Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening rioolheffing 2015

Geldend van 26-11-2014 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening rioolheffing 2015

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 13 november 2014;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 september 2014;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2015.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    eigendom: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van Brabant Water N.V. voor de levering van water betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

  • e.

    Brabant Water N.V.: Brabant Water naamloze vennootschap, gevestigd te ’s-Hertogenbosch of diens rechtsopvolger.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2. Met betrekking tot het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

    • c.

      Ingeval een eigendom voor volgtijdig gebruik is afgestaan: de eigenaar van het eigendom.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water, dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 2. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3. De gebruiker van een eigendom, die voor de verkrijging van water gebruik maakt van een eigen pompinstallatie, kan worden verplicht te gedogen dat deze installatie op kosten van de gebruiker wordt voorzien van een door de gemeente goedgekeurde en te verzegelen watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4. Indien door de gebruiker wordt aangetoond, dat een hoeveelheid water niet op de in artikel 2, eerste lid, bedoelde wijze is afgevoerd, wordt de op grond van het eerste lid bepaalde hoeveelheid water verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid water.

Artikel 5 Belastingtarieven

De belasting bedraagt:

  • a.

    bij een afvoer van 1 tot en met 299 kubieke meter afvalwater € 143,16

  • b.

    bij een afvoer van 300 tot en met 599 kubieke meter afvalwater € 266,88

  • c.

    bij een afvoer van 600 tot en met 899 kubieke meter afvalwater € 400,20

  • d.

    bij een afvoer van 900 tot en met 1199 kubieke meter afvalwater € 541,44

  • e.

    bij een afvoer van 1200 tot en met 1499 kubieke meter afvalwater € 677.28

  • f.

    bij een afvoer van 1500 en meer kubieke meter afvalwater € 677,28

    vermeerderd met een bedrag van € 0,35

    per kubieke meter boven 1500 kubieke meter afvalwater.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van Brabant Water N.V. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de jaarnota van Brabant Water N.V. of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.

  • 2. De heffing van de belasting die niet wordt geheven op de in het eerste lid bedoelde wijze, geschiedt bij wege van aanslag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde van de belastingschuld in de loop van het belastingtijdvak.

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betalen

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990 moet het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water N.V. moet worden betaald.

  • 2. Ingeval de belasting wordt geheven bij wege van aanslag, moet het bedrag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van rioolheffing.

Artikel 11 Kwijtschelding

Kwijtschelding wordt verleend op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde kwijtscheldingsregeling.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    De Verordening rioolheffing 2014 van 7 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

  • 4

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening rioolheffing 2015”.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 13 november 2014.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

Mw. drs. E.J.M. de Graaf drs. J. Hamming