Destructieverordening voor de gemeente Heusden 1999

Geldend van 01-01-1999 t/m heden

Intitulé

De raad van de gemeente Heusden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 december 1998;

gelet op artikel 17 van de Destructiewet en artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de “Destructieverordening voor de gemeente Heusden 1999”

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • A.

    wet: de destructiewet;

  • B.

    aangifteplichtige: degene die als houder of eigenaar van destructiemateriaal ingevolge de wet verplicht is daarvan aangifte te doen;

  • C.

    destructiemateriaal: dode honden, dode katten en het krachtens artikel 2, tweede lid, van wet aangewezen dierlijke afval.

Artikel 2

Burgemeester en wethouders wijzen een of meer verzamelplaatsen aan, waar het destructiemateriaal in ontvangst wordt genomen.

Artikel 3

Aangifteplichtige is gehouden uiterlijk op de eerste werkdag, die volgt op de dag waarop het destructiemateriaal is ontstaan, het materiaal te vervoeren naar de naastbijgelegen verzamelplaats en het daar aan te geven en af te staan.

Artikel 4

Tot het tijdstip van afgifte is de aangifteplichtige gehouden het destructiemateriaal zodanig te bewaren dat vermenging met ander materiaal wordt voorkomen.

Artikel 5

De artikelen 3 en 4 vinden geen toepassing voor zover artikel 6 van het Destructiebesluit van toepassing is.

Artikel 6

1.deze verordening kan worden aangehaald als: Destructieverordening voor de gemeente

Heusden 1999”.

  • 2.

    Zij treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de bekendmaking heeft plaatsgevonden

  • 3.

    Op de dag genoemd in lid 2 komen de afzonderlijke Destructieverordeningen voor gemeenten Vlijmen, Heusden en Drunen te vervallen.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Heusden in zijn openbare vergadering van

15 december 1998

De secretaris, Voorzitter,

Toelichting op de “Destructieverordening voor de gemeente Heusden 1999”.

Algemeen

Op 1 december 1994 is de gewijzigde Destructiewet in werking getreden. De invoering van deze wet heeft forse wijziging tot gevolg voor de rol van gemeenten.

De in de oude wet vastgestelde rijksbijdrage in de kosten van voorcentralisatie van destructiemateriaal aan gemeenten vervalt. Volgens de gewijzigde Destructiewet geeft de eigenaar van destructiemateriaal dit rechtstreeks af aan de destructor/ondernemer met uitzondering van dode honden en dode katten, waarvoor gemeenten een taak houden.

De betrokkenheid van gemeente bij de uitvoering van Destructiewet beperkt zicht tot destructie van dode honden, dode katten en ander door minister van Volksgezondheid, Welzijn, en Sport (VWS) op grond van artikel 2, tweede lid van de gewijzigde Destructiewet als hoog -risico- materiaal aan te wijzen dierlijk af zoals vogels die gestorven aan botulisme.

Het is de taak van de gemeente op grond van artikel 17 van de gewijzigde Destructiewet bij plaatselijke verordening regels te stellen met betrekking tot aangifte van dode honden, dode katten en van ander door de minister van VWS aan te wijze materiaal.

In artikel 20, derde lid van de gewijzigde Destructiewet staat aangegeven, dat de gemeente jaarlijks aan de ondernemer/destructor een bijdrage verstrekt ter bestijding van de werkelijke kosten die in het betreffende jaar zijn gemaakt ter zake van het ophalen van dode honden en katten. Gemeente kunnen de kosten in verband met het ophalen van dode honden en katten bestrijden door middel van de opbrengst van een belasting op basis van artikel 227 gemeentewet (nota naar aanleiding van het eindverslag van 7 juni 1994). Het past in systematiek van gemeentelijk regelgeving om dit te regelen via de gemeentelijke legesverordening. Bij de bepaling van de betreffende leges kan ook rekening gehouden worden met de kosten van de exploitatie van de gemeentelijke werf (gekoelde ton en personeel). In dien het gemeentebestuur kiest voor andere zamelplaatsen ( dierenartsen of organisatie van dierenambulances), dan zullen deze personen of organisatie direct de kosten bij aangifteplichtige in rekening brengen.

In de modelverordening zijn geen bepalingen op genomen die de relatie met destructor/ondernemer betreffen. In de model- Destructieverordening op grond van de “oude “ Destructiewet waren bepalingen opgenomen aangaande verplichting tot het ophalen door destructor/ondernemer, de tijden van het ophalen, de vervoersroute en de overdracht van het destructiemateriaal. Dit soort bepalingen is niet meer opgenomen in de nieuwe modelverordening, omdat dergelijke bepalingen onderdeel kunnen uitmaken van de overeenkomst, die de gemeente kansluiten met destructor/ondernemer. Artikel 17, derde lid van de gewijzigde Destructiewet opent de mogelijkheid om bepalingen over het ophalen en vervoer van hoog-risico-materiaal bij overeenkomst tussen gemeente en ondernemer te regelen. De plaatselijke verordening behoeft daaromtrent dan ook geen bepaling te vatten. In deze overeenkomst kunnen dan bepalingen worden opgenomen omtrent de vergoedingen nu gemeenten op grond van artikel 20, derde lid van de gewijzigde Destructiewet jaarlijks aan de destructor/ondernemer een bijdrage verschuldigd zijn. Het gaat hierbij om een bijdrage te bestrijding van de werkelijke kosten, die in het betreffende jaar zijn gemaakt ter zake van het op halen van dode honden en dode katten.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan op grond van artikel 2, tweede lid van de Destructiewet categorieën aanwijzen van dierlijk afval als hoog-risico-materiaal en daarvan bepalen dat artikel 17 van toepassing is. Het gaat hierbij om vogels die zijn gestoven aan botulisme en om kadavers van dieren in dierentuinen, die uit het oogpunt van volksgezondheid gevaarlijk kunnen zijn.

Artikel 2 en 3

De wet bevat geen bepalingen pover het verzamelen van dode honden en dode katten. Het gemeentebestuur kan derhalve één of meer verzamelplaatsen aanwijzen. Dit kan zijn een gemeentelijke werf, waar zich een ton met koeling bevindt voor het verzamelen van dode honden en dode katten. De bevoegde instantie is dan da aanwezige ambtenaar van betreffende dienst. Het gemeentebestuur kan ook de vaak bestaande praktijk handhaven om dierenartsen of dierenambulance- organisaties aan te wijzen als voor het verzamelen bevoegde personen of instantie. De verzamelplaatsen zijn dan de dierenarts(en) respectievelijk de dierenambulance –organisatie(s).

Artikel 4

Met deze bepaling wordt bedoeld dat dode honden en dode katten niet samen met ander materiaal dan van dierlijke herkomst mogen worden bewaard. Het hierbij bij voorbeeld om halsbanden, touw en kleden.

Artikel 5

Op grond van artikel 13, derde lid van de gewijzigde Destructiewet zal de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het Destructiebesluit bepalen dat er uitzonderingen bestaan op de regel dat dode honden en dode katten moeten worden afgestaan aan de destructor/ondernemer (op grond van de regelen in de plaatselijke verordening). Indien dode honden en dode katten worden begraven op het terrein van de eigenaar of houder of op een plaats die ingevolge een besluit van het gemeentebestuur voor dit doel is toegelaten, hetzij worden verast in en crematorium, behoeven deze niet te worden afgestaan aan de destructor/ondernemer

Overigens kan worden opgemerkt dat de Destructieverordening Heusden 1999 inhoudelijk niet afwijkt van de afzonderlijke Destructieverordening zoals deze in de voormalige gemeente Heusden, Vlijmen en Drunen bestonden. Deze gemeenten hadden de Destructieverordening in 1995 al aangepast aan de op 1 december 1994 gewijzigde Destructiewet. Aangezien deze voormalige gemeenten zicht allen hadden gericht naar de modelverordening en er zicht dit gebied geen nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan bestaat er geen behoefte de Destructieverordening op inhoudelijk punten aan te passen.