Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening parkeerbelastingen 2021 gemeente Heusden

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening parkeerbelastingen 2021 gemeente Heusden

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 12 november 2020;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 september 2020;

gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 1999;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2021.

Artikel 1 Definities

a. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

b. motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

c. houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

d. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

1º indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

2º indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5  Wijze van heffing

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen 1 maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

3.  De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

4.  Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 65,30.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Vrijstelling

De belasting bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven ter zake van het parkeren van een voertuig in het kader van de uitoefening van een publieke taak door politie, brandweer of ambulance, mits deze voertuigen als zodanig herkenbaar zijn.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

1 De ‘Verordening Parkeerbelastingen 2020’, van 7 november 2019 en de daaropvolgende wijzigingen wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

4. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Parkeerbelastingen 2021’.

TARIEVENTABEL

Behorende bij de ‘Verordening parkeerbelastingen 2021’

Artikel I

1. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a van de Verordening Parkeerbelastingen 2021 bedraagt:

  • a.

    op het Burchtplein te Heusden per tijdseenheid van een uur; € 1,00

  • b.

    op de Vismarkt te Heusden per tijdseenheid van zestig minuten

    met een maximale parkeerduur van zestig minuten; € 1,00

  • c.

    op de Botermarkt te Heusden per tijdseenheid van een uur

    met een maximale parkeerduur van zestig minuten; € 1,00

    Artikel II

  • 1.

    Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2,

    onderdeel b van de Verordening parkeerbelasting voor één

    voertuig bedraagt per kalenderjaar of gedeelte daarvan € 28,90

  • 2.

    Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2,

    onderdeel b van de Verordening parkeerbelasting bedraagt

    bedraagt per kalenderjaar of gedeelte daarvan voor een niet

    voertuig gebonden vergunning € 56,50

  • 3.

    Het tarief voor het in behandeling nemen van een verzoek tot

    afgifte van een gewijzigde parkeervergunning bedraagt € 7,85

Behoort bij raadsbesluit van 12 november 2020 tot vaststelling van de ‘Verordening parkeerbelastingen 2021’.

*


Noot
*

[Tabel]

[Rij 1]

[Cel 1]

de griffier,

[Cel 2]

de voorzitter,

[Rij 2]

[Cel 1]

drs. F.E.H.M. Backerra

[Cel 2]

drs. W. van Hees