Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlenging van vergunningen voor het parkeren

Geldend van 01-01-1999 t/m heden

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlenging van vergunningen voor het parkeren

Opmerkingen m.b.t. de regeling

Geen.

Grondslagen

  • 1.

    Gemeentewet, art. 149

  • 2.

    Wegenverkeerswet 1994, art. 2

  • 3.

    Wegenverkeerswet, art. 2a

  • 4.

    Algemene Wet Bestuursrecht

    Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

    • 1.

      Beleidsregels vergunning parkeren. Inwerking getreden op 28-02-2003

    • 2.

      Uitvoeringsbesluit aanwijzing parkeerterreinen vergunninghouders.Inwerking getreden op 01-01-1999

    Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

    Datum inwerkingtreding

    Terugwerkende kracht

    Betreft

    Ontstaansbron: datum ondertekening; bron bekendmaking

    Inwerkingtreding: datum ondertekening; bron bekendmaking

    Voorstel gemeenteraad

    1-1-1999

    nieuwe regeling

    15-12-1998

    De Scherper 23-12-1998

    15-12-1998

    De Scherper 23-12-1998

    -

    “Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren”.

    Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

artikel 1

In deze Verordening wordt verstaan onder:

a.Het RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990,

Stb.459;

  • b.

    motorrijtuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van

een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

d.houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet

worden beschouwd, met dien verstande dat, voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994,475) aangehouden register van openbare kentekens, als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

e.parkeerapparatuur:parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van

verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij de parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van

het RVV 1990;

h.vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning,

krachtens welke het is toegestaan een motorrijtuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;

i.vergunninghouder:de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

i.Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

artikel 2

Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

artikel 3

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend verzoek een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen.

  • 2.

    Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorrijtuig wanneer deze:

    • a.

      woont in het gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn, dan wel

    • b.

      een beroep of bedrijf uitoefent in het gebied waar belanghebbendenplaatsen

      aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorrijtuig te parkeren.

  • 3.

    De eigenaar of houder van een motorrijtuig die voldoet aan beide in het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder a genoemde voorwaarde.

artikel 4

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen twee weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 3.

    Een besluit tot afwijzing van een aanvraag is met redenen omkleed. De aanvrager wordt van deze afwijzing schriftelijk in kennis gesteld.

artikel 5

1.Een vergunning wordt voor ten hoogste een jaar verleend.

artikel 6

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • e.

      om redenen van openbaar belang.

  • 2.

    Een besluit tot intrekken of wijzigen van een vergunning is met redenen omkleed. De betrokkene wordt van het intrekken of wijzigen van de vergunning schriftelijk in kennis gesteld.

Afdeling III Verbodsbepalingen

artikel 7

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorrijtuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

artikel 8

  • 1.

    Het is verboden parkeerapparatuur op ander wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

  • 2.

    Het is verboden op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren daar slecht tegen betaling is toegestaan:

    • a.

      een motorrijtuig te parkeren indien de parkeerapparatuur niet in werking is gesteld of niet onmiddellijk na aanvang het parkeren in werking wordt gesteld;

    • b.

      een motorrijtuig geparkeerd te houden indien de parkeerapparatuur aangeeft dat de parkeertermijn is verstreken.

  • 3.

    Het in het tweede lid vervatte verbod is niet van toepassing op parkeerapparatuurplaatsen waar op grond van de Verordening parkeerbelastingen 1999 naheffingsaanslagen worden opgelegd wegens het niet betalen van het verschuldigde parkeergeld.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen aan het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

artikel 9

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorrijtuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorrijtuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze Verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

artikel 11

Met de opsporing van overtredingen van deze Verordening zijn behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

artikel 12

Deze Verordening kan worden aangehaald als “Parkeerverordening 1999”.

artikel 13

Deze Verordening treedt in werking op een door burgemeester en wethouders bij openbaar besluit bekend te maken datum.

artikel 14

Met ingang van inwerkingtreding van de Parkeerverordening 1999 komt de Parkeerverordening 1992, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 21 januari 1992, te vervallen.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 15 december 1998.

De raad voornoemd,

de secretaris, de voorzitter,

drs. H.C. Jongmans drs. H.P.T.M. Willems