Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Participatie schoolgaande kinderen 2013

Geldend van 27-02-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Participatie schoolgaande kinderen 2013

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In de verordening wordt verstaan onder

    • a.

      de wet: Wwb.

    • b.

      belanghebbende: de persoon met een hem ten laste komend kind dat voortgezet onderwijs of een middelbare beroepsopleiding volgt.

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen.

    • d.

      direct beschikbare middelen: middelen in de vorm van contant geld en direct opeisbare tegoeden op bank- en spaarrekeningen

HOOFDSTUK 2. Participatievoorzieningen en voorwaarden

Artikel 2. Participatievoorzieningen schoolgaande kinderen

Een aanvraag kan worden ingediend voor de volgende voorzieningen:

  • a.

    een tegemoetkoming voor indirecte studiekosten en

  • b.

    een tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf van een computer.

Artikel 3. Voorwaarden tegemoetkoming indirecte studiekosten

  • 1. De belanghebbende heeft recht op een tegemoetkoming indirecte studiekosten indien hij op datum aanvraag:

    • ·

      beschikt over een inkomen niet hoger dan 110% van de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm, én

    • ·

      beschikt over direct beschikbare middelen met een waarde niet hoger niet hoger dan de toepasselijke vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34 derde lid van de wet, én

    • ·

      volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) woont in de gemeente Heumen.

  • 2. Een aanvraag kan jaarlijks, één keer per schooljaar, dus één keer per 12 maanden, worden ingediend.

Artikel 4. Voorwaarden tegemoetkoming in de kosten van aanschaf computer

  • 1. De belanghebbende heeft recht op een tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf van een computer indien hij op datum aanvraag:

    • ·

      beschikt over een inkomen niet hoger dan 110% van de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm én

    • ·

      beschikt over direct beschikbare middelen met een waarde niet hoger dan de toepasselijke vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34 derde lid van de wet én

    • ·

      volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) woont in de gemeente Heumen.

  • 2. Er wordt eens per vijf jaar maximaal één computer per gezin verstrekt.

HOOFDSTUK 3. Bedragen, uitbetaling en overeenkomstige bepalingen

Artikel 5. De aanvraag

Een aanvraag dient door de belanghebbende schriftelijk te worden ingediend op een daarvoor ambtelijk vastgesteld formulier.

Artikel 6. Bedragen en uitbetaling

  • 1. De tegemoetkoming voor de indirecte studiekosten is € 200,- per kind.

  • 2. De tegemoetkoming in de kosten van een computer is maximaal € 480,-.

  • 3. Uitbetaling van de tegemoetkoming voor de aanschaf van een computer vindt plaats op basis van een bewijsstuk, bijvoorbeeld de factuur.

Artikel 7. Overeenkomstige bepalingen

De artikelen 13, 17, 53a, 54, 58, 59 en 60 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 4. Slotbepalingen

Artikel 8. Uitvoeringsvoorschriften en onvoorziene situaties

  • 1. Voor de uitvoering van deze verordening kan het college nadere uitvoeringsvoorschriften vaststellen.

  • 2. In situaties waarin deze verordening niet voorziet, wordt door het college beslist.

Artikel 9. Hardheidsclausule

Het college is bevoegd om daar waar toepassing van de verordening tot onbillijke situaties leidt, van de hierboven genoemde bepalingen af te wijken.

Artikel 10. Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘De Verordening Participatie schoolgaande kinderen 2013’.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie van dit besluit en vervangt de ‘Verordening Participatie schoolgaande kinderen 2012’.

Ondertekening

LH
Malden, 21 februari 2013
DE RAAD VOORNOEMD;
De raadsgriffier,
L.Bosland.
De burgemeester,
P.Mengde.

ALGEMENE TOELICHTING

De gemeenteraad heeft sinds 1 januari 2012 op grond van artikel 8 eerste lid onderdeel g van de Wet werk en bijstand (Wwb) de opdracht bij verordening regels te stellen met betrekking tot participatie van schoolgaande kinderen. Gemeenten krijgen van het Rijk wel de beleidsvrijheid om dit zelf vorm te geven. Deze beleidsvrijheid had de gemeente al voor de wetswijziging ingevuld door beleidsregels te stellen. Met deze verordening wordt het gemeentelijk beleid inzake de participatie van schoolgaande kinderen voortgezet.

Alle kinderen moeten een goede startpositie krijgen, minimaal een startkwalificatie, en verdienen dezelfde kansen. Hun ontwikkeling mag niet belemmerd worden door de slechte financiële positie van hun ouders. Met name vanaf het voortgezet onderwijs worden de kosten van schoolbezoek hoog. Door de Verordening Participatie schoolgaande kinderen krijgen gezinnen met kinderen in het voortgezet onderwijs een extra impuls.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsomschrijving

Hier wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De aanvraag kan gedaan worden door een ouder die een ten laste komend kind heeft, die voortgezet onderwijs of een middelbare beroepsopleiding volgt. Dit wil zeggen dat het (pleeg)kind niet ouder kan zijn dan 18 jaar. De exacte definitie van een ten laste komend kind is opgenomen in de Wwb.

Artikel 2 Participatievoorzieningen schoolgaande kinderen

Dit artikel bepaalt welke voorzieningen er ter bevordering van de participatie van schoolgaande kinderen kunnen worden aangevraagd.

Artikel 3. Voorwaarden tegemoetkoming indirecte studiekosten

Artikel 4. Voorwaarden tegemoetkoming in de kosten van aanschaf computer

In deze artikelen staan de voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen om in aanmerking te komen voor de vergoedingen. In de kadernota van 25 juni 2009 stelde de gemeenteraad de inkomensgrens vast op 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Deze norm blijk nu een landelijke norm die is opgelegd door het Rijk. Bij niet-uitkeringsgerechtigden wordt het inkomen vergeleken met de Wwb-norm welke van toepassing is op de rechthebbende, vermeerderd met een eventuele toeslag en verlaagd met een eventuele verlaging. De vermogensgrenzen uit het gemeentelijk beleid worden toegepast, zoals zijn vastgelegd in het ‘Schulinck Handboek Wwb’. Vanaf 1 januari 2013 gaan wij bij participatieregelingen van onze gemeente bij de vaststelling van het vermogen alleen uit van contant geld en direct opeisbare tegoeden op de bank- en spaarrekeningen. Overig vermogen zoals eigen woning/bedrijf blijft derhalve buiten beschouwing. De direct beschikbare middelen op de bankrekeningen mag de vermogensgrens als genoemd in artikel 34 derde lid van de WWB niet overschrijden.

De frequentie en wijze van aanvragen zijn ook opgenomen in deze artikelen.

Artikel 5. De aanvraag.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 6. Bedragen en uitbetaling

In dit artikel is de hoogte van de vergoeding vastgelegd. Bij de vergoeding van de indirecte studiekosten hoeven geen bewijsstukken meer te worden overlegd. Aangenomen wordt dat de extra kosten er zijn; er wordt een forfaitair bedrag verstrekt. Uitbetaling van een vergoeding ten behoeve van de kosten van aanschaf van een computer geschiedt echter op basis van een bewijsstuk, bijvoorbeeld een nota. Hier moet worden aangetoond dat de verstrekte gelden ook daadwerkelijk ten behoeve van de computer zijn besteed.

Artikel 7. Overeenkomstige bepalingen

De bepalingen van de artikelen 13, 17, 53a, 54, 58, 59 en 60 van de wet zijn van toepassing. Deze bepalingen hebben betrekking op degenen die uitgesloten zijn van het recht op een bijdrage (artikel

13), de inlichtingenplicht, medewerkingsplicht en identiteitsvaststelling (artikel 17), het inleveren van bewijsstukken (artikel 53a), opschorten van rechten (artikel 54) en terugvordering (artikel 58, 59 en 60). Door in de richtlijn naar deze artikelen te verwijzen is het niet noodzakelijk de tekst van de betreffende artikelen in de richtlijn op te nemen.

Artikel 8, 9, 10 en 11

Deze artikelen spreken voor zich. Hoewel de Awb hierin voorziet, zijn deze regels alsnog opgenomen ten behoeve van de uitvoering.