Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk 2005

Geldend van 04-01-2005 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Verordening kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk 2005

De raad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;

lezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 december 2004,

nr. 0408883, inzake kwaliteitsregels van peuterspeelzalen;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het wenselijk is om regels te stellen ten aanzien van de kwaliteit van peuterspeelzalen;

gehoord hebbende de raadscommissie Welzijn, Onderwijs en Sociale Zaken,

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk 2005

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college

    Het college van Burgemeester en Wethouders

  • b.

    peuterspeelzaalwerk:

    Het bieden van speelgelegenheid aan kinderen van twee tot vier jaar gedurende één of meer dagdelen per week van maximaal 3,5 uur met als doel de ontwikkeling van deze kinderen te bevorderen en hen samen te laten spe-len.

  • c.

    peuterspeelzaal:

    Een voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt;

  • d.

    ouder of verzorger:

    Een persoon, die een minderjarig kind, dat bij hem/haar inwoont opvoedt en verzorgt;

  • e.

    houder:

    Degene die een peuterspeelzaal in stand houdt;

  • f.

    groep:

    Een eenheid, die bestaat uit een aantal kinderen en een aantal beroepskrachten en/of begeleiders;

  • g.

    beroepskracht:In een peuterspeelzaal krachtens een arbeidsovereenkomst in een kinderdagverblijf werkzame persoon die werkzaamheden verricht, opgenomen in de voor kinderopvang geldende CAO en die over de voor die werkzaamheden benodigde opleiding beschikt;

  • h.

    begeleider:De in een peuterspeelzaal werkzame persoon, die anders dan als beroepskracht belast is met het bieden van verzorging en opvoeding of onderdak en begeleiding aan kinderen.

  • i.

    NEN:Door de stichting Nederlands Normalisatie Instituut vastgestelde norm.

Artikel 2 Vergunningsplicht.

Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van het college een peuterspeelzaal te exploiteren.

Artikel 3 Aanvraag om vergunning.

  • 1. De aanvraag om een vergunning, als bedoeld in artikel 2 moet schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2. Bij de aanvraag moeten de door het college verlangde gegevens en bescheiden worden overlegd, die voor de beschikking op de aanvraag nodig zijn

  • 3. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag kan het college een formulier vaststellen

Artikel 4 Behandeling aanvragen.

Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.

Artikel 5 Termijnen.

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een vergunning of op een verzoek tot ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag of een verzoek tot ontheffing is ontvangen.

  • 2. Het college kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 6 Inhoud van de vergunning.

  • 1. In de vergunning wordt vermeld:

    • a.

      de naam van de houder;

    • b.

      het soort peuterspeelzaal;

    • c.

      het aantal uren dat de peuterspeelzaal is geopend;

    • d.

      het adres van het perceel dan wel de percelen, waarin de peuterspeelzaal is gevestigd;

    • e.

      de ligging en de oppervlakte van de peuterspeelzaal;

    • f.

      het aantal kinderen, naar leeftijd uitgesplitst, dat per dagdeel maximaal aanwezig kan zijn;

    • g.

      het maximum aantal groepen;

    • h.

      de peildata, waarop de onder f en g genoemde aantallen moeten worden geteld, te weten 16 januari en 16 september.

Artikel 7 Duur van de vergunning of vrijstelling.

De vergunning kan worden verleend voor een termijn van maximaal 5 jaar.

Artikel 8 Verplichtingen van de houder.

  • 1. De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.

  • 2. De houder is verplicht aan het college:

    • a.

      gegevens te verstrekken, die van belang zijn in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen.

    • b.

      wijzigingen van de gegevens, bedoeld in artikel 3, onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen.

  • 3. De vergunninghouder hangt een afschrift van de vergunning op een zichtbare plaats in de peuterspeelzaal.

Artikel 9 Intrekking of wijziging van vergunning of vrijstelling.

  • 1. Een vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd indien:

    • a.

      ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      op grond van een verandering van de omstandigheden of beleidsinzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing,intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verstrekt;

    • c.

      voorschriften van de vergunning of ontheffing niet worden nagekomen;

    • d.

      van de vergunning of vrijstelling geen gebruik wordt gemaakt binnen een redelijke termijn;

    • e.

      de houder dit verzoekt.

  • 2. Een besluit tot intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing is met redenen omkleed en wordt niet genomen, dan nadat de houder van de vergunning in de gelegenheid is gesteld, binnen een door het college vast te stellen termijn, zijn oordeel kenbaar te maken omtrent het voornemen van dit besluit.

  • 3. Het college kan in het belang van de kinderen tijdelijke of blijvende sluiting van een peuterspeelzaal gelasten indien dringende omstandigheden daartoe aanleiding geven.

HOOFDSTUK 2 KWALITEITSREGELS

Artikel 10 Algemene regels.

  • 1. Het college kan regels stellen, waaraan de peuterspeelzaal, de houder en de in de peuterspeelzaal werkzame beroepskrachten en begeleiders moeten voldoen.

  • 2. De regels hebben betrekking op:

    • a.

      de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de kinderen;

    • b.

      de accommodatie en inrichting en hygiënische toestand van de voorziening;

    • c.

      de veiligheid van de voorziening;

    • d.

      de aan de beroepskrachten te stellen eisen van gezondheid en gedrag;

    • e.

      de aanwezigheid van gegevens in de peuterspeelzaal.

Artikel 11 Weigering en vrijstelling.

  • 1. Een vergunning wordt, behoudens ontheffing, geweigerd indien niet wordt voldaan aan hoofdstuk 2.

  • 2. Het college is bevoegd, onder voorschriften, ontheffing te verlenen.

  • 3. De voorschriften bedoeld in het tweede lid dienen ter bescherming van de belangen van het bepaalde in hoofdstuk 2 .

Artikel 12 Invloed van beroepskrachten en begeleiders op het beleid van de houder.

De houder draagt zorg ervoor dat de invloed van beroepskrachten en begeleiders op het beleid van de houder gewaarborgd is.

Artikel 13 Informatie aan ouders/verzorgers.

  • 1. De houder van een peuterspeelzaal informeert de ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over:

    • a.

      het pedagogisch beleid;

    • b.

      de wijze waarop klachten worden behandeld;

    • c.

      de wijze waarop de inspraak is geregeld;

    • d.

      de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.

Artikel 14 Verzekeringen.

  • 1. De houder van een peuterspeelzaal moet ten behoeve van in het centrum aanwezige beroepskrachten, begeleiders en kinderen een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

Artikel 15 Groepsgrootte en aantallen beroepskrachten.

  • 1. De opvang van kinderen vindt in groepen plaats met dien verstande dat in een groep ten hoogste 20 kinderen gelijktijdig aanwezig zijn;

  • 2. Ten minste één beroepskracht wordt ingezet voor de verzorging en opvoeding van ten hoogste:

    • a.

      4 kinderen in de leeftijd van 0 tot 1 jaar;

    • b.

      5 kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;

    • c.

      6 kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar

    • d.

      het aantal beroepskrachten bij een gemengde groep wordt bepaald aan de hand van het gemiddelde, waarbij naar boven kan worden afgerond.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan gedurende een beperkte tijd, doch niet meer dan anderhalf uur, na opening en voor sluiting van de peuterspeelzaal en in bijzondere omstandigheden één beroepskracht minder ingezet worden, met dien verstande dat tenminste één beroepskracht wordt ingezet.

  • 4. Indien slechts één beroepskracht ingezet wordt ingevolge het tweede en derde lid, wordt naast deze beroepskracht ten minste één begeleider ingezet ter ondersteuning van die beroepskracht.

Artikel 16 Verblijfsruimte

  • 1. Per groep is een ruimte beschikbaar, die per kind drie vierkante meter netto speel- of werkoppervlak bevat, overeenkomstig NEN 2580.

  • 2. Er is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal vier vierkante meter per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

Artikel 17 Verblijfsduur.

Een kind kan ten hoogste vier uur per dag in een peuterspeelzaal verblijven.

Artikel 18 Voorkoming verspreiding infectieziekten.

  • 1. De houder, dan wel aan degene die met de dagelijkse leiding is belast, is verboden:

    • a.

      enig persoon tot de peuterspeelzaal of tot enig daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin te vertoeven, wanneer, volgens of vanwege de directeur van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst, daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken, aanwezig is;

    • b.

      enig persoon tot de peuterspeelzaal of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden dat daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet, aanwezig is;

  • 2. Van het in het eerste lid onder a omschreven verbod is de houder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

  • 3. De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen krachtens de in het eerste lid, onder a, genoemde wet.

HOOFDSTUK 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Strafbepaling.

Handelen in strijd met het bepaalde in artikel 2 en artikel 10 en Hoofdstuk 2, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 20 Opsporingsambtenaren.

  • 1. Het college kan naast de in artikel 41 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, één of meer ambtenaren belasten met de zorg voor de naleving van deze verordening.

  • 2. Indien de zorg voor de nakoming van een in of krachtens deze verordening gesteld voorschrift dit vereisen, wordt aan de in het eerste lid bedoelde opsporingsambtenaren de last verstrekt om gebouwen en bouwwerken binnen te treden. Voorzover deze last woningen betreft, wordt deze verstrekt met inachtneming van de wet van 31 augustus 1853 (Stb. 83) en de daarop gekomen wijzigingen.

Artikel 21 Overgangsbepaling.

De vergunningen van houders die reeds voor de inwerkingtreding van deze verordening over een vergunning voor een peuterspeelzalen beschikten, blijven geldig

Artikel 22 Slotbepaling.

    • Deze verordening ligt voor een ieder kosteloos ter inzage bij de afdeling Burgerzaken, Onderwijs en Welzijn.

  • Deze verordening wordt aangehaald als Verordening kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk 2005.

  • Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie van de verordening, met dien verstande dat zij terugwerkt tot en met 1 januari 2005.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad der gemeente Hendrik-Ido-Ambacht in zijn openbare vergadering van 4 januari 2005.
De Griffier, De voorzitter,
B.Poiesz. H.H. Jonker