Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Helmond houdende regels omtrent financiën Financiële verordening gemeente Helmond 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Helmond houdende regels omtrent financiën Financiële verordening gemeente Helmond 2019

De raad van de gemeente Helmond;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 september 2018

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet;

besluit:

De Financiële verordening gemeente Helmond 2019 vast te stellen.

Financiële Verordening Gemeente Helmond 2019

Hoofdstuk 1. Inleidende Bepalingen

Artikel 1. Definities

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      administreren:

      het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Helmond en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

    • b.

      financiële organisatie:

      het onderdeel van de administratie dat systematisch financiële gegevens maakt en verwerkt van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Helmond, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

      • de financieel-economische positie;

      • het financiële beheer;

      • de uitvoering van de begroting;

      • het afwikkelen van vorderingen en schulden;

      • alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

    • c.

      rechtmatigheid:

      het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving.

    • d.

      doelmatigheid:

      het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

    • e.

      doeltreffendheid:

      de mate waarin de beoogde prestaties en (maatschappelijke) effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Hoofdstuk 2. Planning en Controlcyclus

Artikel 2. Kalender

  • 1. Het College van B&W werkt volgens een concernplanning welke de bestuurlijke planning van alle onderwerpen c.q. projecten omvat die om besluitvorming en/of bespreking in het college van B&W en/of Raad(-scommissie) vragen. In deze planning zijn de data opgenomen met betrekking tot het aanbieden en vaststellen van de Planning en Controlproducten.

  • 2. De Planning en Controlcyclus bestaat uit de volgende producten:

    • a.

      Voorjaarsnota

    • b.

      Programmabegroting

    • c.

      Bestuursrapportage

    • d.

      Jaarstukken

Artikel 3. Voorjaarsnota

  • 1. Het College van B&W biedt, als aftrap van de nieuwe Planning- en Controlcyclus, aan de Raad een nota aan waarin de beleidsmatige en budgettaire uitgangspunten alsmede de vertaling daarvan naar de budgettaire kaders voor het begrotingsjaar en de meerjarenraming duidelijk worden. In deze nota worden op hoofdlijnen ook voorstellen gedaan hoe met de budgettaire ruimte om te gaan bij het opstellen van de ontwerpbegroting.

  • 2. De voorjaarsnota wordt vastgesteld door de Raad.

Artikel 4. Inrichting programmabegroting en jaarstukken

  • 1. Het College kan nadere regels stellen die waarborgen dat de uitvoering van de programmabegroting/jaarstukken rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt;

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3. In de bijlage bij de programmabegroting/jaarstukken wordt een totaaloverzicht opgenomen van de geraamde baten en lasten per taakveld en het verdelingsprincipe op basis waarvan de taakvelden over de programma’s zijn verdeeld.

Artikel 5. Programmabegroting

  • 1. De Raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en lasten per programma;

  • 2. De meerjarenbegroting is structureel sluitend;

  • 3. De ramingen in de Programmabegroting zijn behoedzaam en reëel. De raming van de algemene uitkering van het Gemeentefonds voor het begrotingsjaar wordt gebaseerd op de Meicirculaire van het voorafgaande jaar. Bij de begrotingsbehandeling wordt de Raad geïnformeerd over de effecten van de septembercirculaire zodat de raad hiermee rekening kan houden;

  • 4. Structurele uitgaven worden structureel gedekt;

  • 5. Binnen de programma’s wordt het principe ‘nieuw voor oud’ gehanteerd. Bij nieuwe prioriteiten binnen een beleidsterrein wordt eerst bekeken welke activiteiten niet meer uitgevoerd (hoeven) worden zodat de financiële middelen ingezet kunnen worden voor nieuwe activiteiten;

  • 6. Financiële knelpunten worden in principe binnen het betreffende beleidsterrein opgelost. Dit geldt ook voor wegvallende geldstromen;

  • 7. Bij de uiteenzetting van de financiële positie wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven. Deze worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd;

  • 8. In de beschikbaar te stellen budgetten voor majeure programma’s en/of projecten worden ook de ambtelijke kosten opgenomen. Kleinere projecten worden binnen de reguliere organisatie opgepakt.

Artikel 6. Bestuursrapportage

  • 1. Het College informeert de Raad door middel van twee bestuursrapportages over de voortgang van de programmabegroting in het lopende boekjaar.

  • 2. De rapportage gaat in op de budgettaire en beleidsmatige afwijkingen ten opzichte van de vastgestelde programmabegroting alsmede op eventuele nieuwe beleidsmatige ontwikkelingen en bevat tevens de realisatie ultimo rapportagedatum en een prognose van het jaarresultaat. Afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van de programma’s groter dan € 50.000 worden toegelicht. Daarnaast wordt ingegaan op afwijkingen in tijd en geld ten aanzien van de investeringskredieten.

  • 3. In of als bijlage bij een bestuursrapportage wordt jaarlijks over de voortgang van de majeure projecten, waaronder de grootste grondexploitaties gerapporteerd.

  • 4. Op basis van deze bestuursrapportage kunnen voorstellen tot wijziging van de programmabegroting ter vaststelling aan de Raad worden aangeboden die als bijlage bij deze bestuursrapportage worden gevoegd.

Hoofdstuk 3. Financiële beleid

Artikel 7. Investeringsbeleid

  • 1. Het College legt de uitgangspunten voor het investeringsbeleid alsmede de waardering en afschrijving van vaste activa vast in een nota Investeringsbeleid. Deze nota wordt eens in de vier jaar ter vaststelling aan de Raad aangeboden.

  • 2. Deze nota bevat minimaal:

    • a.

      het afwegingskader voor investeringen;

    • b.

      criteria voor het activeren van activa;

    • c.

      criteria voor het waarderen van activa;

    • d.

      toegepaste methoden van afschrijven;

    • e.

      interne regels rondom verantwoording in de producten van de Planning en Controlcyclus;

    • f.

      procedures rondom afsluiten van kredieten en het overhevelen van de kredieten naar het volgende begrotingsjaar.

  • 3. De activeringsgrens voor investeringen is vastgesteld op minimaal € 50.000,-

Artikel 8. Reserves en voorzieningen

  • 1. De interne regels omtrent reserves en voorzieningen worden vastgelegd in een nota Reserves en Voorzieningen. Deze nota wordt eens in de vier jaar ter vaststelling aan de Raad aangeboden.

  • 2. Het College biedt jaarlijks in de programmabegroting en in de jaarstukken inzicht in de omvang van de reserves en voorzieningen. Dit inzicht bestaat minimaal uit:

    • a.

      het verloop en voorgenomen onttrekkingen en toevoegingen aan de reserves;

    • b.

      het verloop van de voorzieningen.

Artikel 9. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van taken die via rechten en heffingen aan inwoners worden doorberekend, en van goederen en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd.

  • 2. Bij de kostentoerekening worden in de directe kosten mede betrokken:

    • a.

      de rente van de inzet van vreemd vermogen;

    • b.

      de bijdragen en onttrekkingen aan voorzieningen; en

    • c.

      de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa.

  • 3. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden naast de directe kosten ook de overheadkosten, de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 4. De toerekening van overheadkosten aan rechten en heffingen vindt extracomptabel plaats door middel van een opslagpercentage op de directe productieve uren.

  • 5. Het opslagpercentage voor toerekening overhead wordt berekend door de totale overhead (huisvesting, ICT, facilitair, verzekering, HRM, concern en indirecte personeelskosten) te delen door de totale directe salarislasten. Het berekenen van het overheadpercentage gebeurt één maal per jaar bij het opstellen van de primitieve begroting.

  • 6. Bij de grondexploitaties en investeringen moeten de overheadlasten intracomptabel toegerekend worden. Lasten voor overhead op de grondexploitatie en investeringen worden rechtstreeks doorbelast via de toerekening van het geldende opslagpercentage op de directe loonsom.

  • 7. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

  • 8. De omslagrente wordt, conform het renteschema vanuit de BBV, bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen én de bij de programmabegroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en voorzieningen.

Artikel 10. Vaststelling hoogte belastingen, rechten heffingen en prijzen

Het College doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rioolheffing, afvalstoffenheffing, hondenbelasting, markgelden, reclamebelasting en leges.

Artikel 11. Financieringsfunctie

  • 1. Het College draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma's binnen de door de Raad vastgestelde kaders van de programmabegroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico's verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico's en kredietrisico's;

    • c.

      het minimaliseren van de in- en externe verwerkingskosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities;

    • d.

      het optimaliseren van het rendement van de beschikbare liquiditeiten binnen de gegeven wettelijke kaders, respectievelijk de richtlijnen en limieten van het Treasurystatuut.

  • 2. Het College neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden. Het College informeert de Raad indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigt te worden overschreden.

  • 3. Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het tweede lid worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Bij het uitzetten van middelen en het verstrekken van garanties hanteert het College een terughoudend beleid. Indien mogelijk bedingt het College zekerheden.

  • 4. Het Treasurystatuut legt de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie vast in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het College zendt het besluit Treasurystatuut eens in de vier jaar ter kennisgeving aan de Raad.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 12. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het College in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 13. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het College naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's. Uitgangspunt is een ratio weerstandsvermogen, dit is de verhouding tussen benodigd en aanwezig weerstandsvermogen, te hanteren van minimaal 1,5.

Artikel 14. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Het College biedt eens in de vier jaar de onderhoudsplannen aan die betrekking hebben op de openbare ruimte. Deze nota’s geven het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De Raad stelt deze nota’s vast.

  • 3. Het College biedt ten minste eens in de vier jaar een Gemeentelijke Rioleringsplan aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De Raad stelt deze nota vast.

  • 4. Het College biedt tenminste eens in de vier jaar een Onderhoudsplan Gebouwen aan. De nota bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De Raad stelt deze nota vast.

Artikel 15. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het College de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 16. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het College naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en (verwachte) ontwikkeling van het personeelsbestand;

  • b.

    de totale personele lasten (vast personeel en inhuur derden).

Artikel 17. Verbonden Partijen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het College in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Het college legt de regels omtrent verbonden partijen vast in een notitie deelnemingenbeleid. De Raad stelt deze nota vast.

Artikel 18. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het College de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Het College biedt tenminste eens in de vier jaar een nota Grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de Raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      het beleid ten aanzien van de grondprijzen;

    • c.

      het beleid ten aanzien van de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en administratie

Artikel 19. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten, het maken van kostencalculaties en voor het inzicht in bepaalde indicatoren;

  • d.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de programmabegroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de programmabegroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 20. Financiële organisatie

Het College draagt zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • e.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

  • f.

    Nadere regels ten aanzien van fiscaal beleid.

Artikel 21. Interne controle

  • 1. Het College zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de verantwoording en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking.

  • 2. Het College waarborgt de rechtmatigheid van de beheershandelingen.

  • 3. Het College neemt bij afwijkingen maatregelen tot herstel.

  • 4. Het College draagt zorg voor een stelsel van interne auditing op de goede werking van de verantwoordelijkheden genoemd onder lid 1, 2 en 3.

Artikel 22. Aanbesteding en inkoop

  • 1. Het College draagt zorg voor en legt vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van leveringen, werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de relevante Nationale en Europese wetgeving.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 23. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2019. De verordening welke is vastgesteld door de Raad op 3 november 2016 vervalt hiermee.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam "Financiële verordening gemeente Helmond 2019".

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 30 oktober 2018.

De raad voornoemd,

de voorzitter

de griffier