Regeling vervallen per 01-04-2016

Beleidsregels Terugvordering levensonderhoud Bbz 2004 gemeente Hilversum 2011

Geldend van 03-06-2011 t/m 31-03-2016

Intitulé

Beleidsregels Terugvordering levensonderhoud Bbz 2004 gemeente Hilversum 2011

Beleidsregels Terugvordering levensonderhoud Bbz 2004 gemeente Hilversum 2011

HOOFDSTUK I ALGEMEEN

Beleidsregel 1: Begripsbepalingen

    • 1.

      Alle begrippen die in deze Regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) , Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) de Wet investeren in jongeren (WIJ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) .

    • 2.

      In deze Regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Regeling : onderhavige B eleidsregels Terugvordering lev en sonderhoud Bbz 2004 gemeente Hilversum 201 1 ;

    • b.

      College : het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hilversum ;

    • c.

      Bijstand : algemene en bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 5, sub a, b en d van de WWB ;

    • d.

      Kosten van bijstand : de verstrekte bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, sub c van de WWB en de daarover afgedragen loonbelasting en premies volksverzekeringen en de vergoeding als bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      Abw : de Algemene bijstandswet;

    • f.

      WWB : de Wet werk en bijstand;

    • g.

      WIJ : de Wet investeren in jongeren

    • h.

      Rv : Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

    • i.

      Inlichtingenverplichting : de verplichting als bedoeld in artikel 30 van de ABW, artikel 65, eerste lid van de Abw, artikel 17, eerste lid van de WWB, artikelen 28, tweede lid en 29, eerste lid van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet Suwi tot 01-01-2009 ) , artikel 30c, derde en vierde lid van de Wet Suwi (vanaf 01-01-2009) , artikel 44, eerste lid van de WIJ , artikel 13, eerste lid van de Ioaw/Ioaz ;

    • j.

      Signaal : relevante informatie van de belanghebbende die bijstand , een inkomensvoorziening of een uitkering ontvangt waaruit kan worden afgeleid dat op grond daarvan terstond actie moet worden ondernomen om de hoogte van de bijstand , de hoogte van de inkomensvoorziening of de hoogte van de uitkering aan te passen;

    • k.

      Aflossingscapaciteit : de financiële ruimte voor de aflossing van een vordering;

HOOFDSTUK II TERUGVORDERING BETREFFENDE HET Bbz 2004

Beleidsregel 2: Terugvordering betreffende het Bbz 2004

    • 1.

      De kosten van bijstand als bedoeld in hoofdstuk III van het Bbz 2004 vordert het college terug in de gevallen en naar de regels aangegeven in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, en de hoofdstukken V en VI van het Bbz 2004.

    • 2.

      Het college besluit geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien bij de vordering Bbz levensonderhoud:

    • a.

      het terug te vorderen bedrag kleiner is dan het bedrag bedoeld in artikel 8 lid 1 sub a van de regeling;

    b.daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

HOOFDSTUK III INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE UITKERING LEVENSONDERHOUD INGEVOLGE Bbz 2002

Beleidsregel 3:Verplichtingen met betrekking tot de invordering

    • 1.

      Het college verricht onderzoek naar de hoogte van het inkomen en stelt naar aanleiding van het onderzoek debetalingsverplichting vast (BIJLAGE 2).

    • 2.

      Indien de belanghebbende geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, dan is de vordering dan wel het restant van de vordering direct ineens opeisbaar.

    • 3.

      Het aflossingsbedrag, zoals medegedeeld in het invorderingsbesluit, geldt als een opgelegde

      betalingsverplichting.

    • 4.

      In het invorderingsbesluit wijst het college op de mogelijkheden van de artikelen 4 (herziening) en 5 (uitstel van betaling) en de gevolgen van niet tijdige betaling.

Beleidsregel 4: Herziening van het aflossingsbedrag (art. 41 Bbz 2004 )

      • 1.

        Het college is bevoegd om tussentijds op verzoek van de belanghebbende of ambtshalve de hoogte van een eerder vastgestelde aflossingsverplichting te verhogen of te verlagen dan wel te wijzigen in een aflossingsverplichting ineens, indien een onderzoek naar de aflossingscapaciteit daartoe aanleiding geeft;

      • 2.

        Belanghebbende kan een verzoek als bedoeld in het eerste lid doen, onder bijvoeging van een inlichtingenformulier en alle gevraagde financiële gegevens met bijbehorende (afschriften van) bewijsstukken. Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek neemt het college een besluit over de aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

        Het aflossingsbedrag wordt zonder onderzoek herzien als de belanghebbende het aflossingsbedrag verzoekt te verlagen en, ongeacht deze verlaging, de vordering binnen 12 maanden zal zijn afgelost.

      • 3.

        Overeenkomstig de Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Bbz 2004, verricht het college periodiek -en in ieder geval eenmaal per 14 maanden- een heronderzoek.

      • 4.

        Het college kan nadere regels vaststellen over de periode en de frequentie waarbinnen het onderzoek naar de aflossingscapaciteit wordt gedaan.

      • 5.

        Indien het inkomen daartoe aanleiding geeft wordt het aflossingsbedrag herzien met ingang van de eerste van de maand volgend op de maand waarin het besluit tot herziening van het aflossingsbedrag aan de belanghebbende kenbaar is gemaakt.

      • 6.

        De herziening van het aflossingsbedrag vindt plaats overeenkomstig BIJLAGE 1.

      • 7.

        Indien het nieuwe aflossingsbedrag tenminste € 200,00 per maand meer bedraagt dan het oude aflossingsbedrag, dan wordt het oude aflossingsbedrag stapsgewijs verhoogd in ten hoogste vier gelijke halfjaarlijkse termijnen.

Beleidsregel 5: Uitstel van betaling (art. 4:94 Awb, art. 41 Bbz 2004)

      • 1.

        In het geval de belanghebbende om uitstel van betaling verzoekt dan wordt dit zonder onderzoek toegekend indien: aan de belanghebbende in de periode van 24 maanden voor het verzoek niet eerder een uitstel van betaling is toegekend en;het uitstel van betaling niet langer duurt dan drie maanden.

      • 2.

        In alle overige gevallen vindt onderzoek plaats.

      • 3.

        Op verzoek van de belanghebbende of ambtshalve kan voorts uitstel van betaling worden verleend in dien het uitstel naar het oordeel van het college bijdraagt tot: sociale activering; arbeidsinschakeling; de oplossing van een schuldenproblematiek.

      • 4.

        Voorts kan uitstel van betaling worden verleend indien er sprake is van zeer dringende redenen die het uitstel noodzakelijk maken.

      • 5.

        Gedurende het uitstel zal er niet worden aangemaand of ingevorderd.

      • 6.

        De bevoegdheid tot verrekening (artikel 4:93 van de Awb en artikel 60 WWB) blijft wel bestaan.

      • 7.

        De termijn waarvoor het uitstel geldt wordt vastgelegd in een beschikking tot uitstel van betaling. Aan deze beschikking kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals een betalingsregeling of een verplichting tot het stellen van zekerheid (artikel 4:94 van de Awb).

Beleidsregel 6: Weigeren herziening of uitstel van betaling

    • Een verzoek tot herziening of uitstel van betaling kan in ieder geval worden afgewezen als:

      • a.

        de medewerking van de verzoeker naar het oordeel van het college onvoldoende is;

      • b.

        onjuiste gegevens worden verstrekt;

      • c.

        de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de daartoe gestelde termijn zijn verstrekt;

      • d.

        de gevraagde zekerheid niet wordt gesteld;

      • e.

        de waarde van vermogensobjecten in redelijkheid te gelde kunnen worden gemaakt teneinde daarmee de verschuldigde vordering te betalen;

      • f.

        de berekende aflossingscapaciteit zodanig is dat de schuld direct voldaan kan worden;

      • g.

        de betalingsregeling zich over een onaanvaardbare termijn uitstrekt;

      • h.

        de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling geen uitkomst zal bieden;

      • i.

        de schuldenaar reeds eerder een regeling heeft genoten,maar deze niet is nagekomen;

Beleidsregel 7: Beschikking intrekken of wijzigen (artikel 4:96 van de Awb)

    • De beschikking tot uitstel van betaling wordt ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien de voorschriften niet worden nageleefd;

    • b.

      indien onjuiste of onvolledige inlichtingen zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zouden hebben geleid;

    • c.

      voor zover veranderde omstandigheden zich verzetten tegen voortduring van het uitstel.

Beleidsregel 8: Afzien terugvordering

    • 1.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 2 ziet het college gedeeltelijk of volledig van terugvordering af indien:

    • a.

      de totale kosten van de ten onrechte of teveel verstrekte bijstand op jaarbasis lager zijn dan 9% van het geldende wettelijke minimumloon als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, tenzij het een voorschot betreft als bedoeld in artikel 52 van de WWB;

    • b.

      het bijstand, inkomensvoorziening of uitkering betreft welke 6 maanden na de ontvangst van een signaal dat verkregen is van de belanghebbende nog is uitbetaald (de zogenaamde zesmaanden-jurisprudentie);

    • c.

      de belanghebbende aannemelijk kan maken dat - bij overschrijding van de vermogensgrens - over (een gedeelte van) de periode van de terugvordering wel bijstand/inkomensvoorziening zou zijn verleend wanneer de door hem/haar voor het verlenen of voortzetten van de bijstand/inkomensvoorziening van belang zijnde inlichtingen juist en volledig waren geweest.

Beleidsregel 9: Beslaglegging

    • 1.

      Indien de uitkering van de belanghebbende bij de gemeente is beëindigd en hij niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet of niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g 1) , behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 2) .

    • 2.

      Voor vorderingen kenbaar gemaakt vóór 1 juli 2009 wordt de in het eerste lid genoemde vorm van invordering direct in handen gegeven van de gerechtsdeurwaarder.

    • 3.

      Voor vorderingen kenbaar gemaakt op of na 1 juli 2009 wordt na betekening van het dwangbevel door de gerechtsdeurwaarder de vordering direct ter verdere incasso overgedragen aan diezelfde gerechtsdeurwaarder conform het gestelde in het eerste lid..

Beleidsregel 10:Buiten invordering stellen van de vordering

    • Het college kan besluiten de vordering, met inbegrip van de eventueel al in rekening gebrachte wettelijke rente en de invorderingskosten, buiten invordering te stellen indien:

      • a.

        de belanghebbende gedurende 10 jaar geen betalingen heeft verricht, waarvan belanghebbende de laatste 5 jaren is ´gevolgd´ door de incasserende instantie en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

      • b.

        er sprake is van dringende redenen.

Beleidsregel 11: Afboeking van de vordering met inbegrip van de eventuele verhoging met de wettelijke rente en de invorderingskosten

    • Van invordering of van verdere invordering wordt afgezien indien:

      • a.

        de vordering is ontstaan als gevolg van een systeemfout en betrokkene redelijkerwijs niet had hoeven begrijpen dat er sprake was van een verkeerde berekening c.q. betaling;

      • b.

        de vordering niet langer afdwingbaar is;

      • c.

        de vordering als gevolg van verjaring of verval juridisch oninbaar blijkt.

Beleidsregel 12:Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van invordering wegens schuldenproblematiek

    • Naast hetgeen is bepaald in artikel 42 van de Bbz 2004 treedt het besluit tot het geheel of gedeeltelijk afzien van verdere invordering eerst in werking indien de schuldregeling daadwerkelijk tot stand komt.

HOOFDSTUK IV Kwijtschelding

Beleidsregel 13: Kwijtschelding na het voldoen aan betalingsverplichting

    • Indien belanghebbende zijn bedrijf heeft beëindigd en zich gedurende vijf jaren heeft gehouden aan de aflossingsregeling als bedoeld in artikel 43 lid 2 Bbz 2004 kan het college besluiten tot buiten invorderingstelling van de resterende schuld.

HOOFDSTUK V Overige bepalingen

Beleidsregel 14: Schorsende werking

      • 1.

        Het college schort de invordering in het geval van een bezwaar- of beroepschrift op als de onmiddellijke invordering onevenredig belastend is voor de belanghebbende.

      • 2.

        Indien de schuldenaar een gemotiveerd bezwaarschrift tegen een vordering indient, merkt het college het bezwaarschrift aan als een verzoek om uitstel van betaling als bedoeld in beleidsregel 5 van deze Regeling.

Beleidsregel15Verzuim en aanmaning

  • Indien de schuldenaar in verzuim is, zoals bedoeld in artikel 4:97 van de Awb, wordt zo spoedig mogelijk na constatering van het verzuim een schriftelijke aanmaning verzonden waarin de schuldenaar wordt gemaand om binnen twee weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de aanmaning is verzonden, tot betaling over te gaan (artikel 4:112 van de Awb).

    De aanmaning vermeldt dat bij niet tijdige betaling deze zal worden afgedwongen door op kosten van de schuldenaar uit te voeren invorderingsmaatregelen (artikel 58, vierde lid van de WWB, artikel 4:112, derde lid van de Awb).

Beleidsregel 16: Rente en kosten

  • Indien moet worden overgegaan tot indiening van de vordering bij de gerechtsdeurwaarder (vordering kenbaar gemaakt voor 1 juli 2009) dan wel tot betekening van het dwangbevel (vordering kenbaar gemaakt op of na

    1 juli 2009) dan wordt de vordering vanaf het moment van indiening bij de gerechtsdeurwaarder respectievelijk vanaf het moment van betekening van het dwangbevel verhoogd met de wettelijke rente en de op de invordering toeziende kosten als bedoeld in het Besluit ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag) en het Besluit buitengerechtelijke kosten.

Beleidsregel 17: Citeertitel

  • Deze Regeling wordt aangehaald als: “Beleidsregels Terugvordering levensonderhoud Bbz 2004 gemeente Hilversum 2011”.

Beleidsregel 18: Inwerkingtreding

  • Deze Regeling treedt in werking op de dag volgend op de dag van de bekendmaking.

    Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders gehouden op 12 mei 2011

    Burgemeester en wethouders van Hilversum

    de secretaris de burgemeester

    I.C. de Vries E.C. Bakker

    Bekendgemaakt:17 mei 2011

TOELICHTING BELEIDSREGELS TERUGVORDERING LEVENSONDERHOUD Bbz 2004

GEMEENTE HILVERSUM 2011

ALGEMEEN

Hoofdlijnen van beleid, reikwijdte beleidsregels

Op grond van Hoofdstuk VI van de Bbz 2004 dient het college de kosten van ten onrechte of teveel verstrekte bijstand ter voorziening in de kosten van levensonderhoud van de zelfstandige terug te vorderen. Dat is aan de orde als de verleende bijstand, vermeerderd met het in het jaar behaalde netto inkomen, meer is dan de jaarnorm. De verleende bijstand ter grootte van het verschil wordt dan teruggevorderd. Overigens gelden de hierna opgenomen beleidsregels niet ten aanzien van verstrekt bedrijfskapitaal in de vorm van een rentedragende geldlening. De wijze van terugbetaling van het bedrijfskapitaal vloeit voort uit de bepalingen opgenomen in de Bbz 2004, alsmede is opgenomen in de voorwaarden, bij akte verbonden aan de rentedragende geldlening.

In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel niet tot terugvordering over te gaan. Dit kan worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen in de gevallen waarin de ten onrechte verleende bijstand dermate laag is dat de kosten, die de terugvordering met zich meebrengen, hoger zijn dan de vordering (kruimelbedragen). Het college is vrij om de hoogte van het grensbedrag te bepalen.

Op grond van artikel 44 Bbz 2004 kan het college afzien van terugvordering indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Uit de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat van terugvordering in verband met dringende reden kan worden afgezien, indien terugvordering te ernstige gevolgen voor de betrokkene of de gezinssituatie heeft. Het moet dan om iets bijzonders of uitzonderlijks van immateriële aard gaan en wel zodanig dat terugvordering voor de betrokkenen tot onaanvaardbare sociale consequenties leidt. Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van de belanghebbende(n) moet worden beoordeeld.

De vierde Tranche Awb geeft de gemeente de bevoegdheid om alle op de invordering ziende kosten in rekening te brengen bij de belanghebbende. Dat is ook het geval met betrekking tot het in rekening brengen van de wettelijke rente. Als de vordering in handen wordt gelegd van de gerechtsdeurwaarder, dan betekent hij het dwangbevel ten overstaan van de belanghebbende. Aan het dwangbevel dient een aanmaning vooraf te gaan. Dat is in de regel niet mogelijk wanneer het adres van de belanghebbende niet bekend is of als de belanghebbende zich heeft gevestigd in het buitenland. In dat geval voorziet de wetgever in de mogelijkheid om het dwangbevel openbaar te betekenen zonder de verplichting hieraan voorafgaand een aanmaning te versturen.

Randvoorwaarden invulling beleidsruimte

Uit uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat een bestuursorgaan bij de uitoefening van die bevoegdheid wel rekening moet houden te houden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder met het beginsel van een redelijke belangenafweging (artikel 3:4 van de Awb) en met het rechtzekerheidsbeginsel.

Bij de opmaak van deze Regeling heeft het college rekening gehouden met recente jurisprudentie en heeft dit ook vorm gegeven in de beleidsregels. Verwezen wordt bijvoorbeeld naar beleidsregels 8 van deze Regeling.

Door vaststelling van deze beleidsregels beoogt het college enerzijds een meer slagvaardig endoelgerichter uitvoeringspraktijk mogelijk te maken, anderzijds om aan de klant rechtszekerheid te bieden voor wat betreft de wijze waarop het college aan de (overigens zeer beperkt )gegeven beleidsruimte invulling geeft.

Nadrukkelijk worden de volgende uitgangspunten in ogenschouw genomen:

  • *

    Hoofdregel is dat een schuld volledig moet worden terugbetaald. Eigen verantwoordelijkheid van de burger staat voorop.

  • *

    Altijd rigide vasthouden aan deze hoofdregel kan betekenen dat burgers (financieel) in de knel komen. Met name via de bepalingen over verlening van uitstel van betaling, kwijtschelding, afkoop van schulden en de bepaling van de aflossingscapaciteit is dan ook getracht om een goede balans te vinden tussen de belangen van de gemeente als schuldeiser enerzijds en de belangen van de burger als debiteur anderzijds.

  • De gemeente dient immers een maatschappelijk (economisch) belang indien zij de belangen van de burger als debiteur nadrukkelijk in haar besluitvorming betrekt. Met name ook bezien vanuit die invalshoek is het van belang om oog te hebben voor de persoonlijke situatie van de debiteur. Feitelijk gaat het dan ook om armoedebeleid.

  • *

    Ook vanuit het oogpunt van efficiency en effectiviteit zijn beleidsmatig keuzes gemaakt.In de bepalingen betreffende het zogenaamde kruimelbedrag (beleidsregel 2 en 8) en de bepaling om betreffende de mogelijkheid tot verlening van kwijtschelding (beleidsregel 13 ) laat zich dat bijvoorbeeld heel expliciet voelen. Bij de opmaak van de beleidsregels is in die zin ook telkens een kosten-baten-analyse gemaakt: welke inspanning en activiteiten zijn reëel en gewenst om te komen tot de invordering van schulden?

Door beleidsregels vast te stellen en bekend te maken geeft de gemeente Hilversum meer bekendheid aan het geldende beleid. Burgers en intermediairs, zoals belangenorganisaties van mensen met een laag inkomen, kunnen via de gemeentelijke communicatiekanalen kennis nemen van het beleid. Zo geeft de gemeente voorlichting en is transparant naar de burger toe. Hierdoor weten burgers welke rechten en plichten zij hebben.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Beleidsregel 1 - begripsbepalingen

Beleidsregel 2: Terugvordering betreffende het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004)

In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. In het laatste geval is sprake van kwijtschelding. Deze bepaling ziet op de eerstgenoemde mogelijkheid: Afzien van het nemen van een terugvorderingbesluit.

In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen terugvorderingsbesluit te nemen. Dit kan enerzijds worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen, in gevallen waarin de ten onrechte verleende bijstand dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zijn dan de vordering (zgn. kruimelbedragen). Hiervoor is aangesloten bij de regel van artikel 8, waardoor het bedrag impliciet geïndexeerd is.

Verder kunnen er in de individuele situatie dringende redenen zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Hiervan kan sprake zijn wanneer de vordering is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende en hem hiervan geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Tevens zal in dat geval aannemelijk moeten zijn dat de belanghebbende niet kon weten dat hij ten onrechte bijstand, inkomensvoorziening of uitkering ontving. Verder kunnen sociale en financiële omstandigheden aanleiding vormen voor het onderkennen van dringende redenen.

In gevallen waarin eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit aan de orde is, en dus ook een vordering bestaat, kan ook van een dergelijk besluit worden afgezien wegens een dringende reden (zie beleidsregel 10). In dat geval is er ook geen grond tot het nemen van een terugvorderingsbesluit.

De vraag wat onder dringende redenen wordt verstaan, kan moeilijk in zijn algemeenheid worden beantwoord. Bij dringende redenen is niet primair of uitsluitend gedacht aan financiële redenen. Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat het moet gaan om iets bijzonders of uitzonderlijks en wel zodanig dat terugvordering voor de betrokkenen tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties leidt.

Bij de uitspraak van 26-02-2008 (06/6854 WWB) heeft de CRvB geoordeeld dat de gestelde verslechtering van de financiële situatie niet als een dringende reden kan worden aangemerkt. De Raad wees er daarbij op dat bij terugvordering de aflossingsbedragen zo worden vastgesteld dat de betrokkenen te allen tijde blijven beschikken over de beslagvrije voet als bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Evenmin achtte de CRvB in de medische situatie van betrokkenen een dringende reden gelegen om van terugvordering af te zien. De terugvordering op zich leidde voor betrokkenen niet tot onaanvaardbare consequenties.

Nadrukkelijk geldt dus dat steeds van geval tot geval aan de hand van de omstandigheden de situatie van de belanghebbende moet worden beoordeeld. Deze bepaling kan dus slechts in zeer uitzonderlijke situaties worden toegepast.

Beleidsregel 3: Verplichtingen met betrekking tot de invordering

In de beleidsregels wordt meerdere malen gesproken over het aflossingsbedrag als betalingsverplichting. Om er geen misverstand over te laten bestaan dat in dit verband van een verplichting wordt gesproken wordt hier bepaald dat een aflossingsbedrag, dat is opgenomen in een terug- of invorderingsbesluit, geldt als aflossingsverplichting.

Het college verricht regelmatig onderzoek naar de hoogte van het inkomen om de rechten en verplichtingen van betrokkene opnieuw vast te stellen.

Beleidsregel 4: Herziening van het aflossingsbedrag

De belanghebbende kan altijd een verzoek indienen bij het college tot een wijziging van devastgestelde aflossingsverplichting. Het zal daarbij uiteraard gaan om verlaging van de eerder vastgesteldeaflossingscapaciteit. Een eenmaal door het college vastgestelde aflossingsverplichting kan door het college in de toekomst worden gewijzigd op basis van een heronderzoek draagkracht.

Lid 2: Om praktische redenen kan een onderzoek naar de aflossingscapaciteit van belanghebbende achterwege blijven indien de belanghebbende aan de gemeente een betalingsvoorstel doet waardoor de totale schuld binnen 12 maanden is afbetaald. Het minimale te hanteren aflossingsbedrag is in dat geval gelijk aan 6% van de toepasselijke bijstandsnorm / inkomensvoorziening exclusief vakantietoeslag.

Indien het gaat om een fraudevordering dan wel belanghebbende in het verleden herhaaldelijkzijn betalingsverplichting niet afdoende is nagekomen, kan de gemeente ingevolge lid 2 besluitenom niet op het betalingsvoorstel van belanghebbende in te gaan en alsnog een aflossingsverplichting te hanteren in overeenstemming met beleidsregel 6 van deze Regeling.

Periodiek (of op verzoek) doet het college onderzoek naar de debiteur. Dit onderzoek kan erin resulteren dat het aflossingsbedrag aangepast wordt. Een verhoging van het aflossingsbedrag kan voor de belanghebbende flink ingrijpen. De verhoging vindt niet in één keer plaats maar stapsgewijs in vier halfjaarlijkse perioden. Dus een verhoging van het aflossingsbedrag van tenminste € 200,00 per maand resulteert in een aanpassing van het aflossingsbedrag met tenminste € 50,00 per halfjaarlijkse periode. Op deze wijze wordt de belanghebbende in staat gesteld zijn uitgavenpatroon aan te passen aan diens ‘nieuwe’ financiële verplichtingen. Ook kan een heronderzoek een onderzoek naar adresgegevens of de stand van zaken in een faillissement behelzen.

Beleidsregel 5: Uitstel van betaling (art. 4:94 Awb, art. 41 Bbz 2004)

Als belanghebbende vraagt om uitstel van betaling en de voorgestelde duur van uitstel is niet langer dan drie maanden wordt dit maximaal éénmaal per twee jaar toegekend. Dit uitstel wordt zonder verder onderzoek naar de hoogte van het inkomen of de persoonlijke situatie van de belanghebbende verleend. Indien de belanghebbende vaker om uitstel van betaling verzoekt of het verzoek om uitstel betreft een periode van meer dan 3 maanden, dan vindt ten alle tijde een onderzoek naar de persoonlijke en financiële situatie van de belanghebbende plaats alvorens er een beslissing wordt afgegeven.

Beleidsregel 6: Weigeren herziening of uitstel van betaling

Het verzoek om uitstel van betaling zal in het algemeen worden afgewezen indien de schuldenaar niet voldoet aan één van de onder a tot en met j opgesomde bepalingen. De afwijzing dient bij beschikking bekend te worden gemaakt (en dus voor bezwaar en beroep vatbaar).

Beleidsregel 7: Beschikking intrekken of wijzigen (artikel 4:96 van de Awb)

Het verleende uitstel van betaling kan tussentijds beëindigd worden. Gronden daarvoor zijn dat de belanghebbende zich niet aan de aan het uitstel verbonden voorschriften houdt, er onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt die hebben geleid tot een andere beschikking of een wijziging van de omstandigheden die voortduring van het uitstel onaanvaardbaar maken. Beëindiging van het uitstel doet de betalingsverplichting onverkort herleven en vergt dan dus een nieuwe beschikking. Pas na bekendmaking van die beschikking kan de invorderingsprocedure worden gestart of worden hervat. Wordt een voorschrift voor een deel niet nagekomen, bijvoorbeeld door het niet tijdig voldoen van één betalingstermijn, dan kan er voor worden gekozen om dit gedeelte na aanmaning in te vorderen. Immers, de schuldenaar is voor dat gedeelte van de vordering in verzuim. De uitstelbeschikking hoeft daarvoor niet te worden ingetrokken.

Beleidsregel 8Afzien van terugvordering

Ingevolge het bepaalde in beleidsregel 8 onder a kan van terugvordering worden afgezien omwille van doelmatigheidsoverwegingen. Wanneer de teveel verleende bijstand dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zijn dan de totale vordering (= kruimelbedrag) op jaarbasis, dan wordt van terugvordering (en het nemen van een terugvorderingsbesluit) afgezien. Met totale vordering wordt bedoeld: de netto vordering zonder verrekening.

Het college is vrij om de hoogte van de grens van het kruimelbedrag te bepalen. Voor de WWB, IOAW IOAZ en diverse andere kleine regelingen is dit al door het college als volgt vastgesteld en voorgesteld wordt dit bedrag (c.q. deze berekening) ook voor de onderhavige regeling te hanteren. Het kruimelbedrag is vastgesteld op een percentage van het wettelijk minimumloon als bedoeld in artikel 37 van de WWB en artikel 8, eerste lid, onderdeel a van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Het wettelijk minimumloon bedraagt tot en met 31-12-2010 € 1.416,00. Met ingang van 1 januari 2011 is het wettelijk minimumloon als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag verhoogd en vastgesteld op € 1.424,40 (Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 november 2010, nr. ASEA/SAS/2010/20736, gepubliceerd in Staatscourant van 09-11-2010, nr. 17432).

Uitgaande van het geldende percentage van 9%, betekent dit dat per 01-01-2011 het kruimelbedrag wordt vastgesteld op € 128,19 (afgerond € 128,00).

De hoogte van het kruimelbedrag wijzigt dus wanneer de hoogte van het wettelijk minimumloon wijzigt.

Als het verstrekken van een voorschot achteraf heeft geleid tot ten onrechte of teveel verstrekte bijstand / inkomensvoorziening of er is sprake van schending van de informatieplicht, dan wordt altijd tot terugvordering overgegaan.

Hoewel terugvordering een bevoegdheid is en geen plicht, moet bij de uitoefening van deze bevoegdheid rekening moet worden gehouden met algemene rechtsbeginselen. In dat kader heeft de Centrale Raad van Beroep de zogenaamde ‘zesmaanden-jurisprudentie’ geformuleerd, hetgeen al van toepassing is op de WWB (zie uitspraak CRvB 05/2497 NABW, 05/2498 NABW en 05/6970 alsmede de uitspraak van 24-07-2007, 06/3899 WWB). Aangenomen kan worden dat de zesmaanden-jurisprudentie ook zal gelden voor terugvorderingen krachtens het Bbz 2004.

Deze jurisprudentie houdt in dat een bestuursorgaan een bevoegdheid tot terugvordering niet kan uitoefenen voor zover het betalingen betreft die meer dan 6 maanden zijn betaald na de ontvangst van een signaal waaruit het bestuursorgaan had moeten afleiden, dat ten onrechte of teveel wordt betaald. Wat onder “signaal” wordt verstaan is beschreven in de begripsbepaling van deze Regeling.

De zesmaandenjurisprudentie is dus alleen van toepassing wanneer er GEEN sprake is van het schenden van de informatieplicht door belanghebbende! Het signaal moet ook van de belanghebbende zelf afkomstig zijn!

De bijstand die ná die zes maanden nog is uitbetaald, kan niet worden teruggevorderd en er moet dus deels van terugvordering worden afgezien..Dit is geregeld onder beleidsregel 8b.

Tot slot is onder sub c opgenomen dat (deels) van terugvordering wordt afgezien wanneer uit onderzoek is gebleken dat een belanghebbende als gevolg van het schenden van de inlichtingenverplichting de geldende vermogensgrens heeft overschreden en ten onrechte tot een te hoog bedrag bijstand of inkomensvoorziening is verstrekt. Indien de belanghebbende genoegzaam aannemelijk kan maken dat hij/zij wel recht op bijstand zou hebben gehad wanneer de van belang zijn de inlichtingen juist en volledig waren geweest, wordt over die perioden/maanden waarin de vermogensgrens niet is overschreden afgezien van terugvordering. Dit naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB van 21-04-2009, LJN BH9423.

Beleidsregel 9: Beslaglegging, Dwangbevel

Terugvorderingsbesluiten kenbaar gemaakt voor 1 juli 2009 vormen direct een executoriale titel. De terugvorderingsbesluiten kenbaar gemaakt vanaf 1 juli 2009 dienen conform de Algemene Wet Bestuursrecht eerst per dwangbevel door de gerechtsdeurwaarder betekend te worden. Pas dan is sprake van een executoriale titel. Met deze executoriale titel kan de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag leggen. Tenuitvoerlegging door middel van beslag geschiedt conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. (Zie ook de toelichting op beleidsregels 17 en 18)

Beleidsregel 10: Buiten invordering stellen van de vordering

Wanneer het college 10 jaar lang inspanningen heeft verricht om tot invordering te komen en de belanghebbende heeft geen enkele aflossing (meer) op de schuld verricht en het valt ook in de (verre) toekomst niet te verwachten dat aflossing alsnog gaat plaatsvinden, dan kan van (verdere) invordering worden afgezien. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de persoon van wie de verblijfplaats onbekend is of aan de persoon die zich definitief heeft gevestigd in een ander land waarmee Nederland geen executieverdrag heeft of waar inning onevenredig hoge kosten met zich mee zal brengen.

Om de terugvordering buiten invordering te stellen moet de afweging worden gemaakt of de belanghebbende zijn schuld op enig moment zal kunnen afbetalen. Hiervan kan sprake zijn als op andere schulden wordt afgelost en er zicht bestaat dat aan de betalingsverplichting zal worden voldaan dan wel dat er in de toekomst aanspraken kunnen zijn op inkomen of uitkering.

Beleidsregel 11: Afboeking van de vordering met inbegrip van de eventuele verhoging met de wettelijke rente en de invorderingskosten

In een aantal situaties wordt de vordering afgeboekt. Als is vastgesteld dat de vordering het gevolg is van een systeemfout dan wordt de geboekte vordering afgeboekt.

Verval en verjaring van een vordering leidt ertoe dat een vordering niet meer in rechte kan worden afgedwongen wanneer de termijn is verstreken. De mogelijkheid van terugvordering vervalt als de wettelijk vastgestelde vervaltermijn is verstreken. De verjaringstermijn van reeds kenbaar gemaakte vorderingen is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (art. 3:307) voor de vorderingen kenbaar gemaakt voor 1 juli 2009 en in de Algemene Wet Bestuursrecht (art. 4:104) voor vorderingen kenbaar gemaakt na 1 juli 2009.

Beleidsregel 12: Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van invordering wegens schuldenproblematiek

Artikel 42 van de Bbz 2004 verplicht het college onder bepaalde omstandigheden mee te werken aan een schuldregeling. Het besluit tot het geheel of gedeeltelijk afzien van verdere invordering treedt eerst in werking indien de schuldregeling ook daadwerkelijk tot stand komt.

Beleidsregel 13: Kwijtschelding na het voldoen aan betalingsverplichting

Deze bepaling sluit aan bij de bepaling van art 43 lid 2 het Bbz dat voorschrijft dat gedurende 5 jaar na de bedrijfsbëindiging moet worden afgelost.

Beleidsregel 14: Schorsende werking

Een eventueel bezwaar- of beroepschrift van de belanghebbende tegen het terugvorderingsbesluit heeft geen schorsende werking (artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht). Wel kan de belanghebbende de voorzieningenrechter van de rechtbank (of van de CRvB) hangende een bezwaar- of beroepsprocedure verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen, waaronder begrepen een schorsing.

Indien de medewerker die belast is met de behandeling van bezwaar- en beroepschriften, na ontvangst van een bezwaarschrift, constateert dat het besluit onevenredig belastend is voor de belanghebbende en in bezwaar mogelijk niet in stand kan blijven, kan dit aanleiding zijn om de invordering (tijdelijk) op te schorten. Een bezwaarschrift tegen een vordering wordt aangemerkt als een verzoek om uitstel van betaling als bedoeld in beleidsregel 5. Daarover zal dus een primair –voor bezwaar/beroep vatbaar- besluit moeten worden afgegeven.

Beleidsregel15Verzuim en aanmaning

Volgens het bepaalde in artikel 4:97 van de Awb is de schuldenaar in verzuim indien hij niet binnen de voorgeschreven termijn (zes weken) heeft betaald. Alvorens over te gaan tot het uitvaardigen van een dwangbevel wordt éénmalig een aanmaning verzonden waarbij de belanghebbende alsnog wordt gemaand om binnen twee weken alsnog te betaling over te gaan. De schuldenaar wordt tevens gewaarschuwd voor mogelijke invorderingsmaatregelen. De aanmaning vermeldt dat bij niet tijdige betaling dit zal worden afgedwongen door op kosten van de schuldenaar uit te voeren invorderingsmaatregelen.

Na het verstrijken van de aanmaningstermijn bestaat de bevoegdheid om tot dwanginvordering over te gaan. Het zal van de omstandigheden afhangen of terstond tot invordering zal worden overgegaan. Alhoewel artikel 4:112 van de Awb dwingend van karakter is, kunnen er redenen zijn waarom de schuldenaar niet binnen de gestelde termijn heeft betaald. Wanneer een aanmaning wordt verzonden wordt de schuldenaar er nogmaals op geattendeerd dat hij tot betaling moet overgaan.

In het derde lid is bepaald dat voor de aanmaning een vergoeding in rekening wordt gebracht. Dit wordt de schuldenaar ook al bij de terugvorderingsbeschikking bekend gemaakt (zie beleidsregel 3).

Van de bevoegdheid tot het in rekening brengen van een aanmaningsvergoeding wordt aldus door de gemeente Hilversum gebruik gemaakt. De hoogte van de aanmaningsvergoeding wordt bij AmvB vastgesteld en kan dus wijzigen (zie artikel 4:113 van de Awb). De vermelding van de aanmaningsvergoeding zal in veel gevallen een belangrijke stimulans zijn om alsnog te betalen. Onder “invorderingsmaatregelen” worden niet alleen begrepen de maatregelen die in afdeling 4.4.4 van de Awb zijn uitgewerkt (zoals dwangbevel), maar ook de middelen uit het BW en Rv, en dus ook de kosten van een gespecialiseerd bureau en/of deurwaarder die wordt ingehuurd om de vordering te innen.

Beleidsregel 16: Rente en kosten

Indien de schuldenaar, ook na te zijn aangemaand, niet tot betaling overgaat, wordt een dwangbevel uitgevaardigd. aanmaningskosten, de wettelijke rente, de kosten van het dwangbevel, en overige incassokosten worden ingevorderd.

Beleidsregel 17: Citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting.

Beleidsregel 18: Inwerkingtreding

Behoeft geen nadere toelichting.

Bijlage 1

Inlichtingenformulier terugvordering

klantnummer

aanvraagnummer

naam medewerker

inleveren voor

1. persoonsgegevens

naam

voornaam

geboortedatum

Burgerservicenummer

adres

postcode

woonplaats

telefoonnummer

2. huidige gezinssituatie

Alleenstaande

Alleenstaande ouder

Gehuwd / samenwonend sinds

met

naam

voornaam

geboortedatum

Burgerservicenummer

tot het gezin behorende kinderen jonger dan 18 jaar

naam

voornaam

geboortedatum

3. inkomsten

u zelf

uw partner

Netto-inkomsten

€ 

per week vier weken maand

Naam en adres werkgever/uitkerende instantie

(laatste loon- of uitkeringsspecificatie meezenden)

u zelf

uw partner

Netto-inkomsten

per week vier weken maand

Naam en adres werkgever/uitkerende instantie

(laatste loon- of uitkeringsspecificatie meezenden)

u zelf

uw partner

Netto-inkomsten

per week vier weken maand

Naam en adres werkgever/uitkerende instantie

(laatste loon- of uitkeringsspecificatie meezenden)

4. schulden

naam schuldeiser

datum

hoofdsom

huidig saldo

aflossing per maand

Van de door u aangegeven schulden dient u een kopie van de leenovereenkomst, alsmede een kopie van uw laatste bank -of giroafschrift waaruit de maandelijkse aflossing blijkt, bij te voegen. Wij wijzen u erop dat niet met alle schulden rekening zal worden gehouden.

De afdeling sociale zaken zal op grond van uw gegevens een aflossingsregeling vaststellen. In de volgende bijlage kunt u zien hoe de aflossingsregeling wordt vastgesteld. Ook kunt u zelf de aflossing berekenen.

5. ondertekening

Ondergetekende verklaart alle gegevens volledig en naar waarheid, zonder enig voorbehoud te hebben verstrekt.

Datum Plaats

Handtekening

Toelichting aflossingsregeling

De afdeling sociale zaken berekent aan de hand van uw gegevens met behulp van onderstaand schema hoeveel u per maand kunt aflossen op de schuld. Met het schema kunt u ook zelf berekenen hoeveel u kunt aflossen.

  • ·

    Voor niet fraude vordering hanteren wij als aflossingscapaciteit 6% vanuit de bijstandsnorm en daarna over het overige inkomen 30% van de bruto draagkracht.

  • ·

    Voor fraude vorderingen hanteren wij als aflossingscapaciteit 10% vanuit de bijstandsnorm, daarna over het eventuele inkomen 50% van de bruto draagkracht.

uw netto inkomen per maand

netto inkomen van uw partner

+

andere netto inkomsten

+

totale inkomen

bijstandsnorm (excl. vakantiegeld)1

toeslag (excl. vakantiegeld) 2

+

totale bijstandsuitkering 3

-

bruto draagkracht4

Aflossing

6% niet fraude vordering3

10% fraude vordering3

30% bruto draagkracht4

50% bruto draagkracht4

+

Aflossing per maand

Aflossingsbedrag afgerond

In bovenstaande berekening wordt van het inkomen dat boven de bijstandsnorm ligt een bepaald percentage vrijgelaten. Dit percentage is zo genomen om rekening te houden met eventuele hogere huur, extra kosten, schulden, alimentatieverplichtingen, etc.

1. Bijstandsnorm excl. vakantietoeslag: per 01juli 2009

alleenstaande € 615,16

alleenstaande ouder € 861,22

echtpaar/samenwonend € 1.230,32

2. Toeslag excl. vakantietoeslag per 01 juli 2009:

10 %, € 123,03 indien u de kosten kunt delen met een ander.

20 %, € 246,06 indien u alle kosten alleen draagt.

N.B. een bijstandsnorm voor een echtpaar/samenwonend kent geen toeslag. U kunt zelf nu ook het aflossingsbedrag berekenen. Voor personen jonger dan 21 jaar c.q. ouder dan 64 jaar gelden afwijkende normen. Toeslagen zijn alleen van toepassing bij personen tussen 21 en 65 jaar.

3. Totale bijstandsuitkering bijstandsnorm inclusief 10% toeslag 20%toeslag

excl. vakantietoeslag

alleenstaande € 738,19 € 861,22

alleenstaande ouder € 984,25 € 1.107,28

4. Bruto draagkracht is het totale inkomen minus de totale bijstandsuitkering. Afhankelijk van de soort vordering wordt hier 30% of 50% als aflossingscapaciteit meegenomen.

BIJLAGE 1 a

Maatschappelijke Ontwikkeling

Afdeling Sociale Zaken

Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (BbZ) INLICHTINGENFORMULIER FINANCIËLE DRAAGKRACHT

1. Persoonsgegevens

Aanvrager

partner

Achternaam:

Voorletters

Geboortedatum

Adres

Postcode + woonplaats

Sofinummer

Telefoonnummer

Mobiel telefoonnummer

E-mailadres

Bewijsstukken

sofi-nummer

paspoort

verblijfsvergunning

document vreemdelingendienst

2. Hebt u de zorg voor minderjarige kinderen?

nee, ga door naar 3 ja, geef hier de ten laste komende kinderen op:

naam:

voornaam:

geboortedatum:

schoolgaand:

 ja  nee

naam:

voornaam:

geboortedatum:

schoolgaand:

 ja  nee

naam:

voornaam:

geboortedatum:

schoolgaand:

 ja  nee

naam:

voornaam:

geboortedatum:

schoolgaand:

 ja  nee

naam:

voornaam:

geboortedatum:

schoolgaand:

 ja  nee

3. Zijn er tijdens de periode van de laatste opgave nog wijzigingen opgetreden in uw persoonsgegevens, in uw woonadres of in die van uw partner?

nee, ga door naar 4 ja, hieronder een toelichting geven van de wijzigingen.

Bewijsstukken bijsluiten

4. Huisvesting (invullen per maand)

huurwoning kamerhuurder / inwonend

koopwoning

Huur

rente

Huursubsidie

levensverz. premie

Servicekosten

onroerende zaakbel.

Kamerhuur

premie opstalverz.

€ 

Kostgeld

aflossingsbedrag

Servicekosten

Kosten erfpacht

Bewijsstukken bijsluiten

5. Zelfstandige inkomsten: periode 1 januari 2009 t/m heden

5.a. Had u in deze periode zelfstandige inkomsten nee, ga door naar 5.b ja onderstaande invullen

Omzet/verleende diensten (exclusief BTW)*

Inkoopwaarde van de omzet (exclusief BTW)

€__________________ -

Bruto-winst/toegevoegde waarde

Af: Bedrijfskosten**

€___________________ +

Totaal bedrijfskosten

€ - - - - - - - - >

€__________________ -

5.b. Had uw partner in deze periode zelfstandige inkomsten nee, ga door naar 6 ja onderstaande invullen

Omzet/verleende diensten (exclusief BTW)*

Inkoopwaarde van de omzet (exclusief BTW)

€__________________ -

Bruto-winst/toegevoegde waarde

Af: Bedrijfskosten**

€___________________ +

Totaal bedrijfskosten

€ - - - - - - - - >

€__________________ -

* bij omzet uw inkomsten invullen zonder aftrek van gemaakte kosten

** bij bedrijfskosten zelf de kostenposten invullen.

Wanneer het kosten zijn die één maal per jaar (of enkele malen per jaar) worden gemaakt, dient u deze om te rekenen naar een bedrag naar de genoemde periode.

Bewijsstukken:

kopie bewijsstukken waaruit uw omzet (en de omzet van uw partner) blijkt

kopie aangiften (omzetbelasting van de omzet huidige jaar / kwartaalaangiften)

kopie jaarstukken van uw bedrijf (en/of het bedrijf van uw partner) van het jaar 2010

kopie aangifte belasting van u en uw eventuele partner van 2010

6. Andere inkomsten:

Heeft u nog andere inkomsten nee, ga door naar 7 ja onderstaande invullen

Inkomsten

werkgever/uitkerings-instantie

aanvrager:

bedrag per:*

partner:

bedrag per:*

Loon

€ incl./excl. vt

€ incl./excl. vt

Ww/Zw/Waz/Aaw/Wao/Aww/ Anw/Wajong

€ incl./excl. vt

€ incl./excl. vt

Toeslagenwet

€ incl./excl. vt

€ incl./excl. vt

Pensioen/VUT

€ incl./excl. vt

€ incl./excl. vt

Overig inkomen

€ incl./excl. vt

€ incl./excl. Vt

* per maand, per vier weken, per kwartaal, per jaar of eenmalig.** v.t.= vakantietoeslag (doorhalen wat niet van toepassing is)

Bewijsstukken:

kopie salarisspecificatie(s)

kopie uitkeringsspecificatie(s)

kopie bankafschriften waaruit de bovengenoemde inkomsten blijken

7. Bank- en/of girorekeningen:

Privé rekeningen opgeven van u, uw partner en uw minderjarige, ten laste komende kinderen

Rekeningnummers:

ten name van:

saldo:

€ 

Contant geld

Hier uw zakelijke rekening(en) opgeven

Rekeningnummers:

ten name van:

saldo:

€ 

Bewijsstukken:

de laatste 5 opeenvolgende afschriften van alle bank- en/of girorekeningen

8. Schulden:

Heeft u schulden nee, ga door naar 9 ja onderstaande invullen

Schuldeiser

voor welk doel is de schuld aangegaan

datum ontstaan

totaalbedrag

aflossing per maand

restant schuld

Bewijsstukken:

kopieën van het huidige saldo van de schulden.

9. Alimentatieverplichtingen.

Draagt u bij in de kosten van levensonderhoud van iemand  nee, ga door naar vraag 10  ja, voor

Naam

Tot een bedrag van

Per maand

Bewijsstukken:

uitspraak alimentatierechter bijvoegen)

10. Omgangsregeling

er is sprake van een omgangsregeling t.a.v. de kinderen nee, ga door naar vraag 11 ja, invullen particuliere ziektekostenverzekering

Reiskosten omgangsregeling

€ per maand

Aantal dagen dat het kind / de kinderen) u verblijven

dagen

Aantal kilometers per keer

km (heen en terug)

11. Ziektekostenverzekering / arbeidsongeschiktheidsverzekering

Ik heb een ziekenfondsverzekering particuliere ziektekostenverzekering

Ziektekostenverzekeringspremie (werkg./werkn.,heffing via belastingdienst)

€ per maand

Premie aanvullende verzekering

€ per maand

Nominale premie

€ per maand

Premie arbeidsongeschiktheidsverzekering op maandbasis

€ per maand

Bewijsstukken:

kopie huidige premieoverzicht ziektekostenverzekering

kopie belastingsaanslag ziekenfondspremie kopie bewijs premie arbeidsongeschiktheidsverzekering

12. Aanspraak op voorliggende voorzieningen:

Heeft u en/of uw partner mogelijk aanspraken op:

Een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, Ziektewet, Toeslagenwet, Arbeidsongeschiktheidwet, Nabestaandenwet?

nee, ga door naar 13 ja, hieronder een toelichting geven.

Bewijsstukken meesturen

13. Teruggaaf belasting

Is er sprake van teruggaaf belastingen nee, ga naar vraag 14 ja, hieronder een toelichting geven.

Wanneer u het maandelijks ontvangt, dit aangeven. Wanneer u het éénmaal per jaar ontvangt, de datum invullen.

Soort belasting

Bedrag

datum / per maand

Inkomstenbelasting

Algemene heffingskorting

Overige heffingskortingen

Bewijsstukken meesturen

14. Zijn er nog mededelingen te doen over uw financiële positie die volgens u van belang zijn voor de hoogte van het te betalen termijnbedrag

nee ja, hieronder een toelichting geven

Bewijsstukken (loonstroken etc.) meesturen

Indien u getrouwd bent, als partners geregistreerd staat of samenwoont dient u dit formulier beiden te ondertekenen.

Ik heb/wij hebben dit formulier en de bijbehorende bijlagen geheel naar waarheid ingevuld en hebben niets verzwegen.

Ik weet/wij weten dat het onjuist invullen van het formulier en de bijbehorende bijlagen strafbaar is. Het onjuist / onvolledig /bewust verkeerd invullen van dit formulier kan leiden tot afwijzing, beëindiging of vermindering van de uitkering. Eventueel ten onrechte verstrekte uitkering wordt teruggevorderd. Het kan daarnaast leiden tot strafrechtelijke vervolging.

Op grond van de Wet werk en bijstand moet de gemeente de gegevens controleren.

De gemeente kan inlichtingen vragen bij derden, die daartoe verplicht zijn, voor het vaststellen van het recht op bijstand. De verstrekte gegevens worden opgenomen in een persoonsregistratie.

Plaats: Datum:

Handtekening aanvrager Handtekening echtgenoot/partner

Attentie:

Denkt u eraan om de aangekruiste bewijsstukken bij dit formulier te voegen.

Bijlage 1b

Inlichtingenformulier terugvordering

klantnummer

aanvraagnummer

naam medewerker

inleveren voor

1. persoonsgegevens

naam

voornaam

geboortedatum

Burgerservicenummer

adres

postcode

woonplaats

telefoonnummer

2. huidige gezinssituatie

Alleenstaande

Alleenstaande ouder

Gehuwd / samenwonend sinds

met

naam

voornaam

geboortedatum

Burgerservicenummer

tot het gezin behorende kinderen jonger dan 18 jaar

naam

voornaam

geboortedatum

3. inkomsten

u zelf

uw partner

Netto-inkomsten

€ 

per week vier weken maand

Naam en adres werkgever/uitkerende instantie

(laatste loon- of uitkeringsspecificatie meezenden)

u zelf

uw partner

Netto-inkomsten

per week vier weken maand

Naam en adres werkgever/uitkerende instantie

(laatste loon- of uitkeringsspecificatie meezenden)

u zelf

uw partner

Netto-inkomsten

per week vier weken maand

Naam en adres werkgever/uitkerende instantie

(laatste loon- of uitkeringsspecificatie meezenden)

4. schulden

naam schuldeiser

datum

hoofdsom

huidig saldo

aflossing per maand

Van de door u aangegeven schulden dient u een kopie van de leenovereenkomst, alsmede een kopie van uw laatste bank -of giroafschrift waaruit de maandelijkse aflossing blijkt, bij te voegen. Wij wijzen u erop dat niet met alle schulden rekening zal worden gehouden.

De afdeling sociale zaken zal op grond van uw gegevens een aflossingsregeling vaststellen. In de volgende bijlage kunt u zien hoe de aflossingsregeling wordt vastgesteld. Ook kunt u zelf de aflossing berekenen.

5. ondertekening

Ondergetekende verklaart alle gegevens volledig en naar waarheid, zonder enig voorbehoud te hebben verstrekt.

Datum Plaats

Handtekening

Toelichting aflossingsregeling

De afdeling sociale zaken berekent aan de hand van uw gegevens met behulp van onderstaand schema hoeveel u per maand kunt aflossen op de schuld. Met het schema kunt u ook zelf berekenen hoeveel u kunt aflossen.

  • ·

    Voor niet fraude vordering hanteren wij als aflossingscapaciteit 6% vanuit de bijstandsnorm en daarna over het overige inkomen 30% van de bruto draagkracht.

  • ·

    Voor fraude vorderingen hanteren wij als aflossingscapaciteit 10% vanuit de bijstandsnorm, daarna over het eventuele inkomen 50% van de bruto draagkracht.

uw netto inkomen per maand

netto inkomen van uw partner

+

andere netto inkomsten

+

totale inkomen

bijstandsnorm (excl. vakantiegeld)1

toeslag (excl. vakantiegeld) 2

+

totale bijstandsuitkering 3

-

bruto draagkracht4

Aflossing

6% niet fraude vordering3

10% fraude vordering3

30% bruto draagkracht4

50% bruto draagkracht4

+

Aflossing per maand

Aflossingsbedrag afgerond

In bovenstaande berekening wordt van het inkomen dat boven de bijstandsnorm ligt een bepaald percentage vrijgelaten. Dit percentage is zo genomen om rekening te houden met eventuele hogere huur, extra kosten, schulden, alimentatieverplichtingen, etc.

1. Bijstandsnorm excl. vakantietoeslag: per 01juli 2009

alleenstaande € 615,16

alleenstaande ouder € 861,22

echtpaar/samenwonend € 1.230,32

2. Toeslag excl. vakantietoeslag per 01 juli 2009:

10 %, € 123,03 indien u de kosten kunt delen met een ander.

20 %, € 246,06 indien u alle kosten alleen draagt.

N.B. een bijstandsnorm voor een echtpaar/samenwonend kent geen toeslag. U kunt zelf nu ook het aflossingsbedrag berekenen. Voor personen jonger dan 21 jaar c.q. ouder dan 64 jaar gelden afwijkende normen. Toeslagen zijn alleen van toepassing bij personen tussen 21 en 65 jaar.

3. Totale bijstandsuitkering bijstandsnorm inclusief 10% toeslag 20%toeslag

excl. vakantietoeslag

alleenstaande € 738,19 € 861,22

alleenstaande ouder € 984,25 € 1.107,28

4. Bruto draagkracht is het totale inkomen minus de totale bijstandsuitkering. Afhankelijk van de soort vordering wordt hier 30% of 50% als aflossingscapaciteit meegenomen.