Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening Langdurigheidstoeslag 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag 2013

De raad van de gemeente Hengelo,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 2012;

Gelet op de artikel 8, eerste lid, onderdeel d en artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB);

Overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van een langdurigheidstoeslag bij verordening te regelen;

B E S L U I T

vast te stellen de hierna volgende

Verordening Langdurigheidstoeslag 2013

Verordening Langdurigheidstoeslag 2013

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet werk en bijstand

    • b.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

    • c.

      WSF 2000: Wet Studiefinanciering 2000

    • d.

      bijstandsnorm: de normen als bedoeld in artikel 20, lid 1 sub b en lid 2 sub b en artikel 21 lid 1 van de wet, vermeerderd met de maximale toeslag als bedoeld in artikel 25 lid 2 van de wet;

    • e.

      referteperiode: een onafgebroken periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

    • f.

      peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op langdurigheidstoeslag ontstaat;

    • g.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien;

    • h.

      pensioengerechtigde leeftijd: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.

Artikel 2 Rechthebbenden

  • 1. Voor een langdurigheidstoeslag komt in aanmerking degene, die 21 jaar of ouder maar jonger is dan de geldende pensioengerechtigde leeftijd en die gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen per maand, dat niet hoger is dan de bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 2. Geen recht op langdurigheidstoeslag heeft de persoon, die op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

  • 3. Indien er gedurende de laatste 12 maanden van de referteperiode sprake is van fraude of het verwijtbaar niet nakomen van arbeids- en/of re-integratieverplichtingen, waarvoor een maatregel van minstens 20% is opgelegd, bestaat er geen recht op de langdurigheidstoeslag.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor een gezin € 490,00,

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 440,00 en

    • c.

      voor een alleenstaande € 345,00.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de gezinssituatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Bij een gezin waarvan slechts een van de gezinsleden aan het leeftijdscriterium als bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze verordening voldoet komt het rechthebbende gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem of haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 4 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de rechthebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 5 Beleid

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 6 Indexering

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks de hoogte van de bijdrage opnieuw vaststellen.

Artikel 7 Onvoorziene gevallen

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als de Verordening langdurigheidstoeslag 2013.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013 en werkt terug tot en met 1 januari 2012, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening langdurigheidstoeslag 2012.

De verordening Langdurigheidstoeslag 2012 blijft tot 1 januari 2013 van toepassing op degene, op wie op grond van artikel 78w, lid 1 van de wet de huishoudinkomenstoets nog van toepassing is.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 december 2012.

De griffier, De voorzitter,

Toelichting

Algemeen

Vanaf de invoering van de Wet werk en bijstand in 2004 kennen we de langdurigheidstoeslag. Deze vindt zijn grondslag in artikel 36 van die wet. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter deze toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

De wetgever heeft echter de regelgeving overgeheveld naar de gemeente. De gemeenteraad moet hiervoor bij verordening vaststellen wie vanaf 1 januari 2009 recht hebben op een langdurigheidstoeslag en hoe hoog deze toeslag is.

De wetgever heeft echter zelf ook enige voorwaarden gesteld voor het recht op een langdurigheidstoeslag. Deze zijn:

  • 1.

    Personen jonger dan 21 jaar of personen ouder dan de pensioengerechtigde leeftijd, hebben geen recht op een langdurigheidstoeslag. De pensioengerechtigde leeftijd schuift met ingang van 1 januari 2013 op van 65 jaar naar 67 jaar in 2021. Daarom wordt hier geen concreet aantal jaren en maanden genoemd. Volstaan wordt met de beschrijving geldende pensioengerechtigde leeftijd.

  • 2.

    Bij de vaststelling van het inkomen wordt een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten.

  • 3.

    Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die niet in de WWB staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Met de bijstandsnorm wordt altijd bedoeld de norm, vermeerderd met de maximale toeslag. Voor een alleenstaande is dat 70%, voor een alleenstaande ouder 90% en een gezin 100% van het netto minimumloon. Er wordt geen rekening gehouden met kostendeling of wel of geen woonkosten.

Referteperiode: dit is een periode van drie jaar gedurende welke men aan de voorwaarden voor het recht op een langdurigheidstoeslag moet hebben voldaan om hiervoor in aanmerking te kunnen komen. In de oorspronkelijke wettelijke regeling was deze periode nog vijf jaar. Deze periode wordt echter als te lang ervaren. Nadat iemand 3 jaar op een minimum inkomen is aangewezen, is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte meer aanwezig. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Ook sluit de termijn van drie jaar aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd voor het recht op een langdurigheidstoeslag is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Iemand is immers vanaf een leeftijd van 18 jaar voor de WWB een zelfstandig rechtssubject.

Peildatum: de datum waarop men de referteperiode heeft doorlopen en het recht op langdurigheidstoeslag ontstaat.

Artikel 2 Rechthebbenden

Iemand heeft recht op een langdurigheidstoeslag als hij gedurende een periode van drie jaar een inkomen heeft gehad, dat niet hoger is dan 100% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Dit inkomen hoeft niet te zijn een inkomen uit een bijstandsuitkering. Ook mensen, die een inkomen hebben uit of in verband met arbeid, dat gelijk of lager is dan de bijstandsnorm, komen voor de toeslag in aanmerking.

Het recht op langdurigheidstoeslag komt gezinsleden gezamenlijk toe. Zij moeten allemaal, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen. Als één van de gezinsleden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben alle gezinsleden geen recht op langdurigheidstoeslag.

Als er sprake is van een niet-rechthebbende partner of als een partner uitgesloten is van het recht op bijstand (artikel 13, lid 1), bijvoorbeeld vanwege detentie, dan kan de rechthebbende partner in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag. De hoogte van de toeslag is dan die voor een alleenstaande of alleenstaande ouder.

Als het vermogen van de rechthebbende op de peildatum hoger is dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet, bestaat geen recht.

Studenten zijn uitgesloten, omdat zij geacht worden uitzicht te hebben op een inkomensverbetering.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

De gezinssituatie op de peildatum is bepalend voor welke toeslag men krijgt.

Als één van de gehuwden geen recht heeft op bijstand, dan heeft de wel rechthebbende echtgenoot, naar gelang de situatie recht op bijstand voor een alleenstaande of alleenstaande ouder. Dit kan onder meer betrekking hebben op situaties, waarin één van de echtgenoten gedetineerd is of geen geldige verblijfsvergunning heeft.

Omdat de langdurigheidstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, wordt in het derde lid ook zo’n regeling gegeven voor het recht op langdurigheidstoeslag.

Dit is iets anders dan als een van de gehuwdengeen recht heeft op langdurigheidstoeslag, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 36 van de wet en in deze verordening. Dan bestaat in het geheel geen recht op langdurigheidstoeslag.

Artikel 5 Beleid

De uitvoering van deze verordening berust bij burgemeester en wethouders. Om een goede uitvoering van deze verordening te waarborgen kunnen zij nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 6 Indexering

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks de hoogte van de toeslag opnieuw vaststellen.

De toeslag kan zowel naar boven als naar beneden worden bijgesteld.

Artikel 9 Intrekken

In het jaar 2012 is de gezinsnorm en de bijbehorende huishoudinkomenstoets ingevoerd. In het voorjaarsoverleg is deze norm met terugwerkende kracht afgeschaft. In enkele situaties pakt deze afschaffing ongunstig voor cliënten uit. De wetgever heeft bepaald dat in die gevallen de gezinsnorm tot 1 januari 2013 moet worden verstrekt.

Deze hogere uitkering over het jaar 2013 mag er niet toe leiden dat men de aanspraak op de langdurigheidstoeslag verspeelt. In die gevallen stellen wij de gezinsnorm die men tot uiterlijk 1 januari 2013 ontvangt gelijk aan de normuitkering voor een alleenstaande ouder of alleenstaande. Hierdoor blijft men voldoen aan de inkomenseis.