Regeling vervallen per 01-01-2020

REGELING VERVOER DRECHTSTEDEN/ZUID-HOLLAND ZUID

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

REGELING VERVOER DRECHTSTEDEN/ZUID-HOLLAND ZUID

Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht

gelet op de vaststelling van de ‘Regeling vervoer Drechtsteden/Zuid-Holland Zuid’ door het Drechtstedenbestuur op 7 november 2013;

BESLUIT

vast te stellen de:

REGELING VERVOER DRECHTSTEDEN/ZUID-HOLLAND ZUID

Artikel 1

Begripsbeschrijving:

In deze regeling wordt verstaan onder:

CAR-UWO:Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten – Uitwerkingsovereenkomst

Werkgever:het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente danwel het dagelijks bestuur van de betreffende Gemeenschappelijke regeling;

Medewerker:de ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder a, van de CAR-UWO

Werkadres: het adres waar of van waaruit de medewerker gewoonlijk (voor meer dan 50% van de werkdagen) zijn werkzaamheden verricht;

Woonadres: het adres waar de ambtenaar woont;

Woon-werk verkeer:het heen- en weer reizen tussen woon- en werkadres

Reisafstand woon-werk: de afstand van een enkele reis, waarbij de reisafstand tussen woonadres en werkadres wordt gemeten met de “ANWB Routeplanner” via de snelste route;

Ambulante medewerker : een medewerker die de aan hem opgedragen werkzaamheden overwegend (voor meer dan 50% van de werkdagen) op een wisselende plaats verricht;

Openbaar vervoer: personenvervoer dat voor iedereen toegankelijk is volgens een dienstregeling. Hiermee worden ook bedoeld de lijndiensten van het collectief openbaar vervoer, de waterbus en de fast ferry. Veerponten worden niet tot het openbaar vervoer gerekend, veerdiensten zijn onderdeel van het wegennet;

Standplaats:de gemeente of afzonderlijk deel van die gemeente waar de arbeidsplaats van betrokkene is gelegen;

Artikel 2

Tegemoetkoming reiskosten woon-werkverkeer:

Aan de medewerker wordt maandelijks een vergoeding voor reiskosten woon-werkverkeer toegekend. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van:

  • ·

    de wijze van vervoer;

  • ·

    de reisafstand;

  • ·

    het aantal dagen dat per week gereisd wordt.

Artikel 3

Openbaar vervoer woon-werk verkeer:

  • 1.

    De medewerker die voor het woon-werk verkeer gebruik maakt van het openbaar vervoer, kan de kosten hiervan – op basis van een maand- of jaarabonnement van de laagste klasse - declareren bij de werkgever onder het overleggen van vervoersbewijzen. Bij de aanschaf van een jaarabonnement verstrekt de werkgever op verzoek van de medewerker een voorschot.

  • 2.

    Indien een (maand)vervoersabonnement onvoordeliger is ten opzichte van losse ritten, vindt vergoeding plaats onder overlegging van vervoersbewijzen van de losse ritten.

Artikel 4

Tabelvergoeding woon-werk verkeer:

De medewerker die voor het woon-werk verkeer gèèn gebruik maakt van het openbaar vervoer ontvangt een vergoeding conform onderstaande tabel.

Enkele reisafstand woon-werkverkeer

Vergoeding per maand

Meer dan

Maar niet meer dan

0 km

10 km

€ 7,50

10 km

15 km

€ 65,00

15 km

20 km

€ 91,00

20 km

onbeperkt

€ 130,00

De tabel is gebaseerd op het reizen op vijf dagen per week. Indien minder dan vijf dagen per week wordt gereisd, bedraagt de vergoeding respectievelijk bij vier dagen, drie dagen, twee dagen en één dag per week 80%, 60%, 40% en 20% van het in de tabel genoemde bedrag. Varieert de reisfrequentie per week dan wordt een gemiddelde per week berekend.

Artikel 5

Parkeerplaats eigen motorvoertuig:

  • 1.

    Aan de medewerker die om medische redenen voor het woon-werk verkeer gebruik maakt van een eigen motorvoertuig wordt zo nodig een parkeergelegenheid bij het werkadres verstrekt.

  • 2.

    De bedrijfsarts beoordeelt, in dien nodig, de medische noodzaak voor het rijden met een eigen motorvoertuig.

  • 3.

    Aan de medewerker die zijn eigen motorvoertuig gemiddeld 10 of meer dagen per maand voor de dienst gebruikt, wordt, zonodig, een parkeergelegenheid bij het werkadres verstrekt.

Artikel 6

Stopzetten tegemoetkoming reiskosten woon-werk verkeer:

  • 1.

    De tegemoetkoming reiskosten woon-werk verkeer wordt stopgezet als de medewerker gedurende een periode van meer dan 4 weken aaneengesloten zijn werkzaamheden – behoudens vakantieverlof – niet gebruikt.

  • 2.

    Indien de medewerker gebruik maakt van ouderschapsverlof, bestaat met ingang van de maand volgend op die waarop het verlof is ingegaan, geen aanspraak op de reiskostenvergoeding, danwel wordt de vergoeding aangepast aan het aantal reisdagen.

  • 3.

    Indien het werkadres van de medewerker (tijdelijk) wijzigt, en deze wijziging naar verwachting langer dan 2 maanden gaat duren, worden de vergoedingen van de kosten van het woon-werk verkeer op grond van deze regeling opnieuw vastgesteld aan de hand van de nieuwe situatie.

Artikel 7

Anticumulatie en wijzigen vervoerkeuze:

1.De medewerker dient voor wat betreft de vergoeding van het woon-werk verkeer een keuze te

maken tussen de tabelvergoeding zoals genoemd in artikel 4 en een vergoeding van kosten openbaar vervoer zoals genoemd in artikel 3. Een combinatie van tabelvergoeding en openbaar vervoer behoort niet tot de mogelijkheden.

  • 2.

    In bijzondere situaties waarin de toepassing van het eerste lid naar het oordeel van de leidinggevende onbillijk is, kan in aanvulling op een OV-vergoeding een tabelvergoeding worden verstrekt voor dat deel van de reisafstand woon-werk dat niet met het openbaar vervoer kan worden afgelegd.

  • 3.

    De medewerker dient een wijziging van de vervoerkeuze minimaal een maand van te voren kenbaar te maken. De keuze geldt voor een periode van minimaal 3 maanden.

Artikel 8

(vervallen)

Artikel 9

Reiskosten in het belang van de dienst

  • 1.

    Voor het maken van dienstreizen wordt zoveel als mogelijk gebruik gemaakt van het openbaar vervoer en/of de dienstfiets en/of de dienstauto.

  • 2.

    Indien voor de dienstreis geen dienstfiets beschikbaar is en gebruik wordt gemaakt van een eigen fiets, wordt hiervoor een vergoeding verleend conform het gestelde in de Reisregeling Binnenland.

  • 3.

    De kosten van het openbaar vervoer (laagste klasse) ten behoeve van de dienst worden volledig vergoed tegen overlegging van de vervoersbewijzen. Indien de medewerker naast het openbaar vervoer gebruik moet maken van een taxi om op de plaats van bestemming te komen, dan worden deze kosten volledig vergoed.

  • 4.

    Indien gebruik van het openbaar vervoer en/of van de fiets naar het oordeel van de werkgever niet mogelijk of niet doelmatig is, kan met een eigen motorvoertuig worden gereisd. De vergoeding bedraagt € 0,28 netto per kilometer.

  • 5.

    Indien naar het oordeel van de werkgever reizen per openbaar vervoer wel mogelijk en wel doelmatig is, maar de medewerker ervoor kiest met een eigen motorvoertuig te reizen, dan bedraagt de vergoeding € 0,09 netto per kilometer.

  • 6.

    De afgelegde afstand met een eigen motorvoertuig zoals bedoeld in de leden 4 en 5, wordt berekend met behulp van de ANWB Routeplanner, volgens de snelste route.

  • 7.

    Indien de medewerker bij dienstreizen kosten heeft gemaakt voor veer-, tol- en tunnelgelden worden deze kosten vergoed onder overlegging van bewijzen.

  • 8.

    Indien de medewerker bij dienstreizen kosten heeft gemaakt voor parkeren worden deze kosten vergoed onder overlegging van bewijzen.

  • 9.

    De fiscale afhandeling van de vergoedingen van parkeer-, veer-, tol- en tunnelgelden zal conform de vigerende wet- en regelgeving worden uitgevoerd.

Artikel 10

Ambulante medewerkers

  • 1.

    De directie van de betreffende organisatie stelt vast welke medewerkers op grond van de aan hen opgedragen werkzaamheden als ambulante medewerkers worden aangemerkt.

  • 2.

    De ambulante medewerker aan wie een dienstauto ter beschikking gesteld wordt voor het maken van dienstreizen ontvangt een woon-werkvergoeding (voor het reizen van woonadres naar standplaats en vice versa) conform artikel 3 of 4 van deze regeling.

  • 3.

    De ambulante medewerker waarmee is overeengekomen dat hij de eigen auto inzet voor het maken van dienstreizen ontvangt in plaats van de woon-werkvergoeding conform artikel 3 en 4 een vergoeding die gebaseerd is op de reisafstand tussen woonadres en standplaats en op het aantal reisdagen. Deze vergoeding bedraagt €0,28 bruto per kilometer met een maximum van 40 kilometer. De maximale vergoeding, uitgaande van een woon-werk afstand van 40 km en 5 reisdagen bedraagt 214/12 (werkdagen per maand) x 40 x 2 (km/dag) x 0,28 (€/km) x 5/5 (aantal reisdagen per week) = €399,47 per maand. De dienstkilometers worden vergoed conform artikel 9 lid 4 van deze regeling, echter onder aftrek van het aantal kilometers waarover reeds de vergoeding voor de reisafstand tussen woonadres en standplaats van €0,28 bruto per kilometer is verstrekt.

Artikel 11

Verblijfkosten dienstreizen en dienstreizen buitenland

  • 1.

    De Reisregeling Binnenland is van toepassing op de vergoeding van de verblijfkosten voor dienstreizen binnen Nederland

  • 2.

    De Reisregeling Buitenland is van toepassing op de vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor dienstreizen naar het buitenland.

Artikel 12

Reiskosten bij studie

  • 1.

    Voor reizen bij studie worden, indien met het openbaar vervoer wordt gereisd, de werkelijke kosten van het openbaar vervoer vergoed (laagste klasse).

  • 2.

    Wanneer gebruik wordt gemaakt van een eigen motorvoertuig, dan bedraagt de vergoeding € 0,19 netto per kilometer.

  • 3.

    Parkeer-, veer-, tol- en tunnelgelden worden onder overlegging van bewijzen vergoed.

  • 4.

    De fiscale afhandeling van de vergoedingen van parkeer-, veer-, tol- en tunnelgelden zal conform de vigerende wet- en regelgeving worden uitgevoerd.

Artikel 13

Tegemoetkoming verhuiskosten

1.Voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten komt in aanmerking de medewerker, waarvan de

reisafstand woon-werk meer dan 50 kilometer bedraagt en die:

  • a)

    een dienstverband voor onbepaalde tijd heeft, of;

  • b)

    een dienstverband voor bepaalde tijd heeft, waarvan de duur op minimaal 3 jaar is bepaald.

    • 2.

      Aan de medewerker als bedoeld in lid 1 wordt bij vrijwillige verhuizing binnen 2 jaar na

indiensttreding, naar een woning gelegen binnen 10 kilometer van de arbeidsplaats, een fiscaal onbelaste vergoeding in de herinrichtingskosten en de overbrenging van de inboedel verleend, naar analogie van het gestelde in artikel 18:1:5 van de Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling.

De hoogte van die vergoeding wordt berekend overeenkomstig het daarover gestelde in de overige artikelen van hoofdstuk 18 van de Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling.

Artikel 14

Terugbetaling verhuiskosten

  • 1.

    Terugbetaling van de op grond van artikel 12 ontvangen verhuiskostenvergoeding dient plaats te vinden, wanneer aan de medewerker op zijn verzoek of ten gevolge van aan hem te wijten feiten binnen een periode van twee jaar na de verhuizing ontslag wordt verleend. Deze terugbetaling vindt plaats door verrekening met het netto-salaris.

  • 2.

    Overgang zonder onderbreking naar één van de bij de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden ‘aangesloten’ organisaties of onderdelen daarvan, wordt hierbij niet als ontslag in het kader van deze regeling beschouwd.

  • 3.

    Onder onderdelen van gemeenten of regionale organisaties als bedoeld in lid 2, worden in dit verband ook begrepen hun bedrijven of instellingen.

Artikel 15

Wijzigingen

1.Indien de fiscale voorwaarden met betrekking tot de in deze regeling opgenomen onderwerpen

wijzigen, wordt deze regeling automatisch aangepast aan die fiscale wijzigingen.

  • 2.

    Indien de Reisregeling Binnenland en/of de Reisregeling Buitenland wijzigt, worden de betrokken onderwerpen in deze regeling automatisch aangepast aan die regeling.

  • 3.

    De aanpassingen worden aan de Ondernemingsraad ter kennisgeving medegedeeld.

Artikel 16

Slotbepalingen

1.In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 december 2013 en kan worden aangehaald als Regeling Vervoer Drechtsteden/Zuid-Holland Zuid.

Aldus vastgesteld op 28 november 2013

de secretaris, de voorzitter,

A.J.M. Martens J. Heijkoop