikelijk (niet limitatief):

  • -

    uitneembare hoedenplank;

  • -

    derde of vijfde deur;

  • -

    elektrisch bedienbare portierruiten;

  • -

    verstelbare lendensteunen op de voorstoel;

  • -

    neerklapbare of inklapbare achterbank;

  • -

    rembekrachtiging;

  • -

    automatische transmissie.

  • -

    de kosten van een APK-keuring;

  • -

    stuurbekrachtiging;

  • -

    airconditioning

Het dient om aanpassingen te gaan, die minder vaak voorkomen of die in een uitvoering gemaakt moeten worden, die afwijken van de gangbare voorzieningen.

CBR keuring

Autoaanpassingen dienen door het CBR te worden gekeurd; vervolgens wordt een aantekening op het rijbewijs gemaakt welke noodzakelijke aanpassing(en) is (zijn) aangebracht.

Wisselen van auto

Bij wisseling van auto dient, bij autoaanpassingen die verwisselbaar zijn, bekeken te worden of de aanpassingen overzetbaar zijn.

Levensduur auto

Eenzelfde aanpassing wordt in principe maximaal één keer per 5 jaar verstrekt. In verband hiermee geldt dat bij auto's ouder dan drie jaar onderzocht moet worden of de resterende levensduur van de betreffende auto zodanig is dat het verantwoord is om de noodzakelijke aanpassingen aan te brengen. Hiertoe zal een deskundig adviseur ingeschakeld moeten worden.

Als uit het advies blijkt dat de resterende levensduur van de auto minder dan vijf jaar bedraagt en wanneer de gevraagde aanpassingen niet zomaar kunnen worden overgezet in een andere auto dan kan overwogen worden om de aanvraag af te wijzen.

Bedragen

De gemeente hanteert de normbedragen afkomstig van het UWV die zijn opgenomen in de algemene bijlage van het handboek Wmo.

Zie de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Helmond 2014 voor de maximale vergoeding voor een autoaanpassing.

CVV

Ten aanzien van de belanghebbende die wel in staat is gebruik te maken van het collectief vervoer maar er voor kiest de eigen auto te gebruiken, kan niettemin een autoaanpassing plaatsvinden indien de aanpassing noodzakelijk is en voldaan wordt aan de overige bovenstaande voorwaarden. In deze situatie wordt er geen vergoeding toegekend voor het gebruik van de auto.

Scootmobiel

Naast een autoaanpassing kan in individuele situaties ook een scootermobiel toegekend worden omdat niet in alle gevallen met een autoaanpassing volledig in de vervoersbehoefte wordt voorzien.

Verzekering en belasting

In verband met het verlenen van een vervoersvoorziening in de vorm van een autoaanpassing komen tevens de volgende aanverwante kosten voor financiële tegemoetkoming in aanmerking:

  • -

    De meerkosten van de verzekering, d.w.z. het verschil tussen de premie van een aangepaste en een niet-aangepaste auto. Als voorwaarde geldt dat de waarde van de auto door de aanpassing is toegenomen en de verzekeringsmaatschappij als gevolg daarvan aanpassing van de premie verlangt;

  • -

    De meerkosten van de motorrijtuigenbelasting indien het gewicht van de auto als gevolg van de aanpassingen is toegenomen en daardoor in een hogere klasse van de motorrijtuigenbelasting terecht komt;

  • -

    De keuringskosten en de kosten van weging.

Schade ontstaan aan niet verzekerde aanpassingen komt niet voor vergoeding in aanmerking.

Overwegingen

Op grond van artikel 4 lid 1 Wmo is het college verplicht om ter compensatie van beperkingen die een belanghebbende ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie voorzieningen te treffen die de belanghebbende in staat stellen om zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.

In artikel 6 Wmo is de keuzevrijheid van de burger voor de vorm van de individuele voorzieningen geregeld. Het college moet de burger de keuze bieden tussen een voorziening in natura en een PGB. De keuzevrijheid van de burger tussen een voorziening in natura of in de vorm van een PGB leidt uitzondering indien overwegende bezwaren bestaan tegen deze keuzevrijheid.

Een voorziening in de vorm van een autoaanpassing zal in de praktijk niet vaak toegekend worden. Meestal is een andere verstrekking of een combinatie van verstrekkingen adequaat om de vervoersproblemen op te lossen.

Een autoaanpassing kan aangewezen zijn indien:

  • -

    er een medische indicatie bestaat voor een vervoersvoorziening;

  • -

    de medische situatie van belanghebbende is zodanig dat hij niet in staat is lopend, fietsend of met het openbaar vervoer sociale contacten te onderhouden;

  • -

    de belanghebbende niet in staat is gebruik te maken van een aanwezig collectief vervoersysteem en ook niet met een normale auto, taxi of rolstoeltaxi kan reizen en er geen andere, goedkopere adequate voorzieningen zijn die een oplossing bieden voor het mobiliteitsprobleem;

  • -

    het niet gaat om standaardaanpassingen;

  • -

    met een autoaanpassing volledig in de vervoersbehoefte van de belanghebbende kan worden voorzien.

Over het algemeen zullen algemeen gebruikelijke aanpassingen niet worden verleend, tenzij deze medisch noodzakelijk zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan airconditioning.

De medische noodzaak van een autoaanpassing wordt vastgesteld door de medisch adviseur. Een dergelijk advies kan eventueel ook door het CBR gegeven worden. Zij geven direct aan welke aanpassingen noodzakelijk zijn en of een aantekening daarvan op het rijbewijs is aangewezen. Het college kan met een dergelijke vaststelling van het CBR vaak afzien van advies door de GGD.

Een overweging om een vergoeding voor een autoaanpassing toe te kennen kan zijn dat de beoogde aanpassingen overzetbaar zijn. De frequentie van aanpassen kan beperkt worden tot eens per vijf jaar. Hiermee samenhangend is de vraag of de aanpassing economisch verantwoord is bij oudere auto's van belang.

De financiële tegemoetkoming voor een autoaanpassing geldt alleen voor een belanghebbende die de bestuurder van de auto is en niet voor een belanghebbende die passagier is van de auto.

De reden hiervan is gelegen in een verschil in afhankelijkheid. Een bestuurder zou met toekenning van een autoaanpassing volledig onafhankelijk kunnen zijn van hulp van derden. Een passagier is dat nooit, want een passagier zal altijd afhankelijk zijn van een bestuurder. Aangezien een passagier ook met toekenning van een autoaanpassing afhankelijk blijft van de bestuurder is de meerwaarde van een dergelijke voorziening ten opzichte van collectief vervoer nihil.

5. BELEIDSREGEL VERVOERSVOORZIENING – AUTO

Het verstrekken van een bruikleenauto of een PGB is alleen aan de orde indien uit het medisch advies blijkt dat dit noodzakelijk is en dit de goedkoopst adequate voorziening is. Gelet hierop zal het in de praktijk slechts zeer zelden nodig zijn om een bruikleenauto of een PGB te verstrekken. Andere adequate voorzieningen of combinaties daarvan zullen veelal goedkoper zijn.

Rijlessen

Het gemeentelijk beleid inzake het verlenen van een financiële tegemoetkoming voor rijlessen luidt als volgt:

  • 1.

    Als uit een medische indicatie blijkt dat de belanghebbende, na het behalen van het rijbewijs, is aangewezen op vervoer per eigen (aangepaste) auto vergoedt het college de meerkosten voor de noodzakelijke rijlessen voor het behalen van een autorijbewijs waarbij het aantal rijlessen op een maximum van 10 is gesteld.

  • 2.

    De vergoeding wordt berekend door het normbedrag van één rijles in een niet-aangepaste auto in mindering te brengen op de werkelijke kosten van de rijles.

  • 3.

    Als uit de medische indicatie blijkt dat de belanghebbende op vervoer per eigen auto is aangewezen en hij zelf niet kan rijden, vergoedt het college de kosten van de rijlessen voor een aanwezige partner of huisgenoot. De vergoeding bedraagt de helft van het lesgeld in een niet-aangepaste auto. De huisgenoot heeft immers ook profijt van het hebben van een rijbewijs.

  • 4.

    Er worden maximaal 5 proeflessen vergoed (lessen om de rijgeschiktheid te testen).

  • 5.

    Er worden maximaal 5 gewenningslessen vergoed (lessen om te wennen aan de auto-aanpassingen).

  • 6.

    Reiskosten die door de belanghebbende of rijschoolhouder worden gemaakt om de rijschool te bereiken die over een aangepaste auto beschikt worden volledig vergoed.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na datum van bekendmaking in het Gemeenteblad.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 18 februari 2014.
Burgemeester en wethouders van Helmond,
De burgemeester,
Mevr. P.J.G.M. Blanksma – van den Heuvel
De secretaris,
Dhr. A.A.M. Marneffe RA.
Bekend gemaakt op:
21 februari 2014
De gemeentesecretaris,
Dhr. A.A.M. Marneffe RA.