Regeling vervallen per 01-01-2018

B1-zone Twentekanaal 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2017

Intitulé

B1-zone Twentekanaal 2011

De raad van de gemeente Hengelo;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 juni 2010, nummer 361706;

gelet op artikel 1, eerste lid en artikel 7, vierde lid, van de Experimentenwet Bedrijven Investeringszones (BI-zones) en artikel 149 juncto 156, eerste lid, van de Gemeentewet;

gelet op de tussen de gemeente Hengelo en Stichting BIT-fonds gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 30 juni 2010, nummer 361810;

gezien het verzoek van de Belangenvereniging Bedrijvenpark Twentekanaal van 20 april 2010;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Twentekanaal 2011.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. Het binnen de blauwe belijning aangegeven gebied, vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart, is het aangewezen gebied;

  • b.

    de wet: de Experimentenwet BI-zones;

  • c.

    het college: burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo;

  • d.

    subsidie: subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht

  • e.

    Uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Hengelo en Stichting BIT-fonds gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 30 juni 2010, nummer 361810.

Artikel 2 Aanwijzing stichting

De Stichting BIT-fonds (hierna: stichting) wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 3 Aard van de belasting

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.

Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2. De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 4. Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 5 Belastingobject

  • 1. Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dient.

  • 2. Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze verordening.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 3 Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 7 Waardevrijstellingen

  • 1. In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

    • c.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard;

    • d.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • e.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    • f.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • g.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • h.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • i.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • j.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

Artikel 8 Hoogte BIZ-bijdrage

  • 1. De BIZ-bijdrage bedraagt:

    • a.

      0,088 % van het deel van de waarde dat is gelegen in het interval van € 0,-- tot en met € 500.000,--,

    • b.

      vermeerderd met 0,044 % van het deel van de waarde dat is gelegen in het interval van € 500.001,-- tot en met € 1.000.000,-- en

    • c.

      vermeerderd met 0,031 % van het deel van de waarde dat is gelegen in het interval van € 1.000.001,-- tot en met € 5.000.000,--.

    • d.

      Bij een waarde hoger dan € 5.000.001,-- bedraagt de BIZ-bijdrage: € 1.900,--.

  • 2. In afwijking van het vorige lid bedraagt de BIZ-bijdrage € 0,-- voor de volgende objecten:

    • a.

      objecten in gebruik ten behoeve van gas-, water-, stroom- of energiedistributie, waaronder transformatiehuisjes en hoogspanningsmasten en met uitzondering van benzinestations;

    • b.

      telefooncentrales;

    • c.

      zendmasten;

    • d.

      en ongebouwd eigendom, dat als zelfstandige onroerende zaak in de zin van de Wet waardering onroerende zaken is afgebakend en dat niet wordt gebezigd ten behoeve van de opslag van zaken of daartoe bedoeld is.

  • 3. Indien de BIZ-bijdrage beneden € 10,-- blijft, wordt geen BIZ-bijdrage geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één BIZ-bijdrage-bedrag.

Artikel 9 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden de aanslagen betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 12 Algemeen

Op de subsidie op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening van de gemeente Hengelo niet van toepassing.

Artikel 13 Grondslag subsidie

Het college is bevoegd subsidie te verstrekken voor activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst BIT.

Artikel 14 Subsidieaanvraag en -vaststelling

  • 1. Het college besluit naar aanleiding van een aanvraag om subsidie in het kader van deze verordening.

  • 2. De subsidie voor enig jaar wordt vastgesteld op ten hoogste het bedrag van de voor dat jaar geïnde BIZ-bijdragen die in de in artikel 4, eerste lid, bedoelde periode worden geheven, verminderd met de gemaakte perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen over de betreffende periode, zoals opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst BIT.

Artikel 15 Wijze van betalen

  • 1. De subsidie wordt, in elk jaar waarin de BIZ-bijdrage wordt geheven, jaarlijks door het college betaalbaar gesteld in maximaal drie termijnen, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

  • 2. Het totaal van de drie jaarlijkse termijnen bedraagt ten hoogste het bedrag van de BIZ-bijdragen die in het betreffende jaar worden geïnd, verminderd met de in het betreffende jaar gemaakte perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen, zoals opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 3. Het totaal van de drie jaarlijkse termijnbedragen worden als volgt betaalbaar gesteld:

    • a.

      voor 1 mei van het betreffende jaar: 75% van de voor dat jaar geïnde BIZ-bijdragen voor 1 mei van dat jaar, voor zover betreffend de aanslagen die voor 1 maart van dat jaar zijn opgelegd.

    • b.

      voor 31 oktober van het betreffende jaar: 100% van de voor dat jaar geïnde BIZ-bijdragen, verminderd met het bedrag dat op voet van sub a van dit lid betaalbaar is gesteld én verminderd met de voorlopig gecalculeerde in dat jaar gemaakte perceptiekosten.

    • c.

      het restant zal, na definitieve calculatie met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid, vóór 31 december van het betreffende jaar betaalbaar worden gesteld.

Artikel 16 Melding van relevante wijzigingen

  • 1. De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2. De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.

Artikel 17 Intrekken of wijzigen subsidievaststelling

Het college is bevoegd tot het intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen van de subsidievaststelling op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk IV Slotbepaling

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op een door het college te bepalen tijdstip, dat gelegen is op een datum nadat van voldoende steun, als bedoeld in artikel 4 van de wet, is gebleken.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening BI-zone Twentekanaal 2011’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 juli 2010.
De voorzitter, De griffier,