Regeling vervallen per 01-04-2016

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Hilversum 2015

Geldend van 12-11-2015 t/m 31-03-2016

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Hilversum 2015

BELEIDSREGELS GEMEENTE HILVERSUM

Behorende bij Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet Hilversum 2015

INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG HILVERSUM 2015

Het college van burgemeester en wethouders van Hilversum,

gelet op:

-artikel 36 van de Participatiewet

-de Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet Hilversum 2015

gelezen:

-het advies van de Wmo-raad d.d. 6 september 2015, en

-het advies van de Cliëntenraad Hilversum d.d. 16 september 2015

besluit:

vast te stellen de hieronder beschreven Beleidsregels Individuele inkomenstoeslag Participatiewet Hilversum 2015.

Vastgesteld in de Collegevergadering van 13 oktober 2015

Kader

Met de invoering van de Participatiewet (PW) is de langdurigheidstoeslag vervangen door de individuele inkomenstoeslag (artikel 36 PW). De inkomenstoeslag is een toeslag op het inkomen voor mensen met een laag inkomen. Per gemeente kan op een andere manier invulling worden gegeven aan een aantal criteria die voor deze toeslag gelden. Zo heeft de gemeenteraad besloten de inkomensgrens op 100% van de toepasselijke bijstandsnorm te stellen, waarbij de kostendelersnorm (ex. art. 22a PW) buiten beschouwing wordt gelaten.

Een belangrijke voorwaarde om in aanmerking te komen voor een inkomenstoeslag is dat de aanvrager zich voldoende heeft ingespannen om tot inkomensverbetering te komen. Het college heeft op dat punt beleid gemaakt, dat is vastgelegd in de Beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag Hilversum 2015. Daarin is onder andere opgenomen, dat een verlaging van de bijstandsuitkering vanwege onvoldoende inzet richting de arbeidsmarkt, niet meetelt, als die in de eerste 24 maanden van de referteperiode van 60 maanden is opgelegd.

Wijziging

Op 1 juli 2015 heeft de gemeenteraad de Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet Hilversum 2015 vastgesteld. Met dat besluit is de referteperiode (een onafgebroken periode voorafgaand aan de datum van aanvraag van de toeslag) teruggebracht van 60 maanden naar 36 maanden. Daarmee samenhangend dienen de Beleidsregels daarop aangepast te worden. Voor een nadere onderbouwing, zie de toelichting onder deze beleidsregels.

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet Hilversum 2015 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum;

    • b.

      wet: Participatiewet;

    • c.

      verordening: Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Hilversum 2015;

    • d.

      maatregel: een verlaging als bedoeld in de Verordening Afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ Hilversum 2015;

Artikel 2. Inkomensgrens

Bij een overschrijding van de inkomensgrens tot € 5,- netto per maand, voldoet belanghebbende aan de voorwaarde dat sprake is van een laag inkomen.

Artikel 3. Uitzicht op inkomensverbetering

De belanghebbende wordt geacht over uitzicht op inkomensverbetering te beschikken, als het betreft een persoon, die

  • a.

    een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS dan wel een opleiding of studie als bedoeld in de WSF2000;

  • b.

    een inkomen uit arbeid heeft zonder aanvullende algemene bijstand, IOAW- of IOAZ-uitkering, of

  • c.

    een uitkering heeft op grond van de Werkloosheidswet of de Ziektewet.

Artikel 4. Inspanningen om tot inkomensverbetering te komen

  • 1. Er is sprake van onvoldoende inspanningen om te komen tot inkomensverbetering, als het college de periodieke algemene bijstands-, IOAW- of IOAZ-uitkering van belanghebbende tijdens de referteperiode heeft verlaagd vanwege het niet of in onvoldoende mate voldoen aan de verplichtingen, gericht op de inschakeling in de arbeid.

  • 2. Een maatregel die tijdens de referteperiode is opgelegd, leidt ertoe, dat een aanvraag wordt afgewezen, tenzij deze maatregel al eerder een afwijzingsgrond vormde en na de afwijzende beschikking tenminste een jaar is verstreken. Zijn er binnen de referteperiode meerdere maatregelen opgelegd, dan wordt de eerst opgelegde maatregel betrokken bij de beoordeling, onverminderd het bepaalde in de vorige volzin.

  • 3. Maatregelen van de eerste categorie worden niet betrokken bij de beoordeling van het recht op inkomenstoeslag.

Artikel 5. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Individuele inkomenstoeslag Participatiewet Hilversum 2015.

Artikel 6. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2.

    De Beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag Hilversum 2015 worden per gelijke datum ingetrokken.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum op 13 oktober 2015.

De secretaris,

I.C. de Vries

De burgemeester,

P.J. Broertjes

Toelichting

Algemeen

Met deze beleidsregels wordt de inrichting van de individuele inkomenstoeslag in de gemeente Hilversum verder vormgegeven. De inkomenstoeslag is bestemd voor mensen met een laag inkomen en zonder relevant vermogen. Het is een periodieke inkomensaanvulling die onder de noemer van bijzondere bijstand wordt verstrekt. De toeslag is op zichzelf niet afhankelijk van de vorm van het inkomen. De toeslag is echter wel beperkt tot de groep mensen die geen uitzicht op inkomensverbetering hebben. Tevens dient deze groep zich voldoende ingespannen te hebben om tot inkomensverbetering te komen.

In artikel 36 van de PW staan de criteria van de inkomenstoeslag vermeld. Het is aan de gemeenten overgelaten om in ieder geval beleid te maken met betrekking tot de wachttijd (referteperiode) en de hoogte van de toeslag. Bij de invoering van de PW heeft de gemeenteraad gekozen voor een referteperiode van 60 maanden en normbedragen oplopend van € 400 tot € 600. Het college heeft in aansluiting hierop beleid vastgesteld met betrekking tot de andere (bovengenoemde) voorwaarden en dit vastgelegd in de Beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag Hilversum 2015.

Wijziging Beleidsregels

In de nieuwe Verordening Individuele Inkomenstoeslag Hilversum 2015 heeft de raad op 1 juli 2015 besloten de referteperiode van 60 maanden te verkorten tot 36 maanden. Die wijziging heeft echter tevens consequenties voor de invulling van de voorwaarde dat de belanghebbende zich voldoende moet hebben ingespannen om tot inkomensverbetering te komen. Die invulling is een bevoegdheid van het college van B&W (artikel 5 van de verordening). Het college had deze invulling nader geconcretiseerd in de Beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag Hilversum 2015.

Door de wijziging van de referteperiode dienen ook de Beleidsregels te worden aangepast. In artikel 4, tweede lid, onderdeel a, was immers opgenomen, dat maatregelen die zijn opgelegd in de eerste 24 maanden van de referteperiode, niet meetellen voor de beoordeling van dit criterium. Achtergrond was, dat het verband tussen maatregelen die langer dan 36 maanden voor de aanvraag zijn opgelegd en de actuele opstelling richting de arbeidsmarkt als te ver verwijderd werd aangemerkt, om de maatregelen nog in redelijkheid aan de belanghebbende tegen te kunnen werpen bij de beoordeling van de inspanningen om tot inkomensverbetering te komen. Bij een referteperiode van 60 maanden speelde dit gegeven een belangrijke rol en daarom werden maatregelen die in de eerste 24 maanden waren opgelegd, buiten beschouwing gehouden. Nu de referteperiode tot 36 maanden is ingekort, is deze bepaling echter overbodig geworden en dienen de beleidsregels op dit punt te worden aangepast.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd die niet of niet duidelijk genoeg in de PW, de Verordening Individuele Inkomenstoeslag of de Awb zijn omschreven.

Artikel 2. Inkomensgrens

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld, dat bij een inkomen dat over de gehele of een deel van de referteperiode leidt tot een geringe overschrijding van de bijstandsnorm geen sprake kan zijn van verlies van de aanspraak op langdurigheidstoeslag. De belanghebbende wordt dan geacht nog steeds over een ‘laag inkomen’ als bedoeld in artikel 36, eerste lid, PW te beschikken. Gelet op het gelijksoortige karakter van de individuele inkomenstoeslag op dit punt mag aangenomen worden dat de bestuursrechter voor de –nieuwe- inkomenstoeslag hetzelfde standpunt inneemt. Het ‘vroegere’ beleid wordt daarmee voortgezet.

Artikel 3. Uitzicht op inkomensverbetering

Voor sommige groepen belanghebbenden kan worden gesteld dat zij uitzicht op inkomens-verbetering hebben, omdat hun positie op de arbeidsmarkt relatief gunstig is. Dat kan in ieder geval ten aanzien van bovenstaande groepen worden aangenomen. Ten aanzien van de genoemde groepen is de afstand tot de arbeidsmarkt relatief klein. Om die reden kan worden aangenomen dat belanghebbenden uit deze groepen niet hebben voldaan aan de voorwaarde dat ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’, bedoeld in artikel 36, eerste lid, PW, bestaat. Het ‘oude’ beleid m.b.t. de langdurigheidstoeslag wordt daarmee voortgezet.

Artikel 4. Inspanningen om tot inkomensverbetering te komen

Om de uitvoerbaarheid te bevorderen en enige objectiviteit aan de besluitvorming ten grondslag te leggen, is evenals voorheen bij de langdurigheidstoeslag het geval was, aangesloten bij opgelegde maatregelen om de inspanningen om tot inkomensverbetering te komen te kunnen beoordelen.

Hoofdregel is dat een tijdens de referteperiode opgelegde maatregel i.v.m. de arbeidsinschakeling dan wel sociale activering, het recht op inkomenstoeslag blokkeert. Het betreft maatregelen op grond van de artikelen 7 tot en met 14 van de Verordening Afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ Hilversum 2015. Daarop bestaat een tweetal uitzonderingen. Maatregelen die in de referteperiode zijn opgelegd, worden slechts eenmaal betrokken bij de beoordeling, met dien verstande dat als door een dergelijke maatregel de aanvraag wordt afgewezen, de maatregel nog maximaal een jaar na de aanvraag doorwerkt en dan geacht wordt uitgewerkt te zijn. Een maatregel die anderhalf jaar voor de aanvraag is opgelegd, is een jaar later dus uitgewerkt. Een maatregel, die tweeënhalf jaar voor de aanvraag is opgelegd, is echter reeds uitgewerkt na een half jaar. Dan is immers de te beoordelen periode van 36 maanden verstreken. Zijn er in de periode van 36 maanden meerdere maatregelen opgelegd, dan wordt slechts de eerste maatregel betrokken bij de beoordeling van het recht op toeslag, tenzij deze reeds uitgewerkt is.

Ten slotte wordt het niet redelijk geacht om maatregelen van de lichtste categorie (5%) te laten leiden tot verlies van het recht op toeslag. Deze worden niet betrokken bij beoordeling. Het ‘oude’ beleid m.b.t. de langdurigheidstoeslag is daarmee voortgezet.

Als belanghebbende niet behoort tot één van de categorieën, genoemd in artikel 3 en er evenmin sprake is van onvoldoende inspanningen om te komen tot inkomensverbetering, bedoeld in artikel 4, dan wordt de belanghebbende geacht te hebben voldaan aan de wettelijke voorwaarde dat de belanghebbende geen uitzicht heeft op inkomensverbetering. Als het college heeft vastgesteld, dat er gedurende de referteperiode geen maatregelen zijn opgelegd i.v.m. de arbeidsinschakeling, rechtvaardigt het feit dat er sprake is van een ‘langdurig laag inkomen’ de veronderstelling, dat het perspectief op inkomensverbetering ontbreekt. Een op het individu toegesneden onderzoek naar het perspectief op inkomensverbetering kan dan achterwege blijven. Het ‘oude’ beleid m.b.t. de langdurigheidstoeslag wordt daarmee voortgezet.

Artikel 5. Citeertitel

Deze bepaling spreekt voor zich. Ten opzichte van de oude Beleidsregels is het woord ‘Participatiewet’ toegevoegd om het onderscheid te kunnen maken en aan te sluiten bij de Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Hilversum 2015.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Met deze beleidsregels geeft het college invulling aan enkele aan hem toegekende bevoegdheden. Conform artikel 3:40 Algemene wet bestuursrecht (Awb) treden deze beleidsregels in werking de dag nadat ze zijn bekend gemaakt.