Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregels Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2017

Geldend van 25-03-2017 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregels Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2017

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond; gehoord de raad van de gemeente Helmond op 7 maart 2017

gelet op artikel 108 van de Gemeentewet en artikel 4:81, van de Algemene wet bestuursrecht; gelet op hoofdstuk 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Overwegende dat:

Besluit

Vast te stellen de Beleidsregels Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2017:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvaardbaar hinderniveau:

    door burgemeester en wethouders vastgestelde mate van hinder die nog aanvaardbaar is als bedoeld in artikel 2.7a, vierde lid, het Activiteitenbesluit;

  • b.

    bestaande activiteit:

    activiteit waarvoor reeds een vergunning is verleend;

  • c.

    bestaande geurbelasting:

    geurbelasting als gevolg van de bestaande activiteiten;

  • d.

    cumulatieve geurbelasting:

    de geurbelasting als gevolg van activiteiten van alle inrichtingen gezamenlijk waarop het geurbeleid van de gemeente Helmond van toepassing is en welke naar het oordeel van burgemeester en wethouders een relevante bijdrage aan de geurbelasting geven;

  • e.

    Europese geureenheid:

    eenheid voor geur als bedoeld in NEN-EN 13725;

  • f.

    geurbelasting:

    uurgemiddelde geurconcentratie op leefniveau bij een bepaalde percentielwaarde, berekend aan de hand van een verspreidingsmodel;

  • g.

    geurbron:

    bron die stoffen naar de lucht emitteert die geurhinder kunnen veroorzaken;

  • h.

    geuremissie van een bron:

    representatieve uitstoot van een geurbron uitgedrukt in Europese geureenheden per tijdseenheid (ouE/s);

  • i.

    geurimmissie:

    geurbelasting op de leefomgeving ten gevolge van de geuremissie van een of meerdere bronnen, uitgedrukt in percentielwaarde;

  • j.

    grenswaarde:

    norm voor de hedonisch gewogen geurbelasting die in acht genomen wordt bij de beoordeling van aanvragen om vergunning of melding;

  • k.

    handleiding geur:

    de Handleiding geur van het kenniscentrum Infomil met als ondertitel ‘bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven (niet veehouderijen)’, zoals deze luidt ten tijde van het vaststellen van deze beleidsregel;

  • l.

    hedonische waarde:

    waardering van de aard van de geur, uitgedrukt in een referentieschaal volgens de Nederlandse voornorm 2818, van H=-4 (uiterst onaangenaam) tot H=+4 (uiterst aangenaam);

  • m.

    hedonisch gecorrigeerde geuremissie:

    geuremissie van een bron gedeeld door de hedonische weegfactor F;

  • n.

    hedonisch gewogen geurbelasting:

    geurbelasting op basis van hedonisch gecorrigeerde geuremissies van alle geurbronnen;

  • o.

    hedonische weegfactor F:

    verhouding tussen de geurconcentratie die behoort bij de hedonische waarde van H= –1 van een geurbron en de normwaarde van 1 ouE /m3;

  • p.

    Activiteitenbesluit:

    Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), inclusief de nadien in werking getreden wijzigingen;

  • q.

    individuele geurbelasting:

    geurbelasting als gevolg van de activiteiten van een individuele inrichting;

  • r.

    nieuwe activiteit:

    geurrelevante activiteit waarvoor na de peildatum 1 maart 2016 de eerste keer een vergunning wordt aangevraagd, dan wel een uitbreiding van een bestaande activiteit;

  • s.

    NTA 9065:

    De Nederlands Technische Afspraak (NTA) 9065 ‘Luchtkwaliteit – Geurmetingen – Meten en rekenen geur’(versie 2012);

  • t.

    overschrijdingssituatie:

    situatie waarbij als gevolg van de bestaande activiteiten de daarvoor geldende richtwaarden worden overschreden;

  • u.

    percentiel:

    percentage van de tijd waarin een door het verspreidingsmodel berekende geurconcentratie waarde, uitgedrukt in een gemiddelde waarde per uur, niet wordt overschreden;

  • v.

    richtwaarde:

    norm voor de hedonisch gewogen geurbelasting waarmee rekening gehouden wordt bij de beoordeling van aanvragen om vergunning of melding;

  • w.

    saneringssituatie:

    situatie waarbij als gevolg van de bestaande activiteiten de daarvoor geldende grenswaarden worden overschreden.

  • x.

    streefwaarde:

    norm voor de hedonisch gewogen geurbelasting die betrokken wordt bij de beoordeling van aanvragen om vergunning of melding;

  • y.

    veehouderij:

    inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen categorie behoort en die is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;

  • z.

    vergunning:

    omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Artikel 2 Omgevingscategorieën

  • a. Bij de toepassing van deze beleidsregels wordt een onderscheid gemaakt in geurgevoeligheid van de omgeving een indeling in drie omgevingscategorieën gemaakt zoals aangegeven onder b t/m d;

  • b. de omgevingscategorie ‘Hoog’ omvat: woningen, ziekenhuizen en sanatoria, bejaarden- en verpleeghuizen, woonwagenterreinen, asielzoekerscentra, dagverblijven, scholen, alsmede objecten die met bovengenoemde geurgevoelige objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de functie van het object, de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daar aanwezig is en de omgeving van het object.

  • c. de omgevingscategorie ‘Beperkt’ omvat: bedrijfswoningen, woningen in het landelijk gebied, woningen op industrieterrein, verspreid liggende woningen, recreatiegebieden voor dagrecreatie, accommodaties voor verblijfsrecreatie, zelfstandige kantoren, winkels alsmede objecten die met bovengenoemde geurgevoelige objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de functie van het object, de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daar aanwezig is en de omgeving van het object;

  • d. de omgevingscategorie ‘Laag’ omvat: geurgevoelige objecten voor zover die niet behoren tot de omgevingscategorieën, bedoeld onder b en c.

    De bijlage van deze beleidsregel bevat een overzichtskaart van de ligging van de relevante woningen in de omgevingscategorie ‘Hoog’.

Artikel 3 Reikwijdte

  • 1. Burgemeester en wethouders nemen bij het beschikken op een aanvraag om vergunning, dan wel om een omgevingsvergunning beperkte milieutoets deze beleidsregel als uitgangspunt.

  • 2. Daar waar in deze beleidsregels sprake is van het aanvragen van een vergunning wordt daaronder tevens verstaan het aanvragen van een omgevingsvergunning beperkte milieutoets.

  • 3. De in deze beleidsregels opgenomen uitgangspunten voor het vaststellen van het aanvaardbaar hinderniveau worden op gelijke wijze toegepast bij het nemen van besluiten in het kader van het (ambtshalve) opleggen van maatwerkvoorschriften als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer.

  • 4. Burgemeester en wethouder beoordelen aanvragen om vergunningen alsmede meldingen van type B inrichtingen mede aan de hand van de cumulatieve geurbelasting. Het toetsingskader is neergelegd in artikel 11 van deze beleidsregels.

  • 5. Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op aanvragen om een vergunning voor veehouderijen.

  • 6. Indien, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een vervallen bijzondere regeling, zoals genoemd in de Handleiding geur, of een naar hun oordeel gelijkwaardig document beter toepasbaar is voor het vaststellen van de aanvaardbare geurbelasting vanwege een inrichting dan deze beleidsregel, betrekken zij bij de besluitvorming, bedoeld in het eerste lid, naast de vervallen bijzondere regeling dan wel het gelijkwaardig document.

Artikel 4 Buiten behandeling laten van een aanvraag

  • 1. Burgemeester en wethouders nemen een aanvraag om een omgevingsvergunning, onderdeel milieu, niet in behandeling indien daarin:

    • a.

      de bij burgemeester en wethouders bekende hindersignalen over de inrichting niet in voldoende mate zijn betrokken;

    • b.

      niet de geuremissie van alle afzonderlijke geur relevante bronnen van de inrichting zijn betrokken;

    • c.

      geen plan van aanpak is opgenomen waarin technische voorzieningen en/of gedragsregels zijn opgenomen om het aanvaardbaar hinderniveau te bereiken.

  • 2. Het in het eerste lid, onder b, is ook van toepassing indien de geuremissie van een bron wordt getoetst conform andere wet- en regelgeving, tenzij alle bronnen van de inrichting gezamenlijk worden beoordeeld aan de hand van één toetsingskader, buiten deze beleidsregel, op een voor burgemeester en wethouders aanvaardbare wijze.

Artikel 5 Uitgangspunten voor de beoordeling

Burgemeester en wethouders gaan bij de beoordeling van de geurbelasting uit van de hedonisch gewogen geurbelasting.

Artikel 6 Eisen aan de berekening van de geurbelasting.

  • 1. Indien voor een emissie geen hedonische weegfactor F kan worden bepaald, wordt de hedonisch gecorrigeerde geuremissie berekend met de fictieve waarde F=0,5.

  • 2. Indien de hedonische weegfactor F groter is dan 4, wordt de hedonisch gecorrigeerde geuremissie berekend met de fictieve waarde F=4. 3

  • 3. Voor een bron, waarvan de hedonisch gewogen geuremissie, dan wel de geuremissie, niet is gebaseerd op ter plaatse uitgevoerde metingen of op naar het oordeel van burgemeester en wethouders algemeen aanvaarde en toepasselijke kengetallen, wordt de emissie ten behoeve van de berekening van de geurbelasting met een factor 2 verhoogd.

  • 4. Burgemeester en wethouders gaan bij de beoordeling van de hedonisch gewogen geurbelasting, uitgedrukt in 99,99 percentielen, uit van de rekenresultaten bepaald volgens methode 1, zoals beschreven in de NTA 9065, bijlage J, paragraaf J.3.2.

  • 5. Bij het vaststellen van de hedonisch gewogen geurbelasting, uitgedrukt in 99,99-percentielen, wordt voor bronnen die niet buiten de periode tussen 7.00 en 19.00 uur emitteren, gerekend met een bedrijfstijd gedurende alle uren in een jaar tussen 7.00 en 19.00 uur (4.380 uur per jaar).

Artikel 7 Streef-, richt- en grenswaarde

Burgemeester en wethouders hanteren bij de beoordeling van de hedonisch gewogen geurbelasting bij geurgevoelige objecten in het kader van een aanvraag voor zowel bestaande activiteiten als ook voor nieuwe activiteiten en voor bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk, de navolgende streef, richt- en grenswaarden:

Tabel 1. Streef-, richt- en grenswaarden voor geur, die de gemeente Helmond hanteert bij de vergunningverlening aan geurrelevante bedrijven

afbeelding binnen de regeling

Artikel 8 Vaststelling aanvaardbaarhinderniveau vergunning bestaande activiteiten

Indien een aanvraag om vergunning uitsluitend betrekking heeft op bestaande activiteiten, stellen Burgemeester en wethouders de hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting vast op ten hoogste de bestaande en vergunde geurbelasting.

Artikel 9 Vaststelling aanvaardbaar hinderniveau vergunning nieuwe activiteiten

  • 1. In geval van een aanvraag om een oprichtingsvergunning, stellen Burgemeester en wethouders de hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting vast op ten hoogste de streefwaarden, bedoeld in artikel 7.

  • 2. Indien een aanvraag om een veranderingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op nieuwe activiteiten, stellen Burgemeester en wethouders de hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting voor deze nieuwe activiteiten vast op een zodanige waarde dat de totale geurbelasting van de inrichting de bestaande en vergunde geurbelasting, niet overschrijdt.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, kunnen Burgemeester en wethouders in geval de bestaande geurbelasting lager is dan de streefwaarden bedoeld in artikel 7, de hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vaststellen op ten hoogste de streefwaarden, bedoeld in artikel 7.

Artikel 10 Vaststelling aanvaardbaar hinderniveau vergunning bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk

  • 1. In geval van een aanvraag om een vergunning voor zowel bestaande als nieuwe activiteiten, stellen burgemeester en wethouders de hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vast op ten hoogste de bestaande en vergunde geurbelasting bedoeld in artikel 7.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders in geval de bestaande geurbelasting lager is dan de streefwaarden bedoeld in artikel 7, de hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vaststellen op ten hoogste de streefwaarden, bedoeld in artikel 7.

Artikel 11 Cumulatie

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 8 tot en met 10 nemen burgemeester en wethouders bij een aanvraag om een vergunning/ melding in het kader van het Activiteitenbesluit in geval van de aanwezigheid van één of meerdere geurbronnen de in onderstaande tabel 2 opgenomen cumulatieve norm in acht.

  • 2. Indien een aanvraag om vergunning uitsluitend betrekking heeft op bestaande activiteiten, of op bestaande en nieuwe activiteiten, verlenen burgemeester en wethouders alleen dan een vergunning als de cumulatieve geurbelasting ter hoogte van geurgevoelige objecten in de omgevingscategorie ‘Hoog’ aan, de in onderstaande tabel 2, aangegeven cumulatie norm voldoet. Deze cumulatie norm is bepaald aan de hand van de vergunde situatie per 1 maart 2016.

  • 3. Indien een aanvraag om vergunning uitsluitend betrekking heeft op bedrijven die per 01-03-2016 nog niet gevestigd waren , zogenaamde nieuwe situatie, verlenen burgemeester en wethouders alleen dan een vergunning als de cumulatieve geurbelasting ter hoogte van geurgevoelige objecten in de omgevingscategorie ‘Hoog’ aan, de in onderstaande tabel 2, aangegeven cumulatie norm voldoet. Deze cumulatie norm is bepaald aan de hand van de vergunde situatie per 1 maart 2016.

  • 4. Het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 vindt geen toepassing indien geen relevante bijdrage wordt geleverd aan de cumulatieve geurbelasting.

  • 5. Van een niet relevante bijdrage is sprake indien de individuele geurbelasting bij geurgevoelige objecten in de omgevingscategorie ‘Hoog’ minder bedraagt dan 0,1 ouE(H)/m3 als 98 percentiel, of als de toename van de cumulatieve geurbelasting als gevolg van de nieuwe activiteiten aan de cumulatieve geurbelasting bij geurgevoelige objecten in de omgevingscategorie ‘Hoog’ kleiner is dan 3% van de in onderstaande tabel opgenomen cumulatieve norm.

    afbeelding binnen de regeling *Deze norm kan wijzigen i.v.m. gewijzigde wetgeving (rekenmethodiek , interpretatie vergunning e.d.)

Artikel 12 Voorschriften

  • 1. Indien uit het geurrapport blijkt dat de geurbelasting hoger is dan de van toepassing zijn de waarden als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 11 en een BBT conclusie ingevolge de Richtlijn Industriële emissies de toegelaten waarden van bronnen niet uitputtend bepaalt, dan stellen burgemeester en wethouders, vergunningvoorschriften vast, dan wel maatwerkvoorschriften vast, als bedoeld in artikel 2.7a, vierde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

  • 2. In geval van een saneringssituatie nemen burgemeester en wethouders in vergunningvoorschriften, dan wel in maatwerkvoorschriften, de eis op dat de vergunninghouder binnen een redelijke termijn en met inachtneming van hetgeen is opgenomen in een saneringsplan dat bij de aanvraag is overgelegd, ten minste moet voldoen aan de grenswaarden als bedoeld in artikel 7.

  • 3. In geval van een overschrijdingssituatie nemen burgemeester en wethouders in de vergunningsvoorschriften, dan wel in maatwerkvoorschriften, op dat de aanvrager binnen een door hen aangegeven termijn, met inachtneming van hetgeen is opgenomen in een plan van aanpak dat bij de aanvraag is overgelegd, ter hoogte van omgevingscategorie ‘Hoog’ ten minste moet voldoen aan de richtwaarden, bedoeld in artikel 7. Gedurende de overgangsperiode gelden afwijkende waarden, gebaseerd op de voorheen verleende vergunning(en).

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in het Gemeenteblad van Helmond.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van

31 januari 2017.

Het college van burgemeester en wethouders
de burgemeester,
mw. P.J.M.G. Blanksma-van den Heuvel
de secretaris,
mr. drs. A.P.M. ter Voert

Omgevingscategorie 'Hoog'

afbeelding binnen de regeling

Toelichting

Inleiding

Het doel van het gemeentelijk geurbeleid is te zorgen voor een betere balans tussen het woon- en leefklimaat op het gebied van geur en het vestigingsklimaat voor industriële bedrijven. De landelijke regelgeving houdt geen rekening met de cumulatie van geur afkomstig van verschillende bedrijven. Op bedrijventerrein BZOB bevinden zich verschillende bedrijven die geur produceren. Individueel voldoen de bedrijven ieder aan de geldende normen, maar er wordt geen rekening gehouden met het effect van de opstelsom van de geuren. Met het opstellen van cumulatief gemeentelijk geurbeleid kan hier wel rekening mee worden gehouden. Zowel bij melding in het kader van het Activiteitenbesluit, de milieuvergunningaanvraag voor uitbreiding van bestaande bedrijven (uitbreiding van de aanvraag groter dan de reeds vergunde geurcontour) als bij de aanvraag voor nieuwvestiging van bedrijven wordt getoetst aan de cumulatie van geur. Dit kan betekenen dat een bedrijf met een uitbreidingsaanvraag meer maatregelen moet nemen om de geur terug te dringen, of dat een nieuw geur producerend bedrijf extra maatregelen zal dienen te treffen. Op basis van artikel 2.7.a van het Activiteitenbesluit zal ook de provincie het lokale geurbeleid hanteren.

Uitgangspunt van deze beleidsregel is het hanteren van het provinciale geurbeleid aangevuld met de toetsing van de cumulatie van geur als het gaat om een aanvraag van de uitbreiding van de reeds vergunde geurimmissie of als het de vestiging van een nieuw bedrijf betreft.

Algemeen

Deze beleidsregels geldt voor de beoordeling van aanvragen voor een vergunning op grond van de Wabo van industriële inrichtingen of een melding in het kader van de Activiteitenbesluit. De beleidsregels is niet van toepassing op situaties waarin geen aanvraag voor een vergunning of melding voorligt. Er zal dus altijd sprake zijn van een initiatief van de ondernemer. Dit neemt niet weg dat bij een beoordeling van een aanvraag om een veranderingsvergunning, de gemeente van mening kan zijn dat een revisievergunning nodig is. In zoverre kunnen eisen gesteld worden aan bestaande activiteiten, die op zich geen onderdeel uitmaken van de ingediende aanvraag. Verder reikt de beleidsregel niet. Bij het stellen van eisen aan bestaande activiteiten in het kader van een revisievergunning wordt bestaande jurisprudentie over het respecteren van vergunningsrechten uiteraard in acht genomen.

Ook bij het opleggen van maatwerkvoorschriften in het kader van het Activiteitenbesluit, respecteert het college de vaste jurisprudentie van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Ook in RO-procedures speelt de afweging of sprake is van een goed woon- en leefklimaat een belangrijke rol. De in deze beleidsregels beschreven systematiek wordt ook voor deze RO-afweging gebruikt. Dit is een invulling van de zogenaamde ‘omgekeerde werking’, waarmee voor RO-plannen de aan te houden afstand tot een geurbron uit de milieuregelgeving of het aan te houden aanvaardbare hinderniveau wordt afgeleid .

Artikelsgewijs

Artikel 1

‘bestaande activiteit’ en ‘nieuwe activiteit’.

De begrippen ‘bestaande activiteit’ en ‘nieuwe activiteit’ worden toegepast om nadere invulling te kunnen geven aan het landelijke en provinciale beleidsdoel ‘geen nieuwe hinder’ (brief van de toenmalige minister van VROM uit 1995, MBL276.95004). Op het eerste gezicht doet de omschrijving van bestaande activiteit nogal vreemd aan in die zin dat voor een al vergunde situatie niet nog eens een vergunning zal worden aangevraagd. Het gaat hier om de aard van de activiteit. Als die al vergund is, dus als bestaand kan worden beschouwd, is het mogelijk dat sprake kan zijn van een wijziging zonder dat sprake is van een uitbreiding van de omvang van de capaciteit. Die wijziging valt dan onder omschrijving bestaande activiteit. Daarbij geldt als voorwaarde dat de activiteit c.q. de wijziging een zekere geurrelevantie dient te hebben. Anders is de beleidsregels sowieso niet van toepassing.

Een nieuwe activiteit ziet dan toe op een qua aard geheel nieuwe bedrijfsmatige productielijn, bijvoorbeeld. Hiervoor wordt een oprichtingsvergunning aangevraagd dan wel veranderingsvergunning.

Is het bevoegd gezag in het laatste geval van mening dat niet volstaan kan worden met een veranderingsvergunning, maar dat een revisievergunning aangevraagd dient te worden, dan spreken we in het kader van de beleidsregels over nieuwe en bestaande activiteiten. Die revisievergunning ziet immers toe op beide activiteiten. Bij het stellen van eisen aan bestaande activiteiten dient vaste jurisprudentie in acht te worden genomen over het respecteren van bestaande rechten.

Artikel 2

Er zijn drie categorieën met een gedifferentieerd beschermingsniveau voor geurhinder. Er kunnen objecten aanwezig zijn die een lager beschermingsniveau kunnen hebben dan objecten, genoemd onder ‘Hoog’ of ‘Beperkt’. Deze objecten kunnen dan worden ingedeeld in de omgevingscategorie ‘Laag’.

Artikel 4

Bij de bepaling van het aanvaardbaar hinderniveau worden ook de hindersignalen over de inrichting betrokken. Gegronde geurklachten zijn een maat voor ernstige hinder.

Artikel 5

De geurconcentratie die behoort bij de hedonische waarde van -1 (H-1) vormt in de beleidsregels een belangrijke referentiewaarde. De geuremissie wordt voor iedere bron hedonisch gecorrigeerd. Hiertoe dient de hedonische waarde per afzonderlijke geurbron inzichtelijk te worden gemaakt. Dit resulteert in de hedonisch gewogen geurbelasting (ouE(H)/m3) die getoetst wordt aan streef, richt- en grenswaarden.

Voor de berekening van de hedonisch gewogen geurbelasting wordt gebruik gemaakt van een hedonische weegfactor F. Deze dimensieloze factor F is de verhouding tussen de gemeten concentratie van H-1 (CH-1) van een geurbron en de standaard normwaarde van 1 ouE(H)/m3. Voor bronnen waarvan de

CH-1-waarde onvoldoende of niet bekend is, wordt in de berekeningen voor de factor F de waarde 0,5[] aangehouden.

Artikel 6

In de tabellen zijn voor bestaande, nieuwe, en bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk, streef- , richt- en grenswaarden opgenomen waarvan deze leiden tot een aanvaardbaar hinderniveau in de bedoelde situaties. Een indeling van normen in streef-, richt- en grenswaarden is gangbaar. Er kan sprake zijn van overlast, dat is die mate van hinder die niet geduld hoeft te worden. In de normering systematiek komt dit overeen met de term grenswaarde. De laagste normering kan worden beschouwd als de toestand met de minste hinder. Dit niveau komt overeen met de streefwaarde. De richtwaarde bevindt zich tussen de streefwaarde en de grenswaarde.

Uitgangspunt van het beleid is dat niet meer vergund wordt dan op basis van inzet van BBT haalbaar is, ook indien de richtwaarden onderschreden worden. In de Wabo (artikel 2.14, eerste lid, onder c, 1e lid) is bepaald dat een inrichting, ter reductie van de geuremissie, de beste beschikbare technieken in acht dient te nemen. Bij het vaststellen van de in de tabellen opgenomen streef-, richt- en grenswaarden is mede rekening gehouden met wat met inzet van beste beschikbare technieken haalbaar is.

Toetsing geschiedt ter plaatse van de maatgevende geurgevoelige objecten. Maatgevend heeft betrekking op de dichtstbijzijnde dan wel hoogst belaste geurgevoelige locatie van de van toepassing zijnde omgevingscategorie.

Artikel 8

Met artikel 7 wordt voorkomen dat, indien sprake is van het aanvragen van een vergunning voor bestaande activiteiten, de bestaande geurbelasting vergroot wordt. Hierdoor wordt invulling gegeven aan het beleidsuitgangspunt dat (potentiële) hinder voorkomen dient te worden.

Artikel 9

Bij het oprichten van een bedrijf dat geurrelevant is, dient voldaan te worden aan de streefwaarde (of zoveel lager als mogelijk is). Dit is het uitgangspunt. Het voorgaande is voorgeschreven in artikel 8 eerste lid. Ook indien een veranderingsvergunning aangevraagd wordt, waarin nieuwe geurrelevante activiteiten zijn opgenomen, blijft de bestaande geurbelasting van de inrichting het uitgangspunt. Het aanvragen van een veranderingsvergunning kan dus niet leiden tot een toename van (potentieel) nieuwe hinder (artikel 8 tweede lid). Dit spoort immers niet met het beleid.

Artikel 10

Artikel 9 eerste lid borgt dat bij een aanvraag om vergunning waarbij sprake is van bestaande en nieuwe activiteiten de geurbelasting niet groter wordt dan de bestaande en vergunde geurbelasting. Hierdoor wordt invulling gegeven aan het beleidsuitgangspunt dat (potentieel) nieuwe hinder voorkomen dient te worden.

Artikel 11

Voor het verbeteren van de bestaande geurkwaliteit beoordeelt de gemeente bij aanvragen van een omgevingsvergunning alsmede meldingen van type B inrichtingen ook de cumulatieve geurbelasting. Bestaande en nieuwe bedrijven worden getoetst aan de cumulatieve norm. Deze cumulatieve norm is bepaald aan de hand van de vergunde situatie per 1 maart 2016. Mocht de rekenmethodiek of wijze van bepaling van de vergunde emissie wijzigen dan wijzigt ook deze cumulatieve norm mee. In dit artikel is opgenomen wanneer sprake is van een niet relevante bijdrage. Niet relevante bijdragen aan de geurimmissie hoeven niet aan de cumulatieve geurbelasting getoetst te worden.

Artikel 12

Het aspect geur is geregeld in afdeling 2.3 (specifiek artikel 2.7a) van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Het Rijk heeft met de Vierde tranche van het Activiteitenbesluit beoogd om, voor wat het geuraspect als gevolg van industriële inrichtingen betreft, meer te regelen via algemene regels dan voorheen het geval was. Indien uit de aanvraag blijkt dat een aanvaardbare geurbelasting wordt behaald, geeft het Activiteitenbesluit niet langer ruimte om geurvoorschriften op te nemen. In dat geval kan toezicht en handhaving worden gebaseerd op de aanvraag waarin de emissie van de bronnen is beschreven.

Indien uit de aanvraag blijkt dat overschrijding van richtwaarden onvermijdelijk is, dienen in een maatwerkbesluit voorschriften te worden opgelegd. Dit is het geval bij een overschrijdingssituatie of een saneringssituatie. Burgemeester en wethouders stellen aan de hand van de onderhavige beleidsregels, per geval de aanvaardbare geurbelasting vast. Zolang in een bepaald geval de in deze beleidsregel genoemde richtwaarden worden overschreden, achten burgemeester en wethouders zich bevoegd maatwerkvoorschriften ingevolge het Activiteitenbesluit te stellen. Dit geldt ook ten aanzien van vergunningvoorschriften.

Met dit artikel uniformeren burgemeester en wethouders de geurvoorschriften in hun besluiten. De nadruk ligt daarbij op het vastleggen van ten minste de toegelaten geuremissie, de hedonische weegfactor F en eventueel overige geurparameters. Welke geurparameters relevant zijn, dient per situatie overwogen te worden.

Deze werkwijze beoogt handhaving eenvoudiger en efficiënter te maken.

Bovendien zijn de emissie en de overige geurparameters de enige factoren waar de vergunninghouder zelf verantwoordelijk voor kan dragen. Om die reden heeft het opnemen van emissievoorschriften de voorkeur boven het opnemen van immissievoorschriften. Uit de emissie en alle overige geurparameters volgt de geurbelasting in de omgeving als gevolg van de activiteiten. De aanvraag wordt beoordeeld op deze geurbelasting. Aangezien de aanvraag deel uitmaakt van de vergunning, wordt daarmee de toegelaten geurbelasting in de omgeving in het besluit inzichtelijk gemaakt en vastgelegd.

Lid 1 noemt dat, indien wordt voldaan aan de genoemde voorwaarden, van iedere bron in ieder geval de geuremissie, de hedonische weegfactor en, indien nodig, overige relevante parameters worden vastgelegd. In verband met handhaving heeft het vastleggen van de toegelaten geuremissie de voorkeur boven het vastleggen van de toegelaten hedonisch gecorrigeerde geuremissie.

Met artikel 12, derde lid, wordt de vergunninghouder gedwongen om niet alleen bij de aanvraag om vergunning, maar ook bij de uitvoering van de vergunde activiteiten, het geuraspect volledige aandacht te geven. In het kader van een aanvraag dient het vooruitzicht van een dergelijk voorschrift de aanvrager te bewegen alle mogelijke emissies inzichtelijk te maken. Alleen voor die activiteiten kan immers toegelaten emissie worden vastgelegd. Daarnaast geeft het voorschrift burgemeester en wethouders de mogelijkheid toezicht te doen houden en zo nodig handhavend op te treden bij het verrichten van alle geurrelevante activiteiten. Indien sprake is van een saneringssituatie, en dus niet voldaan wordt aan de grenswaarden, vindt er een andere afweging plaats om te bepalen of uitstel kan worden verleend voor het voldoen aan de grenswaarden. Een voorwaarde is dat de resultaten van een saneringsonderzoek voorliggen, welke concreet uitzicht bieden op het alsnog voldoen aan de grenswaarden en welke binnen een aanvaardbare termijn.

In vergunningvoorschriften, dan wel maatwerkvoorschriften, worden dus niet alleen richtwaarden opgenomen, maar moet ook de marsroute, welke moet leiden tot het bereiken daarvan, worden beschreven. Er kan gekozen worden voor het verlangen van een plan van aanpak van de vergunninghouder, in SMART termen geformuleerd of het formuleren van een zodanig plan in de voorschriften. De rapportage ten aanzien vorderingen kan aanleiding geven tot het achteraf bijstellen van de marsroute.