Regeling vervallen per 15-09-2021

Partiële Regionale Huisvestingsverordening 2009 voor het grondgebied van de gemeenten Hengelo en Enschede

Geldend van 01-07-2009 t/m 14-09-2021

Intitulé

Partiële Regionale Huisvestingsverordening 2009 voor het grondgebied van de gemeenten Hengelo en Enschede

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Huisvestingswet;

  • b.

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de woonruimte zich bevindt;

  • d.

    woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, sub 1b, van de wet bepaalde;

  • e.

    zelfstandige woonruimte: een woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit afhankelijk is van wezenlijke voorzieningenbuiten die woonruimte;

  • f.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen van buiten die woonruimte;

  • g.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • h.

    splitsingsvergunning: de vergunning bedoeld in artikel 33 van de wet;

  • i.

    splitsing: splitsing in appartementsrechten of de verlening van deelnemings- of lidmaatschapsrechten, als bedoeld in artikel 33 eerste en tweede lid van de wet;

  • j.

    eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2 van de wet bepaalde;

  • k.

    gemeenschappelijke zaken/gedeelten: voor zover aanwezig worden tot de gemeenschappelijke zaken/gedeelten ondermeer gerekend de funderingen, de dragende muren en de kolommen, het geraamte van het gebouw met de ondergrond, het ruwe metselwerk, alsmede de vloeren met uitzondering van de afwerklagen in de privé-gedeelten. De buitengevels, waaronder begrepen de raamkozijnen en het glas, de deuren welke zich in de buitengevel bevinden de scheiding vormen tussen het gemeenschappelijk en het privégedeelte, de balkonconstructies, de borstweringen, de galerijen, de terrassen en de gangen, de daken, de schoorstenen en de ventilatiekanalen, de trappenhuizen en de hellingbanen, het hek- en traliewerk voor zover het geen privé-tuinafscheidingen betreft, alsmede het (standaard) hang- en sluitwerk aan kozijnen welke aan de buitengevel van het gebouw zitten, de technische installaties met de daarbij behorende leidingen, met name voor de centrale verwarming (met inbegrip van radiatoren en radiatorkranen in de privé-gedeelten) en voor luchtbehandeling, de vuilafvoer, de leidingen voor gas en water en verder de hydrofoor, de elektriciteits- en telefoonleidingen, de gemeenschappelijke antenne, de bliksembeveiliging, de liften, de alarminstallatie en de systemen voor oproer en deuropeners, alles voor zover die installaties niet uitsluitend ten dienste van één privé-gedeelte strekken.

  • l.

    omzetting: het omzetten van een zelfstandige woning in een onzelfstandige woning;

  • m.

    omzettingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 lid 1 sub c van de wet

  • n.

    Algemene Woning Keuring (AWK): een keuring uitgevoerd door een instantie welke is gecertificeerd volgens de Nationale Beoordelingsrichtlijn (BRL) 5014, d.d. 2003-02-01, inhoudende een beschrijving en een beoordeling van de huidige onderhoudstoestand van het gebouw alsmede een beschrijving en een beoordeling van het onderhoudsplan op langere termijn (10 jaar).

  • o.

    Huisvestingsovereenkomst: een overeenkomst tussen gemeente(n) en een toegelaten instelling, waarin afspraken met betrekking tot woonruimteverdeling zijn vastgelegd.

Hoofdstuk 2 - Wijzigen van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Artikel 2 - Vergunningsvereiste

  • 1. Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste tot en met derde lid van Boek 5 van het Burgerlijk wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het eerste lid is van toepassing op de gehele woningvoorraad.

Artikel 3 - Aanvragen van een splitsingsvergunning

  • 1. De aanvraag om een splitsingsvergunning wordt schriftelijk bij Het college ingediend.

  • 2. De aanvraag houdt in:

    • a.

      naam en correspondentieadres in Nederland van de aanvrager;

    • b.

      naam en adres van de opdrachtgever, indien dit een ander is dan de aanvrager;

    • c.

      straat en huisnummer van het te splitsen gebouw;

    • d.

      kadastrale ligging van het te splitsen gebouw;

    • e.

      bouwjaar van het te splitsen gebouw;

    • f.

      het aantal appartementsrechten waarin het recht op het gebouw zal worden gesplitst;

    • g.

      de tegenwoordige en toekomstige bestemming van de te vormen appartementsrechten.

  • 3. De aanvraag dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk wetboek en het krachtens dat artikel vastgelegde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten;

    • b.

      een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een geregistreerd taxateur;

    • c.

      een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw;

    • d.

      een raming van de onderhoudskosten op korte en langere termijn (10 jaar);

    • e.

      indien het gebouw waarvoor een splitsingsvergunning wordt aangevraagd ouder is dan 10 jaar dient een eveneens rapportage, inhoudende een Algemene Woning Keuring te worden overgelegd;

    • f.

      een meerjarenbegroting waaruit blijkt op welke wijze de (nog te vormen) Vereniging van Eigenaars in de financiering van het onderhoud zal voorzien.

  • 4. De aanvraag moet door de aanvrager en, indien dit een ander is, door de opdrachtgever zijn ondertekend. De overige bescheiden moeten door de aanvrager en/of opdrachtgever zijn ondertekend dan wel gewaarmerkt.

  • 5. Het college is bevoegd met betrekking tot de in dit artikel bedoelde bescheiden nadere regels te stellen omtrent inhoud, inrichting, uitvoering, vorm, aantal en wijze van indiening.

  • 6. Het college beslist op een aanvraag om een splitsingsvergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste 16 weken verdagen in verband met het maken van puntentellingen als bedoeld in het Besluit huurprijzen woonruimte en/of het uitvoeren van een nadere inspectie van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. Zij zenden een afschrift van het verdagingbesluit aan de aanvrager en de bewoners van het gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft. Het college doet van de intrekking van een aanvraag om een splitsingsvergunning schriftelijk mededeling aan de bewoners van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 7. Het college zendt aan afschrift van hun besluit aan de aanvrager en aan de bewoners van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 8. Het college kan de aanvrager in zijn aanvraag niet-ontvankelijk verklaren, indien niet is voldaan aan de in artikel 3, lid 2 en 3, gestelde eisen.

Artikel 4 - Aanhouden van de splitsingsaanvraag

Het college kan de beslissing omtrent het al dan niet verlenen van een splitsingsvergunningaanhouden indien voordat de aanvraag om vergunning is ingekomen, voor het gebied waarin hetgebouw is gelegen, een voorbereidingsbesluit, als bedoeld in afdeling 3.2, artikel 3.7 van de wet

op de ruimtelijke ordening, bekend is gemaakt en redelijkerwijs mag worden verwacht dat deuitvoering van sanerings-, reconstructie- of verbeteringsplannen nadelig zal worden beïnvloeddoor het afgeven van de vergunning en de mogelijk daaraan verbonden rechtsgevolgen.

Artikel 5 - Besluiten op aanvraag splitsingsvergunning

  • 1. Het besluit tot het verlenen, weigeren dan wel aanhouden van de gevraagde splitsingsvergunning wordt op naam gesteld van de aanvrager.

  • 2. Een door of namens het college gewaarmerkte kopie van de overgelegde bescheiden wordt gevoegd bij en maakt deel uit van het besluit.

  • 3. Het college kan een splitsingsvergunning weigeren indien:

    • a.

      het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, voorzover het geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan of met enig wettelijk voorschrift geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik is genomen, en;

    • b.

      niet is gewaarborgd dat die woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijven voor het verhuur ter bewoning, en;

    • c.

      het belang dat de aanvrager bij de splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad (kernvoorraad t.b.v. de huisvesting van de aandachtsgroepen);

    • d.

      de gemeenschappelijke zaken niet overeenstemmen met de beschrijving in artikel 9 van het "Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten" van 1 mei 2005 (uitgave van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie);

    • e.

      uit het advies van een instantie welke gecertificeerd is volgens de BRL 5014 d.d. 2003-02-01, inhoudende een Algemene Woning Keuring blijkt dat het gebouw of één van de onderdelen van het gebouw een conditie heeft die overeenkomt met een conditie 4, 5 of 6, genoemd bijlage IV van de Nationale beoordelingsrichtlijn 5014 d.d. 2003-02-01 inzake Algemene Woning Keuring.

  • 4. Bij de beoordeling van het belang van het behoud voor de woonruimtevoorraad worden mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of de in een gedeelte van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft opgenomen woonruimten, betrokken.

  • 5. Het college kan een splitsingvergunning weigeren indien:

    • a.

      redelijkerwijs mag worden verwacht dat de uitvoering van sanerings-, reconstructie- of verbeteringsplannen door het afgeven van de vergunningen de mogelijk daaraan verbonden rechtsgevolgen nadelig kan worden beïnvloed, mits voor dat de aanvraag om vergunning is ingekomen voor het gebied waarin het gebouw is gelegen een ontwerp van een bestemmingsplan of een herziening daarvan ter inzage is gelegd of een bestemmingsplan van kracht is, waarin bedoelde plannen zijn vervat;

    • b.

      het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft,is gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als stadsvernieuwingsproject, dan wel is gelegen binnen een gebied dat nog niet als zodanig is aangewezen, maar waarvan aannemelijk is dat het binnen afzienbare termijn als zodanig zal worden aangewezen.

  • 6. Het college kan een splitsingsvergunning weigeren indien de toestand van het gebouw of van een gedeelte daarvan zich uit oogpunt van indeling -mede in aanmerking genomen het in artikel 3 van deze verordening bedoelde splitsingsplan - of de staat van onderhoud verzet tegen de splitsing in appartementsrechten of de verlening van deelnemings- of lidmaatschapsrechten als bedoeld in artikel 38 van de Huisvestingswet. Dit is zeker het geval:

  • 7. Het college verleent de splitsingsvergunning nadat de voor het verkrijgen van een splitsingsvergunning vereiste voorzieningen, die tegelijk met een beslissing omtrent het verzoek tot splitsingsvergunning schriftelijk aan de aanvrager van een splitsingsvergunning dienen te worden meegedeeld, zijn getroffen.

Artikel 6 - Intrekking van de splitsingsvergunning

Het college kan een splitsingsvergunning intrekken indien:

  • 1.

    niet binnen een jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving van de akte van splitsing in appartementsrechten in de openbare registers, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

  • 2.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 7 - Omzettingsvergunning

  • 1. Het is verboden om zonder een omzettingsvergunning van het college een woonruimte van zelfstandige- in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing op de gehele woningvoorraad.

Artikel 8 - Besluiten op aanvraag omzettingsvergunning

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een omzettingsvergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste 16 weken verdagen. Zij zenden een afschrift van het verdagingsbesluit aan de aanvrager.

  • 2. Het college verleent de omzettingsvergunning tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad groter is dan het met de onttrekking aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend.

  • 3. Het college kan de vergunning weigeren indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de omzettingsvergunning zou leiden tot een inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 4. Het college kan met betrekking tot de toepassing van voorgaand lid nadere regels stellen.

  • 5. De aanvraag om een omzettingsvergunning wordt schriftelijk bij het college ingediend.

  • 6. De aanvraag van de eigenaar moet inhouden:

    • a.

      naam en correspondentieadres in Nederland van de aanvrager;

    • b.

      naam en adres van de opdrachtgever, indien dit een ander is dan de aanvrager;

    • c.

      straat en huisnummer van het om te zetten gebouw;

    • d.

      kadastrale ligging van het om te zetten gebouw;

    • e.

      bouwjaar van het om te zetten gebouw;

    • f.

      een (bouw)tekening van de situatie voor de omzetting;

    • g.

      een (bouw)tekening van de situatie na de omzetting waarin in ieder geval is aangegeven hoeveel eenheden worden gerealiseerd en hoe deze toegankelijk zijn.

  • 7. Het college kan de aanvraag niet-ontvankelijk verklaren, indien niet is voldaan aan de in hetvoorgaande lid gestelde eisen.

Artikel 9 - vervallen en intrekking van de omzettingsvergunning

  • 1. De omzettingsvergunning vervalt van rechtswege indien gedurende een jaar geen gebruik is gemaakt van de vergunning of als er gedurende een jaar geen sprake is geweest van onzelfstandige bewoning op het adres waar de omzettingsvergunning betrekking op heeft.

  • 2. Het college kan de verleende omzettingsvergunning intrekken of wijzigen indien:

    • a.

      ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn nagekomen;

    • c.

      vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat handhaving van de vergunning zou leiden tot ernstige verstoring van het geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het gebouw waarop de vergunning betrekking heeft.

Hoofdstuk 3 - Huisvestingsovereenkomsten

Artikel 10

  • 1. Het is toegestaan huisvestingsovereenkomsten aan te gaan tussen gemeente en corporatie(s) met als doel een evenwichtige verdeling van woonruimte.

  • 2. Bestaande overeenkomsten die niet in strijd zijn met deze verordening blijven in stand.

Hoofdstuk 4 - Handhaving

Artikel 11 - Handhaving

  • 1. Met het toezicht op naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, zijn belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

  • 2. Met de opsporing van de bij artikel 84 van de Huisvestingswet strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in lid 1 bedoelde ambtenaren, voorzover zij door de minister van Justitie daartoe zijn aangewezen. De in lid 1 bedoelde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in de artikelen 77 en 78 van de wet.

Hoofdstuk 5 - Overige bepalingen

Artikel 12 - Hardheidsclausule

Het college is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeeltot een onbillijkheid van bijzondere aard leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van dezeverordening.

Artikel 13 - Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde hoofdstuk 2 wordt bestraft met hechtenis van ten hoogstevier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feitenzijn overtredingen.

Artikel 14 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan.

Artikel 15 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Partiele Regionale Huisvestings-verordening 2009 voorhet grondgebied van de gemeenten Hengelo en Enschede