Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond 2010

Geldend van 10-07-2010 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond 2010

De raad van de gemeente Helmond;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 november 2009

gelet op de bepalingen van artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

  • 1.

    Vast te stellen de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond 2010

  • 2.

    In te trekken de Verordening maatschappelijke ondersteuning Helmond 2007

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • c.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • e.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet;

  • f.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • g.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • h.

    Voorziening: hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen, een woonvoorziening, een rolstoelvoorziening of een vervoersvoorziening. Bij het bepalen van het recht op een voorziening wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken en de behoefte van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet, alsmede met de capaciteit van deze persoon om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien en die op basis van een individuele aanvraag toegekend wordt door de gemeente;

  • i.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • j.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • k.

    Woonvoorziening: voorziening, niet zijnde hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen of een rolstoelvoorziening, die de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet, in staat stelt tot het normale gebruik

    van de woning;

  • l.

    Vervoersvoorziening: voorziening die de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet, in staat stelt zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

  • m.

    Rolstoelvoorziening: voorziening die de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet, in staat stelt zich in en om de woning te verplaatsen en waarvan het rijden de primaire functie is;

  • n.

    Hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen: ondersteuning bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid;

  • o.

    Bruto-inkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 eerste lid van het Besluit maatschappelijke ondersteuning;

  • p.

    Netto-inkomen: het netto-inkomen conform de berekening zoals aangegeven in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond;

  • q.

    Norminkomen: de normen, zoals genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand, omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar, waarbij deze normen voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar die een alleenstaande of een alleenstaande ouder is, en die niet in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de toeslag, genoemd in artikel 25 lid 2 van de Wet werk en bijstand, en de normen van een alleenstaande of gehuwde, die in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de bedragen, genoemd in artikel 23 tweede lid van de Wet werk en bijstand;

  • r.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • s.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • t.

    Persoonsgebonden budget: een budget in de vorm van een geldbedrag dan wel een tegoedbon waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

  • u.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • v.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • w.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • x.

    Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

  • y.

    Huisgenoot: iedere persoon met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • z.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een

    persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • aa.

    Woonplaats: woonplaats als bedoeld in artikel 10 lid 1 en artikel 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

  • bb.

    Woning: een woning, waaronder tevens wordt verstaan een woonwagen of een woonschip, voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld;

  • cc.

    Woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

  • dd.

    Standplaats: een kavel binnen de gemeente Helmond, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsvoorzieningen, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

  • ee.

    Woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

  • ff.

    Ligplaats: een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen;

  • gg.

    Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven of zal staan ingeschreven, of het feitelijk woonadres als deze persoon iemand met een briefadres is;

  • hh.

    Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet vanaf de toegang tot de woning te bereiken en ruimten die onder het gehuurde vallen en waarvan deze persoon gebruik moet kunnen maken;

  • ii.

    Woningaanpassing: ingreep die gericht is op het opheffen of verminderen van aantoonbare beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet ondervindt bij het normale gebruik van de woonruimte en waarvan de kosten een bedrag als genoemd in artikel 15 van de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond niet te boven gaan;

  • jj.

    Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning: het door het college op grond van deze verordening vastgestelde overzicht, omvattende het geheel van verstrekkingen en bedragen, welke de gemeente in het kader van de Wmo kan verstrekken;

  • kk.

    Besluit maatschappelijke ondersteuning: de Algemene Maatregel van Bestuur waarin nadere regels gesteld zijn ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • ll.

    Persoonlijke ondersteuning: waar nodig bieden van individuele ondersteuning bij het organiseren én voeren van het huishouden, het opstellen van een dag- en weekplanning en indien collectieve arrangementen geen uitkomst bieden, van hulp bij bijvoorbeeld administratie en begeleiding naar instanties en sociale activiteiten;

  • mm.

    MAATwerk: het doel van het MAATwerk is om cliënten te ondersteunen bij het vinden en organiseren van de informele hulp en ondersteuning die er in potentie rondom een cliënt bestaat. Dit alles passend bij de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid met betrekking tot preventie, eigen verantwoordelijkheid, de inzet van maatschappelijke steunsystemen (mantelzorg en sociale netwerken,

    vrijwilligersorganisaties, collectief aangeboden ondersteuning door organisaties in het maatschappelijk middenveld) en die van aanpalende voorzieningen (uit bijvoorbeeld AWBZ, Zvw en Jeugdzorg).

  • nn.

    Belanghebbende: de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet.

Artikel 1.2 Besluitvorming, nadere regels en nadere voorwaarden

  • 1. Voor zover in deze verordening geen beperkingen zijn opgelegd is het college bevoegd tot alle besluiten ter uitvoering van deze verordening en de wet.

  • 2. Het college stelt de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond vast alsmede andere voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke nadere besluiten.

Hoofdstuk 2 De aanvraagprocedure

Artikel 2.1 Het kenbaar maken van de hulpvraag

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet maakt aan het college zijn hulpvraag kenbaar.

  • 2. Het is niet noodzakelijk om een hulpvraag kenbaar te maken door middel van een aanvraag voor een individuele voorziening, dat kan ook middels een algemene hulpvraag.

  • 3. Een aanvraag voor een individuele voorziening kan worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld aanvraagformulier. De aanvraag kan telefonisch, bij het Wmo-loket, schriftelijke of via internet / e-mail worden ingediend.

Artikel 2.2 De toegangsbepaling

  • 1. Het college doet een integrale uitvraag om de hulpvraag duidelijk te krijgen en in samenspraak met de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet een adequate oplossing te zoeken die samenhangend is afgestemd op zijn situatie.

  • 2. Het college kan deze integrale uitvraag achterwege laten als de klantsituatie hiertoe geen aanleiding geeft.

Artikel 2.3 Inlichtingen, onderzoek en advies

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening dan wel ter bepaling van de voortzetting van dat recht, degene die hierop aanspraak maakt dan wel de persoon aan wie reeds een voorziening is verstrekt:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te betalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies:

    • a.

      indien het een aanvraag betreft van een persoon die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond te boven zal gaan;

    • b.

      indien de gevraagde voorziening naar alle waarschijnlijkheid om medische redenen moet worden afgewezen;

    • c.

      wanneer een advies nodig is in het kader van het MAATwerk-traject;

    • d.

      in alle gevallen waarin het college dit wenselijk vindt.

  • 3. Een aanvrager dan wel de persoon aan wie reeds een voorziening is verstrekt is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de toegangsbepaling of de voortzetting van het recht op een voorziening.

  • 4. De adviseur dient, afhankelijk van het soort aanvraag, te beschikken over voor de beoordeling van de aanvraag toereikende kennis op een of meer van de volgende gebieden:

    • a.

      medische kennis;

    • b.

      sociale kennis;

    • c.

      ergonomische kennis;

    • d.

      technische kennis.

  • 5. De persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet die een voorziening in het kader van deze verordening aanvraagt, dient desgevraagd een geldig identiteitsbewijs te overleggen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 2.4 Relatie met voorliggende voorzieningen

  • 1. Een individuele voorziening is van toepassing als uit de hulpvraag blijkt dat algemene voorzieningen geen adequate oplossingen bieden op het terrein van het zelfstandig voeren van een huishouden, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • 2. Een individuele voorziening is van toepassing als uit de hulpvraag blijkt dat de voorzieningen uit privaatrechtelijke dan wel wettelijke regelingen geen adequate oplossing bieden op het terrein van het zelfstandig voeren van een huishouden, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • 3. Als tijdens de hulpvraag blijkt dat (ook) AWBZ-voorzieningen noodzakelijk zijn, zal het college deze specifieke aanvraag doorleiden naar het indicatieorgaan van de AWBZ.

Artikel 2.5 Voorwaarden toekennen van individuele voorzieningen

  • 1. Een voorziening kan worden toegekend indien:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen, het normale gebruik van de woning, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen; uitzondering hierop is persoonlijke ondersteuning welke in sommige gevallen voor een korte duur kan worden geïndiceerd.

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

    • d.

      het bepaalde in sub a is niet van toepassing ten aanzien van algemene voorzieningen

      zoals uitgewerkt in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond.

    • e.

      het bepaalde in sub a is niet van toepassing op personen van 75 jaar en ouder die toegelaten worden tot de vervoersvoorziening CVV (Collectief Vraagafhankelijk Vervoer) zonder medische indicatie mits men voldoet aan de inkomenstoets Wmo.

  • 2. Een voorziening wordt niet toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Helmond;

    • c.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • c.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • e.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de persoon met beperkingen voorafgaand aan het moment van beschikken op de aanvraag heeft gemaakt, tenzij

      • -

        het college vooraf uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven, of

      • -

        het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    • f.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, of voorafgaande versie van deze verordening dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

    • g.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat;

    • h.

      indien een voorziening niet noodzakelijk is vanwege redelijkerwijs van de aanvrager zelf of van anderen in diens omgeving, zoals bijvoorbeeld huisgenoten, te vergen medewerking aan oplossing voor het zich voordoende probleem of doordat middels de afspraken van het Individueel Ondersteuningsplan (IOP) in het gevraagde wordt voorzien;

    • i.

      indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 2.3 gestelde voorwaarden en verplichtingen.

  • 3. Bij het compenseren van beperkingen die een aanvrager ondervindt in zijn maatschappelijke participatie wordt rekening gehouden met de keuzes die deze persoon maakt in het leven, waarbij verwacht mag worden dat deze persoon geschikte keuzes maakt rekening houdend met de beperkingen die horen bij de individuele omstandigheden van de aanvrager.

Hoofdstuk 3 Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen

Artikel 3.1 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond neergelegde criteria.

Artikel 3.2 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst gemeente Helmond van toepassing.

Artikel 3.3 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond in de beschikking opgenomen.

Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget

  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de

    volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen wordt afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura;

    • c.

      het persoonsgebonden budget wordt, indien noodzakelijk, aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals vastgelegd in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond;

    • d.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond;

    • e.

      op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Helmond van toepassing;

    • f.

      een voorziening aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer gebruikt wordt door het college worden opgehaald en voor her verstrekking beschikbaar gesteld.

  • 2. De toekenning, de omvang en de looptijd van het te verstrekken persoonsgebonden budget worden in de beschikking opgenomen.

  • 3. Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin is aangegeven aan welke vereisten de voorziening moet voldoen waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.

  • 2. Na het nemen van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget overgemaakt op een door de aanvrager opgegeven rekeningnummer dan wel door uitreiking van een tegoedbon aan de aanvrager, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

  • 3. De wijze van controle van de besteding van het persoonsgebonden budget wordt geregeld volgens de voorschriften zoals door het college in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond is opgenomen.

Artikel 3.5 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1. Bij het verstrekken van een individuele voorziening, als genoemd in hoofdstuk 4, 5 en 6 van deze verordening, is de persoon van 18 jaar of ouder een eigen bijdrage verschuldigd. Deze eigen bijdrage is verschuldigd bij:

    • A.

      het verstrekken van individuele voorzieningen die de hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen betreffen, zoals genoemd in artikel 4.1 onder b. en c. van de verordening;

    • B.

      het verstrekken van individuele voorzieningen die woonvoorzieningen betreffen, zoals genoemd in artikel 5.2 onder b. en c. van de verordening;

    • C.

      het verstrekken van individuele voorzieningen die het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel betreffen, zoals genoemd in artikel 6.1 onder b. en c. van de verordening.

  • 2. Bij het verstrekken van een rolstoelvoorziening of een sportvoorziening, zoals genoemd in artikel 7.1 van de verordening, is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 3. Indien een individuele voorziening wordt verstrekt, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van een eigen bijdrage afgestemd op de hoogte van het inkomen.

    De hoogte van de eigen bijdrage wordt gelijk gesteld aan de parameters vermeld in artikel 4.1, eerste lid, onder a, b, c en d van het Besluit maatschappelijke ondersteuning met inachtneming van het bepaalde in het vierde lid van dat artikel.

  • 4. Bij de verstrekking van de voorziening persoonlijke ondersteuning in natura, als genoemd in het eerste lid onder A., is de maximale eigen bijdrage gelijk aan de tegenwaarde van de laagste uurprijs van de zorgaanbieders zoals door het college aan de betrokken zorgaanbieders wordt betaald.

  • 5. Bij de verstrekking van de voorziening persoonlijke ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget, als genoemd in het eerste lid onder A., is de maximale eigen bijdrage gelijk aan de uurprijs op basis waarvan de hoogte van het persoonsgebonden budget is bepaald.

  • 6. Bij de verstrekking van een voorziening, als genoemd in het eerste lid onder B. en C., die in bruikleen aan de aanvrager wordt verschaft, wordt de periode dat er een eigen bijdrage verschuldigd is begrensd door de kostprijs van de voorziening.

  • 7. Bij de verstrekking van een voorziening, als genoemd in het eerste lid onder B. en C., die bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende maximaal negenendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht. Deze periode van negenendertig perioden van vier weken wordt begrensd door de kostprijs van de voorziening.

  • 8. Wanneer de kostprijs van de voorziening, als genoemd in het zesde en zevende lid, minder bedraagt dan € 1.000,00 per kalenderjaar wordt er geen eigen bijdrage opgelegd.

  • 9. Voor een voorziening is géén eigen bijdrage verschuldigd indien het een vergoeding enkel voor instandhoudingkosten, zoals onderhoud, keuring en reparatie, betreft.

Hoofdstuk 4 Individuele voorzieningen voor persoonlijke ondersteuning

Artikel 4.1 Vormen van hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen;

  • b.

    hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen.

Artikel 4.2 Primaat van de algemene hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen, indien het voor deze persoon onmogelijk is om zelf een of meer huishoudelijke taken uit te voeren en de algemene hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen dit snel en adequaat kan oplossen, aangezien deze persoon:

    • a.

      aantoonbare beperkingen heeft op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem; of

    • b.

      problemen ondervindt bij de uitvoering van mantelzorg.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.1 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking komen indien:

    • a.

      de in artikel 4.1 onder a. genoemde voorziening onvoldoende tot een oplossing leidt;

      of

    • b.

      de in artikel 4.1 onder a. genoemde voorziening niet beschikbaar is.

Artikel 4.3 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 4.2 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen indien deze persoon deel uitmaakt van een leefeenheid waarin een of meer huisgenoten wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 4.4 Omvang van de hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen

De omvang van de toe te kennen hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week.

Artikel 4.5 Omvang van het persoonsgebonden budget

Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget in de vorm van een geldbedrag dan wel een tegoedbon wordt verstrekt, wordt jaarlijks door het college vastgesteld en opgenomen in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond.

Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen voor woonvoorzieningen

Artikel 5.1 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:

  • a.

    het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, bij kamerhuur en bij kamerverhuur;

  • b.

    het treffen van voorzieningen in woongebouwen, die specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan geacht mag worden dat reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten of dat voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.

Artikel 5.2 Vormen van woonvoorzieningen

Ter compensatie van beperkingen bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen kan het college, de volgende woonvoorzieningen verstrekken:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 5.3 Primaat algemene woonvoorzieningen en aanspraak op individuele woonvoorzieningen

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.2 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.2, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de voorziening als bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      onvoldoende tot een oplossing leidt; of

    • b.

      niet beschikbaar is.

  • 3. De in lid 1 en 2 genoemde beperkingen staan in een direct oorzakelijk verband met de bouwkundige of woontechnische staat van de woning zelf, waaronder begrepen de toegankelijkheid van de woning.

Artikel 5.4 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 5.2 onder b. c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte;

  • e.

    bemiddeling naar een adequate woning;

  • f.

    instandhoudingskosten, te betalen aan de eigenaar of de leverancier van de voorziening;

  • g.

    tijdelijke huisvesting, te betalen aan de hoofdbewoner of de eigenaar van de tijdelijke huisvesting;

  • h.

    huurderving, te betalen aan de eigenaar van de woonruimte;

Artikel 5.5 Primaat van de verhuizing en de uitraasruimte

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 5.4 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 5.4 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst compenserende voorziening is.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 5.4, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

  • 4. Het college kan besluiten af te zien van het in dit artikel neergelegde primaat van verhuizing in de gevallen aangegeven in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond.

Artikel 5.6 Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 5.7 Aanvang werkzaamheden en inzicht in woning

Het college kan afzien van verlening van een naturavoorziening of een persoonsgebonden budget wanneer:

  • a.

    reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden, waarop de voorziening betrekking heeft, zonder hun toestemming;

  • b.

    door hen aangewezen personen geen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

  • c.

    aan de onder b. genoemde personen geen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, die betrekking hebben op de woningaanpassing;

  • d.

    de onder b. genoemde personen geen gelegenheid is geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 5.8 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming

  • 1. Terstond na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 5.4 onder b. indien deze is verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 5.2 aanhef en sub c, doch uiterlijk binnen twaalf maanden na het afgeven van de beschikking waarin het persoonsgebonden budget, wordt verleend, verklaart de woningeigenaar aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend.

  • 3. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

Artikel 5.9 Hoofdverblijf

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond vastgesteld maximumbedrag.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 5.10 Aanvullende begrenzing recht op woonvoorzieningen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe, op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek, geen aanleiding bestond en geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet verhuist of verhuisd is naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan het verbreden van toegangsdeuren, automatische deuropeners, hellingbanen, drempelhulpen of vlonders en extra trapleuningen;

  • d.

    de woonvoorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten aangevraagd wordt op een moment dat, op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie, te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en daarmee geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

  • f.

    de aanvrager verhuist of verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

  • g.

    de aanvrager verhuist of verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

  • h.

    in de verlaten of te verlaten woonruimte geen problemen bestonden met het normale gebruik van de woning;

  • i.

    de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • j.

    indien er geen rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de beperking of het probleem en een of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van woning;

  • k.

    indien de beperking of het probleem niet in de woning zelf (waartoe ook de toegankelijkheid van de woning wordt begrepen) worden ondervonden.

Artikel 5.11 Duidelijkheid over financiering van niet-gesubsidieerde deel van de kosten

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 5.4 onder b. en c. indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.

Artikel 5.12 Uitbreiding van ruimten

Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 5.4 onder b., betreft het uitbreiden van een bestaande woning, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen voor de extra ruimte tot het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond.

Artikel 5.13 Woonwagen

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond;

  • d.

    de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

Artikel 5.14 Woonschip

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien:

  • a.

    de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Artikel 5.15 Technische levensduur woonwagen en woonschip

  • 1. Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, of het woonschip niet ten minste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, kunnen uitsluitend woonvoorzieningen worden verstrekt als bedoeld in artikel 5.4 onder c. en f.

  • 2. Het college kan in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond de maximale hoogte bepalen van een financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5.16 Binnenschip

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip, indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit van een binnenschip, dat:

  • a.

    in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boek gestelde schepen 1992; en

  • b.

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1987 een laadvermogen van ten minste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

Artikel 5.17 Instandhoudingskosten

Het college verleent een financiële tegemoetkoming in de instandhoudingskosten als bedoeld in artikel 5.4 onder f. overeenkomstig de in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond vast te stellen regels.

Artikel 5.18 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet moet worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

    • a.

      zijn huidige woonruimte;

    • b.

      de door de persoon nog te betrekken woonruimte.

  • 2. De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 3. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid indien de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij dubbele woonlasten heeft.

  • 4. Het college kan in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond de periode bepalen gedurende welke een financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid kan worden verstrekt.

Artikel 5.19 Huurderving

  • 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten.

  • 2. Het college kan in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond bepalen dat het eerste lid niet wordt toegepast indien het bedrag waarvoor de woning is aangepast minder bedraagt dan een door hen in bedoelde Nadere regels vastgesteld bedrag.

  • 3. Het college kan in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond de duur van de periode bepalen gedurende welke een financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid kan worden verstrekt.

Artikel 5.20 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen bestaande uit een aanbouw die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning of bij een wijziging van de tenaamstelling dan wel overdracht van de eigendomsrechten van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning of de wijziging van de tenaamstelling dan wel overdracht van de eigendomsrechten van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens de in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 6 Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6.1 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening, kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 6.2 Het recht op een algemene voorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, het onmogelijk maken om:

  • a.

    gebruik te maken van het openbaar vervoer;

  • b.

    het openbaar vervoer te kunnen bereiken.

Voorts dient er hierbij sprake te zijn van een zelfstandige vervoersbehoefte.

Artikel 6.3 Het recht op een vervoersvoorziening

Bij de verlening van de voorzieningen genoemd in artikel 6.1 onderdeel b en c kan rekening worden gehouden met:

  • a.

    de individuele vervoersbehoefte van de aanvrager;

  • b.

    de mate waarin de voorziening genoemd in artikel 6.1 onderdeel a in de individuele vervoersbehoefte kan voorzien; en

  • c.

    de mate waarin de vervoersbehoeften van echtgenoten samenvallen.

Artikel 6.4 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1 onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking komen indien:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 6.1 onder a., onmogelijk maken; of

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 6.1 onder a., niet aanwezig is.

Artikel 6.5 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

  • 1. Indien het netto-inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk netto-inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan de inkomensgrens zoals genoemd in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en

    onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voor het gebruik van een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening als genoemd in artikel 6.1 onder a. van de verordening, voor het gebruik van een taxi of een rolstoeltaxi, voor het gebruik van een eigen auto of vervoer door derden.

Artikel 6.6 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag;

  • 2. In afwijking op het gestelde in het eerste lid wordt rekening gehouden met de vervoersbehoefte buiten de directe woon- of leefomgeving in een situatie waarin een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 3. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.

Artikel 6.7 Training gesloten buitenwagen en scootermobiel

Wanneer blijkt dat de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet onvoldoende in staat is aan het verkeer deel te nemen met een op grond van deze verordening toegekende gesloten buitenwagen of scootermobiel, als bedoeld in artikel 6.1 onder b, verleent het college een financiële tegemoetkoming in de kosten van een training wanneer deze kosten niet vergoed worden door de ziektekostenverzekering.

Hoofdstuk 7 Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning

Artikel 7.1 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een sportrolstoel;

  • e.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een sportvoorziening.

Artikel 7.2 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportvoorziening

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7.1 onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 3. Indien een algemene rolstoelvoorziening ontbreekt kan een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet voor de in artikel 7.1 onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, incidenteel dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 4. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7.1 onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

  • 5. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7.1 onder e. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, sportbeoefening zonder sporthulpmiddel onmogelijk maken.

  • 6. De in het vierde en vijfde lid genoemde sportvoorziening wordt alleen verstrekt:

    • a.

      als de sportbeoefening (medisch) verantwoord is; en

    • b.

      als er sprake is van een serieuze langdurige sportbeoefening; en

    • c.

      in de vorm van een gemaximeerde financiële vergoeding.

Artikel 7.3 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 7.2, tweede lid, komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Artikel 7.4 Training elektrische rolstoel

Wanneer blijkt dat de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet onvoldoende in staat is aan het verkeer deel te nemen met een op grond van deze verordening toegekende elektrische rolstoel, verleent het college een financiële tegemoetkoming in de kosten van een training wanneer deze kosten niet vergoed worden door de ziektekostenverzekering.

Hoofdstuk 8 Het motiveren van besluiten

Artikel 8.1 Motivatie van de oplossing

In de beschikking staat vermeld welke oplossing(en), waaronder individuele Wmo-voorzieningen, beschikbaar is dan wel zijn om de hulpvraag van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet te compenseren. Deze oplossing(en) draagt dan wel dragen bij aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 8.2 Samenhangende afstemming

Het college legt in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.

Artikel 8.3 Bijzondere bepalingen

Indien een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming of het budget betrekking heeft.

Indien een periodieke financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de belanghebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming of het budget kan worden overgegaan.

Indien de geldingsduur niet in de beschikking is vermeld, wordt uitgegaan van een verstrekking voor onbepaalde duur.

Bij overlijden van de rechthebbende eindigt de periodieke financiële tegemoetkoming per de datum van overlijden.

Hoofdstuk 9 Inlichtingen, intrekking en terugvordering

Artikel 9.1 Wijzigingen in de situatie

De verkrijger van een toegewezen voorziening is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 9.2 Gronden voor weigering

Het college kan de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:

  • a.

    indien en voor zover op grond van de verstrekte gegevens niet kan worden vastgesteld dat recht op een voorziening bestaat;

  • b.

    voor zover de aanvraag een persoonsgebonden budget betreft voor kosten die de aanvrager voor de aanvraagdatum heeft gemaakt;

  • c.

    als een soortgelijke voorziening eerder verstrekt is en de voorziening geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Artikel 9.3 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening

  • 1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet of niet langer is voldaan aan de voorwaarden of verplichtingen gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c.

      ingeval van wijzigingen in de omstandigheden van de aanvrager, als ten gevolge daarvan de noodzaak als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, sub a. is komen te vervallen, dan wel als ten gevolge daarvan de aanvrager in aanmerking dient te worden gebracht voor een andere voorziening, gelet op het bepaalde in artikel 2.5, eerste lid sub b;

    • d.

      als achteraf blijkt dat een aanspraak als bedoeld in artikel 2.5, tweede lid, sub g. te gelde wordt of kan worden gemaakt.

  • 2. Een besluit tot het verlenen van een natura voorziening of een persoonsgebonden budget wordt ingetrokken als blijkt dat de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet zijn hoofdverblijf als bedoeld in artikel 1.1, sub gg. niet meer in de gemeente heeft.

  • 3. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling van het geldbedrag dan wel uitreiking van de tegoedbon niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Als een besluit tot het verlenen van een voorziening is ingetrokken, worden de ten onrechte gemaakte kosten teruggevorderd van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 4, 5 en 6 van de wet.

Artikel 9.4 Terugvordering

  • 1. Ingeval de aanspraak op een voorziening is ingetrokken kan een op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. In geval de aanspraak op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 3. De voorziening wordt teruggevorderd in geld of in natura:

    • a.

      indien niet langer (langdurig) noodzakelijk of adequaat;

    • b.

      bij onrechtmatig dan wel onzorgvuldig gebruik van de verstrekte voorziening;

    • c.

      indien de voorziening niet gebruikt wordt voor het doel waarvoor deze is verstrekt.

Artikel 9.5 Verhaal van schade

Indien een derde aansprakelijk is voor het verloren gaan of beschadiging van de voorziening kan het college besluiten om deze derde door de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet, hiervoor aansprakelijk te stellen om zodoende de kosten te kunnen verhalen.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 10.1 Overgangsbepaling

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.5 van deze verordening wordt voor een voorziening als genoemd in artikel 5.4. over b en c van deze verordening geen verdere eigen bijdrage meer opgelegd indien daarvoor reeds een eigen bijdrage beoordeeld is geweest in de periode gelegen voor de datum van inwerkingtreding van het gewijzigde artikel 3.5.

Artikel 10.2 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, besluit het college van burgemeester en wethouders.

  • 3. Voorafgaande aan de toepassing van het eerste en het tweede lid kan het college advies vragen.

Artikel 10.3 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en de op deze verordening berustende Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 10.4 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

  • 2. Met ingang van de datum van inwerkingtreding wordt de Verordening maatschappelijke ondersteuning Helmond 2007 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 12 januari 2010.
De raad voornoemd,
De voorzitter, de griffier,
Drs. A.A.M. Jacobs Mr. J.P.T.M. Jaspers
Bekend gemaakt op:
04 februari 2010
De gemeentesecretaris
mr. A.C.J.M. de Kroon

Toelichting:

Op 12 januari 2010 is door de gemeenteraad van Helmond vastgesteld de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond 2010. Deze verordening dient op onderdelen aangepast te worden.

Reden daartoe zijn enkele redactionele verbeteringen in de huidige verordening. Deze worden nu gecorrigeerd door middel van aanpassingen van de verordening zoals genoemd in de onderdelen A tot en met E, H, J tot en met M, en O.

De aanpassingen zoals genoemd in de onderdelen F en I zijn gebaseerd op jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 28-10-2009, nr. 08/1600 WMO, LJN: BK3321). Uit deze uitspraak blijkt dat er niet langer gesproken moet worden van “goedkoopst adequate voorziening” maar van “goedkoopst compenserende voorziening”.

De aanpassingen zoals genoemd in de onderdelen G en P zijn gedaan in verband met enkele uitspraken van rechtbanken over een delegatiebepaling in de Wmo-verordening (rechtbank Arnhem van 8 september 2008 (LJN: BF1505), rechtbank Zutphen van 9 december 2009 (LJN: BK6494) en rechtbank ’s-Hertogenbosch van 4 februari 2010 (LJN: BL5218). Uit deze uitspraken blijkt dat de gemeenteraad bevoegd is om te bepalen dat en in welke gevallen een eigen bijdrage ingevolge de Wmo verschuldigd is en te regelen wat de omvang van de eigen bijdrage is. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd aan het college.

De aanpassing zoals genoemd in onderdeel N is gedaan in verband met de afschaffing van de inkomensgrens voor Wmo-voorzieningen.

Wijzigingen in de Algemene toelichting op de verordening

  • 1.

    In onderdeel 2 ‘Compensatiebeginsel’ van de algemene toelichting op de verordening worden onder het kopje ‘De meest adequaat goedkoopste voorziening’ de daar voorkomende woorden ‘adequaat’ gewijzigd in ‘compenserend’.

  • 2.

    In onderdeel 5 ‘Keuze voor een naturavoorziening of een persoonsgebonden budget’ van de algemene toelichting op de verordening wordt in de laatste zin van subonderdeel 5.2.1 ‘Onroerende woonvoorzieningen’ het woord ‘huur’ gewijzigd in ‘bruikleen’, in de eerste zin van subonderdeel 5.2.2 ‘Roerende woonvoorzieningen’ wordt het woord ‘huur’ gewijzigd in ‘bruikleen’, in de eerste zin van subonderdeel 5.3.1 ‘Handbewogen / elektrische rolstoel’ wordt het woord ‘huur’ gewijzigd in ‘bruikleen’ en in de eerste zin van subonderdeel 5.4.1 ‘Scootermobiel en rijwielen bijzondere uitvoering’ wordt het woord ‘huur’ gewijzigd in ‘bruikleen’.

  • 3.

    In onderdeel 5 ‘Keuze voor een naturavoorziening of een persoonsgebonden budget’ van de algemene toelichting op de verordening wordt in de laatste zin van subonderdeel 5.4.3. ‘Overige vervoersvoorzieningen’ de zinsnede ‘adequaat goedkoopste voorziening’ gewijzigd in ‘compenserend goedkoopste voorziening’.

Wijzigingen in de Artikelsgewijze toelichting

  • 1.

    In de vierde alinea van de toelichting op onderdeel gg van artikel 1.1 ‘Begripsbepalingen’ wordt de zinsnede ‘adequaat goedkoopste’ gewijzigd in ‘compenserend goedkoopste’.

  • 2.

    In onderdeel b van het eerste lid van de toelichting op artikel 2.5 ‘Voorwaarden toekennen van individuele voorzieningen’ worden de daar voorkomende woorden ‘adequaat’ gewijzigd in ‘compenserend’.

  • 3.

    In onderdeel e van het tweede lid van de toelichting op artikel 2.5 ‘Voorwaarden toekennen van individuele voorzieningen’ worden in de tweede, derde en vierde alinea de daar voorkomende woorden ‘adequaat’ gewijzigd in ‘compenserend’.

  • 4.

    In de tweede alinea van de toelichting op artikel 3.4 ‘Persoonsgebonden budget’ wordt de zinsnede ‘goedkoopst adequaat’ gewijzigd in ‘goedkoopst compenserend’.

  • 5.

    De toelichting op artikel 3.5 ‘Eigen bijdragen’ wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    Artikel 15 van de wet biedt de mogelijkheid bij verstrekking van voorzieningen in natura of een persoonsgebonden budget eigen bijdragen te vragen. In artikel 3.5 stelt de raad vast voor welke voorzieningen een eigen bijdrage verschuldigd is en op welke wijze dit wordt vastgesteld.

    De eigen bijdrage is niet verschuldigd voor een rolstoel. Dit volgt uit het zesde lid van artikel 4.1 van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.

    De hoogte van de eigen bijdrage wordt in de tweede volzin van het derde lid bepaald door de hoogte van de inkomensgrens, de hoogte van de minimale eigen bijdrage en de hoogte van het van toepassing zijnde percentage (15). Tevens is de leefvorm/leeftijd van belang.

    Uit het derde lid blijkt dus dat deze parameters op de voet van artikel 4.1 van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning de hoogte van de eigen bijdrage bepalen en dat daarbij onderscheid wordt gemaakt in de leefvormen zoals die in het betreffende artikel worden vermeld. Het voordeel van de verwijzing in het derde lid van de verordening naar de parameters zoals vermeld in art. 4.1 van het landelijke Besluit is dat voor wijzigingen als gevolg van indexeringen geen separate gemeentelijke besluiten meer nodig zijn maar dat die wijzigingen direct volgen uit artikel 4.1.

    De kostprijs van de voorziening vormt een belangrijke beperking van de periode waarover een eigen bijdrage mag worden gevraagd. De eigen bijdrage mag niet hoger zijn dan de kostprijs en de eventuele bijkomende kosten van de voorziening (TK 2003-2004, 29 538, nr. 7 en Staatsblad 2006, 450, p. 17). Behalve de kostprijs van de voorziening is ook de levensduur van de voorziening van belang voor het bepalen van de eigen bijdrage per periode. Dus zodra de belanghebbende de kostprijs van de voorziening gerelateerd aan de levensduur heeft betaald, kan voor de betreffende voorziening niet langer een eigen bijdrage worden gevraagd. Dit geldt ook indien de 39 perioden van 4 weken, zoals genoemd in het zevende lid, nog niet zijn afgelopen.

    Het zesde en zevende lid bepalen dat de periode dat er een eigen bijdrage verschuldigd is, begrensd wordt door de kostprijs van de voorziening.

    Om voor de diverse voorzieningen de eigen bijdrage vast te kunnen stellen, worden de individuele voorzieningen opgenomen in een overzicht.

    Dit overzicht is als bijlage bij deze verordening opgenomen. Voor de diverse voorzieningen zijn hierin de kostprijs en de afschrijftermijnen (afhankelijk van de levensduur) opgenomen. Aan de hand van deze waarden wordt hiermee het bedrag van de eigen bijdrage per periode van vier weken bepaald. De waarden in dit overzicht worden voor zover nodig jaarlijks per 1 januari geactualiseerd op basis van ontwikkelingen in onder meer de kostprijzen.

    In het achtste lid is geregeld dat er een drempelbedrag van toepassing is waarbij pas een eigen bijdrage geldt wanneer de kostprijs van de voorziening per kalenderjaar een bepaald bedrag te boven gaat.

  • 6.

    In het tweede lid van de toelichting op artikel 4.2 ‘Primaat van de algemene hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen’ wordt het woord ‘adequaat’ gewijzigd in ‘compenserend’.

  • 7.

    In de tweede alinea van de toelichting op artikel 5.7 ‘Aanvang werkzaamheden en inzicht in woning’ wordt de zinsnede ‘adequaat goedkoopste’ gewijzigd in ‘compenserend goedkoopste’.

  • 8.

    In de tweede alinea van de toelichting op artikel 5.11 ‘Duidelijkheid over financiering van niet-gesubsidieerde deel van de kosten’ wordt de zinsnede ‘goedkoopst adequaat’ gewijzigd in ‘goedkoopst compenserend’.

  • 9.

    De toelichting op artikel 6.5 ‘Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen’ wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    Onder de Wet voorzieningen gehandicapten is in de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep bepaald dat het stellen van een inkomensgrens voor een forfaitaire tegemoetkoming in vervoerskosten bij een inkomen van 1,5 x de bijstandsnorm niet in strijd was met de geldende zorgplicht. Iemand met een dergelijk inkomen wordt geacht de kosten van het lokaal vervoer of bezit en gebruik van een auto zelf te kunnen dragen.

    Er is een duidelijke relatie met het begrip “algemeen gebruikelijk”; indirect worden de kosten van vervoer in relatie tot het inkomen algemeen gebruikelijk geacht.

    Onder een auto en een met een auto vergelijkbare voorziening worden de volgende voorzieningen verstaan: een al dan niet aangepaste bruikleenauto, gebruik van een (rolstoel)taxi, gebruik eigen auto of vervoer door derden, een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen.

    In het tweede lid van dit artikel worden uitzonderingen op de toepassing van het eerste lid aangegeven.

  • 10.

    De toelichting op het nieuwe artikel 10.1 ‘Overgangsbepaling’ komt te luiden:

    Dit artikel regelt dat voor bestaande woonvoorzieningen als genoemd in artikel 5.4 onder b, ‘een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening’, en onder c, ‘een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening’ van de verordening, in afwijking van het bepaalde in artikel 3.5 van de verordening, geen verdere eigen bijdrage meer wordt opgelegd.

    Bij eerdere toekenningen van woonvoorzieningen als woningaanpassingen en trapliften of roerende woonvoorzieningen, is op basis van de verordening het opleggen van een eigen bijdrage beoordeeld geweest. Met de inwerkingtreding van het gewijzigde artikel 3.5 van de verordening wordt voor deze eerder verstrekte voorzieningen geen verdere eigen bijdrage meer opgelegd.