Besluit Jeugdhulp gemeente Hengelo

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Besluit Jeugdhulp gemeente Hengelo

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo;

gelet op de Verordening Jeugdhulp gemeente Hengelo 2015 nummer 1012268;

gelet op het bepaalde in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;

gezien het advies van de WMO-cliëntenraad van 21 november 2014;

op grond van de artikelen 3.3. en 5.4 en 6.2. nadere regels te stellen ter nadere uitwerking van de Verordening jeugdhulp gemeente Hengelo 2015;

op grond van artikel 6.2 beleidsregels vast te stellen ter uitvoering van de Verordening Jeugdhulp gemeente Hengelo;

b e s l u i t e n:

vast te stellen het volgende

Besluit Jeugdhulp gemeente Hengelo.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a. Besluit: het Besluit Jeugdwet.

  • b. Crisisinterventie: het inschatten van de ernst van de crisis en het nemen van maatregelen om de crisis te stabiliseren.

  • c. Huisgenoot: de persoon, die onderdeel uitmaakt van de leefeenheid waar de jeugdige ook toe kan worden gerekend.

  • d. Leefeenheid: geheel aan personen, daaronder begrepen de ouder(s), broer(s) , zus(sen) en/of huisgenoot, waarmee de jeugdige op hetzelfde adres woonachtig is, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangersrelatie.

  • e. Overbelasting: een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan.

  • f. Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1. van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die in de vorm van individuele voorziening is toegekend, van derden te betrekken.

  • g. Professionele ondersteuning: ondersteuning door een beroepsoefenaar die is ingeschreven in het kwaliteitsregister jeugd.

  • h. Spoedeisende hulp: de ingezette hulp na een crisisinterventie.

  • i. Verordening: de Verordening jeugdhulp gemeente Hengelo 2015.

  • j. Wet: Jeugdwet.

Hoofdstuk 2 Nadere uitwerking afweging individuele voorzieningen

§ 2.1 Eigen kracht of met ouders of andere personen uit de naaste omgeving

Artikel 2.1.1. Eigen kracht

Onder eigen kracht, zoals vermeld in artikel 3.1 lid 1 onder a van de verordening wordt verstaan datgene wat binnen het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders ligt om zelf tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie te komen. De jeugdige en/of zijn ouders moet zich in hoge mate inspannen om dát aan te wenden wat binnen zijn eigen bereik ligt om in zijn behoefte aan ondersteuning te voorzien.

Artikel 2.1.2. Gebruikelijke hulp

  • 1. Onder gebruikelijke hulp waarop gedoeld wordt in artikel 3.1 lid 1 onder a van de verordening wordt verstaan de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

  • 2. Bij gebruikelijke hulp wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een gezond kind c.q. kind zonder beperkingen van dezelfde leeftijdscategorie hoort. Deze tijdsbesteding per leeftijdscategorie is opgenomen in bijlage 1.

    Wanneer de hulp aan de jeugdige de tijdsbesteding in bijlage 1 voor dezelfde leeftijdscategorie overschrijdt, is er geen sprake van gebruikelijke hulp.

  • 3. Bij het oordeel of gebruikelijke hulp kan worden gevergd houdt het college in ieder geval rekening met:

    • a.

      de omvang van de ondersteuningsbehoefte;

    • b.

      de leeftijd en de ontwikkelingsfase van de jeugdige;

    • c.

      de leerbaarheid van de jeugdige en/of huisgenoten van wie gebruikelijke hulp kan worden gevergd;

    • d.

      de omstandigheid dat een huisgenoot regelmatig niet aanwezig is vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter.

  • 4. In geval de jeugdige een zeer korte, bekende levensverwachting heeft, kan ter ontlasting van de leefeenheid van de jeugdige en/of ouders afgeweken worden van de gebruikelijke zorg.

Artikel 2.1.3. Uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke zorg

  • 1. Voor zover een ouder, volwassen broer/zus en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke hulp voor de jeugdige uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht. Er is sprake van een geobjectiveerde beperking als er op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten, sprake is van beperkingen waardoor langdurig geen hulp kan worden verleend aan cliënt. De reden dat de ouder, volwassen broer/zus en/of elke andere volwassen huisgenoot de vaardigheden niet kan aanleren, moet worden gemotiveerd.

  • 2. Voor zover een ouder, volwassen broer/zus en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem beperkt gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven.

Artikel 2.1.4. Andere personen

  • 1. Onder ‘andere personen uit zijn naaste omgeving’ zoals bedoeld in artikel 3.1. lid 1 sub a van de verordening wordt verstaan de mantelzorgers en de personen uit het sociale netwerk.

  • 2. Onder mantelzorg wordt verstaan de zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan de jeugdige, door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

  • 3. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden.

  • 4. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid en in staat geacht mag worden deze zorg te leveren.

  • 5. Bij mantelzorg wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • 1. Interne mantelzorg: extra zorg verleend door huisgenoten, medebewoners van dezelfde woning;

  • 2. Externe mantelzorg: extra zorg wordt verleend door mensen die geen deel uitmaken van de leefeenheid van de hulpvrager.

  • 6. Onder het sociaal netwerk wordt verstaan de personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige en/of zijn ouders een sociale relatie onderhoudt.

§ 2.2. Overige voorzieningen en andere voorzieningen

Artikel 2.2.1. Overige voorzieningen en andere voorzieningen

  • 1. Onder een overige voorziening als bedoeld onder artikel 3.1. lid 1 onder b van de verordening wordt verstaan een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een jeugdige ondervindt.

  • 2. Onder een andere voorziening als bedoeld in artikel 3.1. lid 1 sub c van de verordening wordt verstaan een voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

  • 3. Een overige voorziening of een andere voorziening is een voorliggende voorziening waarvan gebruik moet worden gemaakt als deze voorhanden is en in redelijkheid een oplossing biedt voor de hulpvraag van de jeugdige.

Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget

Artikel 3.1. Opbouw tarief

  • 1. Het college stelt de hoogte van het pgb vast op basis van het door de jeugdige en/of ouders op grond van artikel 3.3. lid 1 van de verordening ingediende gemotiveerde aanvraag, voor dit het maximale pgb-tarief niet overschrijdt, zoals genoemd in artikel 3.2.

  • 2. Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van professionele ondersteuning of ondersteuning van personen uit het sociaal netwerk.

Artikel 3.2. Hoogte Tarief

  • 1. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • b.

      bedraagt in het geval van professionele ondersteuning ten hoogste 80 % van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, of de goedkoopste adequate oplossing via de leverancier of de aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft gesloten;

    • c.

      bedraagt voor geboden zorg vanuit het sociaal netwerk maximaal € 20,- per uur.

  • 2. Het tarief zoals vermeld in lid 1 sub b en c is een all-in tarief. Dat wil zeggen dat alle kosten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekering(en) en reiskosten zijn opgenomen in dit tarief.

Artikel 3.3. Verplichtingen en kwaliteitseisen

  • 1. De ondersteuning die de jeugdige en/of zijn ouders met het pgb wenst in te kopen moet naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit zijn en in voldoende mate bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan opgenomen beoogde resultaat.

  • 2. De jeugdige moet naar het oordeel van het college in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

  • 3. Indien de jeugdige zich laat vertegenwoordigen gelden de volgende eisen:

    • a.

      als de jeugdige zich laat vertegenwoordigen door een organisatie moet deze organisatie beschikken over het keurmerk van het Keurmerkinstituut Goedgekeurd;

    • b.

      de persoon/organisatie die de jeugdige vertegenwoordigt is niet tevens uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de jeugdige, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college aanvaardbaar is.

  • 4. De jeugdige aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend voor een voorziening in de vorm van dienstverlening, sluit met de aanbieder een zorgovereenkomst, waarin onder andere afspraken zijn opgenomen over de wijze van declareren. Een declaratie van een aanbieder bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de dagen waarop is gewerkt;

    • b.

      het uurtarief;

    • c.

      het Burgerservicenummer en de naam en het adres van de jeugdige;

    • d.

      het nummer waarmee die aanbieder staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

      Hiernaast wordt de declaratie door de aanbieder ondertekend.

  • 5. Het college kan andere eisen stellen aan de in lid 3 bedoelde zorgovereenkomst indien het persoonsgebonden budget wordt besteed aan een persoon uit het sociale netwerk van de jeugdige of aan een persoon die niet als beroepskracht wordt aangemerkt.

  • 6. In de zorgovereenkomst, als bedoeld in het derde lid, sluit de aanbieder zich aan bij de afspraken die zijn vastgelegd in het ondersteuningsplan over de kwaliteit en het resultaat van de ondersteuning.

  • 7. Een jeugdige aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt kan de ondersteuning onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

    • a.

      als de dienstverlening zorg omvat waarvoor krachtens landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimale opleiding vereist is, beschikt de persoon over de desbetreffende kwalificatie;

    • b.

      deze persoon heeft niet aangegeven dat de ondersteuning aan de jeugdige hem te zwaar valt, en

    • c.

      tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald.

  • 8. In de beschikking kunnen nadere (aanvullende) voorwaarden opgenomen worden.

Artikel 3.4. Combinatie van voorzieningen

Betreft de aanvraag meerdere voorzieningen dan heeft de jeugdige en/of ouders de keuze om de voorzieningen gedeeltelijk in de vorm van een pgb en gedeeltelijk in natura aan te vragen.

Artikel 3.5. Weigeringsgronden pgb

  • 1. Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren te verstrekken indien het college eerder een beslissing heeft herzien of ingetrokken omdat:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet heeft voldaan aan de aan de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden;

    • c.

      de jeugdige en/of zijn ouders de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel heeft gebruikt.

  • 2. Een pgb is niet mogelijk als er sprake is van spoedeisende hulp.

Hoofdstuk 4 Medezeggenschap

Artikel 4.1. Medezeggenschap

  • 1. Het uitvoering geven aan de lokale medezeggenschap wordt in handen gelegd van een adviesraad.

  • 2. De adviesraad adviseert over alle drie de beleidsvelden (jeugd, Wmo en werk en inkomen).

  • 3. Het doel van de adviesraad is om, vanuit een onafhankelijke positie, een optimale betrokkenheid te bewerkstelligen van burgers bij het voorbereiden, vaststellen, uitvoeren en evalueren van het beleid ten aanzien van alle drie de beleidsvelden.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 5.1. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige afwijken van de nadere regels zoals gesteld in dit Besluit indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 5.2. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: “Besluit Jeugdhulp gemeente Hengelo”.

Aldus besloten door burgemeester en wethouders

in hun vergadering van 2 december 2014

de secretaris, de burgemeester,

Bijl@ge I

Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind:

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • -

    hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • -

    ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • -

    zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • -

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • -

    hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • -

    kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • -

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • -

    kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • -

    hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • -

    hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • -

    hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • -

    zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • -

    hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • -

    kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • -

    kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • -

    hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • -

    hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • -

    zijn overdag zindelijk, en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • -

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • -

    hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • -

    hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • -

    hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • -

    kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • -

    kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • -

    kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • -

    hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • -

    hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • -

    hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • -

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • -

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • -

    hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.