Regeling vervallen per 05-03-2011

Monumentenverordening Helmond 2009

Geldend van 07-02-2009 t/m 04-03-2011

Intitulé

Monumentenverordening Helmond 2009

De raad van de gemeente Helmond;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 november 2008

gelet op de bepalingen van de Wet op de archeologische monumentenzorg en de Gemeentewet;

besluit:

  • 1.

    het beleidsplan Archeologie Eindhoven - Helmond 2008-2012 en de Archeologische Waardenkaart Helmond vast te stellen;

  • 2.

    onder verwijzing naar artikel 8 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR) in te stemmen met het aangaan van een samenwerkingsoverkomst Eindhoven en Helmond inzake archeologie voor de in de overeenkomst genoemde taken, voor een bedrag van € 161.000,-- (prijspeil 2008);

  • 3.

    de ‘Monumentenverordening Helmond 2009’ vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monument:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.

    • 2.

      terrein, dat van algemeen belang is vanwege een aanwezige zaak als bedoeld onder 1.

  • b.

    archeologisch monument:

    monument zoals bedoeld in lid a, onder 2.

  • c.

    rijksmonument:

    onroerend monument dat is inschreven in het ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde monumentenregister.

  • d.

    gemeentelijk monument:

    onroerend of roerend monument dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen.

  • e.

    gemeentelijk archeologisch monument:

    een gebied dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk archeologisch monument is aangewezen.

  • f.

    gemeentelijke monumentenlijst:

    de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument of beschermd gemeentelijk archeologisch monument aangewezen zaken en terreinen.

  • g.

    archeologische waardenkaart Helmond:

    kaart waarop de overeenkomstig deze verordening aangewezen gebieden met archeologische waarden en verwachtingen zijn geregistreerd.

  • h.

    kerkelijk monument:

    onroerend monument, dat eigendom is van een parochie, een kerkgenootschap, een kerkelijke gemeente, of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst.

  • i.

    monumentencommissie:

    de door burgemeester en wethouders ingestelde commissie of aangewezen instantie, die als taak heeft burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, over de werking van de gemeentelijke monumentenverordening en over het gemeentelijk monumentenbeleid.

  • j.

    bouwhistorisch onderzoek:

    onderzoek, in een schriftelijke rapportage vastgelegd, naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

  • k.

    archeologisch onderzoek:

    onderzoek, in een schriftelijke rapportage vastgelegd, naar het bodemarchief middels opgravingen.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een

    belanghebbende, een monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument. Een besluit tot aanwijzing dient gebaseerd te zijn op een redengevende monumentbeschrijving.

  • 2a. Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de gemeentelijke Monumentencommissie en stellen zij de door hen als zodanig aangewezen instellingen, die zich inzetten op het terrein van de monumentenzorg, in de gelegenheid hun zienswijze naar voren te brengen.

  • 2b. Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 lid 1 plaatsheeft of vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 9 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen, dat ten behoeve van de aanwijzing van een monument als beschermd gemeentelijk monument een bouwhistorisch-- en/of archeologisch onderzoek wordt verricht.

  • 4. Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar.

  • 5. De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument kan geen object betreffen dat onherroepelijk is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De Monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de Monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, lid 1 wordt medegedeeld aan degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Middels publicatie in een of meerdere dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen of op een andere geschikte wijze wordt hieromtrent kennisgeving gedaan.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Burgemeester en wethouders registreren het aangewezen beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat:

    • a.

      de plaatselijke aanduiding;

    • b.

      de datum van de aanwijzing;

    • c.

      de kadastrale aanduiding;

    • d.

      de tenaamstelling en

    • e.

      een beschrijving van het beschermde gemeentelijke monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3, lid 2a, 3 en 4 alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, lid 2a, 3 en 4, alsmede artikel 4 achterwege.

  • 4. De inhoud en datum van wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

  • 5. De wijziging van de aanwijzing wordt medegedeeld aan degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

  • 2. Artikel 3, lid 2 en 3 en artikel 4 zijn van toepassing op de intrekking.

  • 3. De aanwijzing wordt ingetrokken als onherroepelijk is beslist tot aanwijzing krachtens artikel 3 van de Monumentenwet.

  • 4. Intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

  • 5. De wijziging van de aanwijzing wordt medegedeeld aan degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 9 Verbodsbepalingen gemeentelijke monumenten

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen, in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.

Artikel 10 De vergunningaanvraag

Uit de aanvraag om een vergunning, als bedoeld in artikel 9, lid 2, die wordt ingediend bij burgemeester en wethouders moet overduidelijk blijken wat de bestaande en de door de aanvrager gewenste situatie zijn. De aanvrager dient - in drievoud - de volgende gegevens te overleggen:

  • 1.

    aanvraagformulier Monumentenvergunning;

  • 2.

    tekeningen van de bestaande situatie, te weten:

    • a.

      een situering van het pand t.o.v. de omgeving incl. de wijze van ontsluiting van het pand;

    • b.

      gevelaanzichten van het pand;

    • c.

      doorsneden en plattegronden;

    • d.

      foto’s bestaande situatie pand en omgeving;

  • 3.

    tekeningen van de beoogde situatie te weten:

    • a.

      de situering van het pand in de nieuwe situatie;

    • b.

      gevelaanzichten van het pand;

    • c.

      doorsneden en plattegronden;

    • d.

      principedetails (bestaand en nieuw) van de wijzigingen (schaal 1:1 of 1:5);

    • e.

      toelichting op het plan en motivering van de noodzaak van de wijzigingen die betrekking hebben op de monumentale onderdelen.

Burgemeester en wethouders kunnen ter beoordeling van de aanvraag nadere gegevens vragen over toe te passen materialen, de kleurstelling en de wijze waarop werkzaamheden worden uitgevoerd. Tevens kunnen zij een bouwhistorisch onderzoek vragen.

Artikel 11 Advies van de Monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

  • 1. Burgemeester en wethouders leggen de aanvraag voor vergunning die in behandeling is genomen voor een ieder ter inzage. Middels publicatie in een of meerdere dag- nieuws- of huis-aan-huis-bladen of op een andere geschikte wijze wordt hieromtrent kennisgeving gedaan.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de door hen als zodanig aangewezen instellingen, die zich inzetten op het terrein van de monumentenzorg in de gelegenheid hun zienswijzen naar voren te brengen binnen een termijn van twee weken.

  • 3. Burgemeester en wethouders vragen advies aan de Monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag als bedoeld in artikel 9 en 10. Na de ter inzage legging wordt de adviesaanvraag voorgelegd aan de Monumentencommissie. De Monumentencommissie brengt binnen een termijn van acht weken na de

    adviesaanvraag schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders en betrekt de beschrijving van het monument als bedoeld in artikel 6 bij haar advies.

  • 4. Bij overschrijding van de in lid 3 genoemde termijnen wordt de Monumentencommissie geacht te hebben geadviseerd.

  • 5. Burgemeester en wethouders beslissen in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag van de vergunning.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen de in lid 4 genoemde termijn van 16 weken met ten hoogste 10 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in lid 5 genoemde termijn.

  • 7. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan artikel 11 lid 4 of 5, wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 9. Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de monumentenvergunning aan de Monumentencommissie en belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend en publiceren de vergunning in een of meerdere dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

  • 10. Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Burgemeester en wethouders geven voor een beschermd kerkelijk monument geen beschikking af ingevolge de bepalingen van artikel 9, lid 2 dan nadat overeenstemming met de eigenaar is bereikt, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of de levensovertuiging in het beschermde gemeentelijk monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1. De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken als:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9 lid 2 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het beschermde gemeentelijk monument zwaarder dient te wegen;

  • 2. Van de beschikking tot intrekking wordt een kopie aan de Monumentencommissie gezonden.

Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. Burgemeester en wethouders leggen, na ontvangst van de vergunningaanvraag vooreen rijksmonument voor zover deze betrekking heeft op afbraak, reconstructie of herbestemming, het verzoek onmiddellijk ter advisering voor aan de directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en, indien het beschermde monument ligt buiten de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom, aan Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen een ontwerpbesluit op en leggen dit voor eenieder ter inzage waarbij de mogelijkheid wordt geboden om binnen een termijn van zes weken zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen de door hen als zodanig aangewezen instellingen, die zich inzetten op het terrein van de monumentenzorg in de gelegenheid hun zienswijzen naar voren te brengen binnen een termijn van zes weken.

  • 4. Na de ter inzage legging en de ontvangst van onder lid 1 geduide adviezen worden, de adviesaanvraag, de adviezen en de ingediende zienswijzen voorgelegd aan de Monumentencommissie.

  • 5. De Monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag om vergunning binnen acht weken na de datum van verzending van de bescheiden, zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel.

  • 6. Bij overschrijding van de in lid 5 genoemde termijnen wordt de Monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

  • 7. Burgemeester en wethouders beslissen in ieder geval binnen zes maanden na de datum van de indiening van de aanvraag.

  • 8. Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de monumentenvergunning aan de Monumentencommissie en belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend en publiceren de vergunning in een huis-aan-huisblad.

  • 9. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het 7e lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

Hoofdstuk 4 Beschermde gemeentelijke archeologische monumenten

Artikel 15 Aanwijzing tot beschermd archeologische monument

Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van belanghebbenden, een monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk archeologisch monument.

Een besluit tot aanwijzing dient gebaseerd te zijn op een redengevende monumentbeschrijving.

Artikel 3, lid 2a t/m 5 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

Artikel 4 lid 1 t/m 2 is van overeenkomstige toepassing

Artikel 17 Mededeling

Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing

Artikel 18 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 6 lid 1 t/m 2 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19 Wijzigen van de aanwijzing

Artikel 7 lid 1 t/m 5 is van overeenkomstige toepassing

Artikel 20 Intrekken van de aanwijzing

Artikel 8 lid 1 t/m 5 is van overeenkomstige toepassing

Artikel 21 Verbodsbepalingen archeologische monumenten

Artikel 9 lid 1 t/m 2 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 De vergunningaanvraag

Uit de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 9, lid 2, die wordt ingediend bij burgemeester en wethouders moet overduidelijk blijken wat de bestaande en de door de aanvrager gewenste situatie zijn.

De aanvrager dient – in drievoud – de volgende gegevens te overleggen:

  • a.

    aanvraagformulier Monumentenvergunning;

  • b.

    tekeningen van de bestaande situatie;

  • c.

    tekeningen van de beoogde situatie waaruit blijkt in welke mate verstoring van de grond plaats vindt.

Artikel 23 Advies van de Monumentencommissie en beslissing op de aanvraag.

  • 1. Burgemeester en wethouders leggen de aanvraag voor vergunning die in behandeling is genomen voor een ieder ter inzage. Middels publicatie in een of meerdere dag- nieuws- of huis-aan-huis-bladen of op een andere geschikte wijze wordt hieromtrent kennisgeving gedaan.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de door hen als zodanig aangewezen instellingen, die zich inzetten op het terrein van de monumentenzorg in de gelegenheid hun zienswijzen naar voren te brengen binnen een termijn van twee weken.

  • 3. Burgemeester en wethouders vragen advies aan de Monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag als bedoeld in artikel 9 en 22. Na de ter inzage legging wordt de adviesaanvraag voorgelegd aan de Monumentencommissie.

    De Monumentencommissie brengt binnen een termijn van acht weken na de adviesaanvraag schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders en betrekt de beschrijving van het monument als bedoeld in artikel 6 bij haar advies.

  • 4. Bij overschrijding van de in lid 3 genoemde termijnen wordt de Monumentencommissie geacht te hebben geadviseerd.

  • 5. Burgemeester en wethouders beslissen in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag van de vergunning.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen de in lid 4 genoemde termijn van 16 weken met ten hoogste 10 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in lid 5 genoemde termijn.

  • 7. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan artikel 23 lid 4 of 5, wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 9. Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de monumentenvergunning aan de Monumentencommissie en belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend en publiceren de vergunning in een of meerdere dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

  • 10. Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.

Artikel 24 Intrekken van de vergunning

  • 1. De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken als:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9 lid 2 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het beschermde gemeentelijk monument zwaarder dient te wegen;

  • 2. Van de beschikking tot intrekking wordt een kopie aan de Monumentencommissie gezonden.

Hoofdstuk 5 Archeologisch waardenkaart Helmond

Artikel 25 Aanwijzing en registratie van gebieden met archeologische waarde of verwachting

  • 1. De gemeenteraad kan gebieden, waarvan het algemeen belang wegens hun betekenis voor de archeologische monumentenzorg vermoed wordt op grond van historische gegevens en/of door archeologische vondsten en onderzoek, aanwijzen als gebied.

  • 2. Voordat de gemeenteraad over de aanwijzing een besluit nemen, vraagt hij advies aan de Monumentencommissie.

Artikel 26 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, lid 1 wordt medegedeeld aan degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

Middels publicatie in een of meerdere dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen of op een andere geschikte wijze wordt hieromtrent kennisgeving gedaan.

Artikel 27 Registratie

Burgemeester en wethouders registreren de gebieden met archeologische waarde of verwachting op de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

Deze kaart bevat:

  • a.

    de plaatselijke aanduiding;

  • b.

    de datum van aanwijzing;

  • c.

    de op een kaart aangegeven gebiedsbegrenzing, en

  • d.

    een beschrijving van het gebied met daarin begrepen cultuurhistorische waarden.

Artikel 28 Verbodsbepalingen

Het is verboden zonder vergunning ter plaatse van een gebied met archeologisch waarde graafwerk te verrichten indien de ruimtelijke ingreep groter is dan 100 m2 en dieper gaat dan 0,50 m. Ditzelfde geldt voor ruimtelijke ingrepen ter plaatse van een gebied met een hoge archeologische verwachting. Voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachting is het verbod van toepassing op ruimtelijke ingrepen van groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,50 m.

Artikel 29 De vergunningaanvraag

Uit de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 9, lid 2, die wordt ingediend bij burgemeester en wethouders moet overduidelijk blijken wat de bestaande en de door de aanvrager gewenste situatie zijn.

De aanvrager dient – in drievoud – de volgende gegevens te overleggen:

  • a.

    aanvraagformulier Monumentenvergunning;

  • b.

    tekeningen van de bestaande situatie;

  • c.

    tekeningen van de beoogde situatie waaruit blijkt in welke mate verstoring van de grond plaats vindt.

Artikel 30 Advies van de Monumentencommissie en beslissing op de aanvraag.

  • 1. Burgemeester en wethouders leggen de aanvraag voor vergunning die in behandeling is genomen voor een ieder ter inzage. Middels publicatie in een of meerdere dag- nieuws- of huis-aan-huis-bladen of op een andere geschikte wijze wordt hieromtrent kennisgeving gedaan.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de door hen als zodanig aangewezen instellingen, die zich inzetten op het terrein van de monumentenzorg in de gelegenheid hun zienswijzen naar voren te brengen binnen een termijn van twee weken.

  • 3. Burgemeester en wethouders vragen advies aan de Monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag als bedoeld in artikel 29. Na de ter inzage legging wordt de adviesaanvraag voorgelegd aan de Monumentencommissie.

    De Monumentencommissie brengt binnen een termijn van acht weken na de adviesaanvraag schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders en betrekt de beschrijving van het monument als bedoeld in artikel 6 bij haar advies.

  • 4. Bij overschrijding van de in lid 3 genoemde termijnen wordt de Monumentencommissie geacht te hebben geadviseerd.

  • 5. Burgemeester en wethouders beslissen in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag van de vergunning.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen de in lid 4 genoemde termijn van 16 weken met ten hoogste 10 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in lid 5 genoemde termijn.

  • 7. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan artikel 30 lid 4 of 5, wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 9. Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de monumentenvergunning aan de Monumentencommissie en belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend en publiceren de vergunning in een of meerdere dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

  • 10. Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.

Artikel 31 Intrekken van de vergunning.

  • 1. De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken als:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als verwoord in de vergunning niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het beschermde gemeentelijk monument zwaarder dient te wegen;

  • 2. Van de beschikking tot intrekking wordt een kopie aan de Monumentencommissie gezonden.

Hoofdstuk 6 Schadevergoeding

Artikel 32 Schadevergoeding

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

  • a.

    de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning als bedoeld in de artikelen 11, 14, 22 en 27 van deze verordening te verlenen;

  • b.

    voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning als bedoeld in de artikelen 11, 14, 22 en 27;

  • c.

    schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of geheel te zijnen laste behoort te blijven, kennen burgemeester en wethouders hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 33 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met de artikelen 9, 21 en 26 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 34 Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn (op grond van artikel 58, eerste lid, Monumentenwet 1988) belast: de politieambtenaren van de Regiopolitie Brabant-Zuidoost en de Koninklijke marechaussee Noord-Brabant / Limburg, voor zover zij werkzaam zijn binnen een territoriaal onderdeel dat een deel van de gemeente Helmond omvat, alsmede de ambtenaren van de afdeling Bouwen en Wonen van de dienst Stedelijke ontwikkeling en beheer en de ambtenaren van de afdeling preventie van de gemeentelijke brandweer.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.

Artikel 35 Binnentreden woningen

  • 1. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die door het bevoegd gezag met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, de last verstrekt als dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende bewoner of gebruiker te betreden.

  • 2. Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 36 Inwerkingtreding

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De monumentenverordening 2005 van de gemeente Helmond, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 1 november 2005, treedt buiten werking op de datum als bedoeld onder het eerste lid van dit artikel.

  • 3. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten,treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 lid 2 van de Monumentenwet 1988.

  • 4. De beschermde gemeentelijke monumenten, aangewezen en geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge lid 2 genoemde vervallen verordening, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 5. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

Artikel 37 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening Helmond 2009”.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 13 januari 2009.
De raad voornoemd,
De voorzitter,
Drs. A.A.M. Jacobs
de griffier,
Mr. J.P.T.M. Jaspers
Bekend gemaakt op:
30 januari 2009
De gemeentesecretaris,
Mr. A.C.J.M. de Kroon