Meedoenregeling Hilversum 2016

Geldend van 21-01-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregel, meedoenregeling hilversum 2016

HOOFDSTUK I ALGEMEEN BEPALINGEN

BELEIDSREGELS GEMEENTE HILVERSUM

Behorende bij de Participatiewet

Meedoenregeling HILVERSUM 2016

Het college van burgemeester en wethouders van Hilversum,

gelet op:

·artikel 35 van de Participatiewet

gelezen:

  • ·

    de adviezen van de Wmo-raad d.d.24 november en 14 december 2015, en

  • ·

    het advies van de Cliëntenraad Hilversum d.d. 24 november 2015

besluit:

vast te stellen de hieronder beschreven Meedoenregeling Hilversum 2016.

Vastgesteld in de Collegevergadering van 5 januari 2016

Kader

Om inwoners van Hilversum met een laag inkomen te ondersteunen bij de deelname aan de samenleving is in het verleden een drietal regelingen ingevoerd: de regeling voor indirecte schoolkosten, de activiteitenregeling en de computerregeling. Deze regelingen hadden gemeenschappelijk, dat daaraan een uniforme inkomensgrens was gesteld en dat inwoners een financiële vergoeding konden krijgen voor een aantal kosten die samenhingen met maatschappelijke participatie.

Op voorstel van burgemeester en wethouders heeft de gemeenteraad op 16 december 2015 ingestemd met bundeling van deze losse regelingen en met het verhogen van de inkomensgrens voor mensen, die vanuit een bijstandsuitkering aan het werk gaan en daardoor geen gebruik meer hoeven te maken van algemene bijstand. Deze verhoging geldt voor de periode van werkaanvaarding, tot maximaal twee jaar na werkaanvaarding.

Deze beleidsregels voorzien in het juridisch kader dat nodig is om de beleidswijziging te bekrachtigen en te kunnen uitvoeren in de praktijk. Met de totstandkoming van deze ‘meedoenregeling’ zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum;

    • b.

      wet: Participatiewet;

    • c.

      jaar: een aaneengesloten periode van 12 maanden, waarvan het startpunt wordt geregeld in een uitvoeringsinstructie;

    • d.

      indirecte schoolkosten: uitgaven die verband houden met het volgen van basis-, voortgezet of middelbaar onderwijs, ten behoeve van een schoolgaand kind in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar, voor zover deze kosten niet op basis van een rijksregeling worden vergoed;

    • e.

      activiteiten: culturele, educatieve, recreatieve of sportieve activiteiten in georganiseerd verband, alsmede de overige kosten die als vormen van maatschappelijke participatie zijn opgenomen in de bijlage behorend bij deze beleidsregels;

    • f.

      computer: een personal computer, tablet of laptop, alsmede daarmee te verbinden randapparatuur, zoals een printer, en daarbij behorende middelen, zoals kabels, cartridges en papier.

    • g.

      besteedbaar inkomen: het inkomen dat resteert na executoriaal beslag, dan wel na inhouding en aflossing op grond van wettelijke schuldsanering of op grond van een minnelijke schuldregeling die tot stand gekomen is door bemiddeling van een conform NEN 8048-normen gecertificeerde schuldhulpverlener;

    • h.

      toepasselijke bijstandsnorm: bijstandsnorm, met dien verstande dat

      • i.

        artikel 22a van de wet buiten toepassing wordt gelaten, en

      • ii.

        voor de alleenstaande ouder onder bijstandsnorm wordt verstaan: de bijstandsnorm voor een alleenstaande plus 20 procent van de bijstandsnorm voor gehuwden.

Artikel 2. Werkingsgebied

Ter ondersteuning van de participatie in de samenleving bestaat aanspraak op bijzondere bijstand voor kosten verbonden aan het volgen van onderwijs door minderjarigen, voor de aanschaf van een computer en voor de kosten van deelname aan maatschappelijke activiteiten, onder de voorwaarden die in de wet en in deze beleidsregels zijn genoemd.

Artikel 3. Aanvraagformulier

De in deze beleidsregels genoemde voorzieningen worden aangevraagd door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 4. Inkomens- en vermogensgrens

  • 1. Geen recht op bijzondere bijstand op grond van deze beleidsregels, bestaat voor belanghebbenden met een besteedbaar inkomen boven 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm of met in aanmerking te nemen vermogen.

  • 2. In afwijking van het vorige lid bedraagt de inkomensgrens 130 procent van de toepasselijke bijstandsnorm, voor een belanghebbende die door werkaanvaarding vanaf 1 januari 2016 geen recht heeft op algemene bijstand, zolang de werkzaamheden voortduren, maar uiterlijk tot 24 maanden vanaf de datum van werkaanvaarding.

Artikel 5. Verantwoording

  • 1. Indien aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand op grond van deze beleidsregels is voldaan, wordt de hoogte van de bijstand vastgesteld op basis van een prijsindicatie door de belanghebbende.

  • 2. Het college kan de belanghebbende verzoeken de opgegeven kosten van bewijsstukken te voorzien. Blijkt daaruit dat de bijstand tot een te hoog bedrag is verleend, dan wordt de teveel verstrekte bijstand teruggevorderd, in overeenstemming met de daarop betrekking hebbende beleidsregels.

Artikel 6. Vorm van de bijstand

De bijstand op grond van deze beleidsregels wordt verstrekt om niet.

HOOFDSTUK II DE VOORZIENINGEN

Paragraaf 1. Schoolkosten

Artikel 7. Voorwaarden

  • 1. Recht op bijzondere bijstand voor indirecte schoolkosten bestaat voor belanghebbenden met een ten laste komend kind dat basis- of voortgezet onderwijs, dan wel middelbaar beroepsonderwijs volgt.

  • 2. Het recht op bijzondere bijstand wordt per jaar vastgesteld.

Artikel 8. Hoogte van de bijstand

  • 1. De bijzondere bijstand is gelijk aan de indirecte schoolkosten, maar bedraagt maximaal:

    • a.

      € 75,00 per jaar voor ieder kind dat primair onderwijs volgt, of

    • b.

      € 150,00 per jaar voor ieder kind dat voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs volgt.

  • 2. In afwijking van het vorige lid, onderdeel b, bedraagt de bijstand maximaal € 250,00 voor het eerste jaar dat het kind voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs volgt.

Paragraaf 2. Deelname aan activiteiten

Artikel 9. Voorwaarden

  • 1. Recht op bijzondere bijstand voor deelname aan activiteiten bestaat voor belanghebbenden die kosten maken die zijn opgenomen in de bijlage.

  • 2. Het recht op bijzondere bijstand wordt per jaar vastgesteld.

Artikel 10. Hoogte van de bijstand

De bijzondere bijstand is gelijk aan de feitelijke kosten, maar bedraagt maximaal:

  • a.

    € 200,00 per jaar voor een minderjarige, of

  • b.

    € 140,00 per jaar voor een meerderjarige rechthebbende.

Paragraaf 3. Aanschaf computer

Artikel 11. Voorwaarden

Recht op bijzondere bijstand voor de aanschaf van een computer bestaat voor een belanghebbende met een ten laste komend kind dat basisonderwijs in groep 6, 7 of 8 , dan wel middelbaar of voortgezet onderwijs volgt voor zover belanghebbende in een periode van 5 jaar voorafgaand aan de aanvraag geen bijzondere bijstand of een andere vergoeding voor een computer van de gemeente Hilversum heeft ontvangen.

Artikel 12. Hoogte van de bijstand

De bijstand is gelijk aan de feitelijke kosten, maar bedraagt maximaal € 450,00.

HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN

Artikel 13. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Meedoenregeling gemeente Hilversum 2016.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1.

    De Beleidsregel bijzondere bijstand voor indirecte schoolkosten Hilversum 2014, de Beleidsregels vergoeding voor deelname aan activiteiten gemeente Hilversum 2007 alsmede de Beleidsregels vergoeding voor computers gemeente Hilversum 2012, worden ingetrokken.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2015.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum op 5 januari 2016.

de secretaris,

I.C. de Vries

de burgemeester,

P.J. Broertjes

Bijlage behorend bij de Meedoenregeling gemeente Hilversum

Activiteiten

Voor personen tot 18 jaar

Voor personen vanaf 18 jaar

Een vergoeding van maximaal

€ 200,00 per kind per jaar voor:

Kosten van deelname aan culturele, educatieve, recreatieve en sportieve activiteiten in georganiseerd verband.

Kosten van sportkamp (geen schoolkamp)

Kosten van lidmaatschap van de bibliotheek

Zwemles, fietsles, dansles e.d. in georganiseerd verband

Jeugdtijdschriften

Museumjaarkaart

Een vergoeding tot een maximum van

€ 140,00 per persoon per jaar voor:

Kosten van deelname aan culturele, educatieve, recreatieve en sportieve activiteiten in georganiseerd verband.

Kosten voor een telefoon-, internet- of krantenabonnement

Kosten van lidmaatschap van de bibliotheek

Zwemles, fietsles, dansles e.d. in georganiseerd verband

NS-voordeelurenkaart

Museumjaarkaart

Toelichting

De regeling voor indirecte schoolkosten, de activiteitenregeling en de computerregeling zijn drie los van elkaar staande regelingen, die in het leven zijn geroepen om de maatschappelijke participatie van mensen met een laag inkomen te bevorderen. Deze regelingen hadden gemeenschappelijk, dat daaraan een uniforme inkomensgrens was gesteld en dat inwoners een financiële vergoeding konden krijgen voor een aantal kosten die samenhingen met maatschappelijke participatie.

Na herijking van het minimabeleid is vastgesteld dat het raadzaam is de drie los van elkaar staande regelingen te bundelen. Daarmee wordt bereikt, dat bij het indienen van een aanvraag eenvoudig beroep kan worden gedaan op de voorzieningen die op grond van deze regelingen kunnen worden benut. Dit is een tussenstap op weg naar een volledige integratie. Bundeling leidt ertoe dat onderbenutting tegen gegaan wordt en vereenvoudigt het aanvraagproces.

Tegelijkertijd is bij de herijking vastgesteld dat het gewenst is om voor inwoners, die vanuit een uitkeringssituatie aan het werk gaan, de inkomensgrens te verhogen, zodat de armoedeval tegen gegaan wordt. Bij (volledige) werkaanvaarding zal het inkomen immers al snel hoger zijn dan de inkomensgrens: 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Om mensen die uitstromen naar werk te stimuleren en te ondersteunen is daarom besloten om de inkomensgrens voor hen te stellen op 130% van de toepasselijke bijstandsnorm, voor de duur van maximaal twee jaar na werkaanvaarding.

Deze beleidsregels voorzien in het juridisch kader dat nodig is om de beleidswijziging te formaliseren voor de individuele gevalsbehandeling. Met de totstandkoming van deze ‘meedoenregeling’ zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De bijzondere bijstand voor activiteiten en voor indirecte schoolkosten wordt vastgesteld op een maximum bedrag per jaar. Het wordt aan de uitvoeringsorganisatie overgelaten om het begin- en eindpunt van deze periode nader te regelen in een uitvoeringsinstructie. Daarmee wordt bereikt dat het recht op beide voorzieningen gezamenlijk kan worden beoordeeld en toegekend. Bovendien creëert dit ruimte om zo efficiënt mogelijke uitvoering te bereiken, die ten gunste komt van de doelgroep. Op die wijze wordt een vereenvoudiging t.o.v. de bestaande losse regelingen bereikt.

In het tweede lid, onderdelen d tot en met f, zijn de verschillende voorzieningen beschreven waarop aanspraak gemaakt kan worden op grond van deze meedoenregeling. Het betreft dezelfde voorzieningen die voorheen los verkrijgbaar waren op grond van een drietal beleidsregels.

Onder ‘indirecte schoolkosten’ worden alle kosten verstaan die verband houden met de schoolgang van een kind dat basis-, voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs volgt en dat niet door een andere wettelijke ‘voorliggende’ voorziening wordt bekostigd. Onder indirecte schoolkosten wordt o.a. verstaan: schrijfgerei en schriften, schooltas, materiaalkosten, huur kluisje, gymkleding, excursie en schoolreisje en de vrijwillige ouderbijdrage. Dit is geen limitatieve opsomming.

Met het begrip ‘activiteiten’ worden die vormen van maatschappelijke participatie aangeduid die voor vergoeding in aanmerking komen. Omdat het een aantal nogal uiteenlopende kostensoorten betreft, en in het verleden onduidelijkheid bestond over de vraag welke kosten er wel en niet onder gebracht konden worden, is in de bijlage een overzicht opgenomen van kosten, die onder deze voorziening vallen. Door opname in de bijlage is het eenvoudig om een wijziging aan te brengen in deze lijst en hoeft de beleidsregel niet te worden gewijzigd. Volstaan kan worden met een aanpassing van de bijlage als een wijziging in de inhoud of omvang van de kostensoorten gewenst is.

Onder ‘computer’ wordt mede verstaan randapparatuur die noodzakelijk is om de computer te laten functioneren, zoals kabels, maar ook een printer een beeldscherm en geluidsboxen vallen daaronder. Een smartphone valt niet onder deze voorziening.

Het begrip ‘besteedbaar inkomen’ is gedefinieerd, omdat de voorzieningen op grond van de meedoenregeling bedoeld zijn voor mensen met een laag besteedbaar inkomen, dwz. een inkomen dat resteert na aftrek van verplichte inhoudingen voor beslag, wsnp of minnelijke schuldenregeling door een gecertificeerd schuldbemiddelaar, conform jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (28 maart 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV8374).

Ten slotte is het begrip ‘bijstandsnorm’ omschreven, omdat het afwijkt van datzelfde begrip in de hogere regeling, de Participatiewet. In deze begripsomschrijving komt tot uitdrukking, dat de kostendelersnorm niet toegepast wordt. Daarmee wordt aangesloten bij het besluit van de raad d.d. 16 december 2015 om het wettelijk sociaal minimum als uitgangspunt te nemen.

Artikel 2

Beschreven is wat met deze meedoenregeling wordt beoogd. Ter wille van de duidelijkheid voor de lezer en voor degenen die met de uitvoering zijn belast is in dit artikel vastgelegd wat de strekking van deze beleidsregels is. De meedoenregeling moet binnen deze kaders worden gelezen en uitgevoerd.

Artikel 3

Belangrijk uitgangspunt bij de bundeling van een drietal voorzieningen in deze meedoenregeling is dat met één aanvraag desgewenst drie voorzieningen kan worden aangevraagd. Dat kan als daarvoor een aanvraagformulier wordt gebruikt dat daarin voorziet. Het staat het college vrij om te regelen dat een aanvraag kan worden ingediend met een door het college vastgesteld formulier (art. 4:4 Awb). Dat is in dit artikel geregeld.

Artikel 4

De meedoenregeling is bedoeld voor huishoudens met een laag inkomen. Dat lage inkomen is begrensd tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, conform de drie oorspronkelijke regelingen. Om werkzoekenden te stimuleren werk te aanvaarden en hen te ondersteunen bij de maatschappelijke participatie, is de inkomensgrens voor personen die werk aanvaarden, in afwijking daarvan gesteld op 130% van de toepasselijke bijstandsnorm, gedurende maximaal de eerste 24 maanden vanaf het moment van deze werkaanvaarding. Raakt men werkloos en valt men in inkomen terug, dan geldt wederom de 110%-grens. Zodra men met een bijstandsuitkering echter weer gaat werken en het recht op bijstand verliest, geldt wederom de inkomensgrens van 130%. Door de werkaanvaarding moet het inkomen uit werk wel zodanig zijn dat geen aanspraak meer bestaat op algemene bijstand. Slechts in dat geval wordt de inkomensgrens verhoogd gedurende maximaal de eerste 2 jaar na deze werkaanvaarding als impuls voor werkaanvaarding en tot beperking van de armoedeval.

Artikel 5

In dit artikel is vastgelegd hoe wordt vastgesteld op welk bedrag aan bijstand de belanghebbende recht heeft als aan de voorwaarden daarvoor is voldaan. In de praktijk is gebleken dat het werken met prijsopgaven (prijsindicaties) het beste werkt. De bijstand wordt dan vastgesteld op het op het aanvraagformulier vermelde bedrag, tot maximaal de in deze beleidsregels aangegeven bedragen. In het tweede lid is daaraan toegevoegd, dat het college bewijsstukken van de feitelijke kosten kan vragen. Dat kan in individuele gevallen, daar waar twijfels bestaan of de kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt, maar ook categoriaal. Daarbij kan ook een uiterste termijn worden gesteld, waarbinnen de bewijsstukken Een en ander kan nader worden uitgewerkt in uitvoeringsinstructies.

Artikel 6

Conform artikel 48, eerste lid, Participatiewet is de vorm van de bijstand die op grond van deze beleidsregels wordt verleend ‘om niet’. In een aantal gevallen kan de bijstand op grond van wettelijke bepalingen een andere vorm hebben. Dat geldt bijv. voor duurzame gebruiksgoederen, zoals een computer (zie artikel 51 Participatiewet). Om dat uit te sluiten en daarover helderheid te verschaffen is in artikel 7 opgenomen dat de bijstand ‘om niet’ wordt verstrekt en geen andere vorm kan hebben. De maatschappelijke participatie die met deze bijstand wordt ondersteund wordt als zo wezenlijk aangemerkt, dat een andere vorm, zoals een lening, niet wenselijk wordt geacht.

Artikel 7

In dit artikel is beschreven wie in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor indirecte schoolkosten. Het betreft gezinnen met schoolgaande kinderen die gebruik maken van de hier beschreven vormen van regulier onderwijs. In het tweede lid is bepaald dat het recht op bijzondere bijstand per jaar wordt vastgesteld. De ingangsdatum van dit jaar wordt nader geregeld door middel van een uitvoeringsinstructie. Is er recht, dan kan voor kosten die zich in die periode voordoen, in die periode bijstand voor indirecte schoolkosten worden verleend.

Artikel 8

De hoogte van de bijstand voor indirecte kosten is gemaximeerd op de aangegeven bedragen. De maxima zijn gedifferentieerd en afhankelijk van de genoemde schoolsituatie van het kind. Daarin wordt tot uitdrukking gebracht dat de indirecte schoolkosten in de verschillende onderwijsstadia in hoogte verschillen. Voor scholieren die voor het eerst deelnemen aan het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs geldt een hoger maximaal bedrag dan in de andere jaren waarin basis- voortgezet of middelbaar onderwijs wordt genoten. In het algemeen zullen de schoolkosten in dit eerste jaar hoger zijn dan in andere schooljaren.

Artikel 9

De vergoeding voor deelname aan het maatschappelijk verkeer is beperkt tot de in de bijlage genoemde gevallen. Het betreft zowel globaal omschreven activiteiten (deelname aan culturele, educatieve etc. activiteiten in georganiseerd verband) als meer concreet aangeduide activiteiten/abonnementen e.d. Door deze wijze van omschrijven ontstaat veel ruimte om bijzondere bijstand te verlenen voor allerlei activiteiten, lidmaatschappen e.d. die bijdragen aan het voorkomen van sociaal isolement en aan de deelname aan het maatschappelijk verkeer. In het tweede lid is bepaald dat het recht op bijzondere bijstand per jaar wordt vastgesteld. De ingangsdatum van dit jaar wordt nader geregeld door middel van een uitvoeringsinstructie. Is er recht, dan kan voor kosten die zich in die periode voordoen, in die periode bijstand voor activiteiten worden verleend.

Artikel 10

De maximale bijstand voor minderjarigen is hoger dan voor meerderjarigen. Het is van groot belang dat minderjarigen actief worden ondersteund bij de maatschappelijke participatie. M.n. voor kinderen is het wezenlijk dat sociaal isolement wordt voorkomen en dat zij ‘meedoen’. Dat vertaalt zich in een hogere maximale vergoeding.

Artikel 11

Specifiek voor de aanschaf van een computer, laptop of tablet en toebehoren, kan bijzondere bijstand worden verleend aan de belanghebbende met een ten laste komend kind. De groep rechthebbenden is beperkt tot gezinnen met kinderen in de laatste drie groepen van het basisonderwijs, alsmede in het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs. In die schoolfase is het gebruik van een computer thuis vaak gewenst en door school voorgeschreven i.v.m. huiswerkopdrachten. Uitgangspunt is dat de aanschaf van een computer eens in de vijf jaar wordt ondersteund, in aansluiting op een gemiddelde technische levensduur van een desktopcomputer. Zijn de kosten van aanschaf lager, dan kan de resterende bestedingsruimte op een later tijdstip worden benut en kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt (mits op dat moment nog aan de voorwaarden wordt voldaan). Een smartphone ten slotte, valt niet onder deze regeling, omdat dit primair als communicatiemiddel wordt beschouwd.

Ten overvloede wordt nog opgemerkt, dat het in bijzondere situaties, bij gebleken noodzaak mogelijk is een hoger bedrag aan bijzondere bijstand voor computers te verstrekken. Voorwaarde is in ieder geval dat aan de criteria voor de individuele bijzondere bijstand wordt voldaan (noodzaak, bijzondere omstandigheden, draagkracht). Gedacht kan worden aan gezinnen met schoolgaande kinderen, die vanwege een bijzondere vorm van onderwijs een specifieke computer en/of software nodig hebben, waarin de opleiding zelf niet voorziet en evenmin andere bronnen aangeboord kunnen worden (schoolfondsen e.d.). Bij toekenning dient wel beoordeeld te worden of de bijstand als lening of om niet wordt verstrekt.

Artikel 12

De maximale vergoeding is afgestemd op de prijzen die voor een desktop in het (lagere) middensegment worden gerekend. Met dat bedrag kan een computer worden aangeschaft waarmee het kind adequaat zijn schoolwerk kan doen.

Artikel 13

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14

Dit artikel regelt de inwerkingtreding, zodat de Meedoenregeling effectief is vanaf 1 januari 2016.