Beleidsregels individuele inkomenstoeslag gemeente Heumen 2018

Geldend van 21-03-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-03-2018

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag gemeente Heumen 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen, bijeen op 13 maart 2018;

gelet op artikel 36 van de Participatiewet en artikel 4 van de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Heumen 2015, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 december 2014;

B E S L U I T vast te stellen de:

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag gemeente Heumen 2018

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen;

    • b.

      Belanghebbende: persoon die een aanvraag individuele inkomenstoeslag indient als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de Participatiewet;

    • c.

      WSF: Wet Studiefinanciering 2000;

    • d.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • e.

      WSNP: Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • f.

      Verordening: verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Heumen 2015;

    • g.

      Inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet en de algemene bijstand;

    • h.

      Langdurig, laag inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 2 van de verordening;

    • i.

      Referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

Artikel 2. Geen recht op individuele inkomenstoeslag

Niet voor individuele inkomenstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende

  • 1.

    die tijdens de laatste 12 maanden van de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeids-of reintegratieverplichting als bedoeld in de Participatiewet en/of de verordening afstemming en handhaving Participatiewet, de IOAW, de IOAZ dan wel een maatregel is opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Een waarschuwing wordt hier niet als maatregel beschouwd;

  • 2.

    bij wie door het college dan wel het UWV in de referteperiode een benadelingsbedrag wegens verzwegen inkomsten uit arbeid is vastgesteld als gevolg van schending van de inlichtingenplicht.

Artikel 3. Uitzicht op inkomensverbetering

  • 1.

    Uitzicht op inkomensverbetering wordt in ieder geval verondersteld ten aanzien van de belanghebbende die:

    • a.

      op de aanvraagdatum uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of kan volgen en/of studiefinanciering ontvangt of kan volgen op grond van de WSF of die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS en/of een inburgeringstraject volgt;

    • b.

      tijdens de referteperiode een opleiding of onderwijs als bedoeld onder a heeft afgerond;

    • c.

      op de aanvraagdatum inkomsten uit arbeid ontvangt onder de inkomensgrens voor de individuele inkomenstoeslag en bewust kiest voor een deeltijdbaan, maar wel potentieel heeft om zijn inkomen te verbeteren;

    • d.

      op de aanvraagdatum een arbeidsgericht traject volgt en waarbij zeker is dat hij binnen een termijn van 6 maanden zicht heeft op inkomensverbetering.

  • 2.

    Een belanghebbende die valt onder één van de categorieën genoemd in het eerste lid komt niet in aanmerking voor de individuele inkomenstoeslag.

  • 3.

    Indien de veronderstelde inkomensverbetering ingevolge lid 1 onder a, b, en d zich niet voordoet binnen de aangegeven termijn bestaat de mogelijkheid dat belanghebbende wel in aanmerking kan komen voor de inkomenstoeslag.

  • 4.

    In alle andere situaties, niet genoemd in het eerste lid, zal het college een individuele afweging maken over het zicht op inkomensverbetering van de aanvrager.

Artikel 4. Geen uitzicht op inkomensverbetering

Geen zicht op inkomensverbetering heeft:

  • a.

    de belanghebbende die op aanvraagdatum een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op basis van volledige arbeidsongeschiktheid (80%-100%);

  • b.

    de uitkeringsgerechtigde die op de aanvraagdatum een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW of IOAZ en die een ontheffing heeft van de arbeidsverplichtingen genoemd in artikel 9 lid 5 Participatiewet of artikel 37 lid 1 IOAW/IOAZ voor een periode van meer dan 6 maanden;

  • c.

    de belanghebbende die op aanvraagdatum naar vermogen maximaal werkt en inkomsten ontvangt onder de inkomensgrens voor de individuele inkomenstoeslag, zie onder artikel 3, lid 1 onder c;

  • d.

    de belanghebbende die niet valt onder één van de categorieën genoemd onder a tot en met c, maar waarvan het college op grond van een individuele afweging tot het oordeel komt dat de aanvrager geen uitzicht op inkomensverbetering heeft.

Artikel 5. Nadere regel referteperiode

Bij detentie wordt de duur van de referteperiode opgeschort.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2018.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2018’.

JPP Malden, 13 maart 2018

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN Heumen;

De gemeentesecretaris, De burgemeester,

mr. D.C. van Eeten drs. G.M. Mittendorff

Toelichting Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2018

Algemene toelichting

De individuele inkomenstoeslag is een extra tegemoetkoming voor belanghebbenden die langdurig moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Met de komst van de Participatiewet per 1 januari 2015, vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag uit de Wet werk en bijstand (WWB).

De gemeenteraad heeft op 18 november 2014 de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Heumen 2015 vastgesteld. Hierin is vastgelegd dat er sprake is van een langdurig, laag inkomen als belanghebbende gedurende de referteperiode (van 36 maanden) een inkomen heeft dat niet uitkomt boven 101 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en indien belanghebbende geen in aanmerking te nemen vermogen heeft.

De raad heeft ook de hoogte van de individuele inkomenstoeslag vastgesteld in artikel 3 van de verordening en betreft een percentage van de bijstandsnorm, te weten

42% voor een alleenstaande;

54% voor een alleenstaande ouder;

60% voor gehuwden.

Artikel 36 van de Participatiewet stelt onder andere als voorwaarde dat het recht op een individuele inkomenstoeslag alleen bestaat indien er geen uitzicht is op inkomensverbetering. Het college kan op grond van artikel 35 beleidsregels stellen ten aanzien van het begrip uitzicht op inkomensverbetering. Dit begrip is uitgewerkt in deze eerste beleidsregels individuele inkomenstoeslag.

Iedere aanvraag wordt beoordeeld op grond van de criteria uit artikel 36 van de Participatiewet en de verordening maar ook op de vraag of er sprake is van ‘uitzicht op inkomensverbetering’. Daarbij wordt gekeken naar de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende (en eventuele partner) en naar de inspanningen die betrokkene heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Als is beoordeeld, kan vastgesteld worden of de aanvragen (en/of de eventuele partner) uitzicht heeft op inkomensverbetering. Alleen als daar geen zicht op is en er wordt aan de overige voorwaarden voortvloeiend uit artikel 36 Participatiewet en de verordening individuele inkomenstoeslag gemeente heumen 2018 voldaan, dan is er recht op de individuele inkomenstoeslag.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2. Geen recht op individueel inkomenstoeslag

De toeslag is bedoeld voor mensen die geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Het college zal in het individuele geval moeten beoordelen of belanghebbende inspanningen heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Dit is in beginsel niet het geval als belanghebbende in de referteperiode één van de reintegratieverplichtingen ingevolge de wet en de afstemmingsverordening heeft geschonden.

In het bijzonder geldt dit voor de zwaardere overtredingen waarbij verondersteld kan worden dat door het verzuim het uitzicht op inkomensverbetering aanzienlijk is verminderd. Dit is het geval als een persoon niet of onvoldoende naar vermogen heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, te behouden of te aanvaarden, zonder dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, die aanleiding hebben gegeven om af te zien van een verlaging van de uitkering.

Bij de zwaardere gedragingen, zijnde categorie 2 en categorie 3, die genoemd zijn in de Verordening Afstemming en handhaving Participatiewet 2017, ligt in de lijn der verwachting dat een persoon zijn uitzicht op inkomensverbetering aanzienlijk heeft verminderd. Als in redelijkheid een causaal verband gelegd kan worden tussen de schending van de reintegratieverplichtingen en het verspeeld perspectief op inkomensverbetering bestaat geen recht op de inkomenstoeslag. Ter voorkoming van rechtsongelijkheid met uitkeringsgerechtigden van het UWV wordt voor hen dezelfde lijn doorgetrokken.

Artikel 3. Uitzicht op inkomensverbetering

Belanghebbende die een opleiding of inburgeringstraject volgt, kan volgen of gevolgd heeft tijdens de referteperiode wordt geacht uitzicht te hebben op inkomensverbetering.

Belanghebbende die tijdens de referteperiode door ziekte of individuele bijzondere omstandigheden de studie/opleiding moest staken en daardoor geen uitzicht meer heeft op inkomensverbetering kan mogelijk wel in aanmerking komen voor de inkomenstoeslag. Er dient dan opnieuw een afweging gemaakt te worden over het zicht op inkomensverbetering.

Als een belanghebbende die (bewust) in deeltijd werkt, wel meer zou kunnen werken, maar er bewust voor kiest om dit niet te doen, is sprake van uitzicht op inkomensverbetering. Indien belanghebbende parttime werkt moet deze zelf aantonen dat hij/zij naar vermogen maximaal werkt. Er is geen potentieel als iemand een medische urenbeperking (Participatiewet) heeft of wegens een arbeidshandicap met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon.

Artikel 4. Geen uitzicht op inkomensverbetering

Een belanghebbende die volledig arbeidsongeschikt is heeft per definitie geen uitzicht op betaalde arbeid en de daarmee samenhangende inkomensverbetering. De situatie voor gehuwden is lastiger te bepalen. De echtgenoot die de arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt heeft per definitie geen uitzicht op inkomensverbetering. Dit geldt niet voor de andere echtgenoot. Deze kan uitzicht op inkomensverbetering hebben, maar er voor kiezen thuis te blijven. De beoordeling van de mogelijkheid tot arbeidsparticipatie van deze echtgenoot vindt plaats door de klantmanagers.

De uitkeringsgerechtigde met een vrijstelling van de genoemde arbeidsverplichting heeft gedurende de vrijstellingsperiode geen uitzicht op inkomensverbetering. Na afloop van de vrijstellingsperiode moet dit telkens opnieuw beoordeeld worden.

Een belanghebbende die naar vermogen maximaal werkt heeft geen zicht op inkomensverbetering.

De gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

Ondertekening