Beleidsregels Activering Participatiewet gemeente Heumen 2019

Geldend van 27-02-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Activering Participatiewet gemeente Heumen 2019

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heumen,

gelet op:

  • de artikelen 7, lid 1a (1) en artikel 10, lid 1 en artikel 18 lid 1 van de Participatiewet,

  • artikel 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en

  • artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht;

in afstemming met de Burgeradviesraad Heumen,

overwegende dat:

  • iedereen talenten heeft en naar vermogen een maatschappelijke bijdrage kan leveren;

  • maatschappelijke participatie bijdraagt aan persoonlijke ontwikkeling en het persoonlijk welzijn;

  • maatschappelijke participatie voor belanghebbenden met een Participatiewet-uitkering en een matige tot grote afstand tot de arbeidsmarkt kan bijdragen aan een zinvolle tijdsbesteding en het ontwikkelen van vaardigheden;

  • belanghebbenden die tot de (re-integratie-)doelgroepen van de wet behoren, een wettelijke aanspraak hebben op ondersteuning bij sociale activering en arbeidsinschakeling;

B e s l u i t

vast te stellen de

BELEIDSREGELS ACTIVERING PARTICIPATIEWET GEMEENTE HEUMEN 2019

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, alsook de algemene bijstand op grond van de Participatiewet;

    • d.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • e.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen;

    • f.

      uitkering: de algemene bijstand op grond van de Participatiewet, alsook een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • g.

      Verordening Afstemming: de Verordening Afstemming en handhaving Participatiewet gemeente Heumen 2017;

    • h.

      Participatieladder: landelijk meetinstrument om weer te geven in hoeverre een belanghebbende op enig moment participeert in de samenleving;

    • i.

      Werkbedrijf: de regionale uitvoeringsorganisatie van de gemeenten in het Rijk van Nijmegen voor het onderdeel Werk/re-integratie van de Participatiewet, vastgelegd in en onderdeel van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling (MGR) Rijk van Nijmegen.

HOOFDSTUK I MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE

Artikel 2. Doelgroep maatschappelijke participatie

De belanghebbende die in aanmerking komt voor maatschappelijke participatie heeft een uitkering, en:

  • 1.

    heeft een grote afstand tot de arbeidsmarkt en is in te delen op trede 1, 2 of 3 van de participatieladder;

  • 2.

    komt vanwege die afstand tot de arbeidsmarkt (nog) niet in aanmerking voor dienstverlening van het Werkbedrijf;

  • 3.

    neemt niet of nauwelijks deel aan activiteiten buitenshuis;

  • 4.

    is in staat te werken aan de ontwikkeling van vaardigheden op sociaal, sportief of educatief gebied.

Artikel 3. Kenmerken maatschappelijke participatie

  • 1.

    Maatschappelijke participatie bestaat uit het verrichten van onbeloonde, maatschappelijk zinvolle activiteiten bij een organisatie.

  • 2.

    Activiteiten in het kader van maatschappelijke participatie bestaan uit het verrichten van vrijwilligerswerk en in het algemeen deelname aan georganiseerde activiteiten op bijv. sociaal, sportief en educatief gebied.

  • 3.

    Doel is de individuele ontwikkeling van vaardigheden en de zelfstandige maatschappelijke participatie te bevorderen.

  • 4.

    De belanghebbende kan zelf een activiteit in het kader van maatschappelijke participatie ter goedkeuring voorleggen aan zijn consulent van de afdeling sociale zaken.

  • 5.

    Als er geen ontwikkeling en perspectief naar algemeen geaccepteerde arbeid voor de belanghebbende mogelijk blijkt, kan maatschappelijke participatie een structureel karakter hebben.

  • 6.

    Een aanbod van het college in het kader van maatschappelijke participatie is overeenkomstig het aanbod als bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel b van de wet of artikel 37 lid 1 onderdeel 3 van de Ioaw/Ioaz en is daarmee niet vrijblijvend.

  • 7.

    Bij verwijtbaar niet-meewerken aan een dergelijk aanbod is de Verordening Afstemming van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4. Voorwaarden maatschappelijke participatie

  • 1.

    De duur en omvang van de activiteit worden afgestemd op de capaciteiten, interesses en omstandigheden van de belanghebbende.

  • 2.

    Indien belanghebbende mantelzorgtaken voor een naaste verricht, wordt deze inzet uitdrukkelijk meegewogen.

  • 3.

    De activiteiten worden door belanghebbende verricht met behoud van uitkering.

  • 4.

    De organisatie waar de activiteiten plaatsvinden ziet erop toe dat er additionele werkzaamheden worden verricht, die geen reguliere arbeid verdringen.

HOOFDSTUK II STAGEPLAATS

Artikel 5. Doelgroep stageplaats

De belanghebbende die in aanmerking komt voor een stageplaats heeft een uitkering en:

  • 1.

    is binnen een termijn van maximaal zes maanden in staat een traject naar algemeen geaccepteerde arbeid te volgen en komt dan in aanmerking voor dienstverlening van het Werkbedrijf;

  • 2.

    heeft mogelijkheden tot ontwikkeling van vakvaardigheden en werknemersvaardigheden;

  • 3.

    heeft de mogelijkheid zich te oriënteren op een bepaalde beroepspraktijk in een bedrijf;

  • 4.

    heeft een matige afstand tot de arbeidsmarkt en is in te delen op trede 3 of 4 van de participatieladder.

Artikel 6. Kenmerken stageplaats

  • 1.

    Een stageplaats bestaat uit het verrichten van onbetaalde werkzaamheden onder structurele begeleiding bij een organisatie/bedrijf.

  • 2.

    De werkzaamheden worden verricht met behoud van uitkering.

  • 3.

    De stageplaats past bij de actuele mogelijkheden van belanghebbende op de arbeidsmarkt.

  • 4.

    De belanghebbende doet specifieke kennis en vaardigheden op en functioneert in een arbeidsrelatie.

  • 5.

    De stageplaats draagt bij aan de ontwikkeling van werknemersvaardigheden zoals aanleren van werkritme, initiatief nemen, samenwerken en omgaan met gezag.

  • 6.

    Een aanbod van het college in het kader van een stageplaats is overeenkomstig het aanbod als bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel b van de wet of artikel 37 lid 1 onderdeel 3 van de Ioaw/Ioaz en is daarmee niet vrijblijvend.

  • 7.

    Bij verwijtbaar niet-meewerken aan een dergelijk aanbod is de Verordening Afstemming van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7. Voorwaarden stageplaats

  • 1.

    De minimumduur van de stageplaats bedraagt drie maanden. Deze periode kan één maal worden verlengd met drie maanden.

  • 2.

    De omvang van de stageplaats bedraagt minimaal 12 en maximaal 32 uren per week.

  • 3.

    De consulent sociale zaken ziet erop toe dat de stageplaats bestaat uit onbeloonde, additionele werkzaamheden die geen reguliere arbeid verdringen.

  • 4.

    Voorafgaand aan de stageplaats worden de afspraken tussen partijen en de leerdoelen vastgelegd in een plan van aanpak.

  • 5.

    Het plan van aanpak bevat tenminste afspraken over:

    • -

       doel en perspectief van de stage voor belanghebbende;

    • -

       duur van de stageplaats;

    • -

       de werkzaamheden die uitgevoerd worden;

    • -

       werkuren, werktijden, werklocatie, verlof en ziekte;

    • -

       de wijze waarop de begeleiding wordt vormgegeven;

    • -

       een evaluatiegesprek bij afronding van de stage;

    • -

       een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering op de werkplek.

  • 6.

    Tijdens de stageperiode werkt de belanghebbende met behoud van uitkering.

  • 7.

    De reïntegratie- en arbeidsverplichting als bedoeld in artikel 9 van de wet of artikel 37 van de Ioaw/Ioaz blijven tijdens de duur van de stageplaats van kracht.

  • 8.

    Artikel 31 tweede lid van de wet is van toepassing op een eventuele stagevergoeding van de werkgever (vrijlating middelen op de uitkering van 27-jarigen en ouder).

HOOFDSTUK III ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 8. Opstellen van een plan van aanpak

  • 1.

    In een individueel plan van aanpak worden zowel bij maatschappelijke participatie als bij een stageplaats de activiteiten, de omvang, duur, locatie, de leerdoelen en voorwaarden beschreven.

  • 2.

    De activiteiten die beschreven zijn, zijn gelet op de mogelijkheden, capaciteiten en wensen van de belanghebbende passend en dragen waar mogelijk bij aan zelfstandige maatschappelijke participatie dan wel de voorbereiding op algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 3.

    Het plan van aanpak maakt onderdeel uit van een formele beschikking die de belanghebbende ontvangt. In de beschikking worden de afspraken over de maatschappelijke participatie dan wel de stageplaats bekrachtigd.

  • 4.

    Een bezwaar tegen het besluit heeft geen opschortende werking ten aanzien van de in het geding zijnde aangeboden voorziening.

Artikel 9. Maatschappelijke participatie en stageplaats als ‘voorziening’

  • 1.

    Maatschappelijke participatie dan wel een stageplaats worden beschouwd als het aanbod van een voorziening in de zin van artikel 37 lid 1 onderdeel e van de Ioaw/Ioaz of artikel 9 lid 1 onderdeel b en, zo ver van toepassing, artikel 18, lid 4h van de wet, en worden voorafgaand ingezet op de voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Al naar gelang de afstand van belanghebbende tot de arbeidsmarkt, kan het doel van een voorziening variëren van sociale activering en het voorkomen van isolement tot het opdoen van arbeidsgerelateerde vaardigheden, kennis en ervaring.

  • 3.

    Bij het aanbieden van een voorziening is een zorgvuldige, op de persoon toegesneden afweging gemaakt, die aan belanghebbende kenbaar is gemaakt (maatwerk).

Artikel 10. Monitoring en begeleiding

  • 1.

    De belanghebbende wordt in zijn ontwikkeling gevolgd en begeleid door de organisatie/het bedrijf en de betrokken consulent van sociale zaken.

  • 2.

    De consulent ziet erop toe dat er tevens adequate begeleiding op de werkplek geboden wordt.

  • 3.

    De voortgang en ontwikkeling worden gemonitord en er vinden naar behoefte begeleidingsbezoeken plaats door de consulent. Zodra dat mogelijk is, wordt een vervolgstap bepaald in het kader van participatie of een arbeidstoeleidingstraject.

Artikel 11. Nadere bepalingen

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

  • 2.

    Onverminderd bovenstaande artikelen wordt aangesloten bij de begripsbepalingen van de Participatiewet.

Artikel 12. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13. Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Activering Participatiewet gemeente Heumen 2019’ en treden in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen d.d. 19 februari 2019.

Algemene toelichting

De beleidsregels Activering Participatiewet gemeente Heumen 2019 zijn bedoeld om de mogelijkheden die het college heeft om uitkeringsgerechtigden Participatiewet (verder te noemen: belanghebbenden) te activeren en deel te laten nemen aan diverse activiteiten, vast te leggen.

Deze beleidsregels hebben betrekking op de voorzieningen die lokaal kunnen worden aangeboden vóórdat een belanghebbende waar mogelijk in aanmerking komt voor dienstverlening die toeleidt naar re-integratievoorzieningen, zoals die belegd is bij het regionaal Werkbedrijf Rijk van Nijmegen. Met sociale activering en participatie bereiden we belanghebbenden bij wie dat mogelijk is, voor op de dienstverlening van het Werkbedrijf.

Voor de uitvoering van de wettelijke re-integratievoorzieningen in de Participatiewet (loonkostensubsidies, beschut werk etc.) is een regionale Re-integratieverordening vastgesteld door de gemeenteraden en het algemeen bestuur van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling (MGR), waarvan het regionaal Werkbedrijf onderdeel uitmaakt. Alle zeven gemeenten in het Rijk van Nijmegen nemen deel aan de module Werkbedrijf van de MGR.

Visie

Vanuit de overtuiging dat iedereen talenten heeft die kunnen bijdragen aan persoonlijke ontwikkeling en het persoonlijk welzijn, willen we belanghebbenden met een uitkering Participatiewet activeren en participatie-/stagemogelijkheden aanbieden.

Belanghebbenden kunnen hun talenten en vaardigheden naar vermogen inzetten en zo eveneens een maatschappelijke bijdrage leveren. We verwachten van iedere belanghebbende een bepaalde inzet, een bijdrage naar vermogen.

Voor belanghebbenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt vinden we het van belang dat zij een zinvolle dagbesteding hebben en, waar dat mogelijk is, een ontwikkeling door te maken. Zinvol is in dit geval tweeledig: zinvol voor de belanghebbende in het kader van zijn ontwikkeling -de primaire doelstelling-; anderzijds zinvol voor organisaties in die zin dat er nuttige werkzaamheden verricht worden die bijdragen aan de doelstellingen van de organisatie.

Belanghebbenden die tot de (re-integratie-)doelgroepen van de wet behoren, hebben een wettelijke aanspraak op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. Het college heeft een inspanningsverplichting. Activiteiten zoals beschreven in deze beleidsregels die het college kan aanbieden, beschouwen we als niet vrijblijvend.

Individuele afweging - maatwerk

De activiteiten moeten zoveel mogelijk passen bij de capaciteiten, interesses en omstandigheden van de belanghebbende. Hierbij wordt individueel een afweging gemaakt; maatwerk is het uitgangspunt. De persoonlijke omstandigheden worden meegenomen bij de bepaling van het aanbod, zoals fysieke en psychische factoren, mantelzorgactiviteiten en gezinsomstandigheden. Capaciteiten en interesses die voortvloeien uit hobby’s, eerder opgedane werkervaring en gevolgde opleiding worden meegewogen. Doel is dat de activiteiten bijdragen aan de ontwikkeling -in brede zin- van de belanghebbende.

Wettelijke grondslag

Participatie zit besloten in de wet: iedereen die direct in staat is om algemeen geaccepteerde arbeid te verrichten, heeft een arbeidsplicht. Iedere belanghebbende wordt geacht mee te werken aan een aanbod van het college -inclusief sociale activering-, of neemt deel aan een traject dat rechtstreeks gericht is op uitstroom naar betaalde arbeid.

Een aanbod van passende participatiemogelijkheden is dus niet vrijblijvend en als verplichting verbonden aan de uitkering (artikel 9, lid 1b en 1c). Daar tegenover staat dat belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning door het college bij de arbeidsinschakeling (artikel 10, lid 1). De Verordening Afstemming en handhaving Participatiewet gemeente Heumen 2017 is van overeenkomstige toepassing als een belanghebbende verwijtbaar niet meewerkt aan een dergelijk aanbod.

Maatschappelijke participatie en stageplaats

In deze beleidsregels maken we onderscheid tussen het aanbod van maatschappelijke participatie enerzijds (hoofdstuk I) en de stageplaats anderzijds (hoofdstuk II).

Een hulpmiddel om te bepalen welke voorziening het meest passend is voor een belanghebbende, is het gebruik van de participatieladder: een meetinstrument/methode om weer te geven in hoeverre iemand participeert in de samenleving. De ladder is hierarchisch en onderverdeeld in zes treden: van sociaal geïsoleerd (1) tot werkend zonder ondersteuning (6).

afbeelding binnen de regeling

De participatieladder geeft een ontwikkeling weer die een belanghebbende kan doormaken.

Bij belanghebbenden met een indeling op de treden 1, 2 of 3 ligt het voor de hand dat zij in eerste instantie in aanmerking komen voor een aanbod maatschappelijke participatie.

Onder maatschappelijke participatie vallen sociale, sportieve en educatieve activiteiten in georganiseerd verband. De activiteiten zijn onbeloond, maatschappelijk relevant en dragen bij aan de persoonlijke ontwikkeling. Activiteiten kunnen bestaan uit individueel vrijwilligerswerk bij een organisatie, sportieve activiteiten, workshops/trainingen, educatieve cursussen en groepsactiviteiten anderszins. We zoeken hierbij in de uitvoering o.a. aansluiting bij het lokale steunpunt Vrijwilligerswerk en de vrijwilligerscentrale Nijmegen.

Maatschappelijke participatie draagt bij aan het vergroten van het eigen netwerk, het bevorderen van een gezonde leefstijl/gezondheid en persoonlijke ontwikkeling op andere terreinen (bijv. een training sociale vaardigheden of opvoedondersteuning). Participatie kan in de individuele situatie het hoogst haalbare zijn als de kansen op de arbeidsmarkt zeer beperkt zijn.

De doelstelling van maatschappelijke participatie kan individueel sterk variëren: van het bieden van een zinvolle tijdsbesteding en het voorkomen van sociaal isolement tot het bevorderen van de gezondheid/een gezonde leefstijl en het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden. Waar mogelijk wordt vanuit een participatie-activiteit of stageplaats een vervolgstap gezet naar een andere activiteit of uiteindelijk arbeidstoeleiding.

Monitoring van de ontwikkeling en begeleiding van de belanghebbende zijn belangrijk om vervolgstappen te kunnen bepalen. Deze monitoring en waar mogelijk de overdracht van een belanghebbende naar het Werkbedrijf, vindt plaats via de ‘Basis dichtbij’. Dit is dienstverlening van Werkbedrijf op locatie van de gemeente, waarbij de participatiecoach van de gemeente met een consulent van het Werkbedrijf tweewekelijks casussen bespreekt, zodat de doorgaande lijn gewaarborgd is. Ook worden bij de Basis dichtbij bedrijfscontacten uitgewisseld en afgestemd en vacatures besproken.

Een stageplaats is werk-gerelateerd: gericht op de ontwikkeling van arbeidsvaardigheden en bedoeld ter voorbereiding op (een traject naar) algemeen geaccepteerde arbeid. Kandidaten op trede 3 of 4 kunnen veelal gemakkelijker doorstromen naar een stageplaats.

Belanghebbenden die hiervoor in aanmerking komen hebben meer kansen op de arbeidsmarkt en kunnen naar verwachting binnen zes maanden toegeleid worden naar (een traject naar) algemeen geaccepteerde arbeid. Voor een dergelijk aanbod werken we samen met diverse organisaties en bedrijven waar relevante en reguliere werkervaring worden aangeboden. We zien erop toe dat de stagewerkzaamheden geen reguliere arbeid verdringen en gaan uit van een minimumduur van de stage van drie maanden. Dit omdat we inschatten dat deze periode nodig is om te kunnen beoordelen of de belanghebbende past bij de werksoort en de vaardigheden die daarbij gevraagd worden. De maximumduur is zes maanden. Ook een minimum en maximum aantal uren per week is opgenomen om inhoud te kunnen geven aan de werkzaamheden en tegelijkertijd de inzet van een belanghebbende te begrenzen (concurrentie). Structurele begeleiding en een eindevaluatie maken deel uit van de afspraken rond de stageplaats.

Noodzakelijke kosten

De vergoeding van bijzondere, noodzakelijke kosten die belanghebbende moet maken in het kader van de participatie of stage, worden beoordeeld in samenhang met de mogelijkheden die de organisatie/het bedrijf biedt, de re-integratieverordening en het bijzondere bijstandsbeleid.

Verplichtingen belanghebbende

Tijdens de periode van maatschappelijke participatie/stageplaats blijven de re-integratie- en arbeidsverplichting van kracht. Dat betekent dat wanneer (een traject naar) regulier werk wordt aangeboden, de verplichting om deze laatste te accepteren prevaleert.

Ondertekening