Regeling vervallen per 01-01-2024

BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND HELMOND 2017

Geldend van 26-09-2017 t/m 31-12-2023

Intitulé

BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND HELMOND 2017

Het college van burgemeester en wethouders,

overwegende dat het om redenen van rechtszekerheid en doelmatigheid wenselijk is om nieuwe beleidsregels vast te stellen inzake het nemen van een besluit over het verlenen van bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet,

Besluit

  • I.

    In te trekken het verzamelbesluit ‘Beleidsregels Bijzondere Bijstand Helmond 2015’ nr. 3054 van 12 januari 2016;

  • II.

    In te trekken de volgende separaat vastgestelde beleidsregels bijzondere bijstand;

    • a.

      Beleidsregel B079 Hoogte bijzondere bijstand 18–20-jarigen niet in een inrichting

    • b.

      Beleidsregel B080 Hoogte bijzondere bijstand 18–20-jarigen in inrichting

    • c.

      Beleidsregel B060 Compensatie alleenstaande ouder kop

    • d.

      Beleidsregel B063 Draagkrachtpercentages

    • e.

      Beleidsregel B064 Draagkrachtperiode bijzondere bijstand

    • f.

      Beleidsregel B085 Maaltijdvoorziening

    • g.

      Beleidsregel B137 In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht

  • III.

    Vast te stellen de Beleidsregels Bijzondere Bijstand Helmond 2017, zoals opgenomen in navolgend verzamelbesluit.

B012 - Bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsvergunningen en naturalisatie

Aard van de kosten

De kosten van leges van verblijfsvergunningen en naturalisatie behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en moeten in beginsel uit de bijstandsnorm worden voldaan, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Verlening van bijzondere bijstand voor legeskosten is niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.

In het algemeen geldt dat de legeskosten van naturalisatie niet worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten. Als een belanghebbende zich kan legitimeren met het verblijfsdocument waarover hij beschikt, is er geen sprake van een bijzondere omstandigheid voor het verlenen van bijzondere bijstand aangezien er geen noodzaak tot naturalisatie is (CRvB 23-08-2011, nr. 09/5008 WWB).

Recht op bijzondere bijstand

Voor vreemdelingen als bedoeld in artikel 11 lid 2 en 3 Participatiewet bestaat er recht op bijzondere bijstand voor de (leges)kosten van verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning. Deze legeskosten worden aangemerkt als bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals hierboven beschreven.

Voorwaarden

Aanvrager

De belanghebbende moet ten tijde van het opkomen van deze kosten een met een Nederlander gelijkgestelde vreemdeling zijn (artikel 11 lid 2 en 3 Participatiewet).

Ten laste komende kinderen

Heeft de aanvraag betrekking op kosten van een (eerste) verblijfsvergunning voor kinderen in het kader van gezinshereniging en de aanvraag is ingediend door de legaal in Nederland verblijvende ouder, dan kunnen de kosten in aanmerking komen voor bijstandsverlening. Geoordeeld kan worden dat deze kinderen ten laste komende kinderen zijn indien de legaal in Nederland verblijvende ouder voor hen kinderbijslag ontvangt.

Het territorialiteitsbeginsel staat niet in de weg aan de verlening van bijstand voor de legeskosten ter zake van de verblijfsvergunningen van de minderjarige kinderen. Het gaat hier immers niet om kosten die buiten Nederland zijn opgekomen of kosten die niet aan Nederland zijn verbonden. De kosten waarvoor de aanvrager om bijzondere bijstand heeft verzocht, vinden hun oorsprong in Nederland.

echtgeno(o)t(e)

Met betrekking tot de legeskosten voor de echtgeno(o)t(e) in het kader van een gezinshereniging geldt dat deze als aanvra(a)g(st)er van de verblijfsvergunning verantwoordelijk is voor de betaling van de legeskosten. Zij is op het moment van het ontstaan van de kosten niet een met een Nederlander gelijkgesteld persoon en kan tot het moment van verstrekking van de reguliere verblijfsvergunning aan de Participatiewet geen recht ontlenen en kan er dus geen bijzondere bijstand verstrekt worden voor de legeskosten ter zake van de verblijfsvergunning.

Vorm van de bijzondere bijstand

De vorm van de bijzondere bijstand vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (artikel 48 lid 1 Participatiewet). Verder kan de bijzondere bijstand voor deze kosten in het individuele geval worden verleend in de vorm van een lening. Dat is het geval als:

  • redelijkerwijs kan worden aangenomen dat belanghebbende op korte termijn over middelen beschikt (artikel 48 lid 2 onder a Participatiewet)

  • de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 48 lid 2 onder b Participatiewet). Zie bijvoorbeeld CRvB 14-07-2009, nrs. 07/6164 WWB.

Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand is gelijk aan de te maken (leges)kosten min de kosten van de aanschaf van een paspoort.

Draagkracht

De draagkracht bedraagt in beginsel 100% van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

B013 - Bijstand voor vaste lasten woning gedetineerde

Het college is niet bevoegd (bijzondere) bijstand te verlenen aan degene wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen of zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel omdat degene is uitgesloten van het recht op (bijzondere) bijstand (artikel 13 lid 1 onder a en b Participatiewet). Alleen vanwege zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 Participatiewet kan bijstandsverlening aan de orde zijn. Het college moet in het individuele geval de vraag beantwoorden of bijstandsverlening onvermijdelijk is. In de praktijk zal zich die situatie niet snel voordoen. Zie bijvoorbeeld CRvB 24-08-2010, nr. 10/608 WWB.

B014 - Bijstand voor reiskosten bezoek gedetineerde

Omschrijving van de kosten

Het betreft de kosten die gemaakt moeten worden om het traject van thuis naar het verblijfadres van het gedetineerde gezinslid of 1ste graad bloedverwant.

Voorliggende voorzieningen

Er is geen voorliggende voorziening voor deze kosten.

Recht op bijzondere bijstand

  • 1.

    Doen zich kosten voor? Het spreekt voor zich dat er sprake moet zijn van aantoonbare (te maken) kosten waarvoor belanghebbende tijdig een aanvraag moet indienen.

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? In het algemeen geldt dat de reiskosten in verband met detentie van een gezinslid of een 1ste graad bloedverwant als noodzakelijke kosten worden aangemerkt. In geval van detentie in het buitenland kunnen de reiskosten tot de Nederlandse grens noodzakelijk kosten zijn.

  • 3.

    Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? In het algemeen geldt dat de reiskosten in verband met detentie van een gezinslid of een 1ste graad bloedverwant voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. In geval van detentie in het buitenland vallen daar alleen de reiskosten onder tot de Nederlandse grens.

  • 4.

    Kunnen de kosten naar oordeel van het college worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

    • a.

      Het college heeft beperkte beoordelingsvrijheid bij de vraag of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm (CRvB 31-08-2010, nr. 09/1069 WWB en CRvB 15-09-2009, nr. 07/6946 WWB).

    • b.

      Het college heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van draagkrachtregels.

Bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm

Het college heeft een beperkte beoordelingsvrijheid om te beoordelen dat de reiskosten kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm. Bij de kosten als bedoeld in deze beleidsregel kan daarvan sprake zijn. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de individuele omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan de frequentie van het gewenste bezoek (eens per maand), de duur van de detentie, bij detentie in het buitenland en het oordeel over de vraag of belanghebbende bijvoorbeeld verplichte aflossingen heeft of in het geval er beslag ligt op het inkomen.

Hoogte en vorm bijzondere bijstand

Geacht wordt dat het Openbaar Vervoer 2de klas de goedkoopste adequate voorziening is. Het reizen per auto kan goedkoper zijn dan het Openbaar Vervoer. In voorkomende gevallen geldt een vergoeding van € 0,19 per kilometer. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt verder vastgesteld op één bezoek per week voor één persoon. De bijzondere bijstand mag echter ook naar keuze worden besteed voor één bezoek per twee weken door twee personen, één bezoek per drie weken door drie personen, enz.. De bijzondere bijstand wordt verleend volgens de hoofdregel, om niet (artikel 48 lid 1 Participatiewet).

Draagkracht

Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogenZie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

In het algemeen geldt dat aan de individuele bijzondere bijstand een bestedingsverplichting is verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed voor de betreffende kosten.

  • belanghebbende daarvan vervoers- of bezoekbewijzen moet kunnen overleggen.

er ook specifieke verplichtingen kunnen gelden als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verleend. Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

B058 - Bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens verblijf in inrichting

Verblijft belanghebbende in een inrichting en wordt de norm zak- en kleed toegekend, dan kunnen bepaalde vaste lasten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Voor het bepalen met ingang van welke datum de norm zak- en kleedgeld ingaat zie beleidsregel ‘Ingangsdatum normwijziging bij verblijf in inrichting’ (B057) en wat wordt verstaan onder een inrichting zie beleidsregel ‘Voorbeelden van inrichtingen’ (B001).

Uit CRvB 01-02-2005, nr. 02/5981 NABW blijkt dat bepaalde noodzakelijke kosten niet kunnen worden bestreden uit de zak- en kleedgeldnorm. Met andere woorden het gaat om onontkoombare kosten (vaste lasten). Het kan gaan om de volgende kosten:

  • *

    huur

  • *

    de inboedelverzekering

  • *

    maandtermijn voor energie (voorschot)

  • *

    telefoonabonnement (niet de belkosten)

  • *

    het abonnement voor de kabel (televisie, radio en internet)

Dit overzicht is niet-limitatief, er kunnen andere onontkoombare kosten zijn.

Uit CRvB 01-02-2005, nr. 02/5981 NABW blijkt (ook) dat de kosten voor de huur van de telefoon en televisie in de instelling kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de zak- en kleedgeldnorm.

Beoordeling recht op bijzondere bijstand

De noodzaak van de kosten wordt afgewogen tegen de tijdelijkheid van het verblijf en de kosten van het afsluiten en heraansluiten. Ook bij gehuwden waarvan beide partners in een inrichting verblijven kan voor de genoemde kosten bijzondere bijstand worden verleend. Het college stelt het recht op bijstand in beginsel vast voor een bepaalde periode. Hierdoor kan het college beoordelen of er sprake van een wijziging van de domicilie.

Vorm van de bijzondere bijstand

De vorm van de bijzondere bijstand vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (artikel 48 lid 1 Participatiewet).

B060 - Compensatie alleenstaande ouderkop

Beschrijving onderwerp

Met de afschaffing van de alleenstaande ouder norm gaat een deel van de alleenstaande ouders er in inkomen vrij fors op achteruit. De vraag is of in al die gevallen de bijstandsnorm nog voldoende is om te voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Met deze beleidsregel wordt tot uitdrukking gebracht dat het college voornemens is om in bepaalde gevallen artikel 18 lid 1 Participatiewet ruimhartig toe te passen en een hogere norm toe te kennen.

Beleidscriteria

Op grond van de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van een belanghebbende wordt beoordeeld of men voldoende inkomen heeft om te voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Indien men onvoldoende inkomen heeft, wordt de norm verhoogd met maximaal de alleenstaande ouderkop die belanghebbende had kunnen ontvangen als hij geen toeslagpartner had gehad.

Omstandigheden waarmee rekening wordt gehouden

  • 1.

    Mogelijkheid om de kosten van het bestaan te kunnen delen met anderen. Heeft men de mogelijkheid om de kosten te delen, dan wordt er van uit gegaan dat men voldoende middelen heeft om in het bestaan te voorzien.

  • 2.

    Mogelijkheden die men heeft en ook daadwerkelijk heeft benut om het Awir partnerschap te beëindigen. Hierbij kunnen drie categorieën onderscheiden worden:

    • a.

      De gescheiden wonende ouders met een partner in inrichting ( b.v. zorginstelling)

    • b.

      De gehuwden met een niet-rechthebbende partner in verband met het ontbreken van verblijfsrecht (b.v. detentie);

    • c.

      De gescheiden wonende partners die nog geen echtscheiding hebben aangevraagd of partners die met onbekende bestemming zijn vertrokken;

  • 3.

    De duur van de periode dat men gescheiden leeft en het Awir partnerschap niet beëindigd kan worden.

  • 4.

    De overige middelen die men heeft om de periode te overbruggen. Inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm, en het vermogen, voor zover dit meer bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens, worden daarbij in ieder geval volledig in aanmerking genomen.

  • 5.

    Compensatie Alo-kop enkel voor personen van 21 jaar of ouder. Ouders blijven tot het 21e jaar onderhoudsplichtig voor hun kinderen. Aanvragen van personen jonger dan 21 jaar om bijzondere bijstand ten behoeve van hun kosten van levensonderhoud dienen op basis van artikel 12 Participatiewet beoordeeld te worden.

B062 - Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht)

Artikel 44 lid 1 Participatiewet bepaalt dat niet eerder bijstand wordt verleend dan tegen de datum waarop belanghebbende zich heeft gemeld voor de aanvraag, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit betekent dat het college - in beginsel - niet bevoegd is bijstand met terugwerkende kracht te verlenen.

Het college voert het beleid dat aanvragen om bijzondere bijstand tot maximaal zes maanden nadat de kosten zich voordoen, kunnen worden ingediend. Dit beleid dient te worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Kosten gemaakt langer dan zes maanden voor indiening van de aanvraag, die nog niet zijn betaald, worden gezien als een schuld. Hiervoor wordt geen bijzondere bijstand verleend.

In de aard van de bijzondere omstandigheden kan het zijn dat een aanvraag indienen voordat de kosten zijn opgekomen niet altijd (goed) mogelijk is.

Een voorbeeld

Belanghebbende dient op 1 mei 2017 een aanvraag in om bijzondere bijstand. De aanvraag kan betrekking hebben op kosten die zijn gemaakt (of opgekomen) vanaf 1 november 2016.

Let wel: als de noodzaak van de kosten niet meer kan worden vastgesteld hoeft het college de aanvraag niet te honoreren. Verder geldt uiteraard dat de aanvraag wordt beoordeeld op de algemene voorwaarden en de vier vragen van artikel 35 Participatiewet.

Met deze beleidsregel is beoogd de belanghebbende niet tegen te werpen dat een aanvraag wordt ingediend voor kosten die al zijn gemaakt.

B063 - Draagkrachtpercentages

In beginsel gelden de hierna volgende regels voor de draagkracht op het inkomen, met dien verstande dat er situaties zijn die hierop een uitzondering vormen. Voor zover 100% draagkrachtinkomen van toepassing is, is dat opgenomen in de specifieke beleidsregel. In zijn algemeenheid geldt 100% draagkrachtinkomen als de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening.

Draagkracht uit inkomen

  • Een inkomen tot 120% van het bijstandsnorm (sociaal minimum) wordt als draagkrachtloos inkomen beschouwd.

  • Bij een inkomen tussen 120% en 130% van de bijstandsnorm wordt 50% van het inkomen boven 120% van de bijstandsnorm als draagkracht beschouwd.

  • Bij een inkomen boven 130% van de bijstandsnorm wordt 100% van het inkomen boven 130% van de bijstandsnorm als draagkracht beschouwd.

Let op:

Inkomens uit AOW, Anw en Wajong kunnen netto hoger zijn dan de bijstandsnorm. Er wordt echter van uitgegaan dat deze inkomens gelijk zijn aan bijstandsniveau en dus niet leiden tot draagkracht.

Een alleenstaande AOW gerechtigde die in een inrichting verblijft, heeft recht op bruto AOW. Na aftrek van belastingen, premies en Wlz (Wmo) bijdrage houdt hij per maand een bedrag over van ongeveer het bedrag voor zak en kleedgeld. Het vakantiegeld moet echter niet over dit zak en kleedgeldbedrag worden berekend, maar over het totale nettobedrag vóór aftrek van de Wlz (Wmo)-bijdrage. Hierdoor hebben ouderen die in een inrichting verblijven, ondanks dat hun maandinkomen op bijstandsniveau ligt, in de praktijk vaak toch enige draagkracht.

Berekening vakantietoeslag

Voor de berekening van de vakantietoeslag moet uit worden gegaan van het netto-inkomen zonder dat daarop verplichte betalingen aan derden zijn ingehouden. Het gaat hierbij vooral om beslagen en bijdragen van personen die in een inrichting verblijven. De precieze hoogte van de vakantietoeslag kan worden berekend met behulp van de regels uit de Participatiewet.

Draagkracht uit vermogen

100% van het in aanmerking te nemen vermogen.

B064 - Draagkrachtperiode bijzondere bijstand

Deze beleidsregel bijzondere bijstand geeft invulling aan de wijze waarop de periode waarover de draagkracht wordt vastgesteld.

De periode waarover de draagkracht wordt vastgesteld wordt de draagkrachtperiode genoemd. Deze periode wordt in beginsel vastgesteld voor twaalf maanden.

De draagkrachtperiode begint op de eerste dag van de maand waarop de kosten betrekking hebben.

Dit betekent dat over de draagkrachtperiode moet worden berekend hoe groot de ruimte in het inkomen en/of het vermogen is. De hoogte van de draagkracht wordt in mindering gebracht op de bijzondere bijstand.

B065 - Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode

Het inkomen en/of het vermogen kunnen wijzigen tijdens de draagkrachtperiode.

Doen zich wijzigingen voor in het inkomen, vermogen of de gezinsomstandigheden (bijvoorbeeld: huwelijk, echtscheiding of overlijden), dan wordt de draagkracht voor het resterende deel van de periode opnieuw vastgesteld.

Wanneer bij de vaststelling van de draagkracht al een inkomenswijziging kan worden voorzien, moet deze zoveel mogelijk worden meegenomen. Denk bijvoorbeeld aan pensionering of beëindiging van studie.

B066 - Drempelbedrag

Artikel 35 lid 2 Participatiewet bepaalt de bevoegdheid van het college om bijzondere bijstand te weigeren voor kosten welke binnen een periode van 12 maanden een administratieve drempel niet te boven gaan.

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd.

B067 - Stappenplan berekening bijzondere bijstand

De berekening van de bijzondere bijstand verloopt als volgt:

  • 1.

    Bepaal de hoogte van de voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komende kosten aan de hand van nota’s e.d.;

  • 2.

    Bepaal de draagkrachtperiode;

  • 3.

    Bepaal de ruimte in het inkomen over de draagkrachtperiode;

  • 4.

    Verminder de ruimte in het inkomen met de buitengewone uitgaven;

  • 5.

    Bepaal de ruimte in het vermogen over de draagkrachtperiode;

  • 6.

    Bepaal de draagkracht in euro's door het draagkrachtpercentage(s) toe te passen op de uitkomst van stappen 4 en 5;

  • 7.

    Bereken als volgt:

    Kosten (1) Draagkracht (6) -/-

    Bijzondere bijstand

Buitengewone uitgaven

Heeft de belanghebbende een eigen bijdrage in de kosten van formele kinderopvang in verband met werk, dan wordt dat aangemerkt als buitengewone uitgave die de draagkracht verminderd. Bij de berekening van de kosten van kinderopvang geldt de maximale uurprijs uit het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang.

B069 - Waar en wanneer medisch advies vragen

In een aantal gevallen zal het nodig zijn om in het kader van de bijstandsverlening een medisch advies te vragen aan een arts en mogelijk daarvoor de aanvrager op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen of onderzoeken als dit van belang wordt geacht voor de beoordeling van de bijzondere bijstand voor gevraagde kosten.

B070 - Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering

Aard van de bevoegdheid

Tot 1 januari 2015 gold dat geen recht op categoriale bijzondere bijstand bestond voor een inkomen hoger dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Deze inkomensgrens is per 1 januari 2015 losgelaten. Het college kan zelf beleid voeren over de inkomensgrens voor recht op categoriale bijzondere bijstand. Wij hebben inmiddels besloten deze inkomensgrens naar 120% van de toepasselijke bijstandsnorm te verhogen.

De discretionaire bevoegdheid om categoriale bijstand te verlenen in de vorm van een aanvullende ziektekostenverzekering is vastgelegd in artikel 35 lid 3 Participatiewet. De kosten van een aanvullende ziektekostenverzekering zijn vrijwillig te maken kosten en daarom geen noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35 lid 1 Participatiewet. Dit betekent dat de kosten voor de premiebetaling van een aanvullende ziektekostenverzekering niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komt.

Begripsbepaling

CAV: gemeentelijke collectief aanvullende verzekering

Bij de bepaling van het recht op bijzondere bijstand voor medische kosten hanteren wij vanaf 1 januari 2016 als beleidsregel dat de collectieve ziektekostenverzekering een voorliggende voorziening is. Indien belanghebbende een individuele ziektekostenverzekering heeft beschouwen wij een met de CAV vergelijkbare aanvullende verzekering (basis- en tandartsverzekering) als een adequate verzekering. Wanneer iemand die geen aanvullende ziektekostenverzekering heeft een beroep doet op vergoeding van medische kosten uit de bijzondere bijstand, beoordelen wij wat de vergoeding zou zijn geweest vanuit de CAV op basis van het gemeentelijk pakket Zorg-op-maatpolis met het aanvullend pakket ‘Extra’. Indien deze verzekering de kosten volledig zou hebben vergoed komt belanghebbende in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Wat is vergelijkbaar:

  • Iemand heeft zich voldoende aanvullend verzekerd als zijn aanvullende verzekering van hetzelfde niveau/klasse is als de CAV.

  • Als iemand een specifieke op zijn medische situatie afgestemde aanvullende verzekering heeft gekozen, rekening houdend met de eigen medische voorgeschiedenis en daaruit voortvloeiende voorzienbare medische kosten. Personen die zich wel voldoende aanvullend hebben verzekerd kunnen toch worden geconfronteerd met medisch kosten omdat hun verzekering niet alles vergoedt of dat de kosten hoger zijn dan de vergoeding van hun verzekering. In voorkomende gevallen kunnen de meerkosten mogelijk worden vergoed via de individuele bijzondere bijstand.

Collectieve of individuele aanvullende zorgverzekering verplicht?

De verzekerde is niet verplicht om deel te nemen aan de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. Dit is een eigen keuze en verantwoordelijkheid. Het gaat immers om een vrijwillige verzekering en de kosten van de aanvullende verzekering zijn geen noodzakelijke kosten.

In het algemeen vergoedt een (collectieve) aanvullende verzekering juist die medische kosten die door de Zorgverzekeringswet, het Besluit zorgverzekering en de Regeling zorgverzekering als niet-noodzakelijk worden aangemerkt en daarom niet in de hoofdverzekering zijn opgenomen. Artikel 15 lid 1, tweede volzin Participatiewet bepaalt: “Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt”. In principe hoef je dus in het algemeen helemaal geen bijzondere bijstand te verlenen voor medische kosten.

Als de gemeente besluit mensen tegemoet te komen in bepaalde medische kosten, moet dit worden gezien als “buitenwettelijk begunstigend beleid”.

Geen met de CAV vergelijkbare aanvullende verzekering

Indien aanvrager op het moment van indienen van de aanvraag voor medische kosten geen met de CAV vergelijkbare aanvullende verzekering hebben (zie hierboven) vergoeden wij de kosten, als deze voor vergoeding in aanmerking komen, slechts tot het moment waarop de aanvrager de overstap naar de CAV zou kunnen maken.

Voorwaarden CAV

  • Belanghebbende is inwoner van de gemeente Helmond, en

  • het (gezamenlijk) inkomen is niet hoger dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, en

  • belanghebbende is verzekerd bij CZ of heeft de mogelijkheid om over te stappen naar CZ.

Bijdrage in de CAV

In het kader van de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering wordt door de zorgverzekeraar op de door de verzekerde afgesloten aanvullende ziektekostenverzekering een uitgebreider aanvullend pakket geboden. De verzekerde betaalt zelf de premie aan CZ - waarin een korting is verwerkt - voor de basisverzekering en voor de aanvullende verzekering. Op grond van artikel 35 lid 3 Participatiewet kan de verzekerde gebruik maken van het uitgebreidere pakket van de aanvullende verzekering. Een bijdrage in de premie wordt door de gemeenten betaald aan CZ en kan jaarlijks, per 1 januari worden verhoogd met het prijsindexcijfer op basis van de consumentenprijsindex.

Indexeringspercentages

De indexeringspercentages worden berekend aan de hand van de consumentenprijsindex alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het CBS gebruikt zogenaamde voortschrijdende gemiddelden, welke per maand worden gepubliceerd. Om praktische redenen wordt er voor gekozen het jaar te laten lopen van december tot en met november. Aldus het CBS moet voor een juiste berekening het zogenaamde jaargemiddelde ('gemiddeld voortschrijdend gemiddelde') over de periode december tot en met november berekend worden. Dit moet vervolgens vergeleken worden met het jaargemiddelde van de voorafgaande periode december tot en met november. Uit die berekening volgt dan het correcte indexeringspercentage. Periodiek wordt het indexeringspercentage volgens deze systematiek gepubliceerd door Schulinck.

Beëindiging uitkering levensonderhoud

Bij beëindiging van de bijstands-, Ioaw-, Ioaz- of Bbz-(levensonderhoud) uitkering, blijft de deelname van de verzekerde aan de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering - zonder inkomenstoets - nog doorlopen tot en met 31 december van het lopende jaar.

Daarna kan de verzekerde, als blijkt dat het inkomen niet meer bedraagt dan 120% van toepassing zijnde bijstandsnorm, blijven deelnemen aan de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering.

B075 - Uitvaartkosten

Omschrijving kosten

Alle kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene, voor zover deze kosten noodzakelijk zijn.

Voorliggende voorzieningen

  • uitvaart-, levens of ongevallenverzekering (als een van deze verzekering ook daadwerkelijk is afgesloten);

  • de Wet op de Lijkbezorging als geen beroep op de Participatiewet mogelijk is;

  • de nalatenschap:

    • bij een alleenstaande valt het volledige vermogen in de nalatenschap waaruit de kosten voor de begrafenis kunnen worden voldaan;

    • bij een echtpaar zonder kinderen waarvan een van de partners overlijdt, moet het verschil tussen de vermogensvrijlating voor een echtpaar en voor een alleenstaande worden aangewend voor deze kosten.

Recht op bijzondere bijstand

  • 1.

    Doen zich kosten voor?

    Het spreekt voor zich dat er sprake moet zijn van aantoonbare (te maken) kosten waarvoor belanghebbende tijdig een aanvraag moet indienen.

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? Of de kosten noodzakelijk zijn wordt mede bepaald of de kosten kunnen worden toegerekend aan belanghebbende. Dit is het geval als belanghebbende de hoedanigheid van erfgenaam heeft aangenomen, of hij behoort tot de bloed- en aanverwanten jegens wie een verhaalsrecht voor deze kosten bestaat op grond van artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging.

  • 3.

    Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Kunnen de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap worden voldaan en beschikt belanghebbende niet over toereikende middelen om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen, dan worden de kosten aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten als bedoeld in artikel 35 lid 1 Participatiewet.

  • 4.

    Kunnen de kosten naar oordeel van het college worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

    • a.

      Het college heeft beperkte beoordelingsvrijheid bij de vraag of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm (CRvB 31-08-2010, nr. 09/1069 WWB en CRvB 15-09-2009, nr. 07/6946 WWB).

    • b.

      Het college heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van draagkrachtregels.

Als noodzakelijk kosten worden in ieder geval aangemerkt:

  • -

    akte van overlijden;

  • -

    werkzaamheden uitvaartverzorger begrafenis/crematie;

  • -

    overbrengen van de overledene naar rouwcentrum of woonhuis;

  • -

    verzorging van de overledene;

  • -

    rouwkaarten (maximaal 75 rouwkaarten zonder porto);

  • -

    opbaren in rouwcentrum dan wel opbaren thuis;

  • -

    eenvoudige kist;

  • -

    eenvoudige uitvaartdienst;

  • -

    grafrechten (voor een algemeen graf, niet voor een graf in eigendom);

  • -

    kosten crematorium (crematie, dienst in aula, condoleanceruimte);

  • -

    rouwauto;

  • -

    eenvoudige grafzerk of urn.

Alsniet noodzakelijke kostenworden in ieder geval beschouwd:

  • -

    rouwadvertentie;

  • -

    volgauto;

  • -

    bloemen;

  • -

    condoleanceregister;

  • -

    opname dienst;

  • -

    koffietafel, etc.

Hoogte bijzondere bijstand

Bepaal de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand aan de hand van de richtprijzen uit de actuele Nibud-Prijzengids. Het college stelt zich op het standpunt dat de richtprijzen mede zijn gebaseerd op een representatieve maatstaf: het Nibud. Dit betekent dat belanghebbende moet aantonen, dan wel aannemelijk moet maken dat de hoogte van de bijzondere bijstand niet toereikend is (vergelijk CRvB 07-06-2011, nrs. 09/3547 WWB e.a. en CRvB 13-10-2009, nr. 08/7374 WWB).

Vorm bijzondere bijstand

De vorm van de bijzondere bijstand vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (artikel 48 lid 1 Participatiewet).

Draagkracht

Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Aan de (individuele) bijzondere bijstand is een bestedingsverplichting verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed (aan het aandeel van belanghebbende) voor de betreffende kosten.

  • belanghebbende daarvan betalingsbewijzen moet kunnen overleggen.

er ook specifieke verplichtingen kunnen gelden als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verleend. Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

B076 - Kosten bewindvoering

Omschrijving kosten

  • 1.

    Indien iemands goederen bij rechtelijke uitspraak onder bewind zijn gesteld, bepaalt de kantonrechter jaarlijks achteraf welke vergoeding de bewindvoerder bij de onder bewind gestelde in rekening mag brengen. Een aantal bewindvoerders brengt voorafgaande aan de vaststelling door de rechter, voorschotten bij de belanghebbende in rekening.

  • 2.

    Uit jurisprudentie blijkt (bv. CRvB 25-04-2000, nr. 98/5948 NABW, JABW 2000/108) dat wanneer de kantonrechter over een betrokkene een mentorschap heeft ingesteld als bedoeld in artikel 1:450 BW en met inachtneming van artikel 1:452 BW een professioneel mentor benoemd heeft, in de kosten hiervan bijzondere bijstand toegekend kan worden.

Recht op bijzondere bijstand

Met het uitspreken van bewindvoering door de Kantonrechter staat vast dat de daaraan verbonden kosten voor bewindvoering of mentorschap uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten zijn. De Kantonrechter kan de kosten afwijkend van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen vaststellen. Er kan ook bijstand worden verleend voor de betaling van voorschotten op de nog definitief door de Kantonrechter vast te stellen beloning voor de bewindvoerder of mentor.

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de door de kantonrechter in de beschikking vastgestelde kosten van bewindvoering of mentorschap. Dat gebeurd aan de hand van de zogeheten Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (artikel 1:447 lid 1 BW).

Vorm bijzondere bijstand

De vorm van de bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (artikel 48 lid 1 Participatiewet).

Draagkracht

Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Aan de (individuele) bijzondere bijstand is een bestedingsverplichting verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed voor de betreffende kosten.

  • ingeval de bijstand wordt verleend voor de betaling van voorschotten dan moet belanghebbende vooraf de beschikking houdende de onderbewindstelling of mentorschap van de kantonrechter overleggen en het college op de hoogte stellen van de definitieve vaststelling van bedragen door de Kantonrechter.

  • belanghebbende daarvan betalingsbewijzen moet kunnen overleggen.

er ook specifieke verplichtingen kunnen gelden als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verleend. Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

B077 - Kosten curatele

Omschrijving van de kosten

De kosten ten gevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken curatele.

Voorliggende voorziening

Er bestaat geen voorliggende voorziening voor de kosten van curatele.

Recht op bijzondere bijstand

Met het uitspreken van curatele door de Kantonrechter staat vast dat de daaraan verbonden kosten voor de bewindvoerder uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten zijn. De Kantonrechter kan de kosten afwijkend van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen vaststellen. Er kan ook bijstand worden verleend voor de betaling van voorschotten op de nog definitief door de Kantonrechter vast te stellen beloning voor de bewindvoerder.

Hoogte van de bijzondere bijstand

Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de curator heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking. Dat gebeurd aan de hand van de zogeheten Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

Vorm bijzondere bijstand

De vorm van de bijzondere bijstand voor kosten van curatele vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (artikel 48 lid 1 Participatiewet).

Draagkracht

Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Aan de (individuele) bijzondere bijstand is een bestedingsverplichting verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed voor de betreffende kosten.

  • ingeval de bijstand wordt verleend voor de betaling van voorschotten, dan moet belanghebbende het college op de hoogte stellen van de definitieve vaststelling van bedragen door de Kantonrechter.

  • belanghebbende daarvan betalingsbewijzen moet kunnen overleggen.

  • er ook specifieke verplichtingen kunnen gelden als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verleend. Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

B078 - Kosten rechtsbijstand

Omschrijving kosten

Het betreft de kosten met betrekking tot het voeren van procedures bij de rechter. Voorbeelden hiervan zijn: de eigen bijdrage voor een advocaat, griffierecht en reiskosten.

Voorliggende voorzieningen

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet). Denk in dit verband aan:

  • Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kan belanghebbende met een laag inkomen in aanmerking komen voor een toevoeging van een advocaat. Een toevoeging van een advocaat vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. In dat geval worden de kosten (exclusief de eigen bijdrage) van de advocaat vergoed op grond van de Wrb.

  • Een rechtsbijstandsverzekering. Als belanghebbende over een dergelijke verzekering beschikt, dan is het een voorliggende voorziening. Het feit dat de belanghebbende geen rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten is geen grond om een verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand af te wijzen.

  • Het Besluit proceskosten bestuursrecht geldt als een toereikende en passende voorliggende voorziening voor de reiskosten die de belanghebbende heeft gemaakt in verband met het bijwonen van rechtszittingen van bestuursrechters.

Eigen bijdrage

De Wrb kan niet worden aangemerkt als een passende en toereikende voorliggende voorziening voor de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand, ook niet ná wijziging van het systeem van gesubsidieerde rechtsbijstand per 1 juli 2011. Hierin wordt voorzien in een verlaging van de eigen bijdrage met € 53,- wanneer een belanghebbende eerst (gratis) rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket alvorens een advocaat te raadplegen. Wanneer een belanghebbende niet eerst rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket en als gevolg daarvan wordt geconfronteerd met een hogere eigen bijdrage, dan wordt de volledige (hoge) eigen bijdrage vergoed.

Recht op bijzondere bijstand

Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand indien op grond van een toevoeging krachtens de Wrb rechtsbijstand is/wordt verleend. De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

  • vertaalkosten. Advocaten kunnen namelijk - als er een toevoeging is verleend - kosteloos gebruik maken van een tolkencentrum.

  • reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen bij de bestuursrechter. In beginsel is het niet noodzakelijk dat belanghebbende in persoon aanwezig is op deze rechtszittingen zodat reiskosten ten behoeve van belanghebbende niet noodzakelijk zijn. Let op: dit geldt niet ten aanzien van privaat-, familie- en strafrechtszittingen (zie boven).

  • de kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wrb.

  • de proceskosten van de tegenpartij, indien de belanghebbende wordt veroordeeld om deze te betalen. Alleen bij indien er sprake is van bijzondere omstandigheden komen deze kosten toch voor vergoeding in aanmerking (voorbeeld: de procedure is gestart op advies van gemeente).

Is er geen sprake van een voorliggende voorziening, dan moet het college het recht op bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage rechtsbijstand beoordelen op grond van de wettelijke voorwaarden van artikel 35 Participatiewet.

  • 1.

    Doen zich kosten voor? Het spreekt voor zich dat er sprake moet zijn van aantoonbare (te maken) kosten waarvoor belanghebbende tijdig een aanvraag moet indienen.

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? Op grond van het feit dat belanghebbende is toegelaten tot het gesubsidieerde systeem van rechtsbijstand, is afdoende om de noodzaak voor de kosten van de eigen bijdrage aan te nemen (CRvB 31-10-2006, nr. 06/3262 WWB).

  • 3.

    Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Op grond van het feit dat belanghebbende is toegelaten tot het gesubsidieerde systeem van rechtsbijstand, is afdoende om aan te nemen dat de eigen bijdrage uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten zijn (zie wederom CRvB 31-10-2006, nr. 06/3262 WWB).

  • 4.

    Kunnen de kosten naar oordeel van het college worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

    • a.

      Het college heeft beperkte beoordelingsvrijheid bij de vraag of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm (CRvB 31-08-2010, nr. 09/1069 WWB en CRvB 15-09-2009, nr. 07/6946 WWB).

    • b.

      Het college heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van draagkrachtregels.

Hoogte en de vorm van de bijzondere bijstand

De hoge of lage eigen bijdrage op grond van Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand komt voor bijzondere bijstand in aanmerking. De vorm van de bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (artikel 48 lid 1 Participatiewet).

Draagkracht

Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Aan de (individuele) bijzondere bijstand is een bestedingsverplichting verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed voor de betreffende kosten.

  • ingeval de bijstand wordt verleend voor de betaling van voorschotten, dan moet belanghebbende het college op de hoogte stellen van de definitieve vaststelling van bedragen door de Kantonrechter.

  • belanghebbende daarvan betalingsbewijzen moet kunnen overleggen.

  • er ook specifieke verplichtingen kunnen gelden als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verleend. Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

B079 - Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting

Omschrijving van de kosten

Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar die niet in een inrichting verblijft hogere bestaanskosten heeft dan waarin zijn bijstandsnorm voorziet en de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken kan het college op grond van artikel 12 Participatiewet, aanvullend bijzondere bijstand verlenen.

Voor een jongere in inrichting zie beleidsregel ‘Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting’ (B080).

Omschrijving van de doelgroep

Jong meerderjarigen

De 18- tot 21-jarige die geen of onvoldoende beroep kan doen op de ouders voor de noodzakelijke kosten van het bestaan, komt in aanmerking voor (aanvullende) bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud.

Een 18- tot 21-jarige kan in ieder geval geen of onvoldoende beroep op de zorgplicht van de ouders doen als:

  • a.

    de onderhoudsplichtige ouder of ouders zijn overleden;

  • b.

    de jongere in het kader van de Jeugdwet buiten het gezinsverband van de ouder of ouders is geplaatst;

  • c.

    de ouders onvindbaar of niet bereikbaar zijn

  • d.

    er sprake is van een ernstig verstoorde relatie met de ouder(s).

Een aanvraag voor bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jong meerderjarigen wordt, analoog aan artikel 41 lid 4 van de PW, niet eerder ingediend dan vier weken na datum melding en wordt niet eerder dan vier weken na die melding door het college in behandeling genomen.

Hoogte en vorm bijzondere bijstand

18 tot 21 jarige alleenstaande

Voor de jongeren die niet in een inrichting verblijft wordt de norm aangevuld tot het totaal bedrag (norm plus bijzondere bijstand) gelijk is aan 75% van het voor een 21-jarige geldende minimumloon als bedoeld in artikel 8 derde lid van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag verminderd met de daarover verschuldigde loonheffing en de daarover verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet.

18 tot 21 jarige alleenstaande ouder

Aanvulling tot de hoogte van de bijstandsnorm voor een 21-jarige alleenstaande ouder.

18 tot 21 jaar gehuwden

Gehuwden die beide 18 tot 20 jaar zijn ontvangen een aanvulling tot de hoogte van de bijstandsnorm voor gehuwden met één partner van 21 jaar of ouder. Als er ten laste komende kinderen zijn wordt een aanvulling gegeven tot de hoogte van de bijstandsnorm voor gehuwden met één partner van 21 jaar of ouder met ten laste komende kinderen.

LET OP: de vakantietoeslag wordt alleen berekend over de norm voor de algemene bijstand en niet over de aanvulling via de bijzondere bijstand.

Verlaging

Het college ziet aanleiding om de bijzondere bijstand lager vast te stellen indien er sprake is van:

  • kostendeling

  • ontbrekende woonlasten

  • recente beëindiging van een opleiding

Het bedrag van de verlaging wordt op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

Bij de berekening van de hoogte van de bijstand worden de regels gehanteerd zoals deze gelden voor personen tussen de 21 jaar en de pensioengerechtigde leeftijd die niet in een inrichting verblijven. Zie ook artikel 19a, 22a, 27 en 28 Participatiewet.

Op basis van deze beleidsregel is het niet mogelijk dat de totale bijstand hoger wordt vastgesteld dan de algemene bijstandsnorm die voor een 21 jarige in een vergelijkbare situatie geldt, (bijvoorbeeld als de norm is verlaagd in verband met de kostendelersnorm, het ontbreken van woonlasten en/of recente beëindiging van de opleiding). Onder totale bijstand wordt in dit geval bedoeld, de algemene bijstandsnorm vermeerderd met de op basis van deze beleidsregels toegekende bijzondere bijstand.

Vorm bijstand

De bijzondere bijstand wordt, volgens de hoofdregel, om niet verleend (artikel 48 lid 1 Participatiewet).

B080 - Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting

Omschrijving van de kosten

Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar hogere bestaanskosten heeft dan waarin wordt voorzien en de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken (zie ook “Jongeren van 18 t/m 20 jaar”), kan het college op grond van artikel 12 Participatiewet, voor deze kosten bijzondere bijstand verlenen.

Jongeren van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijven, hebben geen recht op algemene bijstand (artikel 13 lid 2 onderdeel a Participatiewet). In hun algemene kosten van het bestaan wordt in beginsel voorzien door de inrichting waarin zij verblijven.

Omschrijving van de doelgroep

Jong meerderjarigen

De 18- t/m 20-jarige die geen of onvoldoende beroep kan doen op de ouders voor de noodzakelijke kosten van het bestaan, komt in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud.

Een 18- t/m 20-jarige kan in ieder geval geen of onvoldoende beroep op de zorgplicht van de ouders doen als:

  • a.

    de onderhoudsplichtige ouder of ouders zijn overleden;

  • b.

    de jongere in het kader van de Jeugdwet buiten het gezinsverband van de ouder of ouders is geplaatst;

  • c.

    de ouders onvindbaar of niet bereikbaar zijn

  • d.

    er sprake is van een ernstig verstoorde relatie met de ouder(s).

Hoogte en vorm bijzondere bijstand

Wordt bijzondere bijstand voor zak- en kleedgeld verstrekt aan personen van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijven, dan wordt de hoogte van de bijzondere bijstand (artikel 12 Participatiewet) afgeleid van de normen algemene bijstand die gelden voor personen van 21 jaar of ouder die in een inrichting verblijven (artikel 23 Participatiewet), te weten:

75% van de norm van artikel 23 lid 1 onderdeel a, vermeerderd met het bedrag genoemd in artikel 23 lid 2 onderdeel a Participatiewet.

LET OP:

  • -

    kinderbijslag en kindgebonden budget wordt, als deze voor de jongere kan worden aangewend, in mindering gebracht.

  • -

    Bij plaatsing in een voorziening ingevolge de Jeugdwet is zak- en kleedgeld in de dagprijs begrepen. In voorkomende gevallen is dit een toereikende voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 Participatiewet.

  • -

    Er wordt geen vakantietoeslag berekend over de bijzondere bijstand.

B084 - Baby-uitzet

Omschrijving kosten

De kosten van een babyuitzet in verband met de geboorte van een kind.

Voorliggende voorziening

De kosten van duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Zie ook beleidsregel ‘Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten’ (B101). Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat een lening van een commerciële bank of de Kredietbank Nederland aangemerkt kan worden als voorliggende voorziening (zie bijvoorbeeld CRvB 27-07-2010, nrs. 08/6039 WWB e.a.).

Recht op bijzondere bijstand

  • 1.

    Doen zich kosten voor? Het spreekt voor zich dat er sprake moet zijn van aantoonbare (te maken) kosten waarvoor belanghebbende tijdig een aanvraag moet indienen.

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? In het algemeen geldt dat de kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Of de kosten in een individueel geval noodzakelijk zijn hangt af de omstandigheden van belanghebbende. Het kan ook zijn dat de kosten als niet noodzakelijk worden aangemerkt in de zin van artikel 35 lid 1 Participatiewet.

  • 3.

    Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Hoewel de kosten van een babyuitzet noodzakelijk kunnen zijn, moet het college ook beoordelen of de kosten voortvloeien uit de bijzondere omstandigheden. Incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan moeten - in beginsel - worden bestreden uit de eigen middelen, hetzij via reservering, hetzij door gespreide betaling achteraf (CRvB 13-06-2006, nr. 05/4554 WWB).

    • a.

      De geboorte van een kind is op zich zelf geen bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35 lid 1 Participatiewet.

    • b.

      Een onvrijwillige zwangerschap ten gevolge van een zedenmisdrijf kan een bijzondere omstandigheid vormen waardoor er geen of onvoldoende reserveringsmogelijkheden zijn (geweest).

    • c.

      Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, door de verplichte aflossing van schulden, is geen bijzondere omstandigheid in het individuele geval op grond waarvan het mogelijk is om bijzondere bijstand te verlenen. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de Participatiewet (CRvB 20-12-2011, nr. 10/2513 WWB en CRvB 07-03-2012, nrs. 09/3565 WWB e.a.).

    • d.

      Langdurig aangewezen zijn op een inkomen op bijstandsniveau zet de financiële positie van belanghebbenden onder druk waardoor er aanleiding kan zijn om te veronderstellen dat de reserveringsmogelijkheden na verloop van tijd nog maar zeer beperkt aanwezig zijn. Daarvoor is de Individuele inkomenstoeslag opgenomen in artikel 36 Participatiewet. Let wel hier wordt niet mee bedoeld dat de belanghebbende wordt verplicht om de toe te kennen Individuele inkomenstoeslag te besteden aan de kosten waar bijzondere bijstand voor wordt aangevraagd.

    • e.

      Het college mag in beginsel uitgaan van de goedkoopst adequate voorziening CRvB 04-01-2011, nr. 08/7082 WWB-T).

    • f.

      Afhankelijk van een eerder genoten inkomen, kan het college oordelen dat - gelet op de hoogte daarvan - onvoldoende ruimte is geweest om te reserveren. Dat kan het geval zijn bij houders van een verblijfsvergunning die voorheen een inkomen genoten op grond van de regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva 2005).

    • g.

      Bij de beoordeling of belanghebbende heeft kunnen reserveren blijken uit de CRvB-jurisprudentie een aantal criteria:

      • of er ten tijde van het geding aflossingen zijn;

      • of de aanvrager (in een bepaalde periode) een gebrek aan inkomen heeft of heeft gehad;

      • of de kosten voorzienbaar zijn geweest;

      • of de kosten als gevolg van een plotselinge noodzaak zijn opgekomen;

      • of een lening bij de kredietbank kan worden aangevraagd.

  • 4.

    Kunnen de kosten naar oordeel van het college worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

    • a.

      Het college heeft beperkte beoordelingsvrijheid bij de vraag of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm (CRvB 31-08-2010, nr. 09/1069 WWB en CRvB 15-09-2009, nr. 07/6946 WWB).

    • b.

      Het college heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van draagkrachtregels.

Hoogte bijzondere bijstand

Bepaal de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand aan de hand van de richtprijzen uit de actuele Nibud-Prijzengids. Bij een volledige babyuitzet is het uitgangspunt het totale basispakket (kleding/verzorging/babykamer) van het Nibud. Indien belanghebbende kunnen aantonen dat de richtprijs voor het totale basis babyuitzet niet toereikend is, kan aanvullende bijstand worden bezien. Het kan dan gaan om de volgende noodzakelijk spullen: box, kinderstoel, een buggywagen en een kinderwagen.

Wordt de noodzaak van de meerkosten ten opzichte van de richtprijzen niet door belanghebbende aangetoond, dan is het college niet gehouden een hogere vergoeding te verstrekken dan de vergoeding conform de richtprijzen (zie CRvB 19-05-2005, nr. 03/5291 NABW).

Standpunt afwijken van richtprijzen

Het college kan de hoogte van de bijzondere bijstand ook vaststellen op basis van een aanbod bij de Kringloop, Mum2be of op internet via Markplaats. Wel moet in die gevallen duidelijk zijn dat het betreffende gebruiksgoed in ieder geval beschikbaar is voor een bepaalde prijs.

Positiekleding

Kosten van positiekleding voor de (aanstaande) moeder behoren tot de algemeen incidenteel voorkomens noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten van kleding moeten worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf en komen in beginsel niet voor bijzondere bijstand in aanmerking (vergelijk CRvB 03-04-2012, nrs. 10/1092 WWB e.a. en CRvB 15-04-2008, nr. 06/6981 WWB LJN BC9554).

Draagkracht

De draagkracht bedraagt in beginsel 100% van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

Vorm van de bijzondere bijstand voor gebruiksgoederen

Verleen de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening. Alleen wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om de bijzondere bijstand om niet te verstrekken.

Betaling bijzondere bijstand

De toegekende bijzondere bijstand wordt in beginsel aan belanghebbende betaald, tenzij het college is gemachtigd om de bijzondere bijstand rechtstreeks aan de leverancier te betalen. Dit om te voorkomen dat de bijstand aan andere zaken wordt besteedt of dat het een negatief banksaldo aanvult zonder dat de belanghebbende de bijstand ter bestrijding van de bijzondere kosten kan aanwenden. Is het college van oordeel dat belanghebbende niet in staat is tot verantwoorde besteding van de bijstand, dan kan het die bijstand in natura verlenen onder toepassing van artikel 57 Participatiewet. Zie CRvB 29-11-2011, nrs. 09/4669 WWB e.a. waarin de CRvB oordeelt dat het college die bevoegdheid niet heeft.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

In het algemeen geldt dat aan de individuele bijzondere bijstand een bestedingsverplichting is verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed voor de betreffende kosten.

  • belanghebbende daarvan betalingsbewijzen moet kunnen overleggen.

er ook specifieke verplichtingen kunnen gelden als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verleend. Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

B085 - Maaltijdvoorziening

Begripsbepaling

Maaltijdvoorziening:

Een voorziening waarbij door een daartoe gespecialiseerd bedrijf of instelling tegen betaling volledige, warme maaltijden worden geleverd

AOW:

Algemene Ouderdomswet

Wmo:

Wet maatschappelijke ondersteuning

UWV:

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

CIZ:

Centrum indicatiestelling zorg

Wlz:

Wet langdurige zorg

Doelgroep

Voor bijzondere bijstand in de kosten van een maaltijdvoorziening komen in aanmerking:

  • 1.

    AOW-gerechtigden;

  • 2.

    Chronisch zieken of gehandicapten met:

    • a.

      een Wmo-voorziening;

    • b.

      een arbeidsongeschiktheidsuitkering van 80-100% van het UWV of een daarmee gelijk te stellen uitkering;

    • c.

      een vrijstelling van de sollicitatieplicht niet ouder dan 12 maanden of een daarmee gelijk te stellen uitkering;

    • d.

      een geldige beschikking indicatiestelling CIZ voor Wlz-zorg;

    • e.

      een gehandicaptenparkeerkaart;

    • f.

      periodieke bijzondere bijstand voor medische kosten.

Inkomenstoets en vermogenstoets

  • 1.

    AOW-gerechtigden, chronisch zieken en gehandicapten komen voor bijzondere bijstand in aanmerking als het inkomen niet hoger is dan 120% van de geldende bijstandsnorm.

  • 2.

    Bij het bepalen van welke inkomensbestanddelen tot het inkomen moeten worden gerekend gelden de beleidsregels bijzondere bijstand inzake draagkracht gemeente Helmond.

  • 3.

    Van een vermogenstoets wordt afgezien.

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt € 0,27 voor een voorgerecht, € 1,66 voor een hoofdgerecht en € 0,27 voor een nagerecht.

B086 - Verzorging en hulp

Omschrijving kosten

De eigen bijdrage voor de Wet langdurige zorg (Wlz) of voorzieningen op grond van de Wmo. De eigen bijdrage voor zorgkosten wordt berekend, opgelegd en geïnd door het CAK.

Het CAK is verplicht om binnen twee jaar nadat de Wlz-zorg is verleend of belanghebbende bijdrage plichtig is op grond van de Wmo-verordening een (voorlopige) beschikking te sturen over de (hoogte) van de eigen bijdrage (artikel 1.1 Verordening maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Helmond 2015).

Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een passende en toereikende voorziening.

Recht op bijzondere bijstand

Het college beoordeelt het recht op bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage op grond van de wettelijke voorwaarden van artikel 35 Participatiewet.

  • 1.

    Doen zich kosten voor? Het spreekt voor zich dat er sprake moet zijn van aantoonbare (te maken) kosten waarvoor belanghebbende tijdig een aanvraag moet indienen.

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? Op grond van het feit dat belanghebbende in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz of een individuele voorziening op grond van de Wmo, is afdoende om de noodzaak voor de kosten van de eigen bijdrage aan te nemen (vergelijk CRvB 31-10-2006, nr. 06/3262 WWB).

  • 3.

    Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Op grond van het feit dat belanghebbende in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz of een individuele voorziening op grond van de Wmo, is afdoende om aan te nemen dat de eigen bijdrage uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten zijn (vergelijk wederom CRvB 31-10-2006, nr. 06/3262 WWB).

  • 4.

    Kunnen de kosten naar oordeel van het college worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

    • a.

      Het college heeft beperkte beoordelingsvrijheid bij de vraag of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm (CRvB 31-08-2010, nr. 09/1069 WWB en CRvB 15-09-2009, nr. 07/6946 WWB).

    • b.

      Het college heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van draagkrachtregels.

Geen lage eigen bijdrage bij verblijf in een Wlz-instelling

Verzekerden die een inkomen ontvangen ter hoogte van het zak- en kleedgeld worden ontheven van de lage eigen bijdrage bij verblijf in een Wlz-instelling door een wijziging van het Bijdragebesluit zorg. Een lage eigen bijdrage is van toepassing als het verblijf in een Wlz-instelling door de verzekerde korter is dan zes maanden. Deze wijziging is met terugwerkende kracht op 1 januari 2012 in werking getreden.

Lidmaatschap van een kruisvereniging

Sinds 1 januari 1999 is het niet meer verplicht om lid te zijn van de kruisvereniging alvorens er 'thuiszorg' wordt verstrekt. Dit betekent dat de kosten van het lidmaatschap van een kruisvereniging geen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn. Een aanvraag om bijzondere bijstand kan op grond daarvan worden geweigerd.

Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de in rekening gebrachte eigen bijdrage(n).

Draagkracht

Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

Vorm van de bijzondere bijstand

De vorm van de bijzondere bijstand vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (artikel 48 lid 1 Participatiewet).

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

In het algemeen geldt dat aan de individuele bijzondere bijstand een bestedingsverplichting is verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed voor de betreffende kosten.

  • belanghebbende daarvan betalingsbewijzen moet kunnen overleggen.er ook specifieke verplichtingen kunnen gelden als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verleend. Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

B087 - Communicatie en signalering

Omschrijving van de kosten

De kosten van het abonnement en de installatie van de personenalarmering.

Voorliggende voorziening telefoon

Voor de kosten van hulpmiddelen ter communicatie en personenalarmering gelden de Zorgverzekeringswet en de Regeling zorgverzekering als passende en toereikende voorliggende voorzieningen, waardoor bijstand voor deze kosten niet mogelijk is (artikel 15 lid 1 Participatiewet).

Recht op bijstand

De kosten van aansluiting én abonnement zijn algemeen voorkomende kosten die voldaan moeten worden uit de algemene bijstand. Het is niet waarschijnlijk dat er uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten zullen zijn. Ingeval iemand verhuist naar een Wlz-instelling en nog niet over een vaste telefoonaansluiting kan beschikken, mag worden verwacht dat een mobiel prepaid toestel wordt aangeschaft. Indien er ondanks bovenstaande sprake is van bijzondere omstandigheden die niet verwijtbaar zijn, en sprake is van noodzakelijke kosten in het individuele geval die niet uit het inkomen of de voorliggende voorziening kunnen worden bekostigd, kan in afwijking van het gestelde bijzondere bijstand mogelijk zijn.

B088 - Stookkosten

Omschrijving van de kosten

Stookkosten die het gevolg zijn van een medische noodzaak.

Voorliggende voorziening

Voor zover bekend is er geen voorliggende voorziening voor deze kosten.

Recht op bijzondere bijstand

  • 1.

    Doen zich kosten voor? Het spreekt voor zich dat er sprake moet zijn van aantoonbare (te maken) kosten waarvoor belanghebbende tijdig een aanvraag moet indienen.

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? In het algemeen geldt dat stookkosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 3.

    Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Hoewel stookkosten noodzakelijk kunnen zijn, moet het college ook beoordelen of de kosten voortvloeien uit de bijzondere omstandigheden. Incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan moeten - in beginsel - worden bestreden uit de eigen middelen. Stookkosten zijn uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten als er een medische noodzaak bestaat voor een bepaalde omgevingstemperatuur waardoor meer moet worden gestookt dan normaal. Dat moet blijken uit het medisch advies.

  • 4.

    Kunnen de kosten naar oordeel van het college worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

    • a.

      Het college heeft beperkte beoordelingsvrijheid bij de vraag of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm (CRvB 31-08-2010, nr. 09/1069 WWB en CRvB 15-09-2009, nr. 07/6946 WWB).

    • b.

      Het college heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van draagkrachtregels.

Hoogte en vorm bijzondere bijstand

Het gaat om de noodzakelijke extra stookkosten in de woning of bepaald deel van de woning vanwege een medische aandoening. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk bij een medische noodzakelijke indicatie. Daarvoor wordt advies opgevraagd. Daarin wordt aangegeven hoeveel graden de woning of bepaald deel van de woning om medische redenen extra moet worden verwarmd. Elke graad extra betekent 7% meerverbruik ten opzichte van normaal:

  • 1.

    aantal extra graden x 7% normaalverbruik = extra m³

  • 2.

    aantal extra m³ x de prijs per m³ = de meerkosten.

Bepaal de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand aan de hand van de richtprijzen uit de Nibud-Prijzengids.

Draagkracht

Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

Hoogte en vorm van de bijzondere bijstand

Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aansluiting gezocht bij het advies. De bijzondere bijstand wordt verleend volgens de hoofdregel, om niet (artikel 48 lid 1 Participatiewet).

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

In het algemeen geldt dat aan de individuele bijzondere bijstand een bestedingsverplichting is verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed voor de betreffende kosten.

  • belanghebbende daarvan betalingsbewijzen moet kunnen overleggen.

er ook specifieke verplichtingen kunnen gelden als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verleend. Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

B089 - Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten)

Het college verstrekt geen bijzondere bijstand voor reiskosten woon-werkverkeer. Indien noodzakelijk kan het college re-integratiemiddelen inzetten voor deze kosten.

B091 - Reiskosten bezoek zieke familieleden

Omschrijving van de kosten

Het betreft de kosten die gemaakt worden om het traject van thuis naar het verblijfadres van het gezinslid of 1ste graadbloedverwant af te leggen. Meestal zal dat een ziekenhuis, verpleeginrichting of gezinsvervangend tehuis zijn (Wlz-instelling).

Voorliggende voorzieningen

Er is geen voorliggende voorziening voor deze kosten. Het medisch vervoer op grond van de Zorgverzekeringswet heeft alleen betrekking op medisch noodzakelijke reiskosten van belanghebbende zelf.

Recht op bijzondere bijstand

  • 1.

    Doen zich kosten voor? Het spreekt voor zich dat er sprake moet zijn van aantoonbare (te maken) kosten waarvoor belanghebbende tijdig een aanvraag moet indienen.

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? In het algemeen geldt dat de reiskosten in verband met het verblijf van een gezinslid of een 1ste graad bloedverwant in een Wlz-instelling als noodzakelijke kosten worden aangemerkt.

  • 3.

    Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? In het algemeen geldt dat de reiskosten in verband met het verblijf van een gezinslid of een 1ste graad bloedverwant in een Wlz-instelling voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.

  • 4.

    Kunnen de kosten naar oordeel van het college worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

    • a.

      Het college heeft beperkte beoordelingsvrijheid bij de vraag of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm (CRvB 31-08-2010, nr. 09/1069 WWB en CRvB 15-09-2009, nr. 07/6946 WWB).

    • b.

      Het college heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van draagkrachtregels.

Bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm

Het college heeft een beperkte beoordelingsvrijheid om te beoordelen dat de reiskosten kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm. Bij de kosten als bedoeld in deze beleidsregel kan daarvan sprake zijn. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de individuele omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan de frequentie van het gewenste bezoek (eens per maand), de duur van de opname en het antwoord op de vraag of belanghebbende bijvoorbeeld verplichte aflossingen heeft of in het geval er beslag ligt op het inkomen.

Hoogte en vorm bijzondere bijstand

Vergoeding middels bijzondere bijstand vindt plaats als de reisafstand voor het traject van thuis naar het verblijfadres van het gezinslid of 1ste graadbloedverwant meer bedraagt dan 10 kilometer enkele reis. Op dat moment komen de totale reiskosten voor vergoeding in aanmerking. Geacht wordt dat het Openbaar Vervoer 2de klas de goedkoopste adequate voorziening is. Het reizen per auto kan goedkoper zijn dan het Openbaar Vervoer. In voorkomende gevallen geldt een vergoeding van € 0,19 per kilometer. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt verder vastgesteld op één bezoek per week voor één persoon. De bijzondere bijstand mag echter ook naar keuze worden besteed voor één bezoek per twee weken door twee personen, één bezoek per drie weken door drie personen, enz..

Let wel er kunnen bijzondere omstandigheden zijn waardoor kan worden afgeweken van deze beleidsregel. Denk bijvoorbeeld aan een terminaal ziek kind waar de ouders op bezoek willen. De bijzondere bijstand wordt verleend volgens de hoofdregel, om niet (artikel 48 lid 1 Participatiewet).

Draagkracht

Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

In het algemeen geldt dat aan de individuele bijzondere bijstand een bestedingsverplichting is verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed voor de betreffende kosten.

  • belanghebbende daarvan vervoersbewijzen moet kunnen overleggen.

  • er ook specifieke verplichtingen kunnen gelden als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verleend. Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

B092 - Reiskosten bezoek Werkbedrijf

Omschrijving van de kosten

De kosten voor het vervoer van het woonadres van belanghebbende naar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Werkbedrijf).

Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 Participatiewet). Voor zover bekend zijn er geen voorliggende voorzieningen.

Geen recht op bijzondere bijstand

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Hieronder wordt ook begrepen het doen van aanvragen, het komen voor gesprekken e.d. op het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Werkbedrijf Senzer/UWV). Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.

B094 - Kosten schulddienstverlening

De kosten die verbonden zijn aan het oplossen van een schuldenprobleem.

Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet). Denk in dit geval aan:

  • de schulddienstverlening door de gemeente Helmond

  • de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP)

Recht op bijzondere bijstand

Er wordt geen bijzondere bijstand verleend voor schuldhulpverlening of schuldsanering, omdat de voorliggende voorziening als passend en toereikend wordt beschouwd.

Borgstelling voor een saneringskrediet

Artikel 49 aanhef en onder a Participatiewet bepaalt dat bijzondere bijstand kan worden verstrekt in de vorm van borgtocht. Deze situatie doet zich voor indien er een (sanerings)krediet noodzakelijk is om een schuldsanering te doen slagen. De keuze om een schuldregeling in de vorm van een saneringskrediet te treffen wordt gemaakt in situaties waarbij geen toekomstperspectief is op verhoging van de aflossingscapaciteit. Verder wordt hier alleen voor gekozen als de aflossingscapaciteit niet hoger is dan de norm van de aflostabel zoals deze door de NVVK wordt vastgesteld. Deze norm is de minimale aflossing die gedaan moet kunnen worden.

Binnen de gemeente Helmond is de afspraak dat verzoeken om een borgstelling behandeld worden door Schulddienstverlening.

Hoogte van de borgstelling

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de omvang van het krediet dat benodigd is om een schuldregeling tot stand te brengen. De hoogte van de te verlenen bijstand mag echter de grens van wat uit oogpunt van een verantwoorde bijstandsverlening acceptabel wordt geacht, niet overschrijden.

Draagkracht

De draagkracht bedraagt in beginsel 100% van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

Vorm van de bijstand

De bijstand voor het saneringskrediet wordt in beginsel verstrekt in de vorm van een borgtocht (artikel 49 aanhef en onder a Participatiewet).

B096 - Bewassing en kledingslijtage

Omschrijving van de kosten

De kosten van bewassing en slijtage van kleding behoren in beginsel tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan en moeten worden bestreden uit het eigen inkomen.

Meerkosten

De meerkosten van bewassing en slijtage van kleding kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, mits de noodzaak in een (medisch) advies is vastgesteld. Meerkosten van bewassing en kledingslijtage kunnen het gevolg zijn van incontinentie, het veelvuldig gebruik van medisch noodzakelijke zalf of het gebruik van een prothese. Bij het vaststellen van de noodzaak wordt rekening worden gehouden met het gebruik van incontinentie-absorptiemiddelen die op grond van de Regeling zorgverzekering worden verstrekt. Hiermee kunnen meerkosten worden voorkomen.

Richtprijzen

Bepaal de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand aan de hand van de richtprijzen uit de Nibud-Prijzengids.

B101 - Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten

Omschrijving kosten

De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten. Voorbeelden hiervan zijn: wasmachine, koelkast, huisraad en vloerbedekking. Voorbeelden van overige kosten (niet zijnde duurzame gebruiksgoederen) zijn de verhuiskosten (huur van een busje) en de kosten van verf en behang.

Voorliggende voorzieningen

kredietbank

De kosten van duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat een lening van een commerciële bank of de Kredietbank Nederland aangemerkt kan worden als voorliggende voorziening (zie bijvoorbeeld CRvB 27-07-2010, nrs. 08/6039 WWB e.a.).

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Wet langdurige zorg (Wlz)

De Wmo of de Wlz kan voor de Participatiewet gelden als een toereikende en passende voorliggende voorziening. Dat betekent als de Wmo, of de Wlz oproept een bepaalde voorziening aan te bieden, de kosten hiervan niet kunnen worden vergoed op basis van de Participatiewet.

  • -

    de Wmo in de betreffende kosten geheel of gedeeltelijk voorziet. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin vloerbedekking moet worden vervangen (woning sanering) omdat de belanghebbende last heeft gekregen van astma of COPD.

  • -

    de Wlz in de betreffende kosten voorziet. Dit is het geval als bepaalde inrichtingselementen van woningen medisch noodzakelijk zijn. De betreffende voorzieningen staan vermeld in de Regeling zorgverzekering.

Recht op bijzondere bijstand

  • 1.

    Doen zich kosten voor? Het spreekt voor zich dat er sprake moet zijn van aantoonbare (te maken) kosten waarvoor belanghebbende tijdig een aanvraag moet indienen.

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? In het algemeen geldt dat gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Of de kosten in een individueel geval noodzakelijk zijn hangt af de omstandigheden van belanghebbende. Het kan ook zijn dat de kosten als niet noodzakelijk worden aangemerkt in de zin van artikel 35 lid 1 Participatiewet.

    • De kosten van een eettafelstoel zijn in principe noodzakelijk als de belanghebbende daar niet over beschikt of de stoel vervangen moet worden omdat deze kapot is. Voor een alleenstaande zouden twee eetkamerstoelen kunnen volstaan. Stelt de belanghebbende dat eettafelstoelen vervangen moeten worden, maar kan dat niet meer worden aangetoond omdat hij de betreffende stoelen al heeft weggegooid, dan kan de noodzaak voor vervanging in beginsel niet meer worden vastgesteld. Het zelfde geldt ingeval iemand zijn wasmachine al heeft laten afvoeren bij het grofvuil.

  • 3.

    Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Hoewel de kosten voor de aanschaf van gebruiksgoederen noodzakelijk kunnen zijn, moet het college ook beoordelen of de kosten voortvloeien uit de bijzondere omstandigheden. Incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan moeten - in beginsel - worden bestreden uit de eigen middelen, hetzij via reservering, hetzij door gespreide betaling achteraf (CRvB 13-06-2006, nr. 05/4554 WWB).

    • Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, door de verplichte aflossing van schulden, is geen bijzondere omstandigheid in het individuele geval op grond waarvan het mogelijk is om bijzondere bijstand te verlenen. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de bijstand(CRvB 20-12-2011, nr. 10/2513 WWB en CRvB 07-03-2012, nrs. 09/3565 WWB e.a.).

    • Langdurig aangewezen zijn op een inkomen op bijstandsniveau zet de financiële positie van belanghebbenden onder druk waardoor er aanleiding kan zijn om te veronderstellen dat de reserveringsmogelijkheden na verloop van tijd nog maar zeer beperkt aanwezig zijn. Daarvoor is de Individuele inkomenstoeslag opgenomen in artikel 36 Participatiewet. Let wel hier wordt niet mee bedoeld dat de belanghebbende wordt verplicht om de toe te kennen Individuele inkomenstoeslag te besteden aan de kosten waar bijzondere bijstand voor wordt aangevraagd.

    • Het college mag in beginsel uitgaan van de goedkoopst adequate voorziening CRvB 04-01-2011, nr. 08/7082 WWB-T).

    • Afhankelijk van een eerder genoten inkomen, kan het college oordelen dat - gelet op de hoogte daarvan - onvoldoende ruimte is geweest om te reserveren. Dat kan het geval zijn bij de eerste verhuizing van houders van een verblijfsvergunning die voorheen een inkomen genoten op grond van de regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva 2005).

    • Als voor belanghebbende de verhuisplicht van toepassing is bij het verstrekken van een woonkostentoeslag en gelet op de omvang van de periode niet kan worden gesteld dat die voldoende is geweest om te kunnen reserveren, kan dat als bijzondere omstandigheid worden aangemerkt.

    • De kosten voor de aanschaf van een kinderbed vanwege de leeftijd en ontwikkeling in de groei van het kind zijn voorzienbaar en komen alleen in aanmerking voor bijstandsverlening als belanghebbende niet in staat is geweest daarvoor de reserveren (CRvB 19-07-2007, nrs. 06/5663 WWB e.a.).

    • Bij de beoordeling of belanghebbende heeft kunnen reserveren blijken uit de CRvB-jurisprudentie een aantal criteria:

      • of er ten tijde van het geding aflossingen zijn;

      • of de aanvrager (in een bepaalde periode) een gebrek aan inkomen heeft of heeft gehad;

      • of de kosten voorzienbaar zijn geweest;

      • of de kosten als gevolg van een plotselinge noodzaak zijn opgekomen;

      • of een lening bij de kredietbank kan worden aangevraagd.

  • 4.

    Kunnen de kosten naar oordeel van het college worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

    • a.

      Het college heeft beperkte beoordelingsvrijheid bij de vraag of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm (CRvB 31-08-2010, nr. 09/1069 WWB en CRvB 15-09-2009, nr. 07/6946 WWB).

    • b.

      Het college heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van draagkrachtregels.

Draagkracht

De draagkracht bedraagt in beginsel 100% van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137). Opgemerkt wordt dat de Individuele inkomenstoeslag niet als draagkracht voor gebruiksgoederen in aanmerking wordt genomen.

Hoogte bijzondere bijstand

Bepaal de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand in beginsel aan de hand van de richtprijzen zoals vermeld in de Nibud-Prijzengids.

Bij complete woninginrichting wordt echter in afwijking hiervan uitgegaan van geïndexeerde bedragen op basis van het oude Prijzenboekje van Divosa 1998. Hieraan ligt het idee ten grondslag dat niet alle gebruiksgoederen - zoals bij de Nibud-Prijzengids wel gebeurd - deel uit hoeven te maken van een complete woninginrichting. Tevens kan van belanghebbende geacht worden dat sommige goederen tweedehands aangeschaft kunnen worden.

De Divosa-bedragen worden jaarlijks geïndexeerd met de alimentatie-index (zie Overzicht Indexeringspercentages alimentatie). Aandachtspunt bij het gebruik van richtprijzen is dat men zich er wel van moet vergewissen dat de gehanteerde richtprijzen in het concrete geval een reëel bedrag aan bijstand oplevert.

Standpunt richtprijzen

Het college stelt zich op het standpunt dat de richtprijzen zijn gebaseerd op een representatieve maatstaf: het Nibud. Dit betekent dat belanghebbende moet aantonen, dan wel aannemelijk moet maken dat de hoogte van de bijzondere bijstand niet toereikend is voor de aanschaf van de noodzakelijke gebruiksgoederen (CRvB 07-06-2011, nrs. 09/3547 WWB e.a. en CRvB 13-10-2009, nr. 08/7374 WWB). Dit standpunt geldt ook ten aanzien van de forfaitaire totaalbedragen voor een volledige woninginrichting die zijn afgestemd op de gezinsgrootte (CRvB 29-10-2002, nrs. 00/1545 NABW e.a.).

Wordt de noodzaak van de meerkosten ten opzichte van de richtprijzen niet door belanghebbende aangetoond, dan is het college niet gehouden een hogere vergoeding te verstrekken dan de vergoeding conform de richtprijzen (zie CRvB 19-05-2005, nr. 03/5291 NABW).

Standpunt afwijken van richtprijzen

Het college kan de hoogte van de bijzondere bijstand ook vaststellen op basis van een aanbod op Markplaats of de Kringloop. Wel moet in die gevallen duidelijk zijn dat het betreffende gebruiksgoed in ieder geval beschikbaar is voor een bepaalde prijs.

Vorm van de bijzondere bijstand voor gebruiksgoederen

Artikel 51 lid 1 Participatiewet bepaalt een dwingende volgorde voor de vorm van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen. Afhankelijk van de individuele omstandigheden van belanghebbende geldt:

  • 1.

    Borgtocht, als alleen onder deze voorwaarde een lening wordt verstrekt voor de kosten.

  • 2.

    Lening, als borgtocht niet mogelijk is.

  • 3.

    Om niet, als bovengenoemde vormen niet aan de orde zijn.

Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

Vorm van de bijzondere bijstand overige inrichtingskosten

De kosten in verband met inrichting (niet zijnde duurzame gebruiksgoederen) worden in beginsel om niet verleend (artikel 48 lid 1 Participatiewet). Denk bijvoorbeeld aan de kosten van het huren van een verhuisbusje, kosten van verf en behang. In CRvB 17-02-2004, nr. 01/5559 NABW stelt de CRvB vast dat de genoemde kosten naar hun aard niet als duurzame gebruiksgoederen kunnen worden aangemerkt.

Verder kan de bijzondere bijstand in het individuele geval voor deze kosten worden verleend in de vorm van een lening. Dat is het geval als:

Betaling bijzondere bijstand

De toegekende bijzondere bijstand wordt in beginsel aan belanghebbende betaald, tenzij het college is gemachtigd om de bijzondere bijstand rechtstreeks aan de leverancier te betalen.

Is het college van oordeel dat belanghebbende niet in staat is tot verantwoorde besteding van de bijstand, dan kan het die bijstand in natura verlenen onder toepassing van artikel 57 Participatiewet. Zie CRvB 29-11-2011, nrs. 09/4669 WWB e.a. waarin de CRvB oordeelt dat het college die bevoegdheid niet heeft.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Aan de (individuele) bijzondere bijstand is in beginsel een bestedingsverplichting verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed voor de betreffende kosten.

  • belanghebbende daarvan betalingsbewijzen moet kunnen overleggen.

er ook specifieke verplichtingen kunnen gelden als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verleend. Vooralsnog wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht.

B102 - Verhuiskosten

Omschrijving kosten

Kosten die direct verband houden met de verhuizing. Voorbeelden zijn: transportkosten van de inboedel en aansluitkosten van nutsvoorzieningen.

Andere kosten in verband met verhuizen

Zie het beleid ingeval van ‘duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten’ (B101).

Zie het beleid ingeval van de eerste maand huur en administratiekosten (B103).

Voorliggende voorzieningen

Kredietbank Nederland

De kosten in verband met verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat een lening van een commerciële bank of de Kredietbank Nederland aangemerkt kan worden als voorliggende voorziening (zie bijvoorbeeld CRvB 27-07-2010, nrs. 08/6039 WWB e.a.).

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

De Wmo kan voor de Participatiewet gelden als een toereikende en passende voorliggende voorziening. Dat betekent als de Wmo oproept een bepaalde voorziening aan te bieden, de kosten hiervan niet kunnen worden vergoed op basis van de participatiewet (TK 2004-2005, 30 131, nr. 3, p. 30). Ondervindt de belanghebbende bijvoorbeeld beperkingen in het normale gebruik van de woning waardoor de verhuizing noodzakelijk is, dan moet de Wmo als voorliggende voorziening worden aangemerkt. In voorkomende gevallen kan een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt.

Werkgever

Kan belanghebbende krachtens de CAO of een individuele arbeidsovereenkomst aanspraak maken op een tegemoetkoming in verhuiskosten door de werkgever, dan geldt dat als voorliggende voorziening.

Recht op bijzondere bijstand

  • 1.

    Doen zich kosten voor? Het spreekt voor zich dat er sprake moet zijn van aantoonbare (te maken) kosten waarvoor belanghebbende tijdig een aanvraag moet indienen

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? In het algemeen geldt dat de kosten in verband met verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Het kan zijn dat de kosten als niet noodzakelijk worden aangemerkt in de zin van artikel 35 lid 1 Participatiewet.

  • 3.

    Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Hoewel de kosten in verband met verhuizing noodzakelijk kunnen zijn, moet het college ook beoordelen of de kosten voortvloeien uit de bijzondere omstandigheden. Incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan moeten - in beginsel - worden bestreden uit het eigen middelen, hetzij via reservering, hetzij door gespreide betaling achteraf.

    • Voor thuiswonende jongeren geldt in het algemeen dat de kosten van 'het voor het eerst op jezelf gaan wonen' geen noodzakelijke kosten zijn.

    • Is een verhuizing voorzienbaar, dan vloeien de met deze verhuizing verband houdende kosten niet zonder meer voort uit de bijzondere omstandigheden (CRvB 24-08-2010, nr. 08/5815 WWB).

    • Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, door de verplichte aflossing van schulden, is geen bijzondere omstandigheid in het individuele geval op grond waarvan het mogelijk is om bijzondere bijstand te verlenen. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de bijstand (CRvB 20-12-2011, nr. 10/2513 WWB en CRvB 07-03-2012, nrs. 09/3565 WWB e.a.).

    • Langdurig aangewezen zijn op een inkomen op bijstandsniveau zet de financiële positie van belanghebbenden onder druk waardoor er aanleiding kan zijn om te veronderstellen dat de reserveringsmogelijkheden na verloop van tijd nog maar zeer beperkt aanwezig zijn. Daarvoor is de Individuele inkomenstoeslag opgenomen in artikel 36 Participatiewet. Let wel hier wordt niet mee bedoeld dat de belanghebbende wordt verplicht om de toe te kennen Individuele inkomenstoeslag te besteden aan de kosten waar bijzondere bijstand voor wordt aangevraagd.

    • Als voor belanghebbende de verhuisplicht van toepassing is bij het verstrekken van een woonkostentoeslag en gelet op de omvang van de periode niet kan worden gesteld dat die voldoende is om te kunnen reserveren, kan dat als bijzondere omstandigheid worden aangemerkt.

    • Bij de beoordeling of belanghebbende heeft kunnen reserveren blijken uit de CRvB-jurisprudentie een aantal criteria:

      • of er ten tijde van het geding aflossingen zijn;

      • of de aanvrager (in een bepaalde periode) een gebrek aan inkomen heeft of heeft gehad;

      • of de kosten voorzienbaar zijn geweest;

      • of de kosten als gevolg van een plotselinge noodzaak zijn opgekomen;

      • of een lening bij de kredietbank kan worden aangevraagd.

  • 4.

    Kunnen de kosten naar oordeel van het college worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

    • a.

      Het college heeft beperkte beoordelingsvrijheid bij de vraag of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm (CRvB 31-08-2010, nr. 09/1069 WWB en CRvB 15-09-2009, nr. 07/6946 WWB).

    • b.

      Het college heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van draagkrachtregels.

Draagkracht

De draagkracht bedraagt in beginsel 100% van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

Hoogte bijzondere bijstand

Bepaal de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand aan de hand van het individuele geval.

Vorm bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt om niet verleend, tenzij de wet anders bepaald. Dat is bijvoorbeeld het geval als:

Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

Betaling bijzondere bijstand

De toegekende bijzondere bijstand wordt in beginsel aan belanghebbende betaald, tenzij deze het college heeft gemachtigd om de bijzondere bijstand rechtstreeks aan de leverancier te betalen.

Is het college van oordeel dat belanghebbende niet in staat is tot verantwoorde besteding van de bijstand, dan kan het die bijstand in natura verlenen onder toepassing van artikel 57 Participatiewet. Zie CRvB 29-11-2011, nrs. 09/4669 WWB e.a. waarin de CRvB oordeelt dat het college die bevoegdheid niet heeft.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Aan de (individuele) bijzondere bijstand is een bestedingsverplichting verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed voor de betreffende kosten.

  • belanghebbende daarvan betalingsbewijzen moet kunnen overleggen.

er ook specifieke verplichtingen kunnen gelden als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verleend. Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

B103 - Eerste maand huur en administratiekosten

Omschrijving van de kosten

De kosten voor de eerste maand huur en de (volledige) kosten in verband met het aangaan van de huurovereenkomst, ook wel administratie-, aktekosten of waarborgsom genoemd. De genoemde kosten hebben te maken met verhuizing. Is een verhuizing noodzakelijk, dan kunnen de kosten van verhuizen uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten zijn. Zie voor verdere informatie beleidsregel ‘Verhuiskosten‘ (B102).

Voorliggende voorziening

De kosten in verband met de eerste maand huur en de (volledige) kosten in verband met het aangaan van de huurovereenkomst behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat een lening van een commerciële bank of de Kredietbank Nederland aangemerkt kan worden als voorliggende voorziening (zie bijvoorbeeld CRvB 27-07-2010, nrs. 08/6039 WWB e.a.).

Recht op bijzondere bijstand

  • 1.

    Doen zich kosten voor? Het spreekt voor zich dat er sprake moet zijn van aantoonbare (te maken) kosten waarvoor belanghebbende tijdig een aanvraag moet indienen.

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? In het algemeen geldt dat de kosten voor de eerste maand huur en de waarborgsom behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Het kan zijn dat de kosten als niet noodzakelijk worden aangemerkt in de zin van artikel 35 lid 1 Participatiewet omdat de betreffende verhuizing niet als noodzakelijk wordt aangemerkt.

  • 3.

    Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Hoewel de kosten voor de eerste maand huur en de waarborgsom noodzakelijk kunnen zijn, moet het college ook beoordelen of de kosten voortvloeien uit de bijzondere omstandigheden. Gaat het om enkele huur (lees ook voor het eerst huurkosten verschuldigd zijn), dat moeten deze kosten - in beginsel - worden bestreden uit het eigen inkomen.

    • Is een verhuizing voorzienbaar, dan vloeien de met deze verhuizing verband houdende kosten niet zonder meer voort uit de bijzondere omstandigheden (CRvB 24-08-2010, nr. 08/5815 WWB).

    • Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, door de verplichte aflossing van schulden, is geen bijzondere omstandigheid in het individuele geval op grond waarvan het mogelijk is om bijzondere bijstand te verlenen. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de bijstand (CRvB 20-12-2011, nr. 10/2513 WWB en CRvB 07-03-2012, nrs. 09/3565 WWB e.a.).

    • Afhankelijk van een eerder genoten inkomen, kan het college oordelen dat - gelet op de hoogte daarvan - onvoldoende ruimte is geweest om te reserveren. Dat kan het geval zijn bij de eerste verhuizing van houders van een verblijfsvergunning die voorheen een inkomen genoten op grond van de regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva 2005).

    • Ingeval van dubbele huur. De belanghebbende kan eventueel slechts voor één woning aanspraak maken op huurtoeslag. Voor huurkosten geldt in het algemeen dat de basishuur niet subsidiabel is en daarmee niet in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. De huur voor de te betrekking woning kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand (inclusief de basishuur).

    • Bij de beoordeling of belanghebbende heeft kunnen reserveren blijken uit de CRvB-jurisprudentie een aantal criteria:

      • of er ten tijde van het geding aflossingen zijn;

      • of de aanvrager (in een bepaalde periode) een gebrek aan inkomen heeft of heeft gehad;

      • of de kosten voorzienbaar zijn geweest;

      • of de kosten als gevolg van een plotselinge noodzaak zijn opgekomen;

      • of een lening bij de kredietbank kan worden aangevraagd.

  • 4.

    Kunnen de kosten naar oordeel van het college worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

    • a.

      Het college heeft beperkte beoordelingsvrijheid bij de vraag of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm (CRvB 31-08-2010, nr. 09/1069 WWB en CRvB 15-09-2009, nr. 07/6946 WWB).

    • b.

      Het college heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van draagkrachtregels.

Draagkracht

De draagkracht bedraagt in beginsel 100% van het in aanmerking te nemen vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

De hoogte van de bijzondere bijstand

Bepaal de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand aan de hand van de werkelijk de noodzakelijke te maken kosten die voortvloeien uit een noodzakelijke verhuizing. Bij een noodzakelijke verhuizing en dubbele huur kan de volledige eerste huur in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Ingeval van een noodzakelijke verhuizing en enkele huur kunnen alleen de kosten van de waarborgsom worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten.

Vorm bijzondere bijstand

  • a.

    Eerste maand huur Het bedrag van de eerste maand huur wordt als leenbijstand verstrekt als:

    • binnenkort naar verwachting voldoende middelen voor de kosten beschikbaar zijn (artikel 48 lid 2 sub a Participatiewet. Bij enkele huur zal dit altijd het geval zijn: de te verwachten algemene uitkering voorziet in de gebruikelijke woonlasten; of

    • er is sprake van tekortschietend verantwoordelijkheidsbesef (artikel 48 lid 2 Participatiewet).

  • b.

    In andere gevallen wordt de bijstand voor de helft van de eerste maand huur om niet verstrekt.

  • c.

    Waarborgsom De bijstand voor de waarborgsom wordt altijd als leenbijstand verstrekt (zie artikel 48 lid 2 onderdeel c Participatiewet). De belanghebbende kan immers dit bedrag zelf weer retour ontvangen bij het einde van de huur. Leenbijstand wordt enkel verstrekt over het eventuele nadelige verschil tussen de te betalen waarborgsom en wat wordt terugontvangen van de waarborgsom van de oude woning.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Aan de (individuele) bijzondere bijstand is een bestedingsverplichting verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed voor de betreffende kosten.

  • belanghebbende daarvan betalingsbewijzen moet kunnen overleggen.

er ook specifieke verplichtingen kunnen gelden als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verleend. Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

B105 - Overbrugging scherpe terugval in inkomen

De gemeente heeft bewust geen eigen beleid geformuleerd met betrekking tot het verlenen van bijzondere bijstand ter overbrugging van een scherpe inkomensterugval. Dit betekent overigens niet dat voor deze kosten per definitie geen bijzondere bijstand kan worden verleend. Het recht op bijzondere bijstand zal volgens de hoofdregel individueel vastgesteld moeten worden. In tegenstelling tot een aantal andere kostensoorten kan daarbij echter geen beroep worden gedaan op specifieke beleidsregels.

B106 - Overige bijzondere kosten

Middelen maatwerkpotje

De gemeente Helmond heeft (extra) middelen ter beschikking die zijn bedoeld voor het uitvoeren van maatwerk binnen de bijzondere bijstand.

Buitenwettelijk begunstigend beleid

Het interne doel van (een deel van) deze middelen is dat zij ingezet moeten gaan worden voor situaties waarin de beleidsregels en/of het recht op bijzondere bijstand niet is voorzien. Kort gezegd er bestaat juridisch gezien geen recht op bijzondere bijstand maar een weigering leidt in het individuele geval tot een niet maatschappelijk gewenste uitkomst.

B109 - Looptijd leenbijstand

Leenbijstand gebruiksgoederen

De looptijd van de aflossing op leenbijstand is in beginsel drie jaar (36 maanden). Wanneer er na de aflossing van 36 vastgestelde en betaalde aflossingsbedragen nog een restant openstaat, dan wordt dit restant omgezet in bijstand om niet.

Leenbijstand voor verschillende kostensoorten worden - administratief gezien - doorgaans afzonderlijk geregistreerd. Dit kan echter wel betekenen dat - als de leenbijstand voor meerdere kosten gelijktijdig is verstrekt - deze leningen voor de duur van de aflossing kunnen worden gezien als één totale verstrekking.

Relevant beleid

Wanneer het college geheel of gedeeltelijk af kan zien van herziening of intrekking van bijstand op grond van de Participatiewet of uitkering op grond van de IOAW/IOAZ, is opgenomen in de ‘Beleidsregels opschorting, herziening, intrekking, terugvordering en invordering Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) Helmond 2015 (Beleidsregels Invordering Helmond 2015).

Als de leenbijstand op grond van artikel 48 lid 2 Participatiewet is verstrekt, dan gelden de volgende regels:

  • aflossing moet plaatsvinden op het moment dat de middelen worden ontvangen; en

  • aflossing moet plaatsvinden tot het bedrag dat de middelen voor de bijstand in aanmerking moeten worden genomen.

Als na de aflossing door belanghebbende nog een deel van de geldlening resteert, dan kan dit restant worden omgezet in bijstand om niet, tenzij belanghebbende verwijtbaar minder middelen heeft ontvangen dan waarop hij aanspraak had kunnen maken. Let wel, de termijn waarover het aflossingsbedrag op € 0,- is vastgesteld telt mee voor de beoordelingsperiode van 36 maanden.

Niet voldoen aan verplichtingen

Voldoet de belanghebbende (herhaaldelijk) niet aan de verplichtingen voortvloeiend uit de leenbijstand (zoals de aflossingsverplichting), dan wordt het gehele restantbedrag van de leenbijstand ineens teruggevorderd onder toepassing van artikel 58 lid 1 onder b Participatiewet.

B110 - Hoogte aflossing leenbijstand

Artikel 18 lid 1 en 4 Participatiewet en artikel 51 lid 2 Participatiewet bepalen dat het college bij het vaststellen van het aflossingsbedrag rekening houdt met de mogelijkheden, middelen en omstandigheden van de aanvrager en zijn gezin.

In beginsel bedraagt de hoogte van de aflossing van leenbijstand:

Bij een inkomen op bijstandsniveau

*6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (norm + toeslag - verlagingen) inclusief vt

Bij een inkomen boven bijstandsniveau

*6% van het (nieuwe) inkomen inclusief vt

Stel de aflossingsbedragen zodanig vast dat de belanghebbende in ieder geval blijft beschikken over een inkomen gelijk aan de beslagvrije voet (vergelijk artikel 51 lid 2 Participatiewet).

B111 - Matiging en opschorting aflossing leenbijstand

De gemeente heeft bewust geen beleid geformuleerd inzake de definiëring van omstandigheden die leiden tot het matigen of opschorten van aflossingen van de leenbijstand. In voorkomende gevallen vindt een individuele beoordeling plaats van de omstandigheden.

B112 - Aanpassing aflossing leenbijstand

Voor belanghebbende die een uitkering ontvangt kan de hoogte van het aflossingsbedrag bij elke wijziging van de bijstand(snorm) worden aangepast.

Voor belanghebbenden die geen uitkering meer ontvangen blijft de aflossing 6% van het (nieuwe) inkomen.

Om het nieuwe inkomen te kunnen beoordelen moet belanghebbende de benodigde gegevens verstrekken. Laat hij dit na, dan wordt de restantlening ineens teruggevorderd.

Relevant beleid

Wanneer het college geheel of gedeeltelijk af kan zien van herziening of intrekking van bijstand op grond van de Participatiewet of uitkering op grond van de IOAW/IOAZ, is opgenomen in de Beleidsregels opschorting, herziening, intrekking, terugvordering en invordering Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) Helmond 2015 (Beleidsregels Invordering Helmond 2015).

B113 - Rente over leenbijstand

Wanneer bijstand in de vorm van een geldlening wordt verstrekt is daarover in beginsel geen rente verschuldigd.

B114 - Gevallen waarin bijstand in natura wordt verstrekt

Is het college van oordeel dat belanghebbende niet in staat is tot verantwoorde besteding van de bijstand, dan kan het die bijstand in natura verlenen onder toepassing van artikel 57 Participatiewet.

Voordat het college daartoe overweegt bepaalt artikel 57 onder a Participatiewet dat het college aan de bijstand de verplichting kan verbinden dat de belanghebbende meewerkt dat het college in naam van de belanghebbende de noodzakelijke betalingen uit de bijstand kan verrichten. Dit betekent dat belanghebbende een machtiging ondertekent waarmee hij de bedoelde toestemming verleend. Weigert belanghebbende de verplichting tot medewerking, dan kan het college op basis van artikel 57 onder b Participatiewet de bijstand in natura verlenen. Dat wil zeggen betalingen verrichten zonder machtiging van de belanghebbende.

Bijstand in natura kan bestaan uit:

  • Woonruimte met gebruik van water, gas en licht.

  • verzekeringen

  • duurzame gebruiksgoederen

  • kleding

  • etenswaren

De kosten van de verstrekkingen worden in mindering gebracht op de uitkering van belanghebbende onder de voorwaarde dat belanghebbende in ieder geval blijft beschikken over de norm die geldt bij verblijf in een inrichting als bedoeld in artikel 23 lid 1 Participatiewet.

B137 - In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht

Het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen en vermogen wordt bepaald aan de hand van de draagkrachtperiode. Zie beleidsregel ‘Draagkrachtperiode bijzondere bijstand’ (B064).

In aanmerking te nemen inkomen

Van het in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen bedoeld in artikel 31, lid 2 Participatiewet en artikel 33, lid 5 Participatiewet niet tot het draagkrachtinkomen van belanghebbende of het gezin gerekend. De middelen als bedoeld in genoemde artikelen worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Voor het overige geldt dat het inkomen op dezelfde wijze wordt bepaald als bij de algemene bijstand. Met uitzondering van de kostendelersnorm deze wordt bij het in aanmerking te nemen inkomen voor bijzondere bijstand buiten beschouwing gelaten.

In aanmerking te nemen vermogen

Het bedrag boven het zogenaamde ‘vrij te laten vermogen’ moet voor 100% worden aangewend voor de bijzondere bijstand.

Het ‘vrij te laten vermogen’ genoemd in artikel 34 lid 3 Participatiewet is per 1 juli 2017:

  • voor gehuwden: € 11.880,00

  • voor een alleenstaande ouder: € 11.880,00

  • voor een alleenstaande: € 5.940,00

Bij het bepalen van het vermogen voor de bijzondere bijstand tellen alleen de bank- en spaartegoeden mee.

De eigen woning en overige vermogensbestanddelen worden buiten beschouwing gelaten.

B145 - Berekening woonkostentoeslag huurders

Stap 1: rekenhuur

Bepaal of bereken de rekenhuur overeenkomstig de Wet op de huurtoeslag (WHT)

Stap 2: maximale woonkostentoeslag (WKT) (op grond van de WHT-systematiek)

Bereken overeenkomstig de WHT-systematiek de maximale WKT.

Stap 3: ontvangen huurtoeslag in mindering brengen

Wanneer de woonkostentoeslag een aanvulling is op de (te lage) huurtoeslag, moet het bedrag dat aan huurtoeslag wordt ontvangen in mindering worden gebracht op de berekende maximale woonkostentoeslag (zie stap 2).

Stap 4: aanvullende WKT bij huur boven maximum huurgrens

Wanneer de huur meer bedraagt dan de maximum huurgrens, dan kan op grond van individuele omstandigheden overwogen worden om een (aanvullende) woonkostentoeslag te verlenen. Besteedt in dit verband in ieder geval aandacht aan het betoonde besef van verantwoordelijkheid: was de ontstane situatie te voorzien en dus te voorkomen? Daarnaast speelt de situatie op de lokale woningmarkt een rol.

Draagkracht

De draagkracht bedraagt in beginsel 100% van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

B146 - Berekening woonkostentoeslag eigenaren

De berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag voor eigenaren komt grotendeels overeen met die voor huurders. Alleen stap 1 is verschillend. Hieronder volgt derhalve een opsomming van de woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag.

Stap 1: woonkosten

De woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag zijn:

  • De rente die verband houdt met de woning.

    • Het gaat hier meestal om hypotheekrente. Het is niet van belang of de eigenaar de hypotheekrente ook daadwerkelijk betaalt. Verder geldt dat jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente hierop in mindering moet worden gebracht.

    • Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld.

    • De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.

  • Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals:

    • rioolrechten;

    • eigenaarsdeel waterschapslasten;

    • erfpachtcanon;

    • premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen);

    • eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel).

  • Een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud

    • Alleen kosten van groot onderhoud komen in aanmerking voor woonkostentoeslag. Bedoeld zijn de onderhoudskosten die in geval van bewoning van een huurhuis voor rekening van de verhuurder komen (bijvoorbeeld buitenschilderwerk).

    • Kosten van klein onderhoud moeten worden voldaan uit de bijstandsnorm of het daarmee vergelijkbare inkomen. Voor kosten van ingrijpende reparaties moet afzonderlijk bijstand worden verleend.

Als beleidsregel voor de kosten van groot onderhoud gelden de bedragen die zijn opgenomen in het actuele overzicht van normen en bedragen. Deze bedragen zijn door het ministerie van VROM vastgesteld. Afwijking van deze bedragen kan alleen in bijzondere omstandigheden. Niet als een bijzondere omstandigheid kan gelden dat de betrokkene een zeer grote woning bewoont en derhalve hogere onderhoudskosten heeft. De bovengemiddelde kosten zijn niet-noodzakelijk en komen daarom niet in aanmerking voor bijstandsverlening.

Stap 2 t/m 4

Voor het overige zij verwezen naar de stappen 2 t/m 4 van de berekening van de woonkostentoeslag voor huurders (zie hiervoor beleidsregel ‘Berekening woonkostentoeslag huurders’ (B145).

Bij de vaststelling van de hoogte van woonkostentoeslag voor eigenaren dient rekening te worden gehouden met het inkomen uit voorlopige belastingteruggave.

Draagkracht

De draagkracht bedraagt in beginsel 100% van het in aanmerking te nemen inkomen en voor het vermogen blijft het bedrag van artikel 34 lid 2 onder d Participatiewet vrij. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

B148 - Extra kosten chronisch zieken, gehandicapten en ouderen

De mogelijkheid voor categoriale bijzondere bijstand aan chronisch zieken en gehandicapten is met de komst van de Participatiewet met ingang van 1 januari 2015 komen te vervallen. Verder heeft het Rijk de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) in 2014 afgeschaft, met overheveling van - een deel van- het budget naar de gemeenten, met als doel een gemeentelijke regeling te ontwikkelen. Vanuit de Wtcg werd een tegemoetkoming verstrekt in de eigen bijdragen (Wmo en Wlz). Om aan de extra kosten voor chronisch zieken en gehandicapten tegemoet te komen, hebben de Peelgemeenten gezamenlijk de Maatwerkregeling 2015 ontwikkelt. Een tegemoetkoming in de kosten van de door het CAK opgelegde eigen bijdragen maakt hier onderdeel van uit.

Gezien de grootte van de groep mensen chronisch zieken, gehandicapten en ouderen achten wij het wenselijk om bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken toe te kennen. Met inachtneming van de hieronder genoemde voorwaarden, is de regeling vormgegeven.

Is het nog mogelijk bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken toe te kennen?

Wil de gemeente overgaan tot rechtmatige verstrekking van deze vorm van bijstand, dan moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan:

  • de kosten moeten daadwerkelijk zijn gemaakt. Daar wordt vanuit gegaan als personen tot een bepaalde groep behoren die bepaalde kosten heeft;

  • de groep moet zo specifiek mogelijk worden aangeduid;

  • het college hoeft niet individueel te toetsen op noodzakelijkheid van de kosten. Dat kan wel middels steekproeven.

Juridisch bestaat die mogelijkheid overigens niet, maar in de praktijk kan dit wel, omdat staatssecretaris Klijnsma op deze mogelijkheid heeft gewezen.

De regeling

Chronisch zieken en gehandicapten die gebruik maken van bepaalde Wmo-zorg, Wlz-zorg zonder verblijf of een combinatie van beiden (samenloop) zijn hiervoor een eigen bijdrage verschuldigd. De kaders van deze eigen bijdrage zijn vastgelegd in artikel 3.1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Voor mensen met een laag inkomen (tot 120% van het verzamelinkomen op het sociaal minimum) bestaat deze eigen bijdrage uit een vast bedrag per periode (van 4 weken). De eigen bijdrage wordt door het CAK opgelegd en direct geheven bij de klant en afgedragen aan de gemeente.

Het college kan klanten tot een bepaalde inkomensgrens categoriaal ontzien van het betalen van een eigen bijdrage. Klanten uit de aangewezen doelgroep worden gecompenseerd in de verschuldigde eigen bijdrage. Het CAK stuurt aan hen dan een factuur waarbij de verschuldigde eigen bijdrage 'op nul wordt gezet' met daarbij de toelichting dat dit gebeurt als gevolg van gemeentelijk minimabeleid.

De compensatie aan klanten betekent een lagere afdracht van de eigen bijdragen van het CAK aan de gemeente.

De inkomensgrenzen in de gemeentelijk Maatwerkregeling worden jaarlijks vastgesteld. Het college neemt als uitgangspunt voor de berekening van de gemeentelijke inkomensgrenzen, de bedragen die het CAK jaarlijks vaststelt en publiceert. De door het CAK gehanteerde bedragen zijn gerelateerd aan het sociaal minimum. De gemeentelijke inkomensgrenzen worden hiervan afgeleid.

B151 – Dieetkosten

Omschrijving van de kosten

De (meer)kosten voor dieetkosten en voedingssupplementen.

Om te bepalen of bijzondere bijstand zou kunnen worden verleend moet onderscheid worden gemaakt tussen:

  • 1.

    Dieetpreparaten en diëtiek

  • 2.

    Dieetkosten en voedingssupplementen

1. Dieetpreparaten

Dieetpreparaten vallen onder medische voeding. Er zijn twee vormen van medische voeding: drinkvoeding en sondevoeding. Voorbeelden van drinkvoeding zijn nutridrink en respifor. Om voor vergoeding in aanmerking te komen op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) moet een huisarts, medisch specialist of diëtist een daarvoor bestemde 'verklaring dieetpreparaten' invullen.

Diëtiek

Naast dieetpreparaten kunnen verzekerden aanspraak maken op diëtiek op grond van de Zvw. Artikel 2.6 lid 7 Besluit zorgverzekering bepaalt dat onder diëtiek zorgt wordt verstaan zoals diëtisten die plegen te bieden, mits de zorg een geneeskundig doel heeft. Gebruikmaking van diëtiek is gemaximeerd tot drie behandeluren per kalenderjaar.

Voorliggende voorziening

De Zvw wordt voor de kosten van dieetpreparaten en diëtiek beschouwd als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorziening. Dit betekent dat artikel 15 Participatiewet in beginsel aan toekenning van bijzondere bijstand voor deze kosten in de weg staat.

Zeer dringende redenen

Artikel 16 Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om in afwijking van bijvoorbeeld artikel 15 Participatiewet toch bijstand te verlenen als daar - gelet op alle omstandigheden - een zeer dringende reden voor is. Dat is slechts in uitzonderlijke situaties aan de orde. Vast moet staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. Met dit artikel is niet beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden ten aanzien van de toepassing van uitsluitingsgronden (TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 46-47).

2. Dieetkosten en voedingssupplementen

Dieetkosten en voedingssupplementen zijn geen dieetpreparaten en behoren niet tot het zorgpakket van de wettelijke ziektekostenverzekeringen (zie CRvB 2 oktober 2014, nr. 12/2526 WWB, CRvB 07-09-2004, nr. 02/2162 NABW en CRvB 13-06-2006, nr. 05/1128 NABW). Dit betekent dat een aanvraag om bijzondere bijstand voor deze kosten moet worden beoordeeld op grond van artikel 35 Participatiewet.

Recht op bijzondere bijstand voor dieetkosten

  • 1.

    Doen zich kosten voor? Het spreekt voor zich dat er sprake moet zijn van aantoonbare (te maken) kosten waarvoor belanghebbende tijdig een aanvraag moet indienen.

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? Dieetproducten vallen in beginsel onder normale aangepaste voeding - verkrijgbaar in supermarkt of reformwinkel - waarvan alleen de samenstelling is gewijzigd. Denk bijvoorbeeld aan zoutloze kaas, vetarme margarine, suikervrije jam en glutenvrije producten. In het algemeen geldt dat er geen meerkosten zijn verbonden aan het volgen van een bepaald dieet zodat niet van kosten kan worden gesproken in de zin van artikel 35 lid 1 Participatiewet. Denk bijvoorbeeld aan een dieet vanwege suikerziekte. Uit de jurisprudentie blijkt dat een dergelijk dieet geen meerkosten met zich meebrengt (CRvB 20-08-2002, nr. 00/376 NABW en CRvB 29-10-2002, nr. 99/3120 NABW).

  • 3.

    Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Beoordeelt moet worden of de dieetproducten medisch noodzakelijk zijn en zo ja, of er meerkosten zijn verbonden ten opzichte van normale (aangepaste) voeding. De meerkosten van een medisch voorgeschreven dieet ten opzichte van de normale voeding zijn uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Dat moet blijken uit het medisch advies. Daarnaast kan in overleg met de Wmo-consulent worden bepaald dat dieetkosten uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten zijn.

  • 4.

    Kunnen de kosten naar oordeel van het college worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

    • a.

      Het college heeft beperkte beoordelingsvrijheid bij de vraag of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm (CRvB 31-08-2010, nr. 09/1069 WWB en CRvB 15-09-2009, nr. 07/6946 WWB).

    • b.

      Het college heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van draagkrachtregels.

Bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm

Het college heeft een beperkte beoordelingsvrijheid om te beoordelen dat dieetkosten kunnen worden bekostigd uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm. Bij de kosten als bedoeld in deze beleidsregel kan daarvan sprake zijn. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de individuele omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan de hoogte van de kosten voor het vastgestelde noodzakelijke dieet en het antwoord op de vraag of belanghebbende bijvoorbeeld verplichte aflossingen heeft of in het geval er beslag ligt op het inkomen.

Medisch advies

In het kader van de aanvraag om bijzondere bijstand wordt in beginsel een medisch advies gevraagd, tenzij de medische noodzaak reeds mo een andere wijze vastgesteld kan worden (bijvoorbeeld MDT advies, medisch advies inzake de WMO). De adviseur moet in het advies in ieder geval de volgende vragen beantwoorden:

  • is er een medische noodzaak voor het dieet; en zo ja

  • wat de eventuele meerkosten daarvan zijn.

Zolang duidelijk is dat de noodzaak voor het volgen van het dieet voortduurt, hoeft niet opnieuw advies te worden gevraagd.

Geen medisch advies

Voor een dieet in verband met suikerziekte wordt geen medisch advies gevraagd. Aangenomen wordt dat er geen sprake is van meerkosten als gevolg daarvan.

Intramuraal verblijf

In het algemeen geldt dat geen bijzondere bijstand voor dieetkosten zijn aangewezen voor degene die in een Wlz-instelling verblijft. Aangenomen wordt dat meerkosten van (aangepaste) voeding (dieetkosten) in de zorg van het verblijf zijn opgenomen, en niet afzonderlijk in rekening worden gebracht.

Hoogte en vorm bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van de Nibud Richtprijzen.

De bijzondere bijstand wordt verleend volgens de hoofdregel, om niet (artikel 48 lid 1 Participatiewet).

Draagkracht

Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

Voedingssupplementen

Met de term voedingssupplementen worden diverse pillen, tabletten, capsules, druppels en poeders aangeduid die als aanvulling op de dagelijkse voeding bedoeld zijn. Zo zijn er voedingssupplementen die extra vitamine, extra mineralen, of een combinatie (multi) bevatten.

Hoewel een aanvraag om dergelijke kosten moet worden beoordeeld op grond van artikel 35 Participatiewet, blijkt uit de vaste CRvB-jurisprudentie dat er geen medische noodzaak bestaat voor voedingssupplementen.

Voorbeelden

  • Een Myalgische Encephalomyelitis (M.E.)-dieet. Dit dieet werd door de GGD niet medisch noodzakelijk geacht aangezien er geen (wetenschappelijk) bewijs te vinden is dat een dergelijk dieet werkt (zie CRvB 03-07-2001, nrs. 99/1352 e.a. NABW).

  • Een Candida-dieet, voorgeschreven door een orthomoleculair therapeut (zie CRvB 03-07-2001, nrs. 00/1989 en 00/1993 NABW).

  • Voedingssupplementen, voorgeschreven door een osteopaat (zie CRvB 03-07-2001, nr. 01/355 NABW).

B160 - Eigen risico

Omschrijving van de kosten

De kosten die vallen onder het verplicht eigen risico en het vrijwillig (hoger) eigen risico op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw).

Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 Participatiewet).

Aard van de kosten

De Zorgverzekeringswet kent zowel een verplicht eigen risico voor iedere verzekerde van 18 jaar of ouder (artikel 19 lid 1 Zvw), als een vrijwillig (hoger) eigen risico (artikel 20 lid 2 Zvw).

Vrijwillig (hoger) eigen risico

De kosten die vallen onder een vrijwillig gekozen (hoger) eigen risico kunnen niet worden afgewenteld op de Participatiewet. Heeft belanghebbende een keuze om kosten wel of niet te maken, dan kunnen de kosten niet als noodzakelijke kosten worden aangemerkt (vergelijk CRvB 28-12-2010, nr. 10/215 WWB).

Verplicht eigen risico

De onder het verplicht eigen risico vallende kosten vormen daarentegen weliswaar noodzakelijke kosten van het bestaan, maar aangezien het verplicht eigen risico een algemene maatregel betreft die voor alle Nederlanders geldt, is er geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke bestaanskosten.

De gemiddeld onder het verplicht eigen risico vallende zorgkosten worden geacht redelijkerwijs voldaan te kunnen worden uit een inkomen op minimumniveau (met andere woorden: in het desbetreffende deel is al voorzien).

Recht op bijzondere bijstand

Voor het verplicht eigen risico in het kader van de Zorgverzekeringswet bestaat voldoende compensatie, waardoor in beginsel sprake is van een uitputtende bewuste - passende en toereikende - regeling die een voorliggende voorziening oplevert in de zin van artikel 15 Participatiewet (CRvB 14-12-2010, nr. 09/5473 WWB en CRvB 21-12-2010, nr. 10/1250 WWB).

  • 1V.

    Deze beleidsregels in werking te laten treden op de dag na die waarop zij op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 5 september 2017.

Burgemeester en wethouders van Helmond,
de burgemeester,
mevr. P.J.M.G.Blanksma-van den Heuvel
De secretaris,

mr. drs. A.P.M.

ter Voert