BELEIDSREGEL HANDHAVING BOUWOVERLAST HELMOND 2011

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

BELEIDSREGEL HANDHAVING BOUWOVERLAST HELMOND 2011

Burgemeester en wethouders van Helmond,

Besluiten:

  • 1.

    vast te stellen de Beleidsregel handhaving bouwoverlast Helmond 2011;

  • 2.

    en in te trekken de Beleidsregel voor het heien in Helmond.

Beschrijving onderwerp

In Helmond vinden veel bouw- en sloopwerkzaamheden plaats. De komende jaren zullen deze werkzaamheden ook in de compacte binnenstad plaatsvinden. De bouwwerkzaamheden kunnen daarbij in meer of mindere mate overlast geven voor de omgeving. Deze overlast kan bestaan uit trillingen, die schade aan gebouwen kunnen veroorzaken, en/of uit geluidsoverlast. Deze overlast wordt met name veroorzaakt door de machines die nodig zijn tijden het bouwproces, zoals heistellingen, betonmixers, shovels, sloophamers en vrachtwagens.

De gemeente Helmond vindt het haar taak om bij onacceptabele overlast de omgeving daartegen zoveel mogelijk te beschermen. Allereerst zal worden getracht om voortijdig overlast te beperken, door vroegtijdig sturing te geven. Dit zal geschieden in de vorm van bijvoorbeeld voorafgaand overleg, voorlichting, financiële compensatie voor omwonenden en bij vergunningverlening.

In het uiterste geval zal de gemeente Helmond handhavend optreden tegen ernstige bouwoverlast. Daartoe is zij ook in beginsel verplicht, tenzij er sprake is van bijvoorbeeld bijzondere gevallen of onevenredigheid tussen optreden en (individueel) belang. Daarbij is van belang om duidelijkheid te geven hoe de gemeente Helmond beoordeelt of sprake is van “schade” en/of “ernstige hinder”. Alleen dan is voor eenieder helder wanneer de gemeente handhavend zal optreden.

Deze beleidsregel legt vast op welke wijze zal worden omgegaan met bouwoverlast in de fasen van vergunningverlening en met handhavend optreden. Deze beleidsregel geldt ook voor renovatie- en sloopwerkzaamheden.

Juridisch kader

- Besluit bouwwerken leefomgeving

- Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2020 (verder APV)

Artikel 4.1.5 van de APV geeft aan dat:

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing van het verbod verlenen.

  • 3.

    Het verbod geldt niet in situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Omgevingsverordening Noord-Brabant

    • -

      Besluit bouwwerken leefomgeving (verder Bbl)

Het Bbl geeft aan dat door de bouwer, voor zover van toepassing, een bouwveiligheidsplan moet worden overlegd. Dit bouwveiligheidsplan geeft aan welke maatregelen getroffen worden om de veiligheid op de bouwplaats en de omgeving te waarborgen (artikel 7.5 en 7.8 Bbl).

Beleidscriteria

  • 1.

    Algemeen

  • 1.1.

    Schade en ernstige hinder als gevolg van bouw- en sloopwerkzaamheden moet zoveel mogelijk worden voorkomen. De opdrachtgever is daarvoor ten allen tijde verantwoordelijk.

  • 1.2.

    De opdrachtgever dient zich privaatrechtelijk te verzekeren, dan wel in bestek te regelen dat de aannemer verzekerd is, tegen mogelijk schade aan derden die als gevolg van bouw- en sloopwerkzaamheden veroorzaakt.

  • 1.3.

    Bij bouw- en sloopwerkzaamheden dient tijdig, voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden, een bouwveiligheidsplan ter beoordeling ingediend te worden bij de afdeling Bouwen en Wonen.

  • 1.4.

    In geval van boor- en/of heiwerkzaamheden dient een volledig ingevulde checklist boorbespreking en/of checklist heibespreking (zie bijlage 4 en 5) minimaal 5 werkdagen voor aanvang van de boor- en/of heiwerkzaamheden te worden ingediend bij de afdeling Bouwen en Wonen. Naar aanleiding van de ingediende checklist zal een verplichte hei- en/of boorbespreking voorafgaand aan de hei- en/of boorwerkzaamheden plaatsvinden.

  • 1.5.

    De beleidsregel geldt voor de gehele gemeente Helmond. Bijzondere aandacht wordt gelegd bij geluidgevoelige objecten (zoals ziekenhuizen, scholen e.d.). Bij geluidgevoelige objecten zijn

    bouwwerkzaamheden zoals boren en heien in principe niet mogelijk. Tevens gelden beperkingen voor bouw- en sloopwerkzaamheden bij monumentale panden en/of panden van bijzondere waarde.

  • 2.

    Schade, toetsingskader trillingen

  • 2.1.

    Schade door bouw- en sloopwerkzaamheden

    Met “schade” wordt in deze beleidsregel bedoeld, schade veroorzaakt aan gebouwen door trillingen in geval van bouw- en sloopwerkzaamheden (met name heiwerkzaamheden). Met schade wordt niet bedoeld cosmetische schade (wandtegels in keuken of badkamer die loslaten of scheuren bijvoorbeeld), maar constructieve schade.

  • 2.2.

    Risico schade beoordelen

    Voor aanvang van de bouw zal een bouwplancoördinator (inspecteur uitvoeringscontrole) van de gemeente Helmond op grond van de meet- en beoordelingsrichtlijn van Stichting Bouw Research (SBR)

    (“Trilling: meet- en beoordelingsrichtlijnen, Deel A - Schade aan gebouwen”, 19 september 2003), het potentiële risico op schade beoordelen.

    De trillingsnormen uit de SBR-richtlijn mogen niet worden overschreden.

  • 2.3.

    Bepalen of trillingsmetingen nodig zijn

    Indien schade wordt verwacht, dient de opdrachtgever en/of aannemer trillingsmetingen te (laten verrichten). In onderstaande tabel is aangegeven in welke situaties controlemetingen moeten worden verricht. Bij dergelijke metingen wordt altijd de constructeur van de gemeente Helmond ingeschakeld om na te gaan op welke wijze de metingen precies uitgevoerd moeten worden.

afstand van de heistelling tot het dichtst bijzijnde punt van het

bouwwerk

Categorie bouwwerk

< 20m

20 – 50m

> 50m

1 (beton, staal, hout)

ja

Nee

Nee

2 (metselwerk)

ja

Ja na klacht

Nee

3 (monument)

ja

Ja

Ja na klacht

  • 2.4.

    Uitvoering van de metingen

    In de situaties waarbij metingen moeten worden verricht, voert de opdrachtgever het door de constructeur van de gemeente Helmond goedgekeurde meetplan uit. In bijlage 1 is de wijze van meten

    opgenomen.

  • 2.5.

    Informeren omwonenden

    Alle omwonenden dan wel gesitueerde bedrijven binnen een cirkel van 100 m rondom het project dienen door of namens de opdrachtgever tijdig (in ieder geval een week voor de start van de bouw- en/of sloopwerkzaamheden) en volledig te worden geïnformeerd over de uit te voeren werkzaamheden

    en maatregelen die worden genomen om ernstige hinder en/of overlast zoveel mogelijk te beperken.

    Eveneens dienen deze panden vooraf door de opdrachtgever te worden geïnspecteerd en moet een informatienummer voor omwonenden kenbaar gemaakt te worden.

  • 3.

    Handhaafinstructie trillingen

  • 3.1.

    Plaatsing meetapparatuur

    Indien de opdrachtgever en/of aannemer de benodigde meetapparatuur niet plaatst, wordt handhavend opgetreden wegens bouwen in strijd met het bij een reguliere bouwvergunning ingediende bouwveiligheidsplan.

  • 3.2.

    Ter beschikking stellen trillingsmetingen

    De aannemer stelt op eerste verzoek van een toezichthouder van de gemeente Helmond de resultaten van de verrichte trillingsmetingen ter beschikking. De trillingsmetingen worden beoordeeld door de

    constructeur en/of een bouwinspecteur van de gemeente Helmond.

  • 3.3.

    Handhavend optreden bij overschrijding trillingsnorm

    Bij overschrijding van de grenswaarden (zie bijlage 2) wordt op grond van artikel 7.18 van het Bbl handhavend opgetreden door het verbieden van het gebruik van het werktuig.

    Indien sprake is van een incidentele (kortdurende) overschrijding van de trillingsnorm (het kan zijn dat een trillingsnorm wordt overschreden door een bepaalde omstandigheid in de bodem) wordt niet handhavend opgetreden.

  • 3.4.

    Direct gevaar

    Indien een toezichthouder van de gemeente Helmond schade constateert die mogelijk direct gevaar inhoudt voor gebruikers of omwonenden, wordt op grond van artikel 7.4 van het Bbl handhavend opgetreden door het verbieden van het gebruik van het werktuig.

    Nader onderzoek zal moeten aantonen of het treffen van doelmatige maatregelen het gevaar kan wegnemen.

  • 3.5.

    Klachten over trillingen

    Naar aanleiding van ingediende klachten over trillingen zal een toezichthouder of bouwplancoördinator van de gemeente Helmond nader onderzoek plegen om na te gaan of maatregelen getroffen moeten worden.

  • 3.6.

    Bestuursrechtelijke dwangmiddelen

    Indien de overtreder het verbod op het gebruik van het werktuig voor de werkzaamheden op grond van artikel 7.4 van het Bbl niet naleeft, oftewel niet stopt met het gebruik ervan, zal het college van burgemeester en wethouders door middel van het toepassen van bestuursrechtelijke dwangmiddelen op grond van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht, de werkzaamheden (laten) beëindigen.

  • 3.7.

    Nader overleg

    Na beëindiging van de werkzaamheden zal overleg plaatsvinden tussen de gemeente Helmond en overtreder om te bezien welke maatregelen genomen kunnen worden om schade te voorkomen. Daarbij kan worden gedacht aan:

    • -

      Onderzoek of "op staal" kan worden gefundeerd;

    • -

      Het toepassen van grondverdringende geschroefde paaltypes;

    • -

      De grondweerstand verminderen door voorwoelen, voorboren, voorspuiten, of fluideren. Bij deze maatregelen dient men zich wel rekenschap te geven van een mogelijke verstoring van de grond;

    • -

      Het beperken van het energieniveau bij boren en/of heien. Nadeel hierbij is dat bij een te klein energieniveau de paal onvoldoende in beweging wordt gebracht, waardoor de weerstand van de grond en de trillingshinder toeneemt. Door de toename van de trilling ontstaat ook kans op verdichting, hetgeen schadelijk is voor een belending welke op staal is gefundeerd;

    • -

      Het vrijwel trillingsvrij indrukken van wanden of palen;

    • -

      Bij trilblokken is het verstandig een blok te kiezen dat een hoge slagkracht combineert met een hoog toerental. Hierdoor wordt enerzijds gegarandeerd dat de planken voldoende snel in de bodem penetreren en anderzijds dat de trillingsfrequentie ver buiten het resonantiegebied van de belendende gebouwen blijft. Om te voorkomen dat er sterke opslingeringen optreden in de

      belendende bebouwing is het aan te bevelen om een zogenaamd variabel moment blok toe te passen. Een dergelijk blok ontwikkelt het volledig vermogen pas wanneer het uiteindelijke (hoogste) toerental is bereikt.

  • 3.8.

    Beëindiging handhaving

    De handhaving wordt beëindigd indien betrokken partijen een financiële en/of technische oplossing zijn overeengekomen. De werkzaamheden kunnen vervolgens worden hervat.

  • 4.

    Specifieke bepalingen boren en heien

  • 4.1.

    Definitie boor- en/of heiwerkzaamheden

    Met het uitvoeren van boor- en/of heiwerkzaamheden wordt o.a. bedoeld: het inheien, intrillen, of trillend trekken van heipalen, stalen buizen en/of profielen, damwandprofielen, mortelschroefpalen, in de grond gevormde keerwanden.

  • 4.2.

    Continue toezicht

    Tijdens het uitvoeren van de heiwerkzaamheden is iemand namens de opdrachtgever aanwezig, die continue toezicht houdt op de optredende trillingen en daarvan de aannemer informeert.

  • 4.3.

    Funderingstypen

    • -

      Stroken-, voet- of sleuffunderingen

      Onder de dragende muren worden betonnen funderingsstroken gegoten die al dan niet gewapend worden. Ze worden aangezet op de draagkrachtige grond en aan de buitenwanden op minimaal 80 cm onder het uiteindelijke maaiveld (vorstvrije diepte). Het systeem is toepasbaar bij vloeren op volle grond, kruipkelders of kelders, op voorwaarde dat de draagkracht van je grond goed en gelijkmatig is.

    • -

      Algemene gewapende funderingsplaat

      Algemene gewapende funderingsplaat wordt gebruikt bij minder draagkrachtige grond. Het basisprincipe is het volgende: de woning wordt gebouwd op een stijve plaat die zich als een vlot

      gedraagt; als er zettingen optreden dan zal de woning in zijn geheel bewegen, wat veel minder differentiële spanningen in de constructie doet optreden en bijgevolg het risico op barsten verkleint.

      De dikte en bewapening van de plaat wordt berekend. Toepasbaar bij kruipkelders en kelders, en ook als vloer op volle grond op voorwaarde dat de grond hoger gelegen is dan de straat. Ook hier geldt dat er aan de buitenmuren een vorstrand moet voorzien worden tot op 80 cm diepte.

    • -

      Puttenfundering

      Als de draagkrachtige grond erg diep zit (onder kelderniveau) kan men overgaan op puttenfundering: op cruciale belastingspunten graaft men putten tot op de draagkrachtige grond en vult die met beton of gestabiliseerd zand. Op dit puttensysteem wordt er een raster van gewapende betonnen balken gelegd waarop de bovenbouw wordt opgetrokken.

    • -

      Paalfundering

      Bij echt slechte ondergrond wordt het oeroude systeem van de paalwoning toegepast. Bij dit systeem wordt er niet gerekend op de draagkracht van de grond, maar wel op de wrijvingsweerstand tussen de paalomtrek en de grondlagen erlangs.(= de kleef). Op de palen wordt er weer een raster

      van gewapende balken voorzien waarop kan worden verder gebouwd. Naar uitvoering toe spreekt men van geheide palen waarbij prefabpalen letterlijk in de grond geklopt worden, of van geboorde palen waarbij de paal ter plaatse wordt gegoten in een voorgeboord gat. Dit laatste wordt toegepast als er weinig trillingen mogen optreden voor omliggende bebouwing.

  • 4.4.

    Trillingsgevoelige funderingen

    • -

      Fundering op staal, op verdichtbaar of verkneedbaar bodemmateriaal, met uitzondering van funderingen op zeer vaste zandlagen. De funderingselementen op staal kunnen poeren, stroken of platen zijn;

    • -

      Funderingen met niet-grondverdringende palen (avegaarpalen, boorpalen) met uitzondering van palen waarvan kan worden aangetoond dat deze nauwelijks extra zakking zullen vertonen onder verhoogde negatieve kleef of verdichting van lagen onder de paalpunt;

    • -

      Funderingen met grondverdringende palen die zakkingen kunnen vertonen onder extra negatieve kleef en verdichten van lagen onder het paalpuntniveau. Alle kleefpalen vallen in deze categorie.

  • 4.5.

    Uitvoeren heiwerkzaamheden bij trillingsgevoelige funderingen

    • -

      Tijdens het uitvoeren van de heiwerkzaamheden dienen trillingsmetingen te worden uitgevoerd. De trillingsapparatuur moet zijn voorzien van een callibratie-certificaat. De SBR-richtlijnen deel A (schade) en B (hinder) dienen als uitgangspunt voor het uitvoeren en beoordelen van trillingsmetingen.

      De grenswaarden zoals gesteld in de tabellen van de SBR 2006 zijn daarbij van toepassing. Van de opdrachtgever wordt verwacht, dat hij door middel van de trillingsapparatuur na afloop van de heiwerkzaamheden in staat is om verslag te doen (een uitdraai te geven) van de opgetreden trillingen in een straal van 50 meter rondom het project.

    • -

      De heitechniek wordt zo nodig vooraf (in ontwerpfase) of tussentijds gewijzigd/ aangepast aan de wenselijkheid en of mogelijkheden tot het beperken van hinder, overlast en schade. Daarbij kan gedacht worden aan diverse technieken: aanbrengen van een damwand, heien na het ontgraven van de bouwput, de grondweerstand verminderen door middel van voorwoelen, voorboren, voorspuiten of fluideren, geen negatieve kleef; variabel energieniveau en valhoogte van het heiblok;

      het gebruik van een variabel-moment-blok; heivolgorde dusdanig kiezen dat geen verdichting van de grond gaat optreden.

  • 4.6.

    Niet-trillingsgevoelige funderingen

    • -

      Funderingen op staal op een zeer vast zandpakket, waarbij ook verdichting of verkneding van dieper gelegen lagen, gegeven de eigenschappen van de trillingsbron, niet kunnen leiden tot zakkingen van het funderingselement groter dan enkele millimeters;

    • -

      Funderingen met niet-grondverdringende palen (avegaarpalen, boorpalen die, gegeven de eigenschappen van de trillingsbron, verwaarloosbare zakkingen zullen vertonen door extra negatieve

      kleef of verdichting van lagen onder het paalpuntniveau);

    • -

      Funderingen met grondverdringende palen die een belangrijk deel van hun draagvermogen ontlenen aan het puntdraagvermogen en waarvoor geen bijzondere omstandigheden van toepassing kunnen geven tot zakkingen.

  • 4.7.

    Uitvoeren boor- en/of heiwerkzaamheden bij niet-trillingsgevoelige funderingen

    • -

      In de boor- en/of heibespreking (voorafgaand aan de werkzaamheden) wordt aan de hand van het goedgekeurde palenplan definitief bepaald in welke volgorde er moet worden geboord en hoeveel tijd er tussen de diverse palen dient te zitten;

    • -

      De hart-afstand tussen de palen moet minimaal 4x de paaldiameter te zijn;

    • -

      Een kleinere afstand is toegestaan, indien de tijd tussen het maken van de eerste en de tweede paal zodanig lang is, dat de eerst gemaakte paal voldoende verhard is, minimaal 4 uur;

    • -

      Bij de in de grond gevormde palen dient men de palen voor 100% te controleren d.m.v. akoestisch doormeten, conform NEN 6724, van de palen te controleren;

    • -

      De uitvoeringsrapportage van de akoestische doormeting moet voldoen aan de CUR aanbeveling 109 “Akoestisch doormeten van betonnen funderingspalen”;

    • -

      Indien de resultaten van de meting daartoe aanleiding geven kan van die meetsessie 5%, met een minumum van 2 palen, worden vrijgegraven voor een visuele inspectie;

    • -

      De boorpaal dient over een lengte van minimaal 2,5 meter te worden vrijgegraven;

    • -

      Bij een boor- en/of heiwerk over meerdere dagen dient de productie per dag te worden doorgegeven aan de gemeente, afdeling Bouwen en wonen met vermelding van volgorde en paalnummer;

    • -

      Na het gereedkomen van de boor- en/of heiwerkzaamheden dient de aannemer van het werk en de (hoofd)constructeur een verklaring te overleggen dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en voldoen de gestelde normen.

  • 5.

    Geluidhinder, toetsingskader bouwlawaai

  • 5.1.

    Geluidhinder bij bouw- en sloopwerkzaamheden gedurende dagperiode

    Voor het begrip “geluidhinder” als bedoeld in artikel 7.17, van het Bbl wordt voor geluidhinder aangesloten bij de bepalingen in het Bbl over geluidhinder en de Circulaire Bouwlawaai 2010 (Ministerie van VROM, 2010) en wordt

    bedoeld: geluid geproduceerd door bouw- en/of sloopwerkzaamheden gedurende de dagperiode (07.00 uur - 19.00 uur) indien het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ( LAr,LT) op de gevel van een woning waar de hinder wordt ondervonden:

    • -

      meer dan 65 dB(A) bedraagt bij een hinderperiode van ≤ 1 maand en

    • -

      meer dan 60 dB(A) bedraagt bij een hinderperiode van > 1 maand,

      en

    • -

      meer dan 85 dB(A) bedraagt, gemeten gedurende de lawaaiduur.

      Voor de plaats waar de hinder wordt ondervonden wordt de dichtstbijzijnde gevel van een woning of woongebouw aangehouden.

  • 5.2.

    Begrippen hinderperiode en lawaaiduur

    • -

      Hinderperiode: een periode waarbinnen meerdere keren lawaaiduur voorkomt. Bij elkaar opvolgende hinderperioden veroorzaakt door verschillende soorten werkzaamheden wordt voor de hinderperiode de optelling van die verschillende perioden aangehouden. Indien bijvoorbeeld sloop-, graaf-, boor-

      en heiwerkzaamheden aaneengesloten hinder veroorzaken, wordt de optelling van die verschillende perioden als hinderperiode aangemerkt en vergeleken met de grens van 1 maand.

    • -

      Lawaaiduur: de tijdsduur dat hinderlijk geluid door bouwwerkzaamheden wordt geproduceerd

  • 5.3.

    Piek in geluid

    Het onderscheid in “hinderperiode” en “lawaaiduur” staat een piek in geluid toe, als de gemiddelde geluidsbelasting over een dag genomen maar binnen de geldende norm van de hinderperiode blijft.

    Indien het geluid boven de geldende normen uitkomt, dienen de omwonenden binnen een straal van 100 m van het project te worden geïnformeerd.

  • 5.4.

    Geluidgevoelige gebouwen

    Het toetsingskader bouwlawaai geldt voor woningen. Voor andere geluidgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (m.n. onderwijsgebouwen en zorginstellingen) zal het

    begrip “ernstige hinder” per geval nader worden bepaald.

  • 5.5.

    Geluidhinder bij bouw- en sloopwerkzaamheden gedurende avond- en nachtperiode 

    Er is sprake van geluidhinder bij werkzaamheden in de avond- en nachtperiode en weekenden (eveneens erkende feestdagen) op grond van artikel 4.1.5 van de APV indien de geluidniveaus op de

    gevel van een woning of ander geluidsgevoelige gebouw boven de volgende normen stijgen:

Tabel I

Dag (weekend)

(07.00-19.00 uur

Avond

(19.00-23.00 uur)

Nacht

(23.00-07.00 uur)

LAr,LT in dB(A)

50

45

40

LAmax in dB(A)

60

55

50

  • 5.6.

    Ontheffing artikel 4.1.5 APV

    Indien bouwwerkzaamheden in de avond, nacht of weekend (eveneens erkende feestdagen) plaatsvinden en daarbij geluidhinder als bedoeld in artikel 5.5 van deze beleidsregel (zie tabel I) wordt

    veroorzaakt, dient de bouwende partij hiervoor ontheffing aan te vragen.

    Voor het verlenen van de ontheffingen gelden de volgende richtlijnen:

    • -

      Ontheffing bij maximaal 10 dB(A) overschrijding;

    • -

      Indien het geluidsniveau op de gevel van een geluidgevoelige bestemming uit tabel I met ten hoogste 10 dB(A) wordt overschreden, wordt in de regel ontheffing verleend. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de verkeersintensiteit niet

      zodanig is dat er een hoog achtergrondniveau is. Indien in een specifieke situatie wel sprake is van een hoog achtergrondniveau, moet worden afgewogen ontheffing mogelijk is voor overschrijding van meer dan 10 dB(A);

    • -

      Voor de nachtelijke periode (23.00 – 07.00) wordt voor heiwerkzaamheden geen ontheffing verleend.

  • 5.7.

    Aanvraag om ontheffing 4.1.5. APV

    De aanvraag dient akoestische gegevens te bevatten, om te beoordelen of de ontheffing verleend kan worden en onder welke voorwaarden. De inhoudelijke beoordeling wordt in overleg met de

    milieuadviseur Bedrijven van de gemeente Helmond gedaan. Akoestische gegevens kunnen zijn:

    • -

      Plattegrondtekening van de bouw-/slooplocatie met daarin aangegeven de situering van de geluidbronnen en geluidsgevoelige bestemmingen;

    • -

      De spreiding van de lawaaiige werkzaamheden in data en tijden;

    • -

      Akoestisch onderzoek met berekeningen conform de Handreiking Meten en Rekenen Industrielawaai 1999 van de LAr,LT en LAmax per etmaalperiode;

    • -

      Welke reducerende of anderszins compenserende maatregelen worden getroffen.

  • 5.8.

    Beoordeling aanvraag om ontheffing 4.1.5. APV

    Voor het verlenen van de ontheffing zal worden beoordeeld of met geluidsreducerende maatregelen (bv. geluidsarm heien en trillen, toepassen geluidsarme aggregaten) de overschrijding van de waarden uit tabel I wordt geminimaliseerd. Tevens zal worden beoordeeld of de bouwactiviteiten op de gevraagde ontheffingsperioden bouwtechnisch gezien of anderszins (bijvoorbeeld vanwege verkeersdruk overdag bij een infrastructureel werk) nodig is. In de ontheffing kunnen voorwaarden

    worden opgenomen ten aanzien van:

    • -

      Het maximale geluidsniveau (Lar,LT en LAmax) op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen;

    • -

      Het vooraf voorlichten van de omgeving over de voorgenomen lawaaiige werkzaamheden;

    • -

      Het maximaal aaneengesloten aantal etmalen of delen van die periode;

    • -

      Het minimaal aantal nachten zonder lawaaiige werkzaamheden tussen twee lawaaiige perioden in;

    • -

      Het maximaal aantal te verlenen ontheffingen voor de avond- en nachtperiodes (geen nachtelijke heiwerkzaamheden) per kalenderjaar.

  • 5.9.

    Ontheffing 4.1.5. APV op zondag en erkende feestdagen

    Gelet op het bepaalde in de Zondagswet (bijlage 3) wordt op zondagen (incl. Hemelvaartsdag en Eerste Kerstdag) in ieder geval tot 13.00 uur geen ontheffing verleend voor bouw- en/of sloopwerkzaamheden die geluidhinder veroorzaken.

  • 6.

    Handhaafinstructie bouwlawaai

  • 6.1.

    Klachten bouwlawaai

    Het toezicht op het naleven van de toetsingsnormen en/of ontheffingsvoorwaarden wordt passief uitgeoefend. Alleen naar aanleiding van klachten zal de klacht worden onderzocht.

  • 6.2.

    Geluidsmetingen

    In het geval van klachten zullen geluidsmetingen op de gevel van woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden verricht. De metingen worden verricht conform de Handleiding Meten en Rekenen

    Industrielawaai (Ministerie van VROM, 1999). Indien de gemeente Helmond zelf niet beschikt over de juiste expertise hiervoor, zal daartoe een akoestisch bureau worden ingehuurd.

  • 6.3.

    Belangenafweging

    Handhaving van geluidsoverlast door bouw en/of sloopwerkzaamheden mag geen onevenredige gevolgen hebben tot de daarmee te dienen doelen. Om deze reden zal een zorgvuldige

    belangenafweging plaatsvinden tussen enerzijds de belangen van de bouwende partij en anderzijds de omgeving/omwonenden.

  • 6.4.

    Reducerende maatregelen

    Alvorens wordt besloten om over te gaan tot handhaving wordt afgewogen of redelijkerwijs reducerende maatregelen kunnen worden getroffen om de normen van het toetsingskader geluid te halen dan wel te benaderen. De noodzaak tot afwijken van de normen voor geluid moet door middel van zwaarwegende

    argumenten door de bouwende partij worden onderbouwd. Factoren die in de bestuurlijke afweging een rol spelen en waaraan de bouwende partij in de onderbouwing aandacht moet besteden zijn:

    • -

      De aard van de werkzaamheden en het geluid;

    • -

      De duur van de werkzaamheden;

    • -

      De locatie van de werkzaamheden (in woonwijk, nabijheid geluidgevoelige bestemmingen, hoogte van het achtergrondgeluid);

    • -

      De mogelijke reducerende maatregelen (aan de bron, maar ook

      afschermende maatregelen);

    • -

      De mogelijke beperking in werktijden;

    • -

      Communicatie richting de omgeving;

    • -

      Compenserende maatregelen voor de omgeving zoals financiële tegemoetkoming of aanbieden overnachting elders.

      In principe geldt dat niet handhavend wordt opgetreden indien is aangetoond dat de stilste methode wordt toegepast.

  • 6.5.

    Handhavend optreden bij overschrijding toetsingsnorm bouwlawaai

    Bij overschrijding van de geluidsnormen (zie paragraaf toetsingskader bouwlawaai) wordt op grond van 7.4 van het Bbl handhavend opgetreden door het verbieden van het gebruik van het werktuig.

  • 6.6.

    Bestuursrechtelijke dwangmiddelen

    Indien de overtreder het verbod niet op het gebruik van het werktuig voor de werkzaamheden op grond van artikel 7.4 van het Bbl niet naleeft, oftewel niet vrijwillig stopt met het gebruik ervan, zal het college van burgemeester en wethouders door middel van het toepassen van bestuursrechtelijke

    dwangmiddelen op grond van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht, de werkzaamheden (laten) beëindigen.

  • 6.7.

    Handhavend optreden gelet op artikel 4.1.5. APV

    Indien er geen op grond van artikel 4.1.5 APV vereiste ontheffing is aangevraagd of de voorwaarden uit de verleende ontheffing niet worden nageleefd zal op grond van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht handhavend worden opgetreden.

  • 6.8.

    Nader overleg

    Na beëindiging van de werkzaamheden zal overleg plaatsvinden tussen de gemeente Helmond en overtreder om te bezien welke maatregelen genomen kunnen worden om geluidhinder te voorkomen

    dan wel te beperken. Daarbij kan worden gedacht aan:

    • -

      De inzet van stillere typen bouwmachines. Ook goed onderhoud van machines kan overlast beperken;

    • -

      Het inzetten van stillere technieken, zoals bijvoorbeeld het gebruik van boorpalen in plaats van heien, inzetten van een geluiddempende heimantel;

    • -

      Het beperken van lawaaiige werkzaamheden tot de dagperiode;

    • -

      Slimme inrichting van de bouwplaats door bijvoorbeeld lawaaiige apparatuur zover mogelijk van woningen vandaan te situeren;

    • -

      Geluidsafschermende voorzieningen te plaatsen rond lawaaiige apparatuur of bouwplaats.

  • 6.9.

    Beëindiging handhaving

    De handhaving wordt beëindigd indien betrokken partijen (de gemeente Helmond en overtreder) een financiële en/of technische oplossing zijn overeengekomen. De werkzaamheden kunnen vervolgens worden hervat.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking: drie dagen na bekendmaking.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 25 januari 2011
Burgemeester en wethouders van Helmond,
De burgemeester, De secretaris,
Drs. A.A.M. Jacobs. Dhr. A.A.M. Marneffe R.A.
Bekend gemaakt op:
28 januari 2011
De gemeentesecretaris,
Dhr. A.A.M. Marneffe R.A.

Bijlagen 1 tot en met 5