Regeling vervallen per 02-04-2019

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 01-04-2019

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek 2017

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbieder: natuurlijke personen of rechtspersonen die jegens het college verplicht zijn een algemene of maatwerkvoorziening te leveren.

  • b.

    CVV: Collectief Vraagafhankelijk Vervoer, voor het lokaal vervoer van personen met een participatieprobleem als gevolg van een beperking;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek;

  • d.

    dienstverlening: ondersteuning die een persoon, instantie of onderneming biedt aan een ingezetene, anders dan in de vorm van vervoer, woonvoorzieningen of hulpmiddelen;

  • e.

    Dorpsnetwerk: het netwerk van inwoners, professionals en vrijwilligers binnen de lokale ondersteuningsstructuur, in de omgeving van de cliënt.

  • f.

    eigen bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4 van de wet;

  • g.

    instelling: elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin maatschappelijke ondersteuning wordt verleend in de vorm van dienstverlening;

  • h.

    medewerker: persoon die namens de gemeente een melding of aanvraag in behandeling neemt;

  • i.

    melding: de mededeling aan het college, bedoeld in artikel 2.3.2., eerste lid, van de wet;

  • j.

    (integraal) plan van aanpak: de weergave van de adviezen, verwijzingen en afspraken die met de cliënt zijn gemaakt naar aanleiding van zijn melding;

  • k.

    onderzoek: het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, van de wet;

  • l.

    periode: periode van vier weken die het CAK hanteert voor de vaststelling van de door de cliënt te betalen eigen bijdrage;

  • m.

    plan: zijnde een beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet;

  • n.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1. van de wet;

  • o.

    Quickscan: een instrument met als doel het vormen van een toestandsbeeld van de inwoner.

  • p.

    verblijf: opvang in een instelling of beschermd wonen met samenhangende ondersteuning;

  • q.

    vergoeding: persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming die is verstrekt op grond van de wet of de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • r.

    Vraaganalyse (integraal):. Een instrument om zicht te krijgen op en vaststellen van de ondersteuningsbehoefte, zelfredzaamheid en gewenste resultaten;

  • s.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • t.

    ZZP: Zelfstandige Zonder Personeel.

Artikel 1.2 Reikwijdte verordening

1.Deze verordening heeft betrekking op de maatschappelijke ondersteuning in de zin van

de wet, ten behoeve van ingezetenen van de gemeente Hilvarenbeek.

  • 2.

    Als ingezetene wordt aangemerkt degene die zijn woonplaats heeft in de gemeente Hilvarenbeek, blijkend uit het feit dat hij in de basisadministratie van de gemeente staat ingeschreven.

  • 3.

    In afwijking van de voorgaande leden kan deze verordening ten aanzien van opvang en

beschermd wonen, al dan niet in verband met risico’s voor veiligheid als gevolg vanhuiselijk geweld, betrekking hebben op een ieder die zich voor deze ondersteuning tot het

college wendt.

Artikel 1.3 Vertegenwoordiger

Waar in deze verordening gesproken wordt over cliënt, kan in voorkomende gevallen ook

worden bedoeld de vertegenwoordiger van cliënt.

Artikel 1.4 Nadere regels en beleidsregels

Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen ter uitvoering van deze

verordening.

Hoofdstuk 2 Maatschappelijke ondersteuning

Paragraaf 2.1 Procedure melding, onderzoek en aanvraag

Artikel 2.1.1 Melding en onderzoek

  • 1.

    Een melding kan door of namens een persoon worden gedaan:

    • a.

      bij de door het college vastgestelde professionals uit het lokale dorpsnetwerk, in de buurt waar de persoon woont;

    • b.

      digitaal via het daarvoor ter beschikking gestelde digitale loket;

    • c.

      telefonisch via het centrale informatienummer van de gemeente;

    • d.

      schriftelijk;

    • e.

      via een andere, door het college geopende mogelijkheid.

  • 2.

    De medewerker die de melding in behandeling neemt stelt vast:

    • a.

      of het een melding in het kader van de wet is;

    • b.

      verwijst, indien dat niet het geval is, de persoon zo nodig direct door naar waar dezezich wel kan vervoegen.

3.De medewerker bevestigt de melding schriftelijk en informeert de cliënt of degene namens wie de melding is gedaan over de mogelijkheid om binnen 7 dagen zelf een plan teoverleggen en gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. De schriftelijke bevestiging van de melding kan achterwege blijven als door of namens de cliënt wordt aangegeven op basis van de verstrekte informatie naar aanleiding van de melding geen behoefte meer te hebben aan een verdere behandeling van zijn melding.

4.Als de in het derde lid, tweede volzin, genoemde situatie niet van toepassing is, stelt demedewerker een onderzoek in volgens een door het college vast te stellen procedure.

5.Als de situatie van de cliënt bij de medewerker voldoende bekend is, kan het onderzoek inoverleg met de cliënt worden beperkt tot de onderdelen die volgens de medewerker en decliënt of zijn vertegenwoordiger of mantelzorger van belang zijn in relatie tot de melding.

6.In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 2.1.2 Weergave onderzoek

  • 1. De medewerker vult op basis van het onderzoekgesprek een Quickscan dan wel een (integrale) vraaganalyse in, waarin hij de bevindingen van zowel de medewerker als de cliënt weergeeft.

  • 2. Indien daartoe reden bestaat wordt er in samenspraak met de cliënt een (integraal) plan van aanpak opgesteld waarin de gemaakte afspraken met de cliënt worden omschreven.

  • 3. De medewerker verstrekt de Quickscan en / of (integrale) vraaganalyse zo spoedig mogelijk na afronding van het onderzoek aan de cliënt. Indien er een (integraal) plan van aanpak wordt opgesteld zal dit gelijktijdig verstrekt worden.

    Artikel 2.1.3. Advisering

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

    Artikel 2.1.4 Aanvraag

    • 1.

      De aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt schriftelijk ingediend.

    • 2.

      Het college kan in nadere regels bepalen of en in welke situaties voor het indienen van een aanvraag een door het college vastgesteld aanvraagformulier verplicht is.

    Artikel 2.1.5 Inhoud beschikking

    • 1.

      In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

    • 2.

      Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

      • a.

        welke de te verstrekken voorziening(en) is/zijn en wat het beoogde resultaat daarvan is;

      • b.

        wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

      • c.

        wat de motivatie is voor de verstrekte voorziening(en)

      • d.

        hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

      • e.

        welke andere voorzieningen binnen het plan van aanpak relevant zijn of kunnen zijn.

    • 3.

      Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

      • a.

        voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

      • b.

        welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

      • c.

        wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

      • d.

        wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld,

      • e.

        de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

    • 4.

      Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

    Paragraaf 2.2 Vormen van maatschappelijke ondersteuning

    Artikel 2.2.1 Clientondersteuning

    • a.

      Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

    • b.

      Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger vóór het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

    Artikel 2.2.2 Inzet voorzieningen

    • 1.

      Het college kan voor de maatschappelijke ondersteuning algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen beschikbaar stellen.

    • 2.

      Het college kan nadere voorwaarden en verplichtingen verbinden aan het gebruik van algemene en maatwerkvoorzieningen.

    • 3.

      De voorwaarden en verplichtingen kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

      a.de medewerking aan de verduidelijking van de ondersteuningsbehoefte;

    • a.

      de medewerking aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van het ondersteuningsarrangement, gericht op de daarin geformuleerde resultaten;

    • b.

      het naleven van leef- en gedragsregels bij gebruikmaking van een voorziening;

    • 4.

      De verstrekking van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen geschiedt binnen de kaders van de wet en het plan en zijn gericht op het behalen van een of meer door het college, in overleg met de cliënt, vastgestelde resultaatgebieden, genoemd in deze paragraaf.

    Artikel 2.2.3 Ondersteuning binnen resultaatgebieden

    De ondersteuning door het college kan plaatsvinden binnen de volgende resultaatgebieden:

    • a.

      Sociaal netwerk;

    • b.

      Huisvesting;

    • c.

      Financiële situatie;

    • d.

      Thuissituatie;

    • e.

      Opvoed- en opgroeisituatie vanuit perspectief ouders/verzorgers (in aanvulling op thuissituatie);

    • f.

      Opvoed- en opgroeisituatie vanuit perspectief kind (in aanvulling op thuissituatie);

    • g.

      Daginvulling;

    • h.

      Mantelzorgondersteuning.

    Paragraaf 2.3 Criteria voor verstrekking van een maatwerkvoorziening

    Artikel 2.3.1 Algemene criteria voor maatwerkvoorziening

    1.Een cliënt komt binnen de kaders van de wet, het door de raad vastgestelde plan en deze verordening in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    a.ter compensatie van de beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan de cliënt niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen:

    • i.

      op eigen kracht;

    • ii.

      met gebruikelijke hulp;

    • iii.

      met mantelzorg;

    • iv.

      met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

    • v.

      met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen; of

    • vi.

      met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

    De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het paragraaf 2.1 van deze verordening bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld om zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of

    b.Ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt dien de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

    • i.

      op eigen kracht;

    • ii.

      met gebruikelijke hulp;

    • iii.

      met mantelzorg;

    • iv.

      met hulp van ander personen uit zijn sociale netwerk; of

    • v.

      met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

    De maatwerkvoorzienig levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het paragraaf 2.1 van deze verordening bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

    • 2.

      Het college besluit, indien de cliënt op een maatwerkvoorziening is aangewezen, tot de goedkoopst doelmatige maatwerkvoorziening.

    • 3.

      Het college kan een maatwerkvoorziening, anders dan in de vorm van dienstverlening, in bruikleen of in eigendom verstrekken.

    Paragraaf 2.4 Aanvullende criteria maatwerkvoorzieningenzelfredzaamheid of participatie

    Artikel 2.4.1 Algemene aanvullende criteria

    In aanvulling op artikel 2.3.1 hanteert het college voor een maatwerkvoorziening, gericht ophet versterken of behoud van de zelfredzaamheid of participatie de volgende criteria:

    • a.

      de cliënt heeft adequaat, binnen de eigen mogelijkheden, geanticipeerd op de aanwezige beperkingen of op de gevolgen van de diverse levensfases waar een ieder mee te maken krijgt of kan krijgen;

    • b.

      de maatwerkvoorziening is, gezien de beperkingen van de cliënt, veilig voor hemzelf en zijn omgeving en brengt geen gezondheidsrisico’s met zich mee;

    • c.

      er is geen sprake is van een verzoek tot vervanging van een eerder verstrekte voorziening terwijl deze nog in voldoende mate ondersteuning biedt bij de belemmeringen van de cliënt en de voorziening nog niet technisch is afgeschreven;

    • d.

      de melding is gedaan op een zodanig moment, dat een objectieve beoordeling van de noodzaak voor of de wijze van ondersteuning kan plaatsvinden;

    • e.

      de cliënt verleent medewerking aan het opstellen en nakomen van het ondersteuningsplan dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor het bereiken van de resultaatgebieden;

    • f.

      de noodzaak tot het opnieuw verstrekken van een voorziening valt niet aan de cliënt te verwijten;

    • g.

      de noodzakelijke maatwerkvoorziening leidt tot meerkosten voor de cliënt ten opzichte van de situatie waarin een vergelijkbare persoon zonder dergelijke belemmeringen verkeert.

    Artikel 2.4.2 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening mantelzorgondersteuningmet verblijf

    Voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van mantelzorgondersteuning, gepaard gaand met verblijf, gelden de volgende aanvullende criteria:

    • a.

      de cliënt is aangewezen op ondersteuning, gepaard gaand met permanent toezicht;

    • b.

      ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg levert is noodzakelijk;de cliënt is gedurende maximaal 3 etmalen per week aangewezen op deze maatwerkvoorziening.

    Artikel 2.4.3 Aanvullende criteria voor maatwerkvoorziening doventolk

    Voor een maatwerkvoorziening voor het inschakelen van een doventolk gelden de volgende

    aanvullende criteria:

    • a.

      de cliënt is doof, doof blind of zwaar slechthorend;

    • b.

      de doventolk is noodzakelijk voor zijn zelfredzaamheid in de privé-situatie.

    Artikel 2.4.4 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening sociaal-recreatief vervoer

    • 1.

      Het college kan regels stellen waarbij het reisbereik per jaar gemaximeerd wordt bij de verstrekking van een vervoersvoorziening voor sociaal recreatiefvervoer. Het college legt het primaat bij het gebruik van het CVV, als het CVV de cliënt naar het oordeel van het college in voldoende mate in staat stelt tot participatie.

    • 2.

      Als het college van oordeel is dat het primaat van het CVV op de cliënt van toepassing is, doch deze wenst hier geen gebruik van te maken, dan kan de cliënt in aanmerking komen voor een pgb, mits de cliënt voldoet aan de door het college te stellen voorwaarden.

    • 3.

      Het college stelt nadere regels voor het gebruik van het CVV.

    Artikel 2.4.5 Aanvullende criteria maatwerk woonvoorzieningen

    • 1.

      Het college kan een maatwerk woonvoorziening verstrekken voor de aanpassing van de eigen woning als een verhuizing geen adequate oplossing biedt voor cliënt. Ook kan het college een maatwerkvoorziening verstrekken aan de cliënt die in een instelling woont, voor het bezoekbaar maken van een woning waarin hij regelmatig komt, in de zin dat de woonkamer en het toilet door hem bereikt en gebruikt kunnen worden, voor zover de woning in de gemeente Hilvarenbeek staat.

    • 2.

      Een woonvoorziening voor de aanpassing van een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex is niet mogelijk als het wooncomplex specifiek is bestemd voor de huisvesting van ouderen of personen met een beperking.

    • 3.

      Het college weigert een voorziening indien de belemmeringen ondervonden in de woning te wijten zijn aan achterstallig onderhoud dan wel het gevolg zijn van de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de daaromtrent geldende wettelijke eisen.

    • 4.

      Het college verstrekt geen woonvoorziening als de cliënt woont in een hotel, pension, trekkerswoonwagen, vakantiewoning welke niet voor permanente bewoning is bestemd, tweede woning of opvang met verblijf.

    Paragraaf 2.5 Waardering mantelzorgers

    Artikel 2.5.1 Blijk van waardering voor mantelzorgers

    Het college draagt op passende wijze zorg voor een jaarlijkse blijk van waardering voor demantelzorgers van cliënten.

    Paragraaf 2.6 Tegemoetkoming meerkosten

    Artikel 2.6.1 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

    • 1.

      Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. Het college zal hierover nadere regels stellen.

    • 2.

      Deze tegemoetkoming kan inkomensafhankelijk zijn.

    Hoofdstuk 3 Ondersteuning in de vorm van een pgb

    Artikel 3.1 Mogelijkheden tot het kiezen voor een pgb

    • 1.

      Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient de cliënt daartoe volgens een door het college ter beschikking gesteld format een gemotiveerde aanvraag in, samen met een zorg- en budgetplan, waarbij de cliënt aangeeft:

      • a.

        wat hij met het pgb wenst in te kopen;

      • b.

        waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;

      • c.

        indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

      • d.

        hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren;

      • e.

        op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

      • f.

        een onderbouwde begroting.

    • 2.

      Een pgb is alleen mogelijk als:

    • a.

      naar het oordeel van het college is voldaan aan alle in artikel 2.3.6, tweede lid, van de wet, genoemde voorwaarden en de weigeringsgronden van artikel 2.3.6, vijfde lid, van de wet niet van toepassing zijn;

    • b.

      de ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan opgenomen beoogde resultaat;

    • c.

      de cliënt naar het oordeel van het college in staat is, de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren, of dat hij daarvoor iemand heeft gemachtigd die aan nader door het college te stellen voorwaarden voldoet.

    • 3.

      Een pgb is niet mogelijk:

    • a.

      als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • b.

      voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij hiervoor expliciet vooraf toestemming is gegeven door het college, al dan niet op basis van het in het eerste lid bedoelde zorg- en budgetplan;

    • c.

      voor sociaal-recreatief vervoer als de cliënt in deze behoefte kan voorzien door gebruik te maken van het CVV, tenzij de cliënt gebruik maakt van de in artikel 2.3.6, derde lid van de wet, genoemde mogelijkheid;

    • d.

      voor zover deze is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb.

    • 4.

      Een cliënt heeft de mogelijkheid om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen enandere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het informele circuit, alshij daarvoor blijkens het ingediende zorg- en budgetplan aan die persoon een vergoedingverstrekt die past binnen de kaders van het maximale pgb-tarief dat het college terbeschikking stelt voor informele zorg. En als deze zorg voldoet aan het door het college te stellen kwaliteitseisen.

    5.De ondersteuning in de vorm van dienstverlening of huisvesting binnen eenresultaatgebied kan òf in de vorm van een maatwerkvoorziening òf in de vorm van eenpgb worden verstrekt.

    Artikel 3.2 Hoogte van het pgb en begroting

    1.Het college stelt de hoogte van het pgb vast op basis van de door de cliënt ingediendebegroting voor de benodigde ondersteuning, voor zover dit blijft binnen de grenzen van demaximale pgb-tarieven, zoals genoemd in deze paragraaf voor de betreffende vorm vanondersteuning.

    2.Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met de omstandigheid of er sprake is van professionele ondersteuning of ondersteuning in het informele circuit. De kostprijs van eenpersoonsgebonden budget voor een niet-materiële maatwerkvoorziening (dienstverlening) richt zich naar de kostprijs van eenmaatwerkvoorziening in natura.

    Het college stelt regels omtrent de differentiatie van de tarieven naar de wijze waarop het pgb wordt besteed. Hierbij kan ze het onderscheid maken tussen:

    • a.

      een geregistreerde (zorg)organisatie/instelling;

    • b.

      een ZZP’er; en

    • c.

      informele zorg.

      3.Het college stelt nadere criteria op om te bepalen of er sprake is van professioneleondersteuning door een organisatie of zelfstandige zonder personeel, waarbijhet college waar mogelijk aansluit bij de kwaliteitscriteria die worden gesteld aanaanbieders.

    4.Voor zover de cliënt door de verstrekking van een pgb kosten bespaart voor een in zijnsituatie algemeen gebruikelijk te achten product, kan het college besluiten die kosten inmindering te brengen op het pgb.

    5.Het college kan regels stellen, omtrent de mogelijkheid om per jaar in de begroting een bedrag op te nemen dat niet bestemd is voor salariskosten, maar voor andersoortige kosten in relatie tot de dienstverlener. Dit kan dan alleen bij een pgb voor dienstverlening.

    Artikel 3.3 Pgb overige maatwerkvoorzieningen

    1.Het college stelt het pgb voor overige maatwerkvoorzieningen vast op maximaal dekostprijs van een maatwerkvoorziening in natura, waarbij het college er zorg voor draagtdat de cliënt met het pgb in staat is kwalitatief goede ondersteuning in te kopen.

    2.Het college kan het pgb in ieder geval lager vaststellen dan de kostprijs van eenmaatwerkvoorziening in natura, als in de kostprijs salariskosten zijn begrepen en de cliëntgebruik maakt van ondersteuning in het informele circuit.

    Artikel 3.4 Besteding en verantwoording van het pgb

    Het college kan in nadere regels criteria stellen aan:

    • a.

      de periode waarbinnen een pgb moet zijn besteed;

    • b.

      de verantwoording van het pgb.

    Hoofdstuk 4 Bijdragen voor het gebruik van voorzieningen

    Paragraaf 4.1 Verschuldigdheid bijdrage voor voorzieningen

    Artikel 4.1.1 Compensatie algemeen gebruikelijke kosten

    1.De aanbieder van een algemene of maatwerkvoorziening kan aan de cliënt een bijdragevragen ter gehele of gedeeltelijke compensatie van de algemeen gebruikelijke kosten diede cliënt uitspaart doordat deze onderdeel uitmaken van de algemene ofmaatwerkvoorziening, voor zover dat tussen college en aanbieder is afgesproken. Hetgaat hierbij in ieder geval om algemeen gebruikelijke kosten:

      • a.

        voor het gebruik van consumpties en maaltijden bij dag- en nachtopvang;

      • b.

        voor het gebruik van materialen bij dagbesteding;

      • c.

        voor het gebruik van woonruimte;

      • d.

        voor het gebruik van Vervoer op Maat;

      • e.

        voor het doen van een was;

      • f.

        voor uitstapjes.

    • 2.

      De compensatie, bedoeld in het vorige lid, wordt door het college vastgesteld op basis van objectieve Criteria.

    • 3.

      De aanbieder informeert de cliënt over de verschuldigdheid en hoogte van de bijdrage.

    Artikel 4.1.2. Algemene voorziening

    • 1.

      De cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning.

    • 2.

      De cliënt is de bijdrage in principe verschuldigd aan de aanbieder.

    • 3.

      Het college stelt regels waaronder:

    • a.

      voor welke algemene voorziening de cliënt een bijdrage is verschuldigd:

    • b.

      wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is;

    • c.

      voor welke groep personen een korting op de bijdrage van toepassing is.

    Artikel 4.1.3 Inkomensafhankelijke eigen bijdrage maatwerkvoorziening en pgb

    1.Een cliënt is voor een maatwerkvoorziening of pgb een inkomens- en

    vermogensafhankelijke eigen bijdrage verschuldigd.

    2.Indien de maatwerkvoorziening of pgb is verstrekt ten behoeve van een

    woningaanpassing van een minderjarig kind, is de eigen bijdrage verschuldigd door de inartikel 2.1.5, eerste lid, van de wet, bedoelde persoon of personen. De eigen bijdrage is alleen verschuldigd op de meerwaarde welke optreedt als gevolg van de woningaanpassing.

    3.In afwijking van het eerste lid is geen eigen inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrageverschuldigd voor:

    • a.

      het gebruik van Collectief Vraagafhankelijk Vervoer voor sociaal-recreatief vervoer;

    • b.

      het gebruik van een doventolk;

    • c.

      de aanpassing van een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex.

    Artikel 4.1.4 Berekening eigen bijdrage maatwerkvoorziening en pgb

    1.De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb is gelijk aan de maximale eigenbijdrage die mogelijk is op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

    • 2.

      Het college brengt de eigen bijdrage in rekening:

    • a.

      voor dienstverlening: zolang de indicatie voor de dienstverlening niet is ingetrokkenen er in een periode ondersteuning is geboden;

    b.voor een voorziening in natura, anders dan onder a: zolang de cliënt gebruik maaktvan of in het bezit is van de voorziening of, als dat korter is, totdat de niet per periodevastgestelde kostprijs van de eenmalig verstrekte voorziening is voldaan;

    c.voor eenmalig verstrekte voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget:tot de hoogte van het verstrekte persoonsgebonden budget is voldaan;

    d.bij een periodieke pgb-verstrekking: over iedere periode waarover een pgb isverstrekt.

    3.Het college kan regels stellen om de periode waarover de eigen bijdrage betaald moet worden te maximeren. Hierbij kan per voorziening een andere periode aangehouden worden.

    Artikel 4.1.5 Eigen bijdrage verblijf

    1.Een cliënt kan voor verblijf in een opvang of beschermd wonen een eigen bijdrageverschuldigd zijn.

    • 2.

      Het college bepaalt bij nadere regeling:

      • a.

        Of en zo ja, de hoogte van deze eigen bijdrage, met inachtneming van het gestelde in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

      • b.

        op welke wijze de kostprijs van opvang en verblijf wordt bepaald;

      • c.

        door welke instantie in de gevallen artikel bedoeld in 2.1.4 zevende lid de eigen bijdrage voor verblijf wordt vastgesteld en geïnd.

    • 3.

      Het college kan aanvullende regels stellen ten aanzien van deze eigen bijdrage, dit met inachtneming van de het gestelde in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

    Paragraaf 4.2 Vaststelling kostprijs

    Artikel 4.2.1 Vaststelling kostprijs pgb

    • 1.

      De kostprijs van een eenmalig pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb dat is verstrekt.

    • 2.

      De kostprijs van een periodiek verstrekt pgb is per periode gelijk aan de hoogte van het

    pgb dat over deze periode is verstrekt.

    Artikel 4.2.2 Vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening in natura

    1.De kostprijs van een eenmalig verstrekte maatwerkvoorziening in natura, anders dan voordienstverlening, opvang of beschermd wonen, wordt als volgt vastgesteld:

    a.als er sprake is van een maatwerkvoorziening in natura die door de gemeente wordtgehuurd, wordt de kostprijs per periode vastgesteld en is gelijk aan de huur die degemeente voor de voorziening over die periode verschuldigd is aan de verhuurder van devoorziening;

    b.als er sprake is van een maatwerkvoorziening in natura die door de gemeente wordt ofzou worden ingekocht, wordt de kostprijs vastgesteld op de vergoeding die de gemeentehiervoor verschuldigd is of zou zijn als hij deze had ingekocht.

    2.De kostprijs van een arrangement voor dienstverlening, opvang of beschermd wonen innatura wordt per periode vastgesteld en is gelijk aan de vergoeding die de gemeentevoor de dienstverlening, opvang of beschermd wonen over die periode verschuldigd is.

    Hoofdstuk 5 Kwaliteit, klachten en inspraak

    Paragraaf 5.1 Kwaliteit

    Artikel 5.1.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

    • 1.

      Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

    • 2.

      Het college draagt er zorg voor dat de kwaliteitseisen, genoemd in artikel 3.1 van de wet,worden opgenomen in de contracten met de aanbieders. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van medewerkers daaronder begrepen door:

      • a.

        het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

      • b.

        het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

      • c.

        erop toe te zien dat beroepskrachten en vrijwilligers tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

    • 3.

      Als een aanbieder gebruik maakt van een onderaannemer, is de hoofdaanbieder erverantwoordelijk voor dat de onderaannemer voldoet aan de kwaliteitseisen die hetcollege aan de ondersteuning stelt.

    • 4.

      Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een periodiek cliënt ervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

    • 5.

      Het college stelt nadere regels omtrent de kwaliteit waaraan een maatwerkvoorziening welke met een pgb wordt ingekocht moet voldoen.

    Artikel 5.1.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

    • 1.

      Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de personele kosten voor de inzet van voldoende geschoold en ervaren personeel inrelatie tot de doelgroep aan wie de ondersteuning wordt geboden, waarbij sprake is vaneen reële mix van opleiding en ervaring;

    • c.

      kosten voor bijscholing van personeel;

    • d.

      een redelijk percentage voor overheadkosten;

    • e.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • 2.

      Het college kan de uiteindelijk over een kalenderjaar te betalen vergoeding aan eenaanbieder van dienstverlening korten met maximaal het bedrag waarmee bezoldigingenen uitgekeerde ontslagvergoedingen aan al dan niet ingehuurde (deeltijd) medewerkers,bestuurders en toezichthouders over dat jaar (naar rato) meer bedragen dan de normen,zoals bedoeld in artikel 2.3 en 2.10 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen

    publieke en semipublieke sector.

    3.Het college houdt bij het verlenen van de opdracht voor te leveren overige voorzieningen,

    rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening;

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden

    gevraagd, zoals:

    1e aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

    2e instructie over het gebruik van de voorziening;

    3e onderhoud van de voorziening.

    4e verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

    Artikel 5.1.3 Melding calamiteiten en geweld

    • 1.

      Door het college aangewezen medewerkers waar inwoners zich kunnen melden alsmede de aanbieders van maatwerkvoorzieningen in de vorm van dienstverlening dienen te handelen conform de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

    • 2.

      Aanbieders melden calamiteiten en geweld bij het aanbieden van een

    maatwerkvoorziening actief aan de daarvoor door het college aangewezen

    toezichthouder.

    3.De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

    Paragraaf 5.2 Klachten

    Artikel 5.2.1 Klachten tegen medewerkers

    De Klachtenregeling gemeente Hilvarenbeek is van toepassing voor de afhandeling van klachten (qua bejegening) van de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen (niet zorg-inhoudelijk) als bedoeld in deze verordening.

    Artikel 5.2.2 klachten aanbieders

    • 1.

      Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle dienstverlening.

    • 2.

      Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en indien gewenst een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek en indien gewenst in overleg met de cliëntenraden.

    • 3.

      Iedere aanbieder van een maatwerkvoorziening is verplicht te beschikken over eenregeling voor de afhandeling van klachten van cliënten.

    Paragraaf 5.3 Medezeggenschap

    Artikel 5.3.1 Medezeggenschap

    • 1.

      Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van maatschappelijke ondersteuning.

    • 2.

      De aanbieder draagt er zorg voor dat de informatie over de medezeggenschap enklachtbehandeling voldoende kenbaar zijn voor de cliënten van zijn organisatie.

    3.Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en indien gewenst in overleg met de cliëntenraden.

    Artikel 5.3.2 Betrokkenheid ingezetenen bij de uitvoering van de wet

    • 1.

      Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

    • 2.

      Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste lid.

    Hoofdstuk 6 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet

    Artikel 6.1 Tegengaan oneigenlijk gebruik

    Het college treft de nodige maatregelen om het oneigenlijk gebruik van

    maatwerkvoorzieningen en pgb’s te voorkomen en fraude te bestrijden. Tot deze maatregelenbehoren in ieder geval:

    a.samenwerking zoeken met organisaties die zich ook bezighouden met het tegengaan van

    oneigenlijk gebruik en fraude op het terrein van de zorg of aanverwante terreinen;

    • b.

      het aanwijzen van toezichthouders;

    • c.

      aanbieders worden verplicht gesteld kosteloos hun medewerking te verlenen aanonderzoeken door of namens het college;

    d.het college maakt afspraken met aanbieders van voorzieningen over de facturatie,resultaatsturing en accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen inovereenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, deprestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties;

    • e.

      beperking van de looptijd van de toekenning van een maatwerkvoorziening, zodat periodiek kan worden bezien of de toekenning aan de cliënt, alsmede zijn pgb-budget, nog past bij zijn individuele situatie;

    • f.

      een grondige toets bij de toegang tot maatschappelijke ondersteuning:

      • a.

        op de regiemogelijkheden van de cliënt of degene die de cliënt daarvoor wenst in teschakelen;

        b.op de kwaliteit van de invulling van het door de cliënt te overleggen zorg- enbudgetplan, mede met het oog op de te bereiken resultaten;

    • g.

      monitoring van het gebruik van het pgb en de behaalde resultaten;

    • h.

      het opstellen van een pgb-vergoedingenlijst waarin opgenomen is welke kosten wel enniet uit het pgb betaald mogen worden;

    Artikel 6.3 Terugvordering

    1.Als het college een besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening of pgb geheel ofgedeeltelijk heeft ingetrokken of ten nadelen van de persoon heeft gewijzigd, kan hetcollege:

    a.het pgb of de kostprijs van de maatwerkvoorziening geheel of gedeeltelijkterugvorderen;

    • b.

      de cliënt verplichten de maatwerkvoorziening in te leveren;

    • c.

      de cliënt de mogelijkheid te bieden om zijn met het pgb aangeschafte voorziening in televeren.

    2.Zodra de cliënt aan zijn betalingsverplichting ten aanzien van de terugvordering heeftvoldaan, meldt het college dit bij het CAK, zodat deze de grondslag van de verschuldigdeeigen bijdrage kan corrigeren.

    Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen

    Artikel 7.1 Evaluatie

    Het college rapporteert jaarlijks aan de gemeenteraad welke resultaten in het betreffende jaar zijn behaald.

    Artikel 7.2 Indexering

    Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en door het college vastgestelde bedragen verhogen of verlagen. Het college kan per voorziening bepalen welke prijsindex hierbij wordt gehanteerd.

    Artikel 7.3 Nadere regels en hardheidsclausule

    • 1.

      In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

    • 2.

      Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

    Artikel 7.4 Intrekking oude verordening

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Hilvarenbeek 2015 wordt ingetrokken.

    Artikel 7.5 Overgangsbepalingen

    1.Aanvragen voor ondersteuning die bij het college zijn ingediend voor 1 januari 2017 enwaarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, wordenafgehandeld krachtens deze verordening.

    • 2.

      Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Vmo 2015 wordt beslist met inachtneming van de verordening waarop het besluit is gebaseerd.

    • 3.

      Het college heeft de bevoegdheid een besluit op grond van de Vmo 2017 te herzien mettoepassing van deze verordening:

    • a.

      Op de gronden, vermeld in de toepasselijke Vmo 2017;

    • b.

      Indien er wijzigingen plaats vinden in de omstandigheden waarop het besluit is gebaseerd;

    • c.

      Indien uit een door het college uitgevoerd heronderzoek blijkt dat er met toepassingvan deze verordening een afwijkend besluit zou zijn genomen;

    4.Het college heeft de bevoegdheid om een pgb dat is verstrekt onder de Vmo 2015 terug tevorderen op de in de betreffende Vmo 2017 genoemde gronden.

    Artikel 7.6 Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

    Artikel 7.7 Citeertitel

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuningGemeente Hilvarenbeek 2017 of Vmo 2017.