Duinverordening gemeente Heusden

Geldend van 01-11-2005 t/m heden

Intitulé

Duinverordening gemeente Heusden

Opmerkingen m.b.t. de regeling

Geen.

Grondslagen

  • 1.

    Gemeentewet, art. 149

  • 2.

    APV

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

ALGEMENE VERORDENING NATIONAAL PARK LOONSE EN DRUNENSE DUINEN.

AFDELING I Algemene bepalingen.

Artikel 1. Begripsomschrijving.

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

  • 1.

    Nationaal Park:Het Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen.

  • 2.

    Het college:Het college van de gemeente Heusden

  • 3.

    Rechthebbende: Eenieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

  • 4.

    Gebied: Het gebied van het Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart.

  • 5.

    Openbare terreinen: Alle voor het publiek, al dan niet met enige beperking, toegankelijke terreinen.

  • 6.

    Weg:

    • a.

      De weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

    • b.

      De - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsbanen en aanlegplaatsen voor vaartuigen;

  • 7.

    Voertuigen: alle voertuigen, als bedoeld in artikel 1, onder a en onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van trams en kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen.

  • 8.

    Bouwwerken: Elke constructie van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

Artikel 2 Beslistermijn

  • 1.

    Het bevoegd bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 3 Indiening aanvraag

  • 1.

    Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan zes weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2.

    Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste dertien weken.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden.

Artikel 6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • 1.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • 2.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • 3.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • 4.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • 5.

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel 7 Termijnen

Voorzover sprake is in deze verordening van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

AFDELING II Openbare orde en veiligheid en andere zaken van openbaar belang.

Artikel 8 Werkingsgebied

Deze verordening geldt voor de openbare terreinen van het Nationaal Park, voorzover liggende op het grondgebied van de gemeente Heusden;

Artikel 9 Openbare Orde op de openbare terreinen van het Nationaal Park.

Het is verboden:

  • 1.

    In op de openbare terreinen staande bomen of bouwwerken te klimmen, daaraan te hangen of zich daarin respectievelijk daarop te bevinden, uitgezonderd voor zover het betreft daarvoor aangewezen bomen of bouwwerken op speelplaatsen en trimbanen, dan wel in gedeeltes van het park, aangewezen als speelbos;

  • 2.

    opstallen en bouwsels in het gebied te beschadigen of bekladden;

  • 3.

    voorwerpen of tekens, aangebracht door of ten behoeve van de rechthebbende of openbare dienst te verplaatsen, te verwijderen, te veranderen of op enige wijze onleesbaar, onduidelijk of onzichtbaar te maken;

  • 4.

    wegen en paden te beschadigen of de begaanbaarheid te verminderen door touwen, spandoeken of andere materialen aan te brengen of takken en bomen over, op of boven de weg te leggen of aan te brengen;

  • 5.

    tussen zonsondergang en zonsopgang op de openbare terreinen te overnachten.

Artikel 10 Geluidsoverlast

Behoudens wettelijk voorgeschreven geluidsseinen is het verboden op de openbare terreinen door middel van een geluidsapparaat of instrument, hetwelk is bestemd of mede is bestemd voor het voortbrengen van geluid, of op enige andere wijze, geluid te maken of te veroorzaken op een voor de omgeving hinderlijke wijze.

Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet voorzover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant van toepassing zijn.

Artikel 11 Aanleggen en onderhouden van vuren, barbecuen en het verbod te roken

  • 1.

    Het is verboden op de openbare terreinen te barbecuen, een vuur aan te leggen, te voeden of te onderhouden of een fakkel dan wel enige andere vorm van open vuur met zich mee te voeren.

  • 2.

    Het is verboden in het Nationaal Park te roken.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant.

  • 4.

    Het in het tweede lid gestelde verbod geldt voorts niet voorzover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende, als tuin ingerichte erven.

Artikel 12 Honden en verontreiniging door honden.

  • 1.

    Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen in het Nationaal Park:.

    • a.

      daar waar dit door de rechthebbende door middel van borden of op een andere door de rechthebbende te bepalen wijze, gedurende (een) door de rechthebbende vastgesteld(e) tijdvak(ken) is aangegeven;

    • b.

      zonder dat die hond is aangelijnd, anders dan op de daartoe door de rechthebbende bestemde en als zodanig aangegeven terreingedeelten binnen (een) door die rechthebbende vastgesteld(e) tijdvak(ken).

  • 2.

    De eigenaar, houder of verzorger van een hond alsmede diegene, die de hond onder zijn hoede heeft, is verplicht er zorg voor te dragen, dat zijn hond geen overlast aan anderen bezorgt.

Artikel 13 Venten en standplaats innemen

  • 1.

    Het is verboden met goederen van welke aard dan ook te venten of te colporteren behoudens ontheffing van het college.

  • 2.

    Onder venten wordt mede verstaan, goederen in het klein ten verkoop mee te voeren dan wel afbeeldingen daarvan te tonen met het kennelijke doel om voor die goederen kopers op de openbare terreinen te zoeken.

  • 3.

    Het is verboden zonder ontheffing van het college op openbare terreinen een standplaats in te nemen met een voertuig, een kraam of een tent, ter uitoefening van de straathandel of om anderszins in de open lucht goederen uit te stallen, aan het publiek aan te bieden, te verkopen, te verstrekken of te verhuren dan wel diensten aan te bieden, met uitzondering van gedrukte stukken als bedoeld in artikel 7 van de Grondwet.

  • 4.

    Een ontheffing van het bepaalde in het eerste en derde lid kan worden geweigerd:

  • 5.

    In het belang van de openbare orde;

  • 6.

    in het belang van het voorkomen en beperken van overlast;

  • 7.

    in het belang van de verkeersvrijheid of – veiligheid.

  • 8.

    Een ontheffing van het bepaalde in het derde lid kan bovendien worden geweigerd in het belang van het uiterlijk aanzien van het gebied en de natuurwaarden.

  • 9.

    Het verbod in het derde lid geldt niet voorzover in het daarin

  • 10.

    geregeldeonderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant.

  • 11.

    De weigeringsgrond van het vierde lid onder b. geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 14 Veroorzaken hinder en benadeling van flora en fauna

Het is eenieder die zich ophoudt in het park, dan wel anderszins in het park een sport, hobby of andere activiteit uitoefent, verboden zich zodanig te gedragen, dat andere personen of groepen van personen daarvan hinder of schade kunnen ondervinden.

Het is een ieder verboden bloemen, planten, varens, mossen, korstmossen, struiken, bomen, takken, paddestoelen of delen hiervan te beschadigen, uit te steken, af te snijden, te vervoeren of onder zich te houden, dan wel in het gebied in het wild voorkomende dieren opzettelijk te verontrusten, doden, vangen of vervoeren.

Het in het tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in dit onderwerp wordt voorzien door de Natuurbeschermingswet of de Flora- en Faunawet.

AFDELING III. Verontreiniging, openbare gezondheid en zedelijkheid.

Artikel 15 Verontreiniging.

  • 1.

    Het is verboden voorwerpen, resten van levensmiddelen, papier, niet verwijderde tijdelijke routemarkeringen, blikken, flessen of andere, vergelijkbare soorten afval, weg te werpen, neer te leggen of achter te laten anders dan in de kennelijk daartoe bestemde inrichtingen;

  • 2.

    Het is verboden zonder daartoe bevoegd te zijn een op de openbare terreinen geplaatste afvalbak, afvalcontainer of soortgelijk voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan voor het daarin deponeren van klein afval, zoals verpakkingen van versnaperingen, eetwaren en rookartikelen en de in het eerste lid vermelde overige afvalstoffen.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voorzover in dit onderwerp wordt voorzien in de Wet milieubeheer, de Wet bodembescherming of de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Artikel 16 Openbare zedelijkheid

Het is verboden in het Nationaal Park seksuele handelingen te verrichten.

Naaktrecreatie is in het park verboden, behoudens op de daartoe door de rechthebbende aangewezen terreingedeelten.

AFDELING IV. Wedstrijden, evenementen, bijeenkomsten, manifestaties en andere recreatieactiviteiten

Artikel 17 Wedstrijden/evenementen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester, wedstrijden, evenementen, bijeenkomsten of andere manifestaties anders dan bedoeld voor het uiten van meningen of gevoelens, te organiseren of te doen houden.

  • 2.

    Het is verboden de op de wijze van het eerste lid toegestane wedstrijden, evenementen, bijeenkomsten of andere manifestaties op enigerlei wijze te verstoren of te hinderen.

  • 3.

    Een vergunning kan worden geweigerd:

    • a.

      In het belang van de openbare orde;

    • b.

      in het belang van het voorkomen en beperken van overlast;

    • c.

      in het belang van de verkeersvrijheid of - veiligheid;

    • d.

      in het belang van het uiterlijk aanzien van het gebied en van de natuurwaarden.

  • 4.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto artikel 148 Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 18 Apparatuur en andere voorwerpen bestemd voor recreatieve toepassingen

  • 1.

    Het is binnen het gebied van het Nationaal Park verboden:

    • a.

      Motorisch aangedreven en radiografisch bestuurbare schaalmodellen van vliegtuigen, bootjes of auto’s in werking te hebben;

    • b.

      motorisch aangedreven voertuigen, bestemd voor recreatieve doeleinden.te gebruiken;

    • c.

      modellen van vliegtuigen of andere objecten af te schieten of met hulpmiddelen te lanceren, die een landing maken na een vrije val, zweef- of glijvlucht.

  • 2.

    Het is verboden zich met door windkracht aangedreven wagens, installaties of constructies op te houden in het Nationaal Park dan wel zich boven de wegen, terreinen of wateren in het Nationaal Park te bevinden met valschermen, vliegers of andere niet motorisch aangedreven hulpmiddelen om zich gedurende enige tijd zwevende te houden.

  • 3.

    Het is de bestuurder van een motorvoertuig voor zover die zich in het Nationaal Park daarmee mag ophouden, verboden zijn motorvoertuig te gebruiken voor het voorttrekken van één of meer personen die zich, direct of indirect verbonden met het motorvoertuig, voortbewegen door de lucht aan een parachute, een vlieger of een soortgelijk voorwerp.

  • 4.

    Het is verboden in het Nationaal Park te vliegeren.

  • 5.

    Het in het vierde lid gestelde vliegerverbod geldt niet indien het een vlieger betreft met een hoogte en breedte van maximaal één meter aan een enkelvoudige lijn, bestemd om statisch mee te vliegeren, zonder dat daardoor de veiligheid van personen of dieren gevaar loopt.

  • 6.

    Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de Wet milieubeheer of de Luchtvaartwet.

Artikel 19 Kanoën, nachtvissen, droppings, vossenjachten en vormen van survivalrecreatie

Het is verboden binnen het gebied van het Nationaal Park zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende, te kanoën, te nachtvissen en droppings, vossenjachten, vormen van survival en georganiseerde spellen te houden.

Artikel 20 Ruitersport

  • 1.

    Het is ruiters verboden zich buiten de voor de ruitersport bestemde en als zodanig aangegeven paden en terreingedeelten en buiten de voor hen toegankelijk gestelde wegen te begeven.

  • 2.

    Het is bestuurders van aangespannen wagens of paard en wagen verboden zich op andere wegen te bevinden dan de als zodanig aangegeven menroutes.

  • 3.

    Het in de voorgaande leden bepaalde is niet van toepassing voorzover in de daar geregelde onderwerpen wordt voorzien in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Artikel 21 Parcours voor mountainbike of all terrain bike (ATB)

Het is verboden met een fiets, een mountainbike of ATB daaronder begrepen, buiten de aangegeven fietspaden, door de openbare terreinen te rijden, behalve op het door de rechthebbende daartoe uitgezette parcours;

Aanwijzingen, toestemming, handhaving, straf- overgangs- en slotbepalingen.

Artikel 22 Overtreding en strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 23 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de buitengewone opsporingsambtenaren in dienst van Natuurmonumenten of andere organisaties met rechtspersoonlijkheid die beheer en toezicht hebben op natuurterreinen waarvan zij rechthebbende zijn.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 24 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 november 2005.

Artikel 26 Overgangsbepaling

  • 1.

    Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening, blijven - indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening, blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3.

    Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 5.

    In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.

  • 6.

    Nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, vastgesteld krachtens de Algemeen Plaatselijke Verordening worden geacht nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten te zijn in de zin van deze verordening indien en voorzover de rechtsgrond waarop deze zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Duinverordening gemeente Heusden.”

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 4 oktober 2005.
De raad voornoemd,
de griffier de voorzitter,
A.J. Emmen drs. H.P.T.M. Willems