Regeling vervallen per 02-10-2015

Algemene Subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht.

Geldend van 03-06-2005 t/m 01-10-2015

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht

De raad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 april 2005, nr. 0502262;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 108, 147 en 149 van de

Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Algemene Subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    wet: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    activiteitenplan: Een overzicht van de activiteiten uitgedrukt in meetbare prestaties waarvoor subsidie wordt gevraagd en van de met deze activiteiten nagestreefde doelstellingen waarbij per activiteit de daarvoor benodigde kosten worden vermeld;

  • c.

    college: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;

  • d.

    instelling: Een rechtspersoon naar burgerlijk recht die zonder winstoogmerk activiteiten op het terrein van het welzijn ten uitvoer brengt;

  • e.

    subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de wet, met dien verstande dat onderscheid gemaakt wordt in:

    1* budgetsubsidie: een subsidie waarbij een instelling voor een bepaald subsidiejaar een bedrag wordt toegekend voor de uitvoering van een overeengekomen activiteitenpakket dat past binnen de gemeentelijke beleidsdoelstellingen;

    2* waarderingssubsidie: een subsidie waarbij een instelling voor een bepaald subsidiejaar een bedrag wordt toegekend voor de uitvoering van activiteiten die passen binnen de gemeentelijke beleidsdoelstellingen;

    3* incidentele subsidie: de subsidie die wordt toegekend ten behoeve van een eenmalige activiteit op het terrein van het welzijn;

    4* accommodatiesubsidie: de subsidie die wordt toegekend ten behoeve van het bouwen of renoveren van een accommodatie van een instelling.

  • f.

    subsidieverantwoording:

    De door een instelling voorafgaand aan de subsidievaststelling in te dienen jaarlijkse afrekening van de subsidie;

  • g.

    subsidieverIening: De door de raad of het college genomen jaarlijkse beschikking voorafgaande aan de activiteit of periode waarvoor subsidie wordt verleend;

  • h.

    subsidievaststelling: De door de raad of het college na afloop van een of meer bepaalde activiteiten of een bepaalde periode genomen beschikking, waarbij het exacte subsidiebedrag wordt vastgesteld;

  • i.

    welzijnsjaarprogramma: Het programma dat jaarlijks als onderdeel van de begroting door de raad wordt vastgesteld en dat de subsidieverlening per instelling vermeldt;

  • j.

    plaatselijke gemeenschap: de ingezetenen van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op welzijnsactiviteiten in de plaatselijke gemeenschap op grond van de door de raad vastgestelde begroting.

  • 2.

    De raad kan bepalen dat deze verordening tevens in andere gevallen dan wel op andere beleidsterreinen als bedoeld in de door de raad vastgestelde begroting van toepassing is.

  • 3.

    De raad kan voor een welzijnsactiviteit of een beleidsterrein als bedoeld in het eerste en het tweede lid, een deelverordening vaststellen.

  • 4.

    Een deelverordening behelst tenminste:

    • a.

      de aanwijzing van het beleidsterrein;

    • b.

      de grondslag voor de berekening van de subsidie;

    • c.

      de reikwijdte van het beleidsterrein.

  • 5.

    Een deelverordening bevat nadere regels over de daarop van toepassing zijnde subsidievorm.

  • 6.

    Deze verordening is niet van toepassing op:

    • a.

      subsidies aan publiekrechtelijke lichamen of organen in de kosten van activiteiten dan wel voorzieningen, welke hun oorzaak vinden in het bepaalde bij of krachtens wet dan wel een publiekrechtelijke functie;

    • b.

      verstrekkingen aan door de gemeente ingestelde en door of namens haar beheerde fondsen;

    • c.

      verstrekkingen op grond van lidmaatschappen van de gemeente.

Artikel 3 Welzijnsjaarprogramma

  • 1. De raad stelt jaarlijks een welzijnsjaarprogramma vast waarin de voor subsidie beschikbare bedragen voor dat jaar en een subsidieplafond als bedoeld in artikel 4:27 van de wet wordt vermeld.

  • 2. Het welzijnsjaarprogramma wordt uiterlijk vastgesteld op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het welzijnsjaarprogramma betrekking heeft.

  • 3. Het gemeentelijk welzijnsbeleid is uitgangspunt bij de vaststelling daarvan.

  • 4. Bij de vaststelling van het welzijnsjaarprogramma is de Inspraakverordening van toepassing.

Artikel 4 Algemene subsidievoorwaarden

  • 1. Een subsidie wordt slechts verstrekt aan een instelling die rechtspersoonlijkheid bezit, tenzij het college van dit voorschrift ontheffing verleent. Het college kan aan de ontheffing voorschriften verbinden.

  • 2. Een instelling komt voor een budget- of waarderingssubsidie in aanmerking indien de instelling in het welzijnsjaarprogramma, bedoeld in artikel 3, is vermeld.

  • 3. Het college kan naast de bepalingen van deze verordening bijzondere voorwaarden verbinden aan de subsidieverlening.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Een subsidie kan, naast de in artikel 4:25, tweede lid, en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen, geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet ten goede zullen komen aan de plaatselijke gemeenschap;

  • b.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • c.

    de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • d.

    in het beoogde doel dan wel de activiteiten reeds op andere wijze in belangrijke mate is voorzien;

  • e.

    de subsidieverstrekking niet strookt met het gemeentelijk welzijnsbeleid.

Artikel 6 Voorschotten

  • 1. Het college verleent voorschotten op de subsidie.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening worden het bedrag en de termijn(en) van uitbetaling van de voorschotten vermeld.

  • 3. De verplichting tot betaling van een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aan de instelling schriftelijk kennis geven van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan de artikelen 25, 26, 29 of 38, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 7 Betaling

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de definitieve subsidievaststelling betaald.

Artikel 8 Terugvordering

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 38, eerste lid onderdeel c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

HOOFDSTUK 2: VERPLICHTINGEN VAN DE GESUBSIDIEERD INSTELLINGEN

Paragraaf 2.1 Eisen aan de administratiecontrole

Artikel 9 Inrichting administratie

De administratie van een instelling wordt zodanig ingericht dat de activiteiten, de bezittingen, de schulden, het eigen vermogen en financiële resultaten van de instelling inzichtelijk worden weergegeven.

Artikel 10 Inlichtingen

De instelling is verplicht op verzoek van of namens het college inzage te verlenen in de administratie en de notulen van bijeenkomsten en vergaderingen, alsmede de inlichtingen te verstrekken, die voor de subsidieverlening of de subsidievaststelling, dan wel ter beoordeling van de besteding van de verstrekte subsidie nodig zijn.

Artikel 11 Verstrekken nadere gegevens

Een instelling verstrekt binnen een door of namens het college te bepalen termijn nadere gegevens, indien het college die nodig acht ter beoordeling van de subsidieverlening, dan wel subsidievaststelling.

Artikel 12 Beschikbaar houden gegevens

Een instelling houdt de administratieve gegevens gedurende ten minste zeven jaren na afloop van de periode waarvoor een structurele subsidie is verleend beschikbaar.

Paragraaf 2.2 Verplichtingen bij wijzigingen

Artikel 13 Meldingsplicht

Een instelling stelt het college in kennis van het voornemen tot wijziging van:

  • a.

    de bestuurssamenstelling;

  • b.

    de statuten;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteit alsmede producten.

Artikel 14 Liquidatie

  • 1. De instelling doet van het voornemen tot ontbinding onverwijld mededeling aan het college.

  • 2. Bij liquidatie zijn de voorschriften omtrent rekening en verantwoording, alsmede die betreffende vaststelling van subsidie en verrekening van voorschotten, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Vergoedingsplicht

  • 1. De instelling is, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, een vergoeding verschuldigd aan de gemeente indien:

    • a.

      de instelling voor de gesubsidieerde activiteiten alsmede producten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b.

      de instelling een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • d.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken dan wel beëindigd; of

    • e.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 2. De vergoeding wordt vastgesteld naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de vermogensvorming heeft bijgedragen binnen een jaar nadat het college op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 16 Vermogensvorming

  • 1. In de gevallen vermeld in artikel 15 alsmede indien de instelling die de subsidie ontving, fuseer of anderszins een vorm van samenwerking aangaat, is de instelling aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2. De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening, -vaststelling of—beëindiging.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat, in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken, wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de instelling wordt ontvangen.

  • 4. Indien het roerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 17 Verzekeren goederen

  • 1. De instelling is verplicht haar roerende en onroerende zaken te verzekeren tegen de schade van brand, storm en inbraak.

  • 2. Het college kan bepalen dat de instelling zich verzekert tegen andere risico’s, zoals schade voortvloeiend uit aansprakelijkheid en fraude.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het gestelde in het eerste lid, als de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Artikel 18 Democratisering

  • 1. Een instelling voldoet aan eisen van democratisch functioneren, waarvan dient te blijken uit haar stukken.

  • 2. Het democratisch functioneren is gericht op een daadwerkelijke medezeggenschap en medeverantwoordelijkheid van werknemers en vrijwillige werkers, van deelnemers aan de activiteiten en afnemers van producten van een instelling en gaat gepaard met openbaarheid van informatie en openheid van oordeel- en besluitvorming.

HOOFDSTUK 3: BUDGETGESUBSIDIEERDE INSTELLINGEN

Paragraaf 3.1 Subsidieverlening

Artikel 19 Eerste subsidieaanvraag

  • 1. Een instelling die voor de eerste maal een subsidie aanvraagt, dient voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvragen zoals bedoeld in artikel 20, eerste lid, worden ingediend, een aanvraag in vergezeld van de volgende stukken:

    • a.

      een activiteitenplan voor het subsidiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • b.

      een begroting van baten en lasten voor het subsidiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      een afschrift van haar, in een notariële akte opgenomen, statuten, tenzij sprake is van een ontheffing als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

    • d.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • e.

      de door het bestuur gewaarmerkte balans en rekening van baten en lasten over de laatste twee jaren voorafgaande aan het jaar waarin de eerste subsidieaanvraag wordt ingediend, alsmede een toelichting op deze jaarstukken en een rapport van een registeraccountant of een administratiekantoor;

    • f.

      een jaarverslag over het subsidiejaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. Het activiteitenplan dient ten minste te bevatten:

    • a.

      de doelstelling van de instelling;

    • b.

      een overzicht van de te ontplooien activiteiten uitgedrukt in meetbare prestaties waarmee de instelling deze doelstelling(en) tracht te realiseren;

    • c.

      een vermelding per activiteit van de benodigde personele en materiële middelen.

  • 3. Het college is bevoegd om overeenkomstig de artikelen 4:37 en 4:38 van de wet nadere verplichtingen op te leggen ten aanzien van de subsidieaanvraag.

  • 4. Het college treedt na ontvangst van de aanvraag in overleg met de instelling.

  • 5. Op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid beslist de raad bij de vaststelling van het welzijnsprogramma als bedoeld in artikel 3 voor het jaar waar de aanvraag wordt ingediend.

  • 6. Een eerste subsidieaanvraag die niet voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvragen zoals bedoeld in artikel 20, eerste lid, worden ingediend wordt ontvangen, wordt niet in behandeling genomen, tenzij de termijnoverschrijding naar het oordeel van het college verschoonbaar is.

Artikel 20 Voortzetting subsidie

  • 1. Een instelling waarmee de gemeente reeds een subsidierelatie onderhoudt, dient voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, een aanvraag in te dienen vergezeld van een activiteitenplan en een begroting.

  • 2. Het activiteitenplan dient ten minste te bevatten:

    • a.

      de doelstelling(en) van de instelling;

    • b.

      een overzicht van de te ontplooien activiteiten (uitgedrukt in meetbare prestaties) waarmee de instelling deze doelstelling(en) tracht te realiseren;

    • c.

      een vermelding per activiteit van de benodigde personele en materiële middelen.

  • 3. Het college is bevoegd om overeenkomstig de artikelen 4:37 en 4:38 van de wet nadere verplichtingen op te leggen ten aanzien van de subsidieaanvraag.

  • 4. Het college treedt na ontvangst van de aanvraag in overleg met de instelling.

  • 5. Op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid beslist de raad bij de vaststelling van het eerstvolgende welzijnsjaarprogramma als bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

  • 6. Een subsidieaanvraag die niet voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt ontvangen, wordt niet in behandeling genomen, tenzij de termijnoverschrijding naar het oordeel van het college verschoonbaar is.

  • 7. Een subsidieaanvraag die betrekking heeft op nieuw beleid wordt voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar, bedoeld in het eerste lid, ingediend.

Artikel 21 Jaarlijkse indexering subsidie

  • 1. Indien er voor een opeenvolgend subsidiejaar subsidie verstrekt wordt, vindt er indexering van het subsidiebedrag plaats.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt geïndexeerd op basis van de consumentenprijsindex zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, wanneer het Welzijnsjaarprogramma, bedoeld in artikel 3, aan de raad wordt voorgelegd ter vaststelling daarvan.

  • 3. Indien bij een instelling waaraan subsidie wordt verleend sprake is van personeelsformatie, dient het loongevoelige deel van de subsidie afzonderlijk in de subsidieaanvraag en de subsidieverantwoording te worden vermeld.

Artikel 22 Weigering subsidie voor een nieuw tijdvak

Indien aan een instelling voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidies verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

Paragraaf 3.2 Subsidieverantwoording en subsidievaststelIing

Artikel 23 Meldingsplicht aanmerkelijke verschillen

Een instelling is verplicht om, indien gedurende het subsidiejaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten, daarvan onverwijld mededeling te doen aan het college onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 24 Tussenrapportage

  • 1. Uiterlijk 1 september van het lopende subsidiejaar dient de instelling een tussenrapportage over de eerste zes maanden van het lopende subsidiejaar in te dienen bij het college.

  • 2. Deze tussenrapportage dient ten minste te bestaan uit een overzicht van:

    • a.

      de voortgang van de activiteiten dan wel prestaties.

    • b.

      het verloop van de inkomsten en de uitgaven gerelateerd aan deze activiteiten dan wel prestaties.

  • 3. Nadat de indexering, bedoeld in artikel 21, is toegepast en in het desbetreffende jaar waarin subsidie is toegekend blijkt dat de subsidie als gevolg van stijging van CAO-lonen niet toereikend is, wordt deze stijging van de loonkosten tevens in de rapportage inzichtelijk weergegeven.

  • 4. Indien als gevolg van de extra kosten de te leveren prestaties behoren te worden bijgesteld vindt overleg plaats met de instelling nadat de tussenrapportage is ingediend.

Artikel 25 Intrekking en wijziging subsidieverlening op basis van bestaande feiten en omstandigheden

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college, in overeenstemming met het bepaalde in

    artikel 4:50 van de wet, de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken

    of ten nadele van de betrokken instelling wijzigen:

    • a.

      voor zover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      voor zover veranderende omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

    • c.

      in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2.

    • 2.

      Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, vergoedt de gemeente de schade die de instelling lijdt doordat zij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan zij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 27 Subsidieverantwoording

  • 1. Een instelling dient jaarlijks voor 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van een subsidieverantwoording in te dienen bij het college.

  • 2. In de subsidieverantwoording worden in ieder geval opgenomen:

    • a.

      een overzicht van de gerealiseerde activiteiten, prestaties en kengetallen;

    • b.

      een overzicht van de kosten per activiteit of prestatie;

    • c.

      een beoordeling van de vraag in hoeverre is voldaan aan de in de subsidieverlening vastgelegde activiteiten dan wel prestaties;

    • d.

      een jaarrekening;

    • e.

      een balans met toelichting.

  • 3. Indien een instelling een subsidie ontvangt die tussen de €25.000,-- en €75.000,-- bedraagt wordt bij de subsidieverantwoording een verklaring van een accountant-administratieconsulent overgelegd, waaruit blijkt dat het financiële verslag voldoet aan artikel 4:78 van de wet gestelde voorschriften en of het overzicht van de gerealiseerde activiteiten dan wel prestaties, voor zover hij dat overzicht kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

  • 4. Indien een instelling een subsidie ontvangt die €75.000,-- of meer bedraagt wordt bij de subsidieverantwoording een verklaring van een registeraccountant overgelegd, waaruit blijkt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het overzicht van de gerealiseerde activiteiten of prestaties, voor zover hij dat overzicht kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

Artikel 28 Egalisatiereserve

  • 1. Een instelling kan een resterend subsidiebedrag aanwenden voor het opbouwen en instandhouden van een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de wet, mits de in de beschikking tot subsidieverlening vermelde activiteiten dan wel prestaties zijn gerealiseerd.

  • 2. De instelling verantwoordt zich schriftelijk tegenover het college over de aanwending van deze egalisatiereserve.

Artikel 29 Vaststelling van de subsidie

  • 1. Na goedkeuring van de subsidieverantwoording, doch uiterlijk 4 maanden na indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling, wordt door het college de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vastgesteld.

  • 2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de aan de subsidieverlening verbonden voorwaarden;

    • b.

      onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt bij de subsidieaanvraag;

    • c.

      de subsidieverantwoording niet voor 1 april van het jaar volgend op het jaar waarvoor subsidie is verstrekt, is ingediend.

  • 3. Indien het college, ondanks het tijdig en correct indienen door de instelling van zowel de aanvraag tot subsidievaststelling als de subsidieverantwoording, niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn de subsidievaststelling heeft afgegeven, wordt de subsidie vastgesteld conform het door de instelling gevraagde bedrag bij de aanvraag tot vaststelling, met dien verstande dat de subsidie niet hoger kan worden vastgesteld dan in de subsidieverlening is bepaald.

HOOFDSTUK 4: WAARDERINGSGESUBSIDIEERDE INSTELLINGEN

Paragraaf 4.1 Subsidieverlening

Artikel 30 Eerste subsidieaanvraag

  • 1. Een instelling die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, dient voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvragen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, worden ingediend, een aanvraag in vergezeld van de volgende stukken:

    • a.

      een activiteitenplan voor het subsidiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • b.

      een begroting van baten en lasten voor het subsidiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      een afschrift van haar, in een notariële akte opgenomen, statuten, tenzij sprake is van een ontheffing als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

    • d.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • e.

      de door het bestuur gewaarmerkte balans en rekening van baten en lasten over, voorzover mogelijk, de laatste twee jaren voorafgaande aan het jaar waarin de eerste subsidieaanvraag wordt ingediend, alsmede een toelichting op deze jaarstukken en een rapport van een registeraccountant of een administratiekantoor. Indien de gevraagde subsidie minder bedraagt dan € 1.500,-- kan volstaan worden met een verklaring van een kascommissie;

  • 2. Het activiteitenplan bevat tenminste:

    • a.

      de doelstelling van de instelling;

    • b.

      een overzicht van de te ontplooien activiteiten, uitgedrukt in meetbare prestaties, waarmee de instelling deze doelstelling tracht te realiseren;

    • c.

      een vermelding per activiteit van de benodigde personele en materiële middelen.

  • 3. Het college is bevoegd om overeenkomstig de artikelen 4:37 en 4:38 van de wet nadere verplichtingen op te leggen ten aanzien van de subsidieaanvraag.

  • 4. Op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid beslist de raad bij de vaststelling van het welzijnsprogramma, bedoeld in artikel 3, voor het jaar waar de aanvraag wordt ingediend.

  • 5. Een eerste subsidieaanvraag, die niet voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvragen, bedoeld in artikel 30, eerste lid, worden ingediend, wordt niet in behandeling genomen, tenzij de termijnoverschrijding naar het oordeel van het college verschoonbaar is.

Artikel 31 Voortzetting subsidie

  • 1. Een instelling waarmee de gemeente reeds een subsidierelatie onderhoudt, dient voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, een aanvraag in vergezeld van een activiteitenplan en een begroting.

  • 2. Het activiteitenplan bevat ten minste:

    • a.

      de doelstelling van de instelling;

    • b.

      een overzicht van de te ontplooien activiteiten, uitgedrukt in meetbare prestaties, waarmee de instelling deze doelstelling tracht te realiseren en

    • c.

      een vermelding per activiteit van de benodigde personele en materiële middelen.

  • 3. Het college is bevoegd om overeenkomstig de artikelen 4:37 en 4:38 van de wet nadere verplichtingen op te leggen ten aanzien van de subsidieaanvraag.

  • 4. Op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid beslist de raad bij de vaststelling van het eerstvolgende welzijnsjaarprogramma, bedoeld in artikel 3.

  • 5. Een subsidieaanvraag die niet voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt ontvangen, wordt niet in behandeling genomen, tenzij de termijnoverschrijding naar het oordeel van het college verschoonbaar is.

  • 6. Een subsidieaanvraag die betrekking heeft op nieuw beleid dient voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar, bedoeld in eerste lid, te worden ingediend.

Artikel 32 Incidentele subsidie

  • 1. Indien een instelling een incidentele subsidie aanvraagt wordt:

    • a.

      de aanvraag om subsidie schriftelijk bij het college schriftelijk ingediend uiterlijk 2 maanden voor het tijdstip, waarop een begin wordt gemaakt met de realisering van de activiteit dan wel product waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • b.

      bij de aanvraag de baten en lasten overgelegd, die betrekking hebben op de begroting van de activiteit dan wel het product, voorzien van een toelichting op de begrotingsposten.

  • 2. Het college kan bepalen, dat naast de in het eerste lid genoemde bescheiden ook andere stukken worden overgelegd.

Artikel 33 Accommodatiesubsidie

Indien een instelling een accommodatiesubsidie aanvraagt is artikel 31 van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 4.2 Subsidieverantwoording en subsidievaststelling

Artikel 34 Subsidieverantwoording

De subsidieverantwoording geschiedt overeenkomstig artikel 27, met dien verstande dat indien de gevraagde subsidie minder bedraagt dan € 1.500,-- volstaan kan worden met een verklaring van een kascommissie.

Artikel 35 Vaststelling van de subsidie

De vaststelling van een waarderingssubsidie geschiedt overeenkomstig artikel 29.

HOOFDSTUK 5: OVERIGE en SLOTBEPALINGEN

Artikel 36 Het begrotingsvoorbehoud

  • 1. Subsidieverlening vindt plaats onder voorbehoud van goedkeuring van de gemeentebegroting door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

  • 2. De voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, vervalt indien de gemeente daarop niet binnen vier weken na bekendmaking van het besluit van Gedeputeerde Staten als bedoeld in het eerste lid een beroep heeft gedaan.

  • 3. Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor activiteiten dan wel producten die ook in het voorgaande begrotingsjaar werden gesubsidieerd overeenkomstig artikel 25, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 37 Intrekking en wijziging subsidieverlening

1 Indien een instelling, na schriftelijke aanmaning door het college, niet voldoet aan de bepalingen van deze verordening, kan het college besluiten de jaarlijkse beschikking aan te passen dan wel de verleende subsidie terug te vorderen.

2.Een eventueel te verrekenen bedrag kan in mindering worden gebracht op toe te kennen subsidies.

Artikel 38 Intrekking en wijziging subsidievaststelling

  • 1. Het college kan, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4:49 van de wet, een subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het college bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de instelling na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de instelling worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop de subsidievaststelling is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 39 Hardheidsclausule

Het college van burgemeesters en wethouders kan in individuele gevallen besluiten één of meer bepalingen uit deze verordening buiten toepassing te laten, voor zover toepassing tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 40 Evaluatie

Deze verordening wordt telkens na verloop van vijf jaren, voor het eerst in 2010, geëvalueerd.

  • 1.

    De Algemene Subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht van 6 januari 2000 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid treden artikel 19, eerste lid en zesde lid en artikel 30, eerste lid en vijfde lid, artikel 20, zevende lid en artikel 31, zesde lid, op 1 januari 2006 in werking, met dien verstande dat een aanvraag voor deze subsidies voor 1 april 2005 wordt ingediend.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de openbare vergadering van 9 mei 2005.
De Griffier, De voorzitter,
B.Poiesz H.H. Jonker