Regeling vervallen per 31-12-2015

Verordening baatbelasting aardgasleiding nr. 29

Geldend van 01-01-1994 t/m 30-12-2015

Intitulé

Verordening baatbelasting aardgasleiding nr. 29

nr. 17 De raad van de gemeente Hilvarenbeek;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 oktober 1985;gelet op de gemeentewet;b e s l u i t :vast te stellen de navolgende‘VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN EEN BAATBELASTING AARDGASLEIDING NR. 29’

Artikel 1 Aard der belasting

Onder de naam van ‘Baatbelasting aardgasleiding nummer 29’ wordt ter verkrijging van een billijke bijdrage in de ten laste van de gemeente blijvende kosten van het tot stand brengen van een aardgasvoorziening, een belasting geheven van de op de bij deze verordening behorende, gewaarmerkte kaart, geheel of gedeeltelijk binnen de rode omlijning gelegen gebouwde onroerende goederen, die door de aanleg van de aardgasvoorziening zijn gebaat en die zijn gelegen aan de Hakvoortseweg, de Klein Westerwijksestraat, de Tilburgseweg, de Driehuizen, de Kleine Voort en de Akkerstraat.

Artikel 2 Belastingplichtigen

  • 1 De belasting wordt geheven van degene, die van de onroerende goederen als bedoeld in artikel 1 het genot heeft krachtens zakelijk recht.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens zakelijk recht aangemerkt hij die bij het begin van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens zakelijk recht was.

  • 3 Indien met betrekking tot het onroerend goed meer dan één genothebbende krachtens zakelijk recht kan worden aangewezen, wordt de aanslag gesteld ten name van één van hen met de toevoeging van de afkorting ‘c.s.’.

Artikel 3 Grondslag

De grondslag, waarnaar de belasting wordt geheven, is het aantal gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan, welke op de in artikel 1 bedoelde aardgasvoorziening zijn of kunnen worden aangesloten.

Artikel 4 Tarief

De belasting bedraagt per belastingjaar:

  • 1.

    Voor de gebouwde onroerende goederen aan de Hakvoortseweg (gebied I) f. 129,50 per gebouwd onroerend goed;

  • 2.

    Voor de gebouwde onroerende goederen aan de Klein Westerwijksestraat en de Tilburgseweg (gebied II) f. 162,15 per gebouwd onroerend goed;

  • 3.

    Voor de gebouwde onroerende goederen aan de Driehuizen, de Kleine Voort en de Akkerstraat (gebied III) f. 340,54 per gebouwd onroerend goed.

Artikel 5 Vrijstelling

De belasting wordt niet geheven ter zake van gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan, behorende bij en in gebruik zijnde met een ander gebouwd onroerend goed dat reeds in de belasting is betrokken, voorzover de eerstgenoemde gebouwde onroerende goederen, naar de omstandigheden beoordeeld, dienstbaar zijn aan dat andere gebouwd onroerend goed of een gedeelte daarvan.

Artikel 6 Afkoop

  • 1 Op aanvraag van de belastingplichtige wordt de belasting ineens geheven naar een bedrag, dat gelijk is aan de contante waarde van de belastingbedragen die geheven zouden zijn – beoordeeld naar de omstandigheden bij het begin van het belastingjaar, waarin de aanvraag wordt gedaan – voor elk van de nog aan te vangen belastingjaren.

  • 2 De contante waarde, bedoeld in het vorige lid, wordt berekend naar de rente van 10% per jaar.

  • 3 Een aanvraag, als in het eerste lid bedoeld, moet vóór 1 mei van het belastingjaar schriftelijk bij burgemeester en wethouders worden ingediend.

Artikel 7

  • 1 Het belastingjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

  • 2 De belasting wordt geheven gedurende de belastingjaren 1986 tot en met 2015.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8a

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaren, een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 8b Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 gelden mede jegens de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren der gemeentelijke belastingen.

Artikel 8c Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de beschikking op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar. 

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer gemeenteambtenaren aanwijzen die in zijn plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en de invordering van de belastingen.

Artikel 9 Vrijstelling invorderingsrente bij uitstel van betaling

Ingeval op de voet van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend, wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht, indien deze voor alle op één aanslagbiljet vermelde aanslagen, gerekend over de volledige looptijd van het genoten uitstel, in totaal een bedrag van f. 50,00 niet te boven gaat.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de vereiste goedkeuring is verleend, met dien verstande dat zij van toepassing is met ingang van het belastingjaar 1986.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 28 november 1985.
 
De raad voornoemd,de secretaris,                                                         de voorzitter,