Regeling vervallen per 02-12-2020

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo

Geldend van 01-01-2015 t/m 01-12-2020

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo;

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2015 nummer 1036574;

gelet op het bepaalde in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;

gezien het advies van de WMO-cliëntenraad van 17 november 2014;

op grond van de artikelen 1.3., 4.2.2., 4.2.3., 4.3.1., 4.4.1., 5.1.1. en 5.3.1. nadere regels te stellen ter nadere uitwerking van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Hengelo 2015;

op grond van artikel 1.3. beleidsregels vast te stellen ter uitvoering van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Hengelo 2015;

b e s l u i t e n:

vast te stellen het

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1. Begrippen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene voorziening: aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals vermeld in artikel 1.1.1 eerste lid van de Wet.

  • b.

    Beschermd wonen: aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals bedoeld in artikel 1.1.1 eerste lid van de Wet.

  • c.

    Besluit: het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo.

  • d.

    Bijdrageperiode: aangesloten wordt bij artikel 3.8 lid 3 van het Uitvoeringsbesluit.

  • e.

    Centrale Intake Maatschappelijke Opvang Twente: het loket waarnaar een cliënt, na een melding als bedoeld in artikel 2.1. van de Verordening wordt verwezen en men het onderzoek als bedoeld in artikel 2.4 van de Verordening naar de noodzaak voor maatschappelijke ondersteuning voor opvang en beschermd wonen uitvoert..

  • f.

    Dienstverlening: ondersteuning op grond van een maatwerkvoorziening in het kader van de Wet die een persoon, instantie of onderneming biedt aan een ingezetene, met uitzondering van ondersteuning in de vorm van vervoer, woonvoorzieningen of hulpmiddelen.

  • g.

    Geobjectiveerde beperking: een langdurige beperking op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten

  • h.

    Gezamenlijk huishouden: aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals vermeld in artikel 3 lid 3 en 4 van de Wet werk en bijstand

  • i.

    Huisgenoot: De persoon met wie de cliënt duurzaam een gezamenlijk huishouden voert.

  • j.

    Leefeenheid: geheel aan personen, daaronder begrepen de partner en kinderen, waarmee de cliënt op hetzelfde adres woonachtig is, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangersrelatie.

  • k.

    Opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • l.

    Overbelasting: een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan.

  • m.

    Partner: Huisgenoot met wie de cliënt is gehuwd of een relatie onderhoudt die daarmee gelijk kan worden gesteld.

  • n.

    Persoonsgebonden budget: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1. van de wet

  • o.

    Sportvoorziening: een voorziening die een persoon met beperkingen door middel van sportbeoefening in staat stelt maatschappelijk te participeren.

  • p.

    Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, zijnde een algemene maatregel van bestuur.

  • q.

    Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2015.

  • r.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdrage

Artikel 2.1. Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen beperking zelfredzaamheid of participatie

  • 1. Een cliënt is op grond van artikel 4.3.1. van de verordening een eigen bijdrage verschuldigd in de kosten voor een maatwerkvoorziening. Deze bijdrage is inkomensafhankelijk.

  • 2. Geen eigen bijdrage wordt geheven voor:

    • a.

      rolstoelen;

    • b.

      voorzieningen ten behoeve van cliënten onder de 18 jaar, met uitzondering van woningaanpassingen.

  • 3. De bedragen per bijdrageperiode, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.8, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit.

  • 4. Het college brengt de eigen bijdrage in rekening:

    • a.

      voor dienstverlening: zolang de toekenning voor de dienstverlening niet is ingetrokken en er in de bijdrageperiode enige ondersteuning is gegeven;

    • b.

      voor een voorziening in natura, anders dan onder a: zolang de cliënt gebruik maakt van of in het bezit is van de voorziening, en indien van toepassing: tot maximaal de kostprijs van een eenmalig verstrekte voorziening;

    • c.

      bij een periodieke verstrekking van een persoonsgebonden budget: over iedere bijdrageperiode waarover een persoonsgebonden budget is verstrekt;

    • d.

      voor een eenmalig verstrekte voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget: tot de hoogte van het verstrekte persoonsgebonden budget is voldaan.

  • 5. Als een persoon over een bijdrageperiode voor meerdere voorzieningen een eigen bijdrage is verschuldigd, dan komt de betaalde eigen bijdrage allereerst ten goede van de voorziening die eenmalig is verstrekt en waarvoor het college geen huur verschuldigd is.

  • 6. De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK.

Artikel 2.2. Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen psychische en psychosociale problemen

  • 1. Een cliënt is op grond van artikel 4.3.1. van de verordening een eigen bijdrage verschuldigd in de kosten voor verblijf in een opvang of beschermd wonen.

  • 2. De eigen bijdrage is gelijk aan de maximale bijdrage in de kosten, zoals bepaald in paragraaf 3 van hoofdstuk3 van het Uitvoeringsbesluit.

  • 3. Als de cliënt afwezig is uit de opvang of beschermd wonen, anders dan in verband met beëindiging van de opvang of beschermd wonen, wordt de eigen bijdrage wel in rekening gebracht.

  • 4. De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK.

Hoofdstuk 3 Nadere uitwerking maatwerkvoorzieningen

§ 3.1 Eigen mogelijkheden cliënt

Artikel 3.1.1. Eigen kracht

Onder eigen kracht, zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 1 sub a van de verordening wordt verstaan datgene wat binnen het vermogen van de cliënt ligt om zelf tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie te komen. De cliënt moet zich in hoge mate inspannen om dát aan te wenden wat binnen zijn eigen bereik ligt om in zijn behoefte op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te voorzien.

Artikel 3.1.2. Gebruikelijke hulp

  • 1. Onder gebruikelijke hulp zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 1 sub b van de verordening wordt verstaan de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

  • 2. De hulp aan een cliënt is gebruikelijke hulp wanneer de hulp naar algemeen maatschappelijk aanvaarde maatstaven door partner, ouder, inwonend kind of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden.

  • 3. Bij gebruikelijke hulp wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een gezond persoon gebruikelijk is. Daarbij omvat gebruikelijke hulp de hulp die iedereen nodig heeft (wassen, eten en dergelijke) maar ook de hulp die deze activiteiten in verband met gezondheidsproblemen vervangt.

  • 4. Bij het oordeel of gebruikelijke hulp kan worden gevergd houdt het college in ieder geval rekening met:

    • a.

      de omvang van de ondersteuningsbehoefte;

    • b.

      de leeftijd en de ontwikkelingsfase van inwonende kinderen;

    • c.

      de leerbaarheid van de cliënt en/of huisgenoten van wie gebruikelijke hulp kan worden gevergd;

    • d.

      de omstandigheid dat een huisgenoot regelmatig niet aanwezig is vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter.

  • 5. In geval de cliënt een zeer korte, bekende levensverwachting heeft, kan ter ontlasting van de leefeenheid van de cliënt afgeweken worden van de gebruikelijke zorg.

Artikel 3.1.3. Uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke zorg

  • 1. Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke hulp voor de cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht. Er is sprake van een geobjectiveerde beperking als er op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten, sprake is van een beperking waardoor langdurig geen hulp kan worden verleend aan cliënt.. De reden dat de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot de vaardigheden niet kan aanleren, moet worden gemotiveerd.

  • 2. Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem beperkt gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven.

Artikel 3.1.4. Mantelzorg

  • 1. Onder mantelzorg zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 1 sub c van de verordening wordt verstaan de zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan de cliënt, door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

  • 2. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden.

  • 3. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid en in staat geacht mag worden deze zorg te leveren.

  • 4. Bij mantelzorg wordt een onderscheid gemaakt tussen:

    • a.

      Interne mantelzorg: extra zorg verleend door huisgenoten, medebewoners van dezelfde woning;

    • b.

      Externe mantelzorg: extra zorg wordt verleend door mensen die geen deel uitmaken van de leefeenheid van de hulpvrager.

Artikel 3.1.5. Sociale netwerk

Onder het sociaal netwerk zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 1 sub d van de verordening wordt verstaan de personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.

Artikel 3.1.6. Algemene voorzieningen

Onder een algemene voorziening zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 1 sub f van de verordening wordt verstaan een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, met een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een cliënt ondervindt.

Artikel 3.1.7. Algemeen gebruikelijke voorzieningen

  • 1. Onder een algemeen gebruikelijke voorziening zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 1 sub e van de verordening wordt verstaan een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

  • 2. Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorliggende voorziening waarvan gebruik moet worden gemaakt als deze voorhanden is en in redelijkheid een oplossing biedt voor de hulpvraag van de cliënt.

  • 3. Wanneer cliënt op grond van de beperkingen die hij ondervindt speciale uitvoeringen nodig heeft van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, komen alleen de meerkosten voor vergoeding in aanmerking.

§ 3.2. Passende bijdrage maatwerkvoorziening

Artikel 3.2.1. Resultaatgebieden passende bijdrage

  • 1. Indien uit het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.4. van de Verordening blijkt dat de cliënt niet zelf in staat is zijn beperkingen weg te nemen of te verminderen, kan het college de passende bijdrage zoals bedoeld in artikel 4.1.1 lid 1 van de Verordening leveren binnen de volgende resultaatgebieden:

    • a.

      ondersteuning bij het huishouden;

    • b.

      ondersteuning bij zelfstandig leven, maatschappelijke deelname en kortdurend verblijf;

    • c.

      ondersteuning gericht op het wonen;

    • d.

      ondersteuning gericht op het zich verplaatsen binnen de leefomgeving.

  • 2. Indien uit het onderzoek blijkt dat de cliënt niet zelf in staat is zijn problemen bij het zich handhaven in de samenleving weg te nemen of te verminderen, kan het college de passende bijdrage zoals bedoeld in artikel 4.1.2 lid 2 van de verordening leveren binnen de volgende resultaatgebieden:

    • a.

      Ondersteuning in de vorm van beschermd wonen

    • b.

      Ondersteuning in de vorm van (maatschappelijke)opvang

Artikel 3.2.2. Aanvullende criteria ondersteuning bij het huishouden

Het leefbaar houden van de woning heeft uitsluitend betrekking op woonruimten die:

  • a.

    nodig zijn voor het normale gebruik van de woning, en

  • b.

    daadwerkelijk in gebruik zijn.

Artikel 3.2.3. Aanvullende criteria ondersteuning bij zelfstandig leven, maatschappelijke deelname en kortdurend verblijf

  • 1. De ondersteuning bij maatschappelijke deelname kan slechts worden toegekend aan de cliënt als deze niet beschikt over arbeidsvermogen in de zin van de Participatiewet.

  • 2. De cliënt kan in aanmerking komen voor kortdurend verblijf in een instelling, niet zijnde een ziekenhuis, indien de cliënt zonder of met minder mantelzorg is aangewezen op ondersteuning die gepaard gaat met permanent toezicht.

  • 3. Het kortdurend verblijf als bedoeld in het tweede lid omvat maximaal drie etmalen per week.

Artikel 3.2.4. Aanvullende criteria ondersteuning gericht op het wonen

  • 1. Het college kan een maatwerkwoonvoorziening verstrekken voor de aanpassing van de woning waarin de cliënt zijn hoofdverblijf heeft, als een verhuizing geen adequate oplossing biedt voor cliënt.

  • 2. Als een cliënt in een instelling woont, kan het college een maatwerkvoorziening verstrekken voor het bezoekbaar maken van een woning waarin de cliënt regelmatig komt, in de zin dat de woonkamer en het toilet door hem bereikt en gebruikt kunnen worden. Voorwaarde is dat de woning in Hengelo staat.

  • 3. Onverlet hetgeen is bepaald in de artikelen 4.1.1 en 4.1.3. van de verordening, kan het college voor de kosten van een verhuizing een persoonsgebonden budget verstrekken.

  • 4. Het college kan een tegemoetkoming in de kosten van een verhuizing verlenen aan personen die een aangepaste woning vrijmaken voor mensen die op grond van hun ergonomische belemmering aanspraak kunnen maken op een aangepaste woning.

  • 5. Het college kan een persoonsgebonden budget voor extra te verwerven grond verlenen, voor zover een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in lid 1, het uitbreiden van een bestaande woning of het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning betreft.

  • 6. De tegemoetkoming als bedoeld in lid5 bedraagt maximaal de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in artikel 4.1.2.

  • 7. Een woonvoorziening heeft uitsluitend betrekking op woonruimten die:

    • a.

      nodig zijn voor het normale gebruik van de woning, en

    • b.

      daadwerkelijk in gebruik zijn.

  • 8. Een woningaanpassing kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      er sprake is van een zelfstandige woning;

    • b.

      de aan te passen woning in de gemeente Hengelo staat;

    • c.

      de woning naar verwachting nog minstens tien jaar in stand blijft.

  • 9. Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      het toekennen van woonvoorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur;

    • b.

      het toekennen van woonvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten van woongebouwen, die specifiek gericht zijn op ouderen en mensen met beperkingen;

    • c.

      het toekennen van woonvoorzieningen in levensloopbestendige woongebouwen, die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen of hadden kunnen worden meegenomen.

  • 10. De aanvraag voor een woonvoorziening wordt geweigerd indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing, die niet noodzakelijk was vanwege belemmeringen in het normale gebruik van de woning als gevolg van beperkingen, en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen -op dat moment beschikbare- meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      deze betrekking heeft op woonvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan:

      • -

        het verbreden van toegangsdeuren;

      • -

        het aanbrengen van elektrische deuropeners;

      • -

        aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);

      • -

        het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders;

      • -

        het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;

    • d.

      de cliënt verhuisd is naar een woonruimte die niet bestemd en/of geschikt is om het gehele jaar door bewoond te worden;

    • e.

      de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning het gevolg zijn van de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • f.

      de noodzaak tot het treffen van een maatwerkvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud of alleen bedoeld is ter renovatie van de woning of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan een woning mogen worden gesteld.

Artikel 3.2.5. Aanvullende criteria ondersteuning gericht op verplaatsen binnen de leefomgeving

  • 1. Het college kan een maatwerkvoorziening verstrekken als uit het onderzoek bedoeld in artikel 2.4. van de verordening blijkt dat cliënt beperkingen heeft bij het verplaatsen in de leefomgeving.

  • 2. Beperkingen bij het verplaatsen in de leefomgeving worden aanwezig geacht als de cliënt het openbaar vervoer niet kan bereiken of niet kan gebruiken als gevolg van een geobjectiveerde beperking.

  • 3. Onder de leefomgeving als bedoeld in lid 1 wordt uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 4. Een maatwerkvoorziening als bedoeld in lid 1 kan bestaan uit:

    • a.

      het gebruik van het Collectief Vraagafhankelijk (rolstoeltaxi) Vervoer tegen gereduceerd tarief;

    • b.

      een verplaatsingsmiddel in bruikleen;

    • c.

      een persoonsgebonden budget voor:

    • i.

      een verplaatsingsmiddel;

    • ii.

      het gebruik van individueel (rolstoel) taxivervoer;

    • iii.

      gebruik van een eigen auto;

    • iv.

      aanpassing van de eigen auto;

  • 5. Het maximale aantal kilometers dat mogelijk wordt gemaakt is 1.500 kilometer per jaar.

  • 6. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in lid 5.

  • 7. Indien de beperking genoemd onder lid 1 kan worden weggenomen door gebruik van het CVV wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld. Indien het CVV een passende bijdrage levert ligt het primaat van toekenning bij het CVV.

  • 8. De cliënt is voor het gebruik van het CVV een ritbijdrage verschuldigd.

Artikel 3.2.6 Aanvullende criteria ondersteuning gericht op beschermd wonen en (maatschappelijke) opvang

  • 1. Indien uit de melding als bedoeld in artikel 2.1. van de verordening blijkt dat de cliënt ondersteuning op het gebied van beschermd wonen of (maatschappelijke) opvang nodig heeft, wordt deze situatie gemeld bij de Centrale Intake Maatschappelijke Opvang Twente (CIMOT). De CIMOT verricht het onderzoek als bedoeld in artikel 2.4. van de Verordening naar de noodzaak tot beschermd wonen en adviseert het college hierover. .

  • 2. Indien een voorziening in de vorm van opvang of beschermd wonen noodzakelijk is, wordt bij voorkeur een plaats in een voorziening in de gemeente van herkomst van de cliënt gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Hoogte van de vergoedingen

§ 4.1. Maximale vergoedingen bij ondersteuning gericht op het wonen

Artikel 4.1.1. Verhuis- en inrichtingskosten en primaat verhuizen

  • 1. De hoogte van een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 3.2.4.lid 2 bedraagt € 2.500,--. De hoogte van en vergoeding voor verhuiskosten als bedoeld in artikel 3.2.4. lid 4 bedraagt € 5.265,--.

  • 2. De hoogte van een vergoeding voor het bezoekbaar maken als bedoeld in artikel 3.2.4. lid 2 bedraagt maximaal € 1.500,--.

Artikel 4.1.2. Vergoeding voor woningaanpassing in de vorm van uitbreiding

Wanneer de aanpassing van een woning, als bedoeld in artikel 3.2.4. lid 1, bestaat uit het aanbouwen bij een bestaande woning of groter bouwen van een nieuwe woning dan wanneer er geen aanpassingen nodig zouden zijn geweest, is de vergoeding maximaal gelijk aan het bedrag voor het aantal meters zoals is aangegeven in de tabel onder lid 1 en een gedeelte van de buitenruimte bij een woning zoals vermeld onder lid 2 .

1.Aantal m² waarvoor een vergoeding kan worden verleend, aangegeven per vertrek.

Soort vertrek

Aantal m² waarvoor ten hoogste een vergoeding wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

aantal m² waarvoor ten hoogste een vergoeding wordt verleend in geval van uitbreiding

Woonkamer

30

6

Keuken

10

4

Eenpersoons slaapkamer

10

4

Tweepersoons slaapkamer

18

4

Toiletruimte

2

1

Badkamer

-wastafelruimte

2

1

-doucheruimte

3

2

Entree gang/hal

5

2

Berging

6

4

  • 2.

    Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een persoonsgebonden budget in aanmerking komt bedraagt 20 m².

  • 3.

    Een persoonsgebonden budget zoals bedoeld in 3.2.4 lid 5 wordt verleend voor de aankoop van ten hoogste het aantal vierkante meters dat gelijk is aan de vloeroppervlakte van de op te richten aanbouw of bijgebouw of de extra meters in verband met de aanpassingen bij een nieuw te bouwen woning.

  • 4.

    De hoogte van de vergoeding bedraagt € 400,-- per m³, voor bergingen bedraagt de vergoeding € 300,-- per m³.

Artikel 4.1.3. Aanpassingen woonwagens en woonschepen

De maximale vergoeding voor aanpassingen van woonwagens en woonschepen bedraagt € 2.500,--.

Artikel 4.1.4. Hoogte vergoeding voor woningsanering

  • 1. Wanneer de aanpassing van de woning, bedoeld onder artikel 3.2.4 lid 1, het saneren vloerbedekking en vervanging van gordijnen betreft, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal:

    • a.

      € 265,-- voor vervanging van de vloerbedekking in de slaapkamer;

    • b.

      € 105,-- voor vervanging van de gordijnen in de slaapkamer.

  • 2. Indien er in het gezin kinderen zijn jonger dan 4 jaar kan tevens een persoonsgebonden budget worden verstrekt in de kosten van sanering als bedoeld in lid 1, voor de woonkamer. De hoogte hiervan bedraagt maximaal:

    • a.

      € 525,-- voor vervanging van de vloerbedekking in de woonkamer;

    • b.

      € 210,-- voor vervanging van de gordijnen in de woonkamer.

  • 3. De hoogte van het persoonsgebonden budget is mede afhankelijk van de leeftijd van de te vervangen middelen. Als een voorziening is afgeschreven (termijn: 7 jaar) wordt geen persoonsgebonden budget verleend.

§ 4.2. Maximale vergoedingen gericht op ondersteuning gericht op het verplaatsen binnen de leefomgeving

Artikel 4.2.1. Maximale bedragen voor vergoedingen van vervoersvoorzieningen

  • 1. De hoogte van een vergoeding in de vorm van een pgb voor een maatwerkvoorziening bedoeld in artikel 3.2.5. lid 1 bedraagt ten hoogste per jaar voor:

    • a.

      gebruik van eigen auto: € 955,--;

    • b.

      gebruik van een bruikleenauto voor vervoer: € 330,--;

      Bij de combinatie van een aanvullende vervoersvoorziening en een vergoeding voor de kosten voor vervoer wordt een korting van 25 % op de hoogte van de vergoeding toegepast.

  • 2. De hoogte van een vergoeding voor vervoersvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 3.2.5. lid 4 sub a, bedraagt per jaar maximaal:

    • a.

      voor gebruik individuele taxi voor vervoer: € 2.100,--;

    • b.

      voor gebruik individuele rolstoeltaxi voor vervoer: € 2.500,--.

  • 3. a. De hoogte van een vergoeding voor vervoersvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 3.2.5. lid 4 sub c onder iv wordt vastgesteld op basis van de leeftijd van de auto en de werkelijke kosten van de autoaanpassing en bedraagt maximaal € 4.000,--.

    Hierbij wordt uitgegaan van een levensduur van de auto van 10 jaar.

    • b.

      Een uitzondering op sub a geldt voor autostoelen die overplaatsbaar zijn. De berekening van deze vergoeding wordt niet gebaseerd op de leeftijd van de auto. De aanpassing wordt volledig vergoed tot een maximum van € 4.000,-- (autostoel en andere autoaanpassingen samen). De kosten van overplaatsing van de autostoel in een nieuwe auto zijn voor kosten van cliënt.

Artikel 4.2.3. Maximale bedragen voor vergoeding sportvoorzieningen

  • 1. De hoogte van de vergoeding voor de aanschaf en het onderhoud van een sportvoorziening maximaal € 2.800,--.

  • 2. Het in bovenstaande lid genoemd bedrag wordt niet vaker dan eens in de drie jaar verstrekt.

Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget

Artikel 5.1. Opbouw tarief

  • 1. Het college stelt de hoogte van het pgb vast op basis van het door de cliënt op grond van artikel 4.2.1. van de verordening ingediende zorg-en budgetplan, voor zover dit het maximale pgb-tarief niet overschrijdt, zoals genoemd in artikel 5.2

  • 2. Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van professionele ondersteuning of ondersteuning van personen uit het sociaal netwerk.

  • 3. Voor zover de cliënt door de verstrekking van een pgb kosten bespaart voor een in zijn situatie algemeen gebruikelijk te achten product, kan het college besluiten die kosten in mindering te brengen op het pgb.

Artikel 5.2. Hoogte Tarief

  • 1. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • b.

      bedraagt in het geval van dienstverlening bij:

      • -.

        professionele ondersteuning ten hoogste 80 % van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, of de goedkoopste adequate oplossing via de leverancier of de aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft gesloten;

      • -.

        geboden zorg vanuit het sociaal netwerk, met uitzondering van ondersteuning bij het huishouden:

      • *.

        voor ondersteuning zelfstandig leven maximaal € 20,-- per uur;

      • *.

        voor ondersteuning maatschappelijke deelname € 20,-- per dagdeel;

      • *.

        voor ondersteuning kortdurend verblijf € 30,-- per etmaal.

      • -.

        geboden zorg vanuit het sociaal netwerk bij ondersteuning bij het huishouden ten hoogste 80% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, of de goedkoopst adequate oplossing via de leverancier of de aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft gesloten.

  • 2. Het tarief zoals vermeld in lid 1 sub b is een all-in tarief. Dat wil zeggen dat alle kosten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekering(en) en reiskosten zijn opgenomen in dit tarief.

Artikel 5.3. Verplichtingen en kwaliteitseisen

  • 1. De ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen moet naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit zijn en in voldoende mate bijdragen aan het bereiken van het in het zorg- en budgetplan opgenomen beoogde resultaat.

  • 2. De cliënt moet naar het oordeel van het college in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Indien de cliënt zich laat vertegenwoordigen gelden de volgende eisen:

    • a.

      als de cliënt zich laat vertegenwoordigen door een organisatie moet deze organisatie beschikken over het keurmerk van het Keurmerkinstituut Goedgekeurd;

    • b.

      de persoon/organisatie die de cliënt vertegenwoordigt, is niet tevens uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college aanvaardbaar is.

  • 3. De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend voor een voorziening in de vorm van dienstverlening, sluit met de aanbieder een zorgovereenkomst, waarin onder andere afspraken zijn opgenomen over de wijze van declareren. Een declaratie van een aanbieder bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de dagen waarop is gewerkt;

    • b.

      het uurtarief;

    • c.

      het Burgerservicenummer en de naam en het adres van de cliënt en de aanbieder;

    • d.

      het nummer waarmee die aanbieder staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

      Hiernaast wordt de declaratie door de aanbieder ondertekend.

  • 4. Het college kan andere eisen stellen aan de in lid 3 bedoelde zorgovereenkomst indien het persoonsgebonden budget wordt besteed aan de dienstverlening van een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt of aan een persoon die niet als beroepskracht wordt aangemerkt.

  • 5. In de zorgovereenkomst, als bedoeld in het derde lid, sluit de aanbieder zich aan bij de afspraken die zijn vastgelegd in het zorg- en budgetplan over de kwaliteit en het resultaat van de maatschappelijke ondersteuning.

  • 6. Een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt kan de ondersteuning betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk onder de volgende voorwaarden :

    • a.

      als de dienstverlening zorg omvat waarvoor krachtens landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimale opleiding vereist is, beschikt de persoon over de desbetreffende kwalificatie;

    • b.

      deze persoon heeft niet aangegeven dat de ondersteuning aan de cliënt hem te zwaar valt, en

    • c.

      tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald.

  • 7. De cliënt is verplicht bij aankoop van mobiliteit bevorderende voorzieningen zoals bedoeld onder 3.2.5. lid 4 sub c onder i een onderhoudscontract en een verplichte verzekering voor deze voorziening af te sluiten.

  • 8. In de beschikking kunnen nadere (aanvullende) voorwaarden opgenomen worden.

Artikel 5.4. Combinatie van voorzieningen

Betreft de aanvraag meerdere voorzieningen dan heeft cliënt de keuze om de voorzieningen gedeeltelijk in de vorm van een pgb en gedeeltelijk in natura aan te vragen.

Artikel 5.5. Weigeringsgronden pgb

Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren te verstrekken indien het college binnen 5 jaar voorafgaand aan de aanvraag van cliënt een beslissing betreffende cliënt heeft herzien of ingetrokken omdat:

  • a.

    de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de cliënt niet heeft voldaan aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden;

  • c.

    de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel heeft gebruikt.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

§ 6.1. Waardering mantelzorgers

Artikel 6.1.1. Waardering mantelzorgers

  • 1. De ondersteuning en waardering van mantelzorgers wordt vorm gegeven door middel van maatwerk. Samen met de mantelzorger wordt gekeken welke ondersteuning nodig is en hoe dit bijdraagt tot ontlasting van de mantelzorger.

  • 2. Het college voorziet niet in een vaste financiële tegemoetkoming of standaard waardering voor alle mantelzorgers.

§ 6.2. Medezeggenschap

Artikel 6.2.2. Medezeggenschap

  • 1. Het uitvoering geven aan de lokale medezeggenschap wordt in handen gelegd van een adviesraad.

  • 2. De adviesraad adviseert over alle drie de beleidsvelden (jeugd, Wmo en werk en inkomen).

  • 3. Het doel van de adviesraad is om, vanuit een onafhankelijke positie, een optimale betrokkenheid te bewerkstelligen van burgers bij het voorbereiden, vaststellen, uitvoeren en evalueren van het beleid ten aanzien van alle drie de beleidsvelden.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de nadere regels zoals gesteld in dit Besluit indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 7.2. Intrekken oude regeling, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: “Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo”.

  • 3.

    Met de inwerkingtreding van dit Besluit wordt het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2010 ingetrokken.

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van Hengelo in de vergadering van 9 december 2014

de secretaris, de burgemeester,