Treasurystatuut 2017 Gemeente Heumen

Geldend van 04-10-2017 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut 2017 Gemeente Heumen

1. INLEIDING

In het treasurystatuut worden het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna geven we organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weer. Daarbij ligt het accent op de helderheid betreffende de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot leggen we de uitgangspunten vast voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de memorie van toelichting lichten we waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toe.

Het beleid van gemeente Heumen is er op gericht een blijvende toegang tot de financiële markten te waarborgen teneinde de beschikbaarheid over voldoende financiële middelen zeker te stellen.

Dit wordt onder meer bewerkstelligd door blijvend te voldoen aan de gestelde eisen in wet- en regelgeving bestaande uit:

  • a.

    Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) en de bijbehorende ministeriële regelingen:

    • Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden;

    • Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden (Bldo)

    • Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo);

    • Regelgeving schatkistbankieren decentrale overheden (SkB)

  • b.

    Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof);

  • c.

    Gemeentewet;

  • d.

    Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • e.

    Regelgeving betreffende staatssteun;

  • f.

    Wet- en regelgeving toezicht financiële ondernemingen.

Het aangaan en verstrekken van leningen en garanties is slechts toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. Het uitzetten van middelen en het afsluiten van derivaten moet een prudent karakter hebben en dient te voldoen aan de regeling Ruddo.

De primaire taak van de treasury is het beheren en beheersen van financiële posities die voortvloeien uit de normale bedrijfsvoering, en wel op een zodanige wijze dat:

  • de daaraan verbonden risico’s worden beheerst.

  • de daarmee gepaard gaande kosten worden geminimaliseerd/beperkt.

  • de te realiseren opbrengsten van de uitzettingen worden gemaximaliseerd/verhoogd.

Besluiten over financiering worden genomen op basis van een actuele prognose van de meerjarige financieringsbehoefte. De prognose kent een planningshorizon van minimaal 4 jaar.

Het aangaan van transacties en het afnemen van bancaire diensten geschiedt (aantoonbaar) tegen marktconforme voorwaarden. Offertes worden bij meerdere partijen gevraagd en minimaal van twee partijen ontvangen.

Transacties, in het bijzonder het beleggen, het uitzetten van tijdelijk overtollige liquide middelen, dan wel het aangaan van rente-instrumenten worden conform “Regeling uitzettingen derivaten decentrale overheden en van de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden” overeengekomen met uitsluitend kredietwaardige partijen.

Beleggingen worden overeengekomen met uitsluitend kredietwaardige partijen die voldoen aan de volgende vereisten:

  • Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitratio van 0%;

  • financiële ondernemingen die gevestigd zijn in een lidstaat van de EER (Europese Economische Ruimte) en waarbij zowel de lidstaat als de financiële instelling tenminste beschikken over een A/A2-rating die afgegeven is door ten minste twee ratingbureaus. Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder toezicht te staan van daarvoor door de wetgever of de Europese Unie aangewezen instellingen.

  • Daarnaast geldt dat tussenpersonen geregistreerd dient te staan bij de AFM en een geldige vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

  • De opzet en werking van de AO/IC rondom treasury is actueel beschreven en kent het karakter van minimaal goed / sterk wat betreft technische functiescheidingen en is verankerd in de interne controle maatregelen.

  • Adviezen kunnen worden ingewonnen bij een externe deskundige. Voorwaarde is dat deze externe deskundige onafhankelijk is en geen direct geldelijk belang heeft bij de uitkomst van te nemen beslissingen of de uitvoering ervan.

2. BEGRIPPENKADER

Inleiding

De belangrijkste begrippen die in het Treasurystatuut zijn opgenomen worden in vier categorieën onderscheiden:

  • Algemene begrippen van de treasuryfunctie

  • Begrippen per treasurydeelfunctie

  • Begrippen van de wet FIDO

  • Overige begrippen

Algemene begrippen treasuryfunctie

Deze paragraaf behandelt de algemene begrippen.

Bijlage 1 geeft de begrippen voor de drie andere categorieën.

Artikel 1. Begrippenkader

In dit artikel worden de belangrijkste algemene begrippen gedefinieerd die met betrekking tot treasury relevant zijn.

  • a.

    De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

  • b.

    Het treasurybeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ten behoeve van de uitvoering van de treasuryfunctie. Het beleid wordt vastgelegd in een treasurystatuut.

  • c.

    Het treasurybeheer is de (beleids)uitvoering van de treasuryfunctie, binnen de kaders van het treasurystatuut. De realisatie daarvan komt aan de orde in de treasuryparagraaf van achtereenvolgens de programmabegroting en de programmarekening.

2. De treasuryfunctie bestaat uit drie deelfuncties:

  • a.

    Risicobeheer, waaronder rente-, krediet-, koers- en valutarisicobeheer.

  • b.

    Gemeentefinanciering, waaronder financiering en uitzettingen > 1 jaar.

  • c.

    Kasbeheer, waaronder geldstromenbeheer.

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • Financiering.

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • Geldstromenbeheer

Alle activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjareninvesteringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • Intradaglimiet

Het maximum bedrag dat de gemeente gedurende de dag rood mag staan op de tussenrekening;

  • Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • Liquiditeitenbeheer

Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;

  • Rating

Rating geeft de kredietwaardigheid van een bank aan;

  • Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • Rentecompensatiecircuit.

Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

  • Renterisico

Het risico op ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • Renterisiconorm

Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • Rente typische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • Rentevisie

Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

  • Schatkistbankieren

Op 15 december 2013 is de Wet schatkistbankieren van kracht geworden. Vanaf dat moment zijn alle decentrale overheden (provincies, gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen in de vorm van een openbaar lichaam) verplicht om hun overtollige middelen in de schatkist aan te houden. Tegelijkertijd met de wet is de ministeriële regeling schatkistbankieren decentrale overheden van kracht geworden. Onderdeel van die regeling is de rekening-courantovereenkomst die iedere decentrale overheid heeft met de Staat der Nederlanden;

  • Solvabiliteitsratio

Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische ruimte (lidstaten van de Europese Unie, uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend (bijvoorbeeld “De Nederlandse Bank”). Een solvabiliteitsratio van 0% (‘solvabiliteitsvrije status’) wordt toegekend aan het schuldpapier van een financiële instelling wanneer deze hiervoor geen reserves (0%) behoeft aan te houden (bijvoorbeeld schatkistpapier uitgegeven door de (centrale) overheden);

  • Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

  • Wet Fido

De Wet financiering decentrale overheden.

3. DOELSTELLING EN UITGANGSPUNTEN TREASURYFUNCTIE

Artikel 2. Doelstelling

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido en de Wet schatkistbankieren respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

4. RISICOBEHEER

Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    Burgemeester en wethouders mogen leningen of garanties uitsluitend uit hoofde van de “publieke taak” verstrekken, het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. Hierbij wordt vooraf advies ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.

De leningen of garanties worden verstrekt op voorwaarde dat:

  • Het belang niet uitgaat boven € 100.000;

  • Betaling van rente en aflossing redelijkerwijs is verzekerd;

  • Zoveel mogelijk zekerheden worden verstrekt;

  • De lening dient tot een doel dat ondersteuning door de gemeente rechtvaardigt. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan beslist de gemeenteraad.

    • 2.

      De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders mogen garanties tot € 100.000 verstrekken aan instellingen werkzaam op het gebied van maatschappelijk werk, sport of cultuur en er bestaat geen eigen waarborgfonds voor de betreffende categorie waarnaar doorverwezen kan worden. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan beslist de gemeenteraad.

    • 4.

      Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden, conform de Wet Fido;

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden, conform de Wet Fido;

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4.

    De rente-typische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting worden zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5.

    De gemeente volgt de rentevisie van drie gezaghebbende instanties voor de geld- en kapitaalmarkt;

  • 6.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en 4 streeft de gemeente naar spreiding in de rente typische looptijden van de leningen.

Artikel 5. Koersrisicobeheer

  • 1.

    Doordat het uitzetten van financiële middelen alleen nog mogelijk is in de schatkist (of bij andere openbare lichamen) van het rijk komen geen koersrisico’s meer voor.

  • 2.

    Het aan- en verkopen van aandelen geschiedt uitsluitend in het kader van de uitoefening van de publieke taak.

Artikel 6. Kredietrisicobeheer

  • 1.

    Doordat het uitzetten van middelen alleen nog mogelijk is in de schatkist van het rijk en overige decentrale overheden doen zich geen kredietrisico’s voor.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

Artikel 7. Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenplanning.

Artikel 8. Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

5. GEMEENTEFINANCIERING

Artikel 9. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen;

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. De (telefonische) offertes worden intern schriftelijk vastgelegd.

Artikel 10. Langlopende uitzettingen & schatkistbankieren

Door de invoering van het schatkistbankieren is de gemeente verplicht overtollige middelen te storten in de schatkist van het rijk. Daarnaast zijn er conform de Wet fido mogelijkheden tot onderling uitlenen door decentrale overheden.

  • 1.

    Overtollige liquide middelen (boven het drempelbedrag) van de gemeente mogen alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden (Wet Fido).

  • 2.

    Het drempelbedrag, dat beschikbaar mag blijven voor de gemeente Heumen, is gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal.

Artikel 11. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht* te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 2.

    Tussenpersonen dienen minimaal geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

6. KASBEHEER

Artikel 12. Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 13. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Bij het uitzetten van gelden zijn slechts de in artikel 11 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 5.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet.

7. ORGANISATIE TREASURYFUNCTIE

Artikel 14. Uitgangspunten administratieve organisatie & interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd.

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd.

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 5.

    De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door het afdelingshoofd Bedrijfsvoering.

  • 6.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasuryactiviteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

8. VERANTWOORDELIJKHEDEN

Artikel 15 verantwoordelijkheden.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd

Functie Verantwoordelijkheden

De gemeenteraad

  • Het vaststellen van treasurydoelstellingen, globale richtlijnen en limieten;

  • Het vaststellen van de paragraaf financiering in begroting en jaarrekening;

  • Het houden van toezicht op de uitvoering van het treasurybeleid

Commissie Financiën

  • Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury aan de Gemeenteraad

Het college van B&W

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

  • Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

Portefeuillehouder Financiën

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

De financieel controller

  • Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

  • Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

  • Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie

Het afdelingshoofd Bedrijfsondersteuning

  • Het uitvoeren van de aan hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut;

  • Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

  • Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de treasurer;

  • Het voeren van controle op de uitgevoerde treasurytransacties;

  • Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer.

De afdelingshoofden

  • Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdelingen aanleveren aan het cluster Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangstenDe budgethouders

  • Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdelingen aanleveren aan de afdeling Beon team Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten;

  • Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.

De treasurer

  • De treasurer (medewerker afdeling Beon team financiën);

  • Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de paragraaf financiering worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door het hoofd BEON;

  • Kennis nemen van de rentevisie van de huisbankier;

  • Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

  • Het beheren van de geldstromen;

  • Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

  • Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

  • Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de kassier;

  • Het voorbereiden en ontwikkelen van beleidsvoorstellen op treasury gebied;

  • Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

  • Het afleggen van verantwoording aan het afdelingshoofd bedrijfsvoering over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten;

  • Periodiek opstellen liquiditeitsprognose.

De kassier

  • Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

  • Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

  • Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

  • Het rapporteren aan het hoofd Bedrijfsvoering belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten

Financiële administratie

  • Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

De externe accountant

  • Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

9. BEVOEGDHEDEN

Artikel 16 Bevoegdheden.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

Bevoegd functionaris

(1e handtekening) Autorisatie

door

(2e handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

  • 1.

    Het uitzetten van geld via deposito (schatkist) Treasurer Afdelingshoofd BEON

  • 2.

    Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld Treasurer Afdelingshoofd BEON

  • 3.

    Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen Kassier Comptabele Bankrelatiebeheer

  • 4.

    Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen Kassier Afdelingshoofd BEON

  • 5.

    Bankcondities en tarieven afspreken Treasurer Afdelingshoofd BEON

  • 6.

    Schatkistbankieren: aanvragen/wijzigen handtekeningenkaart, rekeningcourantovereenkomst, intradaglimiet en internetfaciliteiten Treasurer Afdelingshoofd BEON Financiering en uitzetting

  • 7.

    Het afsluiten van kredietfaciliteiten Treasurer Afdelingshoofd BEON

  • 8.

    Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen Afdelingshoofd BEON College van B&W

  • 9.

    Het uitzetten van gelden aan andere openbare lichamen Treasurer Afdelingshoofd BEON

  • 10.

    Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak Afdelingshoofd BEON College van B&W

  • 11.

    Het afsluiten van kredietfaciliteiten Treasurer Afdelingshoofd BEON

  • 12.

    Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen Afdelingshoofd BEON College van B&W

10. INFORMATIEVOORZIENING

Artikel 17. Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen.

Informatie

Frequentie

Informatieverstrekker

Informatieontvanger

1.

Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeiten-planning

Incidenteel

Afdelingshoofden, sub-budgethouders

Treasurer

2.

Liquiditeitenplanning en berekening van de kasgeldlimiet

Per kwartaal / Incidenteel

Treasurer

Afdelingshoofd BEON

3.

Financieringsparagraaf in begroting

Jaarlijks

Treasurer

Gemeenteraad

4.

Evaluatie en verantwoording treasury via financieringsparagraaf in jaarverslag

Jaarlijks

Treasurer

Gemeenteraad

5.

Informatie aan derden (CBS)

Incidenteel

Treasurer

Derden

6.

Informatie aan derden (toezichthouder) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Incidenteel

Treasurer

Derden

11. INWERKINGTREDING EN CITEERREGEL

Artikel 18 Besluit Treasurystatuut:

Dit statuut treedt in werking met ingang van de dag na vaststelling door het College van B&W. Het financieringsstatuut gemeente Heumen, vastgesteld bij besluit van 20 december 2011, vervalt op de in de vorige zin genoemde dag.

Artikel 19 Besluit Financieringsstatuut:

Dit statuut wordt aangehaald als ‘Treasurystatuut 2017 gemeente Heumen’.

Aldus vastgesteld op 3 oktober 2017

WD BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN HEUMEN;

De secretaris, De burgemeester,

mr. D.C. van Eeten

Drs. G.M. Mittendorff

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten. De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”).

Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido, de Wet schatkistbankieren en in dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet het cluster Financiën & Control die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur advies van het cluster Financiën & Control (in het licht van haar expertise) inwint alvorens een beslissing te nemen t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. De gemeente Gennep heeft dit advies overgenomen.

Het cluster Financiën & Control adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet Fido en de memorie van toelichting op de Wet Fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet Fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 3 lid 4

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

De gemeente heeft echter besloten geen gebruik te maken van derivaten Artikel 3 lid 4 Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

De gemeente heeft echter besloten geen gebruik te maken van derivaten.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van he Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet Fido en de memorie van toelichting op de Wet Fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet Fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld.

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. De gemeente volgt de rentevisie van haar huisbankier.

Artikel 4 lid 6

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd van aangetrokken leningen wordt de invloed van een rentestijging op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren.

Artikel 6 lid 1 en 2

Conform Artikel 2 van de Wet Fido kunnen Openbare lichamen uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. Voor het overige houden zij hun liquide middelen in ’s Rijks schatkist aan.

De middelen die een openbaar lichaam in ’s Rijks schatkist aanhoudt, blijven beschikbaar voor de uitoefening van zijn publieke taak.

In afwijking van het eerste lid kunnen openbare lichamen hun liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij andere openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast. Bij regeling van Onze Ministers worden met betrekking tot deze leningen nadere regels gesteld.

Bij regeling van Onze Ministers kunnen bepaalde middelen uitgezonderd worden van de verplichting deze aan te houden in ’s Rijks schatkist.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito). Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat het cluster financiën en control juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid van de gemeente. Valutarisico’s uit hoofde van operationele transacties ontstaan bijvoorbeeld op het moment dat de gemeente een aankoop van goederen uit de Verenigde Staten met dollars moet betalen.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is conform de Wet Fido niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaatbesluit e.d.).

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid vindt dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle. Een en ander is conform het geldende mandaatbesluit.

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, t/m 7). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Ondertekening