BELEIDSREGELS BESTRIJDING VOETBALVANDALISME EN ERNSTIGE OVERLAST HELMOND 2010

Geldend van 04-12-2010 t/m heden

Intitulé

BELEIDSREGELS BESTRIJDING VOETBALVANDALISME EN ERNSTIGE OVERLAST HELMOND 2010

De burgemeester van de gemeente Helmond;

Gelet op het bepaalde in artikel 172a en 172 b van de Gemeentewet;

Besluit:

Vast te stellen de Beleidsregels bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast Helmond 2010

Inleiding

Op 1 september 2010 is de Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (Wet mbveo) in werking getreden. Op grond van deze wet zijn in de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet nieuwe bevoegdheden opgenomen. Aanleiding voor de uitbreiding van de Gemeentewet is de toenemende mate van herhaaldelijke vormen van ordeverstorend gedrag, waarbij de huidige bestuurlijke en strafrechtelijke instrumenten onvoldoende toereikend zijn gebleken om de overlastgevende situatie of het geweld te beëindigen. De gevolgen van de overlast zijn voor de omgeving ingrijpend. Mensen voelen zich bedreigd of onveilig, wat bepalend is voor hun veiligheidsbeleving. Maatschappelijk is het onaanvaardbaar dat niet vroegtijdig en direct kan worden opgetreden tegen dit soort ordeverstorend gedrag.

Met de toevoeging van artikel 172a Gemeentewet kan de burgemeester (preventief) ingrijpen bij ordeverstorend gedrag in bepaalde wijken of gebieden waar de openbare orde onder druk staat, of ingrijpen ten behoeve van het ordelijk verloop van evenementen, waaronder voetbalwedstrijden. Artikel 172b Gemeentewet geeft de burgemeester de mogelijkheid in te grijpen bij stelselmatige overlast van kinderen beneden de leeftijd van twaalf jaar door middel van het opleggen van maatregelen aan de ouders of voogd.

Juridisch kader

Op grond van artikel 172a Gemeentewet kan de burgemeester aan een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde de volgende maatregelen opleggen:

  • 1.

    gebiedsverbod;

  • 2.

    groepsverbod;

  • 3.

    meldingsplicht.

Het verbod of de plicht geldt voor een bepaalde periode, die niet langer is dan drie maanden. Deze periode kan maximaal driemaal verlengd worden met een periode, die telkens niet langer is dan drie maanden.

Op grond van artikel 172b Gemeentewet is de burgemeester bevoegd om aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt en die herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde verstoort bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zorg te dragen dat de minderjarige:

  • 1.

    zich in bepaalde delen van de gemeente niet ophoudt, zonder begeleiding van die persoon die gezag

    over hem of haar uitoefent;

  • 2.

    zich tussen 22.00 ’s avonds en 06.00 uur ’s ochtends niet bevindt op voor het publiek toegankelijke

    plaatsen, tenzij de minderjarige wordt begeleid door de persoon die het gezag over hem of haar

    uitoefent.

Het verbod of de plicht geldt voor een periode van ten hoogste drie maanden. Deze periode kan niet verlengd worden.

Het bevel uit artikel 172b Gemeentewet is bedoeld voor die situaties, waarbij het jonge kind zich herhaaldelijk in groepen misdraagt met verstoringen van de openbare orde tot gevolg en waarbij eerder ingezette (vrijwillige) hulpverlening, ook richting de ouder, onvoldoende soelaas biedt. De opgelegde beperkingen, alsmede de dreiging van strafrechtelijke optreden bij het bewust negeren van het bevel, kan disciplinerend werken, ook bij het aannemen van hulp en ondersteuning bij de opvoeding van het overlastgevende kind. Wel moet steeds bedacht worden dat het doel van een bevel op grond van artikel 172b Gemeentewet moet zijn de orde te herstellen.

De burgemeester van de gemeente waar de ordeverstoringen plaatsvinden is bevoegd het bevel op te leggen, niet de burgemeester van de gemeente waar het kind of zijn ouders woonachtig zijn.

Overtreding van de verboden is strafbaar gesteld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht en wordt door het Openbaar Ministerie (OM) in beginsel vervolgd overeenkomstig de richtlijnen van het OM. Het OM toetst of een maatregel genomen door de burgemeester gelet op de proportionaliteit en subsidiariteit in dat stadium mogelijk was.

Samenhang overige openbare orde bevoegdheden

De bevoegdheden uit artikel 172a en 172b Gemeentewet zijn aanvullend op de reeds bestaande bevoegdheden op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Gemeentewet.

De bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b Gemeentewet kunnen alleen worden ingezet als de overtredingen een herhaaldelijk karakter hebben, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. Het mandateren van deze aanvullende bevoegdheden is niet toegestaan. De bevoegdheden zijn daardoor feitelijk niet geschikt om in een acuut zich manifesterend openbare orde probleem in te zetten. Hiervoor blijven de APV, bestuurlijk ophouden en het noodrecht (artikelen 172, 175-176a Gemeentewet) de meest geëigende instrumenten.

De bevoegdheden op grond van de Gemeentewet worden dan ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor verdere verstoring van de openbare orde.

De gedragingen

Bij de juiste toepassingen van de bevoegdheden is de context waarin de gedragingen hebben plaatsgehad zeer relevant. De context is tevens bepalend voor de subsidiariteit en proportionaliteit van de maatregel. De volgende toepassingsgebieden worden onderscheiden:

1. Overlast in bepaalde wijken

Gelet op de reikwijdte van de bevoegdheden, zoals groepsgerelateerde en individuele overlast, zijn de maatregelen goed toepasbaar bij de bestrijding van onder andere straatdealers, drugsverslaafden, alcoholisten en veel-plegers, welke in bepaalde gebieden in de gemeente een onaanvaardbare druk leggen op de openbare orde en veiligheid. Indien sprake is van overlast veroorzaakt door jeugd(groepen) wordt een andere afweging gemaakt. Hiervoor is door de politie een signaleringsmethodiek ontwikkeld (methode Beke). Op grond hiervan is in 2010 een integrale benadering ontwikkeld voor de drie onderscheiden groepen: hinderlijk, overlastgevend en crimineel.

Drugsrunners of straatdealers hebben door hun (dealers)activiteiten een aanzuigende werking op allerlei vormen van criminaliteit in de openbare ruimte. Vaak gaat het om een bepaald gebied, waarbij door de aanzuigende werking in dat gebied een onaanvaardbaar openbaar orde probleem ontstaat. Deze personen zijn veelvuldig op de openbare weg aanwezig om, ofwel te handelen, ofwel klanten door te geleiden naar een drugshandelaar. Het alleen aanwezig zijn op de openbare weg, levert in veel gevallen geen strafbaar feit op, maar veroorzaakt veel overlast en levert bij buurtbewoners of aldaar aanwezigen gevoelens van onveiligheid op. Het veiligheidsgevoel wordt vergroot, als deze personen uit het straatbeeld verdwijnen.

Bij de groep veelplegers gaat het om het feit dat zij veelvuldig actief zijn al dan niet in eenzelfde gebied en (gedrags)interventies niet hebben geleid tot het stopzetten van hun overlastgevende gedragingen.

2. Overlast rond evenementen

In deze beleidsregel wordt van een evenement gesproken overeenkomstig de definitie van artikel 2.2.1.1 van de APV (dus met inbegrip van amateur voetbalwedstrijden) en van een wedstrijd betaald voetbal overeenkomstig de definitie van artikel 2.2.2.5 van de APV. Deze beleidsregel is daarnaast van toepassing op betogingen en vergaderingen ingevolge de Wet openbare manifestaties en samenkomsten en demonstraties die gelet op hun aard een aantrekkende werking hebben op overlastgevende personen.

3. Voetbalgerelateerde overlast

Verreweg de meeste voetbalsupporters veroorzaken geen problemen op het gebied van de openbare orde en veiligheid en dragen bij aan een goed imago van hun club. Maar het supporterslegioen kent ook een schaduwzijde, gepersonifieerd door de harde kern en meelopers. Het aanstichten van voetbalvandalisme en/ -criminaliteit gebeurt merendeels door (groepen) relschoppers die regelmatig de openbare orde ernstig verstoren in of rondom de voetbalstadions of bij voetbalgerelateerde evenementen, zoals een huldiging. Tot het begin van de jaren negentig vonden de meeste incidenten plaats in en rondom de voetbalstadions. Mede door de toegenomen veiligheidsmaatregelen in en rondom de stadions heeft het voetbalvandalisme en –criminaliteit zich niet alleen geleidelijk verplaatst naar de omgeving buiten het stadion, maar ook naar tijdstippen buiten de wedstrijddagen. De rellen op het strand van Hoek van Holland tijdens het evenement Sunset Grooves zijn hier het bekende landelijke voorbeeld van. Het fenomeen “voetbalvandalisme” is dan ook moeilijker voorspel- en grijpbaar is geworden.

Bij de groep voetbalsupporters gaat het derhalve om die personen die veelal in een groep in en rond een voetbalstadion en/of bij evenementen de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren. Het gaat om die gevallen waarbij aannemelijk is, gelet op de reeds ervaren overlast, dat het ordeverstorende gedrag aanhoudt.

4. Jeugdoverlast

Jongeren verdienen een tweede kans. Strafrechtelijk zijn jeugdigen minderjarig in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Van jongeren in het kader van de begeleiding is in ieder geval sprake indien de persoon of de personen de leeftijd van 24 jaar nog niet hebben bereikt. Wat betreft de aanpak van jeugd of jeugdgroepen is het noodzakelijk dat het inzetten van een maatregel een onderdeel moet vormen van een geïntegreerde, persoonsgebonden aanpak. Bevoegdheden specifiek bij jeugdoverlast zullen pas worden ingezet indien deze geïntegreerde persoongerichte aanpak van minder vergaande middelen én de hulpverlening zijn ingezet. Pas als jongeren deze kansen niet hebben aangegrepen om hun gedrag te verbeteren is een harde aanpak wat nog rest.

Wettelijke bepalingen

Gebiedsverbod

  • 1.

    Indien de burgemeester een gebiedsverbod wil opleggen aan een ordeverstoorder dient er aan een

    aantal voorwaarden te zijn voldaan:

    • a.

      Er moet sprake zijn van een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde

      heeft verstoord of bij groepsgewijze ordeverstoring een leidende rol heeft gespeeld;

    • b.

      Er moet sprake zijn van herhaaldelijke verstoring van de openbare orde;

    • c.

      Er moet sprake zijn van ernstige vrees voor verdere verstoringen van de openbare orde;

    • d.

      De ernstige vrees moet blijken uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon in het

      verleden betrokken is geweest bij ordeverstoringen;

    • e.

      Een burgemeester kan alleen in zijn eigen gemeente een gebiedsverbod opleggen.

  • 2.

    Een ordeverstoorder krijgt het bevel zich niet te bevinden in of in de omgeving van één of meer

    bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente.

  • 3.

    Het gebiedsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden.

    Indien het, gelet op de druk op openbare orde in een bepaald gebied noodzakelijk wordt geacht, kan

    ook dat gebied worden aangewezen.

  • 4.

    Het gebiedsverbod wordt opgelegd voor een periode van ten hoogste drie maanden.

  • 5.

    De termijn kan drie maal worden verlengd voor een periode van telkens ten hoogste drie maanden.

  • 6.

    De maatregel kan worden uitgebreid ten nadele van betrokkene of verlengd indien nieuwe feiten en

    omstandigheden daartoe aanleiding geven. De maatregel kan worden ingetrokken indien uit nieuwe

    feiten en omstandigheden er voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten.

  • 7.

    Belanghebbende wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht

    (Awb) vooraf in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijze naar voren te brengen alvorens het

    gebiedsverbod op grond van artikel 172a Gemeentewet wordt opgelegd.

  • 8.

    Indien belanghebbende aan wie het gebiedsverbod op grond van artikel 172a Gemeentewet wordt

    opgelegd, in het gebied waarop het verbod van toepassing is woont of werkt, dan wordt het gebied

    zodanig aangepast dat deze een aanlooproute heeft naar en van zijn woning of werklocatie.

  • 9.

    Het gebiedsverbod wordt op schrift gesteld en bekend gemaakt aan belanghebbende. In de beschikking

    wordt aangegeven op grond van welke openbare orde verstorende gedragingen het gebiedsverbod

    opgelegd wordt en op welke plaatsen en tijdstippen de geadresseerde de openbare orde heeft

    verstoord.

  • 10.

    Of en voor welke periode een gebiedsverbod wordt opgelegd hangt af van de frequentie, de aard en de

    ernst van de overlast, maar ook de achtergrond van de ordeverstoorder.

Groepsverbod

  • 1.

    Indien de burgemeester een groepsverbod wil opleggen aan een ordeverstoorder dient er aan een

    aantal voorwaarden te zijn voldaan:

    • a.

      Er moet sprake zijn van een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde

      heeft verstoord of bij groepsgewijze ordeverstoring een leidende rol heeft gespeeld;

    • b.

      Er moet sprake zijn van herhaaldelijke verstoring van de openbare orde;

    • c.

      Er moet sprake zijn van ernstige vrees voor verdere verstoringen van de openbare orde;

    • d.

      De ernstige vrees moet blijken uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon in het

      verleden betrokken is geweest bij ordeverstoringen;

    • e.

      Het verbod mag alleen worden opgelegd voor publiek toegankelijke plaatsen.

  • 2.

    Een ordeverstoorder krijgt het bevel zich niet zonder redelijk doel op een voor het publiek toegankelijk

    plaats met meer dan drie andere personen, ongeacht wie, in groepsverband op te houden.

  • 3.

    Het groepsverbod wordt opgelegd voor een periode van ten hoogste drie maanden.

  • 4.

    De termijn kan drie maal worden verlengd voor een periode van telkens ten hoogste drie maanden.

  • 5.

    De maatregel kan worden uitgebreid ten nadele van betrokkene of verlengd indien nieuwe feiten en

    omstandigheden daartoe aanleiding geven. De maatregel kan worden ingetrokken indien uit nieuwe

    feiten en omstandigheden er voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten.

  • 6.

    Belanghebbende wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht

    (Awb) vooraf in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijze naar voren te brengen alvorens het

    groepsverbod op grond van artikel 172a Gemeentewet wordt opgelegd.

  • 7.

    Het groepsverbod wordt op schrift gesteld en bekend gemaakt aan belanghebbende. In de beschikking

    wordt aangegeven op grond van welke openbare orde verstorende gedragingen het groepsverbod

    opgelegd wordt en op welke plaatsen en tijdstippen de geadresseerde de openbare orde heeft

    verstoord.

  • 8.

    Of en voor welke periode een groepsverbod wordt opgelegd hangt af van de frequentie, de aard en de

    ernst van de overlast, maar ook de achtergrond van de ordeverstoorder.

Een groepsverbod is niet goed toepasbaar bij massale evenementen als een kermis of een popconcert. Een groepsverbod is dan moeilijk te controleren. Een gebiedsverbod, eventueel gecombineerd met een meldingsplicht, is beter toepasbaar bij massale, kortdurende evenementen.

Meldingsplicht

  • 1.

    Indien de burgemeester een meldingsplicht wil opleggen aan een ordeverstoorder dient er aan een

    aantal voorwaarden te zijn voldaan:

    • a.

      Er moet sprake zijn van een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde

      heeft verstoord of bij groepsgewijze ordeverstoring een leidende rol heeft gespeeld;

    • b.

      Er moet sprake zijn van herhaaldelijke verstoring van de openbare orde;

    • c.

      Er moet sprake zijn van ernstige vrees voor verdere verstoringen van de openbare orde;

    • d.

      De ernstige vrees moet blijken uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon in het

      verleden betrokken is geweest bij ordeverstoringen;

    • e.

      Bij een intergemeentelijke meldingsplicht dient er overeenstemming te zijn met de burgemeester van

      de gemeente waar de meldingsplicht zal moeten plaatsvinden.

  • 2.

    Een ordeverstoorder krijgt het bevel zich bij een nader aangegeven instantie op een nader aangegeven

    tijdstip (al dan niet meerdere malen gedurende een langere periode) te melden.

  • 3.

    De meldingsplicht wordt in beginsel opgelegd voor een plaats die niet te ver af ligt van de woonplaats

    van de ordeverstoorder.

  • 4.

    De meldingsplicht wordt opgelegd voor een periode van ten hoogste drie maanden.

  • 5.

    De termijn kan drie maal worden verlengd voor een periode van telkens ten hoogste drie maanden.

  • 6.

    De maatregel kan worden uitgebreid ten nadele van betrokkene of verlengd indien nieuwe feiten en

    omstandigheden daartoe aanleiding geven. De maatregel kan worden ingetrokken indien uit nieuwe

    feiten en omstandigheden er voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten.

  • 7.

    Belanghebbende wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht

    (Awb) vooraf in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijze naar voren te brengen alvorens de

    meldingsplicht op grond van artikel 172a Gemeentewet wordt opgelegd.

  • 8.

    De meldingsplicht wordt op schrift gesteld en bekend gemaakt aan belanghebbende. In de beschikking

    wordt aangegeven op grond van welke openbare orde verstorende gedragingen de meldingsplicht

    opgelegd wordt en op welke plaatsen en tijdstippen de geadresseerde de openbare orde heeft

    verstoord.

  • 9.

    Of en voor welke periode een meldingsplicht wordt opgelegd hangt af van de frequentie, de aard en de

    ernst van de overlast, maar ook de achtergrond van de ordeverstoorder.

De meldingsplicht kan zich uitstrekken tot een andere gemeente. Deze intergemeentelijke meldingsplicht wordt opgelegd door de gemeente van de gemeente op wiens grondgebied de openbare orde verstoord dreigt te worden. Het melden gebeurt dan in een andere gemeente. Voor het opleggen van deze intergemeentelijke meldingsplicht is de toestemming vereist van de burgemeester van de gemeente waar de ordeverstoorder zich moet melden. Dit hoeft niet per se de woonplaats van de betrokkene te zijn.

Begeleidingsplicht minderjarig tot 12 jaar

  • 1.

    Indien de burgemeester een begeleidingsplicht voor een persoon die het gezag uitoefent over een

    minderjarige tot 12 jaar wil opleggen dient er aan een aantal voorwaarden te zijn voldaan:

    • a.

      Er moet sprake zijn van een minderjarige jonger dan 12 jaar die binnen een termijn van 6 maanden

      herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord ;

    • b.

      Er moet sprake zijn van ernstige vrees voor verdere verstoringen van de openbare orde;

    • c.

      De ernstige vrees moet blijken uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon in het

      verleden betrokken is geweest bij ordeverstoringen;

  • 2.

    Een persoon die gezag uitoefent over de minderjarige krijgt het bevel dat de minderjarige zich niet

    zonder begeleiding door een persoon die het gezag over hem uitoefent of ten hoogste twee andere,

    door de burgemeester aan te wijzen, meerderjarigen mag bevinden:

    • a.

      in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten in de gemeente, dan wel in een of meer

      bepaalde delen van de gemeenten of

    • b.

      op voor het publiek toegankelijke plaatsen op tussen 20.00 uur ’s avonds en 06.00 uur ’s ochtends.

  • 3.

    Het bevel wordt opgelegd voor een periode van ten hoogste drie maanden.

  • 4.

    De termijn kan niet worden verlengd.

  • 5.

    De maatregel kan worden uitgebreid ten nadele van betrokkene indien nieuwe feiten en

    omstandigheden daartoe aanleiding geven. De maatregel kan worden ingetrokken indien uit nieuwe

    feiten en omstandigheden er voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten.

  • 6.

    Belanghebbende wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht

    (Awb) vooraf in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijze naar voren te brengen alvorens de

    begeleidingsplicht op grond van artikel 172b Gemeentewet wordt opgelegd.

  • 7.

    Het begeleidingsbevel wordt op schrift gesteld en bekend gemaakt aan belanghebbende. In de

    beschikking wordt aangegeven op grond van welke openbare orde verstorende gedragingen het

    groepsverbod opgelegd wordt en op welke plaatsen en tijdstippen de geadresseerde de openbare orde

    heeft verstoord.

  • 8.

    Of en voor welke periode een begeleidingsbevel wordt opgelegd hangt af van de frequentie, de aard en

    de ernst van de overlast, maar ook de achtergrond van de ordeverstoorder.

Toepassing van de bevoegdheden bij overlast in Helmond

De bevoegdheden van de Wmbveo houden een beperking in van de bewegingsvrijheid van het individu, hetgeen betekent het recht om zich zonder inmenging van de overheid te verplaatsen (vrijheidsbeperking). Een juiste toepassing van de bevoegdheden moet daarom zijn gewaarborgd. Een werkinstructie maakt deel uit van deze borging (zie bijlage 1).

De maatregel moet een legitiem doel dienen, waarbij tevens wordt voldaan aan de proportionaliteit en subsidiariteit. In deze beleidsregel geeft de burgemeester aan op welke wijze hij van de aanvullende bevoegdheden gebruik zal maken. Dit laat onverlet dat de burgemeester een afwijkingsbevoegdheid heeft indien dit door de bijzondere omstandigheden gelet op de openbare orde noodzakelijk is.

1. Ordeverstorende gedragingen bij evenementen

Indien een persoon binnen 13 maanden herhaaldelijk ordeverstorend gedrag vertoont tijdens evenementen kan een gebiedsverbod worden opgelegd voor de duur van drie maanden, waarbinnen het verboden is om zich op een nader te bepalen plaats te begeven.

De plaats waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgevonden, is niet bepalend voor het gebied waarvoor het verbod wordt opgelegd. Zo kan het verbod, gelet op de evenementenkalender, voor meerdere gebieden tegelijkertijd in de stad gelden.

Indien (ook) sprake is van voetbalgerelateerde overlast kan conform artikel 2.2.2.9 APV Helmond 2008 een stadionomgevingsverbod worden opgelegd voor de duur van maximaal twee jaar.

2. Overtreding opgelegd bevel

Een overtreding van een opgelegd bevel is een strafbaar feit op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht. Het bevel is een openbare orde maatregel (geen punitieve sanctie) en kan de overtreding ervan, zonder overlastgevend gedrag, kan daarom niet bestraft worden met een verlenging van het bevel.

3. Verlengingsmogelijkheden bij groepsgerelateerde en individuele overlast

Een gebiedsverbod, groepsverbod of meldingsplicht worden voor de duur van drie maanden opgelegd. De maatregelen kunnen worden verlengd of ten nadele van betrokkene worden uitgebreid indien uit nieuwe feiten en omstandigheden blijkt dat er hernieuwde vrees is voor het verstoren van de openbare orde. Deze ernstige (hernieuwde) vrees kan ook worden afgeleid uit ordeverstorende gedragingen in andere gebieden dan het gebied waar het verbod voor geldt. De plaats waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgevonden, is niet bepalend voor het gebied waarvoor de maatregel wordt opgelegd. De maatregel kan gelet op de druk op de openbare orde op een bepaald gebied en gelet op de mobiliteit van (jeugd)groepen tegelijkertijd voor meerdere gebieden in de stad gelden.

Indien de maatregel wordt verlengd terwijl de termijn van een eerder opgelegde maatregel nog niet is verstreken gaat de nieuwe maatregel pas in na afloop van de termijn van de eerder opgelegde maatregel.

De maatregel wordt verlengd conform het handhavingsprotocol (zie bijlage 2).

Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten, kan de bestuurlijke maatregel worden opgeheven.

4. Ordeverstorend gedrag door jeugd

Indien een jongere tot 24 jaar binnen een afzienbare tijd herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord zal een groepsverbod, dan wel een gebiedsverbod worden opgelegd, mits de minder vergaande middelen én de hulpverlening als integrale persoongebonden aanpak zijn ingezet

5. Ordeverstorend gedrag door 12 minners

De maatregel wordt alleen dan opgelegd indien minder vergaande middelen én de hulpverlening als integrale persoongebonden aanpak zijn ingezet.

Indien de minderjarige binnen zes maanden na het verstrijken van de maatregel opnieuw overlastgevend gedrag vertoont zal opnieuw een maatregel worden opgelegd. In dat geval zal aan de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent:

  • a.

    het bevel worden gegeven dat de minderjarige in een nader aan te wijzen gebied zich niet mag

    ophouden zonder begeleiding van de persoon die gezag over hem heeft, én

  • b.

    het bevel worden gegeven dat de minderjarige tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet zonder begeleiding

    mag komen op voor het publiek toegankelijke plaatsen.

Indien de persoon inmiddels de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt kan bij een volgende overtreding binnen zes maanden na het aflopen van de maatregel direct een gebiedsverbod worden opgelegd voor de periode van drie maanden, dan wel de eerste stap uit het handhavingarrangement worden overgeslagen.

Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven

en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten, kan de bestuurlijke

maatregel worden opgeheven.

Overleg

Het is van belang dat de opgelegde gebieds- en groepsverboden en meldingsplichten ook worden nageleefd en gehandhaafd. Met het oog op de handhaving dienen er goede afspraken te worden gemaakt met alle betrokkenen (burgemeester, politie en Openbaar Ministerie). Op 10 november 2010 is deze beleidsregel uit dien hoofde besproken binnen de lokale driehoek. Alle betrokkenen committeren zich aan de uitvoering van de afspraken en ieder voor zich draagt er zorg voor dat er de gemaakte afspraken binnen de eigen organisatie geëffectueerd worden.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Ondertekening

Besloten door de burgemeester van Helmond op 30 november 2010.
Burgemeester van Helmond
De burgemeester,
Drs. A.A.M. Jacobs.
Bekend gemaakt op:
3 december 2010
De gemeentesecretaris,
Dhr. A.A.M. Marneffe RA

Bijlage behorende bij de Beleidsregels Bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast Helmond 2010

Bijlage 1: Procesbeschrijvingen

Bijlage 2: Handhavingsarrangementen

Bijlage 1.1 Procesbeschrijving bij het opleggen van een gebieds- of groepsverbod:

De burgemeester is bevoegd tot het opleggen van een gebieds- en/of groepsverbod en door zijn verantwoordelijkheid voor het proces daartoe heeft hij de regie.

  • 1.

    de politie constateert een verstoring van de openbare orde. De politie maakt een afweging of er sprake

    is van herhaaldelijke overlast, eventueel in overleg met de burgemeester.

  • 2.

    de gemeente (coördinator Integraal Veiligheidsbeleid) zorgt voor afstemming over de casus met de

    netwerkinspecteur van de politie, de case-manager van het Veiligheidshuis en indien van toepassing de

    coördinator van het Jeugd Preventie Team. Daarbij wordt ook een afweging gemaakt of een bestuurlijke

    maatregel moet volgen. Tevens wordt nagegaan of de officier van justitie een gedragsaanwijzing in de

    vorm van een gebiedsverbod heeft opgelegd voor hetzelfde gebied (in verband samenloopregeling).

  • 3.

    iedere discipline stelt een deeldossier samen. Het dossier wordt, indien sprake is van jeugdigen

    aangevuld met een deeldossier van bijvoorbeeld jeugdhulpverlening of de leerplichtambtenaar. De regie

    op het dossier ligt bij de coördinator IVB.

  • 4.

    de coördinator IVB overlegt het dossier, door tussenkomst van MO/BJZ, aan het Driehoeksoverleg. Het

    dossier bevat een voorstel voor de op te leggen maatregel, een eventuele omschrijving van het gebied

    en de duur van de maatregel.

  • 5.

    na instemming van het Driehoeksoverleg wordt de voorgestelde maatregel in concept voorbereid door

    MO/BJZ.

  • 6.

    de burgemeester overlegt de voorgestelde maatregel aan de betrokkene en stelt de betrokkene in de

    gelegenheid om (schriftelijk) een zienswijze in te dienen.

  • 7.

    de burgemeester beslist op basis van de zienswijze en het dossier of én zo ja welke maatregel wordt

    opgelegd. Hij bepaalt tevens de duur en het gebied waarvoor de maatregel geldt. Bij een gebiedsverbod

    en/of een groepsverbod wordt het gebied waarvoor het verbod geldt aangegeven op een kaartje en bij

    het besluit gevoegd. Indien nodig wordt bij het gebiedsverbod een looproute bepaald. Een dergelijke

    route kan van belang zijn als persoonlijke omstandigheden van betrokkene daartoe aanleidingen geven,

    bijvoorbeeld in verband met zijn woonadres, werk of bezoek aan een arts.

  • 8.

    de burgemeester stelt de politie en de andere betrokken partners in kennis van zijn beslissing. Hij

    overlegt een afschrift van het besluit aan de politie.

  • 9.

    de burgemeester stuurt het besluit per aangetekende post naar de betrokkene of draagt er zorg voor

    dat het besluit in persoon aan betrokkene wordt uitgereikt.

  • 10.

    na de uitreiking wordt het formulier van de uitreiking aan de burgemeester overlegd ten behoeve van

    het dossier. De datum van uitreiking is de datum van inwerkingtreding van het besluit.

  • 11.

    de burgemeester beheert, met behulp van MO/BJZ het dossier voor eventuele bezwaar- of

    beroepsprocedures, voor de verlenging van de maatregel of andere bestuurlijke maatregelen.

Bijlage 1.2 Procesbeschrijving bij het opleggen van een meldingsplicht: 

De burgemeester is bevoegd tot het opleggen van een meldingsplicht en door zijn verantwoordelijkheid voor het proces daartoe heeft hij de regie.

  • 1.

    de politie constateert wederom een verstoring van de openbare orde. De politie maakt een afweging of er sprake is van herhaaldelijke overlast, eventueel in overleg met de burgemeester.

  • 2.

    de politie zorgt voor afstemming over de casus met andere veiligheidspartners in het Veiligheidshuis.

    Daarbij wordt ook een afweging gemaakt of een bestuurlijke maatregel moet volgen.

  • 3.

    de politie stelt een deeldossier samen. Het dossier wordt, indien sprake is van jeugdigen aangevuld met

    een deeldossier van bijvoorbeeld jeugdhulpverlening of de leerplichtambtenaar. De regie op het dossier

    ligt bij de gemeente.

  • 4.

    de politie overlegt het dossier, door tussenkomst van MO/BJZ aan de burgemeester. Het dossier bevat

    een voorstel voor de op te leggen maatregel en de duur van de maatregel.

  • 5.

    de burgemeester overlegt de voorgestelde maatregel aan de betrokkene en stelt de betrokkene in de

    gelegenheid om (schriftelijk) een zienswijze in te dienen.

  • 6.

    de burgemeester beslist op basis van de zienswijze en het dossier of én zo ja welke maatregel wordt

    opgelegd. Bij een meldingsplicht wordt contact opgenomen met de politie met een voorstel voor een

    locatie en de tijden van de meldingsplicht.

  • 7.

    De politie onderzoekt de mogelijkheden voor de meldingsplicht bij de politieorganisatie of een andere

    organisatie (waar en bij wie de betrokkene zich moet melden).

  • 8.

    De politie koppelt de locatie terug aan de burgemeester.

  • 9.

    De burgemeester stelt de politie en andere betrokken partners in kennis van zijn beslissing. Hij overlegt

    een afschrift van het besluit aan de politie en het politiebureau of de andere organisatie waar

    betrokkene zich moet melden.

  • 10.

    de burgemeester stuurt het besluit per aangetekende post naar de betrokkene of draagt er zorg voor

    dat het besluit in persoon aan betrokkene wordt uitgereikt. De datum van inwerkingtreding ligt niet voor

    de datum van uitreiking.

  • 11.

    na de uitreiking wordt het formulier van de uitreiking aan de burgemeester overlegd ten behoeve van

    het dossier.

  • 12.

    de burgemeester beheert, met behulp van MO/BJZ het dossier voor eventuele bezwaar- of

    beroepsprocedures, voor de verlenging van de maatregel of andere bestuurlijke maatregelen.

Bijlage 1.3 Procesbeschrijving bij het opleggen van een intergemeentelijke meldingsplicht bij voetbalwedstrijden: 

De burgemeester is bevoegd tot het opleggen van een intergemeentelijke meldingsplicht en door zijn verantwoordelijkheid voor het proces daartoe heeft hij de regie.

  • 1.

    de politie of de burgemeester hebben aanwijzingen dat bepaalde groepen personen van de

    bezoekende voetbalvereniging op de wedstrijddag de openbare orde gaan verstoren.

  • 2.

    de politie onderbouwt deze vrees aan de hand van een dossier waarin ook eerdere ordeverstorende

    gedragingen in andere gemeenten kunnen worden vastgelegd, voor zover die in relatie kunnen worden

    gebracht met de openbare ordehandhaving rond de betreffende voetbalwedstrijd.

  • 3.

    Indien de “ontvangende” burgemeester een intergemeentelijke meldingsplicht wenst op te leggen wordt

    bestuurlijk aan de burgemeester van de gemeente van de bezoekende voetbalvereniging ( “zendende”

    burgemeester) het verzoek gedaan om de meldingsplicht in die gemeente ten uitvoer te leggen. De

    burgemeester kan dit verzoek ook via de politiechef en de politielijn overbrengen.

  • 4.

    Het verzoek voor een intergemeentelijke meldingsplicht komt bij de burgemeester of de politie van de

    “zendende” gemeente binnen. Beiden stellen elkaar op de hoogte van de binnenkomst en de aard van

    het verzoek.

  • 5.

    De politie geeft vervolgens advies aan de burgemeester van de “zendende” gemeente.

  • 6.

    Bij een positief besluit van de burgemeester van de “zendende” gemeente, geeft de politie de locatie en

    de betrokken politiefunctionaris door aan de burgemeester. De “zendende” burgemeester geeft

    vervolgens toestemming aan de “ontvangende” burgemeester. In het andere geval wijst de “zendende”

    burgemeester het verzoek van de “ontvangende” burgemeester af.

  • 7.

    De politie van de “ontvangende” gemeente neemt contact op met de betrokken politiefunctionaris van

    de “zendende” gemeente.

  • 8.

    De burgemeester van de “ontvangende” gemeente legt vervolgens de meldingsplicht op. In het besluit

    worden tijdstip(pen), locatie, naam van de politiefunctionaris of andere functionaris c.q. instelling waar

    moet worden gemeld, op in zijn besluit. Hij stuurt een afschrift van het besluit aan de burgemeester van

    de “zendende” gemeente.

  • 9.

    De burgemeester stelt de politie en andere betrokken partners in kennis van zijn beslissing. Hij overlegt

    een afschrift van het besluit aan de politie en het politiebureau of de andere organisatie waar

    betrokkene zich moet melden.

  • 10.

    de burgemeester stuurt het besluit per aangetekende post naar de betrokkene of draagt er zorg voor

    dat het besluit in persoon aan betrokkene wordt uitgereikt. De datum van inwerkingtreding ligt niet voor

    de datum van uitreiking.

  • 11.

    na de uitreiking wordt het formulier van de uitreiking aan de burgemeester overlegd ten behoeve van

    het dossier.

  • 12.

    de burgemeester beheert het dossier voor eventuele bezwaar- of beroepsprocedures, voor de

    verlenging van de maatregel of andere bestuurlijke maatregelen.

Bijlage 1.4 Dossiervorming en verslaglegging: 

Ten behoeve van de oordeelsvorming binnen het Driehoeksoverleg over het opleggen van een maatregel leveren de betrokken partners een deeldossier aan bij de coördinator IVB.

De inhoud van het dossier moet een opgelegde maatregel door de burgemeester legitimeren.

Voor het dossier zijn de volgende gegevens van belang:

  • -

    Het verzoek tot het nemen van een bestuurlijke maatregel;

  • -

    De contactgegevens van de behandelend ambtenaar van de politie, de KNVB, zorginstanties en/of

    andere instanties indien die betrokken zijn bij het dossier;

  • -

    De contactgegevens van de betrokkene, ten minste de naam, leeftijd, woonplaats (adres) en

    telefoonnummer en indien nodig de gegevens van de persoon die het gezag over de minderjarige

    uitoefent;

  • -

    De registraties van minimaal twee ordeverstorende gedragingen die zich binnen een redelijke periode

    hebben voorgedaan. De periode is situatiegebonden en zal korter zijn als het om voetbalgerelateerde

    incidenten gaat dan in andere situaties. Voor het verzamelen van de gegevens over de gedragingen

    kunnen de daartoe geëigende registratiesystemen worden gehanteerd;

  • -

    De onderliggende processen-verbaal en registraties van alle bij de politie bekend zijnde gedragingen

    van de betrokkene over een redelijke periode. Dit heeft tot doel inzicht te krijgen in de gedragingen van

    de betrokkene en dient tevens als onderbouwing van het afgegeven bevel. Ook hier geldt dat de duur

    van de periode situatiegebonden is.

  • -

    De registraties of sfeerrapportages en eventuele aanwijzingen waaruit de vrees voor verstoring van de

    openbare orde blijkt;

  • -

    Omstandigheden waardoor een gebiedsverbod en/of meldingsplicht voor het betreffende gebied en/of

    evenement noodzakelijk is, zoals evenementenkalender, wedstrijdschema etc. Indien sprake is van het

    overtreden van een (civiel- of strafrechtelijk) gebieds-/stadionverbod, ook het besluit waarbij het

    betreffende gebieds-/stadionverbod is opgelegd.

  • -

    Een duidelijke omschrijving van het gebied waarvoor het verbod geldt en indien van toepassing de

    tijdstippen en plaats voor een meldingsplicht;

  • -

    Indien sprake is van een meldingsplicht in een andere gemeente, de toestemming van de burgemeester

    van de betreffende gemeente om de betrokkene in deze gemeente zich te laten melden;

  • -

    Bij een meldingsplicht tijdens voetbalevenementen, ten minste één geregistreerde gedraging van

    overlastgevend gedrag in relatie met een voetbalevenement;

  • -

    Indien sprake is van een verzoek tot verlenging van de maatregel, de registraties waaruit de

    hernieuwde vrees voor verstoring van de openbare orde blijkt.

Indien sprake is van een jeugdige onder de 24 jaar en bij andere groepen indien noodzakelijk, wordt het dossier voorzien van een gemeentelijke oplegnotitie, te verzorgen door de afdeling Bestuurs- en Juridische Zaken.

Bijlage 2 Handhavingsarrangementen

Handhavingsarrangementen