Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening Langdurigheidtoeslag Helmond 2009

Geldend van 21-03-2009 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Verordening Langdurigheidtoeslag Helmond 2009

De raad van de gemeente Helmond;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 januari 2009

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet en de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstand

besluit:

Voorgesteld wordt om:

  • 1.a.

    voor 2009 de door het Rijk beschikbare middelen van € 295.550,-- te bestemmen voor langdurigheidtoeslag en het tekort van € 120.650,-- ten laste van het I-deel te brengen.

  • 1.b.

    de incidentele (implementatie)kosten van € 17.500,-- ten laste te brengen van de pijlerreserve sociaal.

  • 2.

    de Verordening Langdurigheidtoeslag Helmond 2009 vast te stellen

  • 3.

    Begrotingswijziging 13-2009 vast te stellen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet: de Wet werk en bijstand.

  • b.

    Referteperiode: een periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum.

  • c.

    Peildatum: de datum waartegen langdurigheidtoeslag wordt aangevraagd.

  • d.

    Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan’ als genoemd onder b van het eerste lid van artikel 32, moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidtoeslag als inkomen gezien.

  • e.

    Bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet.

  • f.

    Gehuwdennorm: de norm van artikel 21 onderdeel c van de wet.

Artikel 2 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 Recht op langdurigheidtoeslag

Artikel 3 Langdurig, laag inkomen

  • 1. Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde voor het hebben van een langdurig en een laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen per maand niet uitkomt boven 100 procent van de bijstandsnorm.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid blijven tijdens de referteperiode ontvangen netto inkomsten boven 100 procent van de bijstandsnorm tot een bedrag van € 3.820,-- buiten beschouwing.

Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidtoeslag

  • 1. De langdurigheidtoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor een alleenstaande ouder € 436,-- en

    • b.

      voor gehuwden € 486,--

    • c.

      voor een alleenstaande € 341,--.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidtoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 eerste lid van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidtoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daaraan voorafgaande jaar.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking in het Gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 3 maart 2009.
De raad voornoemd,
De voorzitter,
Drs. A.A.M. Jacobs
de griffier,
Mr. J.P.T.M. Jaspers
Bekend gemaakt op:
20 maart 2009
De gemeentesecretaris,
mr. A.C.J.M. de Kroon

Toelichting Verordening Langdurigheidtoeslag Helmond 2009

Algemeen

Op 1 januari 2009 treedt een wetsvoorstel inwerking, waarmee de langdurigheidtoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten (Kamerstuk 31 441; Stb 2008, 586 en Stb 2008, 592).

De huidige langdurigheidtoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB). Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidtoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidtoeslag moeten vastleggen.

In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidtoeslag opgenomen:

“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidtoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.”

In dit eerste lid van artikel 36 WWB staat ook vermeld de zinsnede ‘geen uitzicht heeft op inkomensverbetering’.

Gelet op de tekst van het nieuwe artikel 8, eerste lid, onderdeel d WWB is dit niet een criterium dat in de verordening moet worden vastgelegd. De nadere invulling kan volgen uit beleidsregels van het college. In deze (wetinterpreterende) beleidsregels wordt aangegeven wanneer er sprake is van ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’.

In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidtoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

Op grond van artikel 8 eerste lid onderdeel d WWB dient dus de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidtoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidtoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en een laag inkomen zoals die in artikel 36 eerste lid WWB worden gebruikt.

In deze verordening is gekozen voor een invulling die rekening houdt met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Met de invulling van het begrip peildatum als datum waartegen is aangevraagd wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de CRvB, dat het niet gaat om de datum waarop is aangevraagd (zie CRvB 22-07-2008, nr. 07/2304 WWB). De aanvraag wordt daarom steeds geacht te zijn gedaan tegen de eerst mogelijke datum na afloop van een referteperiode.

Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 eerste lid WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 eerste lid WWB, maar wordt de wettechnische imperfectie weggenomen.

Artikel 3

Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tekst tot 1-1-2009) voorschreef, wordt in deze verordening gehandhaafd.

Door de wetgever wordt in het nieuwe artikel 36 WWB impliciet een termijn van langdurig aangegeven, doordat de minimumleeftijd door de wetgever is teruggebracht van 23 naar 21 jaar en een belanghebbende is immers (normaal gesproken) vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig subject van bijstand. Echter de beste remedie tegen armoede is werk. Het lokale (arbeidsmarkt)beleid van Helmond is erop gericht mensen – en zeker jonge mensen – zo snel mogelijk toe te leiden naar werk. Door de keuze van 5 jaar als referteperiode wordt de leeftijdscategorie 21 en 22 jaar dus min of meer uitgesloten. Wij vinden dit acceptabel op basis van onze visie op ons arbeidsmarktbeleid en het aankomende participatiebeleid (SZW en VNG) dat gemeenten verplicht om jongeren tot 27 jaar een werk-/leertraject aan te bieden en hen buiten de bijstand te houden. Handhaving van de referteperiode van 5 jaar sluit aan bij dit uitgangspunt. De langdurigheidtoeslag is ook met name bedoeld als steuntje in de rug voor mensen die langdurig van het sociaal minimum afhankelijk zijn en over het algemeen minder mogelijkheden hebben om geld te reserveren voor onverwachte hoge kosten, bijvoorbeeld noodzakelijke vervangingsuitgaven. Een periode van 5 jaar lijkt daarom een reële termijn.

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat gedurende de referteperiode niet hoger is dan 100% van de bijstandsnorm. Een uitzondering geldt voor tijdens de referteperiode ontvangen netto inkomsten boven 100% van de bijstandsnorm tot een bedrag van € 3.820,00. Het bedrag van € 3.820,00 vloeit voort uit de vrijlating ingevolge artikel 31 lid 2 aanhef en onder k WWB en artikel 7 onderdeel h van de Regeling WWB, de zgn. lage vrijwilligersvergoeding. Deze kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk bedraagt, peildatum 1 januari 2009, € 764,00 per jaar.

De keuze voor deze definitie van ‘langdurig, laag inkomen’ is genomen omdat een belanghebbende met een inkomen op het minimumniveau krachtens een andere regeling dan de WWB toch in aanmerking kan komen voor het recht op langdurigheidtoeslag ook al zou ten gevolge van een iets andere berekeningssystematiek en/of afrondingsverschillen er netto een iets hogere uitkering worden ontvangen dan de bijstandsnorm. Het bedrag van € 3.820,00 boven 100% van de bijstandsnorm gedurende de referteperiode vangt dit soort kleine verschillen op.

Een bedrag aan netto inkomsten tot € 3.820,00 boven 100% van de bijstandsnorm gedurende de referteperiode maakt ook dat iemand wegens werkaanvaarding een korte periode een inkomen boven bijstandsniveau heeft gehad, niet zonder meer zijn recht op langdurigheidtoeslag kwijt is. Een dergelijk gevolg zou namelijk een negatieve prikkel zijn bij het aanvaarden van werk. Dat geldt temeer als een belanghebbende geen of maar weinig zekerheid heeft over de duur van het werk.

Artikel 4

De hoogte van de langdurigheidtoeslag is gebaseerd op de hoogte van de langdurigheidtoeslag neergelegd in artikel 36, vijfde lid, WWB, zoals dat op 31 december 2008 gold. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidtoeslag maar eenmaal, wordt steeds een vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen per 1 januari van het voorafgaande jaar. Deze indexering vindt voor de eerste keer plaats per 1 januari 2010.

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidtoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 eerste lid WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.

NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 eerste lid WWB. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidtoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidtoeslag. Het recht op langdurigheidtoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 5

Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de inwerkingtreding van de decentralisering van de langdurigheidtoeslag, 1 januari 2009 (Stb 2008, 586 en Stb 2008, 592).

In het nieuwe artikel 36 WWB is in het zesde lid een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.