Verordening "Geurnormering Dalmeden"

Geldend van 26-11-2008 t/m heden

Intitulé

Verordening "Geurnormering Dalmeden"

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder

de wet: de Wet geurhinder en veehouderij

geurgevoelig object: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om teworden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of eendaarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

geurbelasting; de geurbelasting zoals bepaald krachtens artikel 10 van de wet, met dien verstandedat de ruwheidslengte van het gebied rond Dalmeden is bepaald op 0,25 m.

veehouderij: inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheeraangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen,verladen of wegen van dieren.

Artikel 2

In afwijking van artikel 3 van de wet geldt dat een vergunning voor een veehouderij wordtgeweigerd indien de geurbelasting van die veehouderij op een geurgevoelig object, gelegen binnenhet bestemmingsplan Dalmeden, zoals vastgesteld door onze raad op 19 januari 2008, meerbedraagt dan 5,0 odour units per kubieke meter lucht.

Ondertekening

Aldus gedaan door de raad der gemeente Hengelo
in zijn openbare vergadering van 9 september 2008.

Toelichting bij de verordening “Geurnormering Dalmeden”

Inleiding

Een goede ruimtelijke ordening betekent ondermeer dat bij (geprojecteerde) woningen een goedwoon- en leefklimaat moet worden gewaarborgd. Bij de beoordeling of geurhinder veroorzaakt door

veehouderijbedrijven mogelijk kan leiden tot verstoring van het goede woon- en leefklimaat wordtmeestal een relatie gelegd met de normstelling uit de Wet geurhinder en veehouderij: als wordtvoldaan aan de norm is er geen sprake van een verstoring van het goede woon- en leefklimaat.

Op 19 maart 2008 heeft de raad van de gemeente Hengelo het bestemmingsplan Dalmedenvastgesteld. Met betrekking tot geurhinder wordt in het plan bij de milieukundige randvoorwaardenopgemerkt: In en om het plangebied Dalmeden liggen enkele agrarische bedrijven waarvoor

geurcontouren gelden. Uitgangspunt hierbij is dat binnen deze contouren geen gevoelige objectenzullen worden geprojecteerd. Een uitzondering vormt de geurcontour van Ten Dam. Gelet opcompenserende werking van de situering van de woningen grenzend aan het buitengebied, wordt

een geringe verhoging van de geurbelasting ter plaatse acceptabel geacht. In de beschrijving vanmilieusituatie wordt gemotiveerd waarom de gemeente van oordeel is dat één ander niet leidt toteen verstoring van het goede woon- en leefklimaat.

Vanuit een oogpunt van rechtszekerheid voor de heer Ten Dam en ten behoeve van een goederuimtelijke ordening is het wenselijk expliciet vast te leggen waar de grens wordt gelegd metbetrekking tot de waarborging van een goed woon- en leefklimaat. Daartoe dient deze verordening.

Wet geurhinder en veehouderij

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij moet een milieuvergunning voor eenveehouderijbedrijf worden geweigerd als de geurbelasting groter is dan 3 odour units per kubiekemeter lucht (verder OU/m3) bij een woning1 in de bebouwde kom of groter dan 14 OU/m3 bij eenwoning buiten de bebouwde kom. Daarnaast geeft de wet de mogelijkheid om bij verordening vooreen gebied, binnen een bepaalde bandbreedte afwijkende normen vast te stellen. De bandbreedtedie de wet hierbij geeft is vrij ruim: binnen de bebouwde kom tussen 0,1 en 14 OU/m3, buiten debebouwde kom tussen 3 en 35 OU/m3.

De Wet geurhinder en veehouderij stelt alleen wettelijke normen voor de milieuvergunningverlening, niet voor de ruimtelijke ordening. Wel wordt bij de toets of er sprake is van een goederuimtelijke ordening (i.c. een goed woon- en leefklimaat) meestal een relatie gelegd met denormen uit de wet: als aan de normen wordt voldaan is een goed woon- en leefklimaat

gewaarborgd.

In de wet is voor wat betreft de normstelling een belangrijk onderscheid gemaakt tussen woningenbinnen en buiten de bebouwde kom. De bebouwde kom is in de wet overigens niet gedefinieerd. Inde memorie van toelichting wordt hier het volgende over opgemerkt: “Het begrip «bebouwde kom»is niet gedefinieerd, evenmin als in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De grens van de bebouwdekom wordt niet bepaald door de Wegenverkeerswetgeving, maar evenals in de ruimtelijke ordening

door de aard van de omgeving. Binnen een bebouwde kom is de op korte afstand van elkaargelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur.”

Met betrekking tot het relatief grote verschil tussen de normstelling binnen en buiten de bebouwdekom wordt in de memorie van toelichting het volgende opgemerkt “…..een onderscheid gehanteerd

tussen binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De aanwezigheid van, gemiddeld,een groot aantal geurgevoelige objecten die een gebied overwegend een woon- of verblijfsfunctieverleent, rechtvaardigt een relatief hoog beschermingsniveau”.

Over de mogelijkheid om bij verordening een andere norm vast te stellen wordt in de memorie vantoelichting onder meer opgemerkt: “Afhankelijk van het karakter van het gebied en zijn gewensteruimtelijke inrichting kan echter behoefte bestaan een andere waarde te stellen [...]. De

gemeenteraad is bevoegd in een verordening voor (delen van) zijn grondgebied een andere waardevast te leggen, die door het bevoegd gezag bij vergunningverlening moet worden gehanteerd. Inhet algemeen zal aan de verordening een gemeentelijke visie op de ontwikkeling van het

buitengebied ten grondslag liggen. De andere waarde of afstand moet blijven binnen de bandbreedte genoemd in artikel 6, en wordt gemotiveerd op basis van één of beide van de criteria«gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied» en «afwijkende relatie geurbelasting engeurhinder». […] De gemeentelijke visie kan met inachtneming van de daarvoor geldende

procedures zijn vastgelegd in een reconstructieplan, bestemmingsplan, structuurvisie of een anderdocument waarop inspraak mogelijk was. Desgewenst worden gemeentelijke visie en verordeninggelijktijdig opgesteld, maar totstandkoming van de verordening enige tijd ná de visie is nietbezwaarlijk.

De gemeentelijke visie leidt tot een andere waarde of een andere afstand die in een verordeningworden verankerd. Het wetsvoorstel stelt geen bijzondere procedureregels ten aanzien van detotstandkoming van de verordening. Wel somt artikel 8 de criteria op die ten minste en in elk geval

in de besluitvorming moeten worden betrokken.”

De criteria die ten minste in de besluitvorming moeten worden betrokken zijn:

  • ·

    de huidige en de te verwachten geursituatie vanwege de veehouderijen in het gebied;

  • ·

    het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging, en

  • ·

    de noodzaak van een even hoog niveau van de bescherming van het milieu.

  • ·

    de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied, of de afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder.

Visie op het gebied Dalmeden.

In het bestemmingsplan Dalmeden en de stedenbouwkundige ontwerpen voor de woongebieden inDalmeden is de visie op het gebied vastgelegd. Een belangrijk kenmerk van Dalmeden is hetlandelijk wonen. In het stedenbouwkundige ontwerpen van de verschillende woongebieden wordt

dit als volgt verwoord: “Dalmeden is een nieuw woongebied aan de noordrand van Hengelo. Nieteen zoveelste stadsuitbreiding, maar echt buiten wonen. Natuur en landschap staan voorop, debebouwing is volgend”. Bij de stedenbouwkundige uitgangspunten in het plan wordt gesteld:

“Openheid/weidsheid/zichtlijnen als ruimtelijke bouwsteen en drager; overal in de buurt is directcontact tussen bebouwing en buitengebied” en “De buurt zelf zal een sterke relatie hebben met debuitenwereld”.

Dalmeden wordt een overgangsgebied tussen stedelijk gebied en buitengebied. Het is dan ook devraag hoe de wijk moet worden gekenmerkt in het licht van het onderscheid dat de Wet geurhinderen veehouderij maakt tussen bebouwde kom en buitengebied (zie vorige paragraaf). In Dalmedenis weliswaar sprake van een samenhangende structuur, er is echter geen sprake van een dichtebebouwing; de uit te geven kavels zijn over het algemeen groot en de woningen komen op relatiefgrote afstand van elkaar te liggen. In het stedenbouwkundig ontwerp van het woongebied Stromenwordt hierover gezegd: “De openheid is de grote kwaliteit van dit woongebied. Een beperkt aantalwoningen, omgeven door zeer grote kavels. Om de openheid te waarborgen blijven de kavels rondde huizen onbebouwd. De woningen staan op terpen of op palen en worden ontsloten via een‘catwalk’ en aansluitende verhoogde dijken en bruggetjes over natte en droge beeklopen”.

Op basis van al deze kenmerken is geconcludeerd dat de woningen in Dalmeden, zeker dewoningen die zich aan de rand bevinden, op belangrijke punten vergelijkbaar zijn met woningen inhet buitengebied. Om deze reden wordt het alleszins redelijk geacht om voor deze woningen voorwat betreft het aspect geurhinder een relatie te leggen met wonen in het buitengebied. Datbetekent dat niet strikt wordt vastgehouden aan de reguliere norm uit de Wet geurhinder enveehouderij. Het karakter van het wonen in Dalmeden rechtvaardigt het niet om in te grijpen in devergunde situatie van het aanwezige veehouderijbedrijf van de heer Ten Dam. Wel is het wenselijk

om in een verordening eenduidig een norm vast te leggen waaraan in de toekomst bij eventuelevergunning verlening kan worden getoetst. En met deze norm wordt ook eenduidig vastgelegd watin het gebied Dalmeden als een goed woon- en leefklimaat wordt beschouwd.

Ruwheidslengte landschap rond Dalmeden

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij moet de geurbelasting worden berekend metbehulp van het model V-stacks-vergunningen. Naast de invoergegevens van het bedrijf, speelt bijde verspreidingsberekeningen de zogenoemde ruwheidslengte van het landschap een belangrijke

rol. De ruwheidslengte is een maat voor de “ruwheid” van het landschap: de hoeveelheid enomvang van aanwezige objecten, zoals boompartijen, gebouwen e.d. Naarmate de ruwheid van hetlandschap toeneemt, zal er meer werveling in de lucht ontstaan en zullen geurstoffen in de lucht

sneller worden verdund en verspreid. Een verspreidingsberekening met een kleine ruwheidslengtezal dan ook een grotere stankcirkel tot gevolg hebben dan een berekening met een grotereruwheidslengte. Het programma V-stacks kan zelf de ruwheid bepalen; dit gebeurt met behulp vaneen ruwheidsbestand dat is gebaseerd op de situatie tussen 1995 en 1997. Echter, door deontwikkeling van Dalmeden verandert de ruwheid van het landschap. Daarnaast is besloten om opgemeentegronden ten zuiden grenzend aan het perceel van de heer Ten Dam, een houtwal aan te

planten.

Om de toekomstige ruwheid van het landschap vast te stellen hebben wij ons gebaseerd op dehandreiking bij het nationaal model II. Gelet op de beschrijvingen in de handleiding hebben wijbesloten om te rekenen met een ruwheidslengte 0,25 m. Bij de beoordeling van een eventuele

toekomstie vergunningaanvraag zal uiteraard ook met deze ruwheidslengte worden gerekend. Ommogelijke misverstanden in de toekomst te voorkomen, is deze waarde ook genoemd in debegripsbepaling van de verordening.

Vaststelling geurnormering in Dalmeden

Ten aanzien van de hoogte van de norm die in de verordening wordt vastgelegd, is het volgendeoverwogen. Op basis van de vigerende milieuvergunning veroorzaakt het bedrijf van Ten Dam op

de dichtst bij het bedrijf geprojecteerde woningen in Dalmeden een geurbelasting van ruim 5OU/m3. Dat is, zoals eerder opgemerkt, hoger dan de reguliere norm voor woningen in debebouwde kom, maar ruim onder de norm voor woningen buiten de bebouwde kom.

Daarnaast is in de overwegingen betrokken dat op grond van het Besluit ammoniakemissiehuisvesting veehouderij (1 april 2008 in werking getreden) huisvestingssystemen voor meer dan250 varkens per 1 januari 2010 moeten voldoen aan de ammoniak-emissie-eisen uit dit Besluit.

Een bijkomend effect van de ammoniakreducerende maatregelen is dat ook de geuremissie wordtteruggedrongen. Het merendeel van de vergunde varkens op het bedrijf van Ten Dam wordt nunog gehouden in traditionele huisvesting, die niet voldoet aan de emissie-eisen uit het Besluit. Om

per 1 januari 2010 aan de emissie-eisen te kunnen voldoen, moeten ofwel de stallen emissie-armworden uitgevoerd ofwel moeten de bestaande stallen worden voorzien van een gaswassysteem. Inonderstaande tabel wordt aangegeven welk effect de verschillende opties hebben op de

geuremissie van het bedrijf.

Huisvestingssysteem/voorziening

percentuele afname geuremssie t.o.v. traditionele huisvesting

(ammoniak)emissie-arm

22%

chemische luchtwasser

30%

biologische luchtwasser

45%

gecombineerd luchtwassystemen

70-80%

Als de nu vergunde vleesvarkens emissie-arm worden gehuisvest, neemt de geurbelasting van dedichtstbij geprojecteerde woningen in Dalmeden af tot 4,4 OU/m3, uitgaande van de huidigeemissiepunten. Als deze emissie (dus uitgaande van emissie-arm gehuisveste vleesvarkens) wordtgeprojecteerd op de rand van het bouwblok is de geurbelasting van de dichtstbij geprojecteerdewoningen 4,9 OU/m3.

Op basis van deze overwegingen komen wij tot een geurbelastingsnorm van 5 OU/m3. Met dezenorm wordt gewaarborgd dat:

  • .

    er ter plaatse van de woningen in Dalmeden sprake is van een goed woon- en leefklimaat, ditgelet op de eerder genoemde karakteristieken van het plan Dalmeden en;

  • .

    het bedrijf van Ten Dam met de huidige veestapel kan functioneren binnen de wettelijkenormstelling op grond van de Wet geurhinder en veehouderij en het de mogelijkheid behoudtom met verdergaande nageschakelde technieken (een gaswasser) een substantiële groei (totmaximaal ca. 70%) van de veestapel te realiseren.

Om substantiële groei van de veestapel mogelijk te maken zullen, vanwege de noodzakelijkenageschakelde techniek, hogere investeringskosten nodig zijn dan in een situatie zonder deaanwezigheid van Dalmeden. Er zijn contacten met Ten Dam gelegd om na te gaan of afsprakenmogelijk zijn over een redelijke verdeling van deze extra kosten. De contacten hebben nog nietgeleid tot afspraken of overeenkomsten. Mocht in dit stadium geen overeenstemming kunnenworden bereikt, dan zal later zonodig met gebruikmaking van artikel 49 van WRO de vraag moetenworden beantwoord wat in deze situatie een “naar billijkheid te bepalen schadevergoeding” is.

Dalmeden ligt in de nabijheid van het grondgebied van de buurgemeenten Borne en Dinkelland.Omdat Dalmeden een nieuwe ontwikkeling betreft en met de gewijzigde norm in feite de bestaandesituatie kan worden voortgezet, heeft één ander geen effect voor het grondgebied van beide

gemeenten. De gemeenten zijn daarom niet vooraf geconsulteerd. Zij zullen wel van deverordening in kennis worden gesteld.