Regeling vervallen per 11-04-2016

Wegsleepverordening Hilversum 2008

Geldend van 20-06-2008 t/m 10-04-2016

Intitulé

Wegsleepverordening Hilversum 2008

De raad van de gemeente Hilversum,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 april 2008;

BESLUIT:

vast te stellen de:

Wegsleepverordening Hilversum 2008

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

b. wet: de Wegenverkeerswet 1994;

c. besluit: het Besluit wegslepen van voertuigen;

d. voertuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder al RVV 1990;

e. motorrijtuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet;

f. het college: het college van burgemeester en wethouders.

g. wegen: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1 eerste lid onder b van de wet.

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd,overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten.

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voorzover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3 Eigenaar ter plaatse

Indien de verwijdering van een voertuig in voorbereiding c.q. in uitvoering is, behoeft een verzoek tot beëindiging van de verwijdering (door de eigenaar of anderszins rechthebbende) slechts te worden gehonoreerd, indien de voor- of achterwielen van het te verwijderen voertuig nog niet in verticale zin zijn verplaatst.

Artikel 4 Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

  • 1. Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen het terrein van de firma Collewijn & Zn. B.v. aan de Koningin Wilhelminaweg 471 te Groenekan.

  • 2. De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaatsen worden nader door het college vastgesteld.

Artikel 5 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

  • 1. De voorrijkosten indien er geen versleping plaatsvindt bedragen:

    • a.

      tussen 08.00 uur en 17.00 uur: € 80,00, indien sprake is van een voertuig tot en met 3500 kg;

    • b.

      tussen 17.00 uur en 08.00 uur: € 100,00, indien sprake is van een voertuig tot en met 3500 kg;

    • c.

      op zaterdag, zondag en feestdagen: €100,00, indien sprake is van een voertuig tot en met 3500 kg;

    • d.

      tussen 08.00 uur en 17.00 uur: € 140,00, indien sprake is van een voertuig vanaf 3500 kg;

    • e.

      tussen 17.00 uur en 08.00 uur: € 160,00, indien sprake is van een voertuig vanaf 3500 kg;

    • f.

      op zaterdag, zondag en feestdagen: € 160,00, indien sprake is van een voertuig vanaf 3500 kg.

  • 2. De kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats van de firma Collewijn & Zn. B.v. aan de Koningin Wilhelminaweg 471 te Groenekan bedragen:

    • a.

      tussen 08.00 uur en 17.00 uur: € 115,00, indien sprake is van een voertuig tot en met 3500 kg;

    • b.

      tussen 17.00 uur en 08.00 uur: € 125,00, indien sprake is van een voertuig tot en met 3500 kg;

    • c.

      op zaterdag, zondag en feestdagen: € 125,00, indien sprake is van een voertuig tot en met 3500 kg;

    • d.

      tussen 08.00 uur en 17.00 uur € 140,00, per uur met een minimumtarief voor twee uur, indien sprake is van een voertuig vanaf 3500 kg;

    • e.

      tussen 17.00 uur en 08.00 uur € 160,00, per uur met een minimumtarief voor twee uur, indien sprake is van een voertuig vanaf 3500 kg;

    • f.

      op zaterdag, zondag en feestdagen: € 160,00, per uur met een minumtarief voor twee uur, indien sprake is van een voertuig vanaf 3500 kg.

  • 3. De kosten van het bewaren van een voertuig bedragen:

    € 10,00 per etmaal of een gedeelte daarvan en een eenmalig bedrag van € 35,- voor de afgifte van het voertuig.

  • 4. Indirecte kosten gemeente:

    Een eenmalig bedrag aan indirecte kosten van de gemeente à € 10,-.

Artikel 6 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid en 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1. De “Wegsleepverordening gemeente Hilversum 2006”, vastgesteld bij raadsbesluit van *, wordt ingetrokken op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na bekendmaking.

Artikel 8 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als: Wegsleepverordening Gemeente Hilversum 2008.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van 4 juni 2008,

de griffier, de voorzitter,

K.E. Driehuijs E.C. Bakker

Nota-toelichting algemeen op de Wegsleepverordening Gemeente Hilversum 2008

In zowel in de oude als de nieuwe regeling geldt dat een voertuig niet zonder meer kan worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een voertuig dat om 4.00 uur ’s nachts in strijd met een van de genoemde criteria is geparkeerd, zal doorgaans als niet of minder urgent moeten worden beschouwd. In zo’n geval kan het opmaken van een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar doorgaans volstaan.

Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwang

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces-verbaal. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) middels een besluit van het college van burgemeester en wethouders.

In de oude wegsleepregeling bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen van optreden. Voordat tot het wegslepen van een voertuig kon worden overgegaan, moest altijd eerst een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder worden opgemaakt. Indien het desbetreffende proces-verbaal werd geseponeerd of wanneer vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door de rechter volgde, dienden ook de kosten van het wegslepen en bewaren van het voertuig te worden terugbetaald.

In de nieuwe wegsleepregeling wordt deze koppeling losgelaten. Het opmaken van een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet meer vereist, maar kan nog steeds wel samengaan. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Voor eventuele latere bezwaar- en beroepsprocedures op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verstandig de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen in een schriftelijk document en eventueel vergezeld te laten gaan van een foto die de feitelijke situatie weergeeft. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen. Het college van burgemeester en wethouders maakt in een eventuele bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.

Wegsleepwaardige overtredingen

Zoals hiervoor reeds aangegeven mochten op grond van de bepalingen uit de oude Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)) op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen. In vele bestaande wegsleepregelingen van de burgemeester is concreet aangegeven in welke gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding. Hiervoor is vaak aansluiting gezocht bij de delictsomschrijvingen uit de WVW 1994 of het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV 1990). Zo’n aanpak kan uit praktisch oogpunt wellicht wenselijk zijn omdat degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, direct uit de regeling kan afleiden of een voertuig mag worden weggesleept. Toch hebben wij gemeend bij het opstellen van een model-wegsleepverordening voor een andere aanpak te moeten kiezen.

Enerzijds omdat een gemeente zichzelf nodeloos beperkingen kan opleggen wanneer in de verordening zelf concreet wordt aangegeven welke wegsleepwaardige overtredingen worden onderscheiden. Op grond van het nieuwe artikel 170, eerste lid WVW 1994 kunnen immers voertuigen waarmee én een verkeersregel wordt overtreden én waarvan de verwijdering noodzakelijk is in verband met het belang van:

a de veiligheid op de weg of

b de vrijheid van het verkeer of

c het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

zonder meer worden weggesleept.

Anderzijds omdat het gevaar bestaat dat de delictsomschrijvingen uit de wegenverkeerswetgeving en de wegsleepverordening niet naadloos op elkaar aansluiten. Wanneer dit het geval is, bestaat er de kans dat de gemeente in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures om formele redenen in het ongelijk wordt gesteld. Daarnaast geldt uiteraard ook dat zaken niet dubbel moeten worden geregeld. Bovendien zou bij elke wijziging in de desbetreffende onderdelen van de wegenverkeerswetgeving ook de wegsleepverordening moeten worden aangepast.

Om die redenen hebben wij ervoor gekozen om de delictsomschrijvingen niet in de modelverordening op te nemen, maar te volstaan met een model-wegsleepverordening waarin alleen zaken zijn geregeld die gemeenten aanvullend moeten en kunnen regelen.

Om toch enig houvast te bieden bij de toepassing van de wegsleepverordening is een ‘overzicht wegsleepwaardige situaties’ opgesteld ten behoeve van de namens het college bij het wegslepen betrokken instanties.

Tot slot wijzen wij nog op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994. Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze bepaling is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.

Ad d. Voertuig

Het begrip ‘voertuig’, zoals in artikel 1, onder al RVV 1990 is omschreven, is ruim. Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar ook fietsen en bromfietsen, invalidenvoertuigen, trams en wagens. Al deze voertuigen vallen derhalve onder de werking van deze wegsleepverordening.

Ook in de APV is een bepaling opgenomen over de verwijdering van fietsen en bromfietsen van de openbare weg (zie artikel 5.1.11). Deze bepaling is aanvullend op wat de wegenverkeerswetgeving beoogt te regelen. In artikel 5.1.11 van de APV spelen namelijk andere belangen een rol, zoals de openbare orde en veiligheid, het uiterlijk aanzien en de openbare gezondheid.

Ad e. Motorrijtuig

Het begrip ‘motorrijtuig’ is apart omschreven omdat artikel 5 van de wegsleepverordening alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen.

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten

De bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen is in de wet zelf geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen Hilversum gebruik worden gemaakt.

Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke.

Het is aan de gemeenteraad om in deze wegsleepverordening de wegen en weggedeelten aan te wijzen waar het college van burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid gebruik kan maken.

Kortom, een voertuig kan in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten slechts worden weggesleept wanneer deze wegen en weggedeelten én behoren tot de soorten van wegen en weggedeelten, zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen, én zijn aangewezen in de wegsleepverordening.

Voor de volledigheid wordt nog eens opgemerkt dat een parkeerovertreding, zoals in deze bepaling bedoeld, op zich niet zonder meer voldoende is om over te gaan tot het wegslepen en in bewaring stellen van een voertuig. Per geval zal tevens moeten worden beoordeeld of de specifieke parkeerovertreding het wegslepen en in bewaring stellen van het desbetreffende voertuig ook rechtvaardigt. Indien bijvoorbeeld een voertuig midden in de nacht op een laad- en loshaven wordt geparkeerd terwijl alle winkels en bedrijven dicht zijn, zal het normaal gesproken niet weggesleept mogen worden. Het voertuig zal doorgaans pas mogen worden weggesleept wanneer de winkels en bedrijven weer opengaan of enige tijd daarvoor.

Artikel 3 Eigenaar ter plaatse

Dit artikel heeft met name betrekking op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994. Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Op basis van de WVW is het mogelijk om de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten in rekening te brengen, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en de administratieve kosten.

Artikel 4 Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

Er is hier gekozen voor het bergingsbedrijf Collewijn in Groenekan. De inhoud van de bepaling spreekt voor zich. Vanwege de redactie van artikel 173, tweede lid WVW 1994 moeten de plaatsen van bewaring van voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. Delegatie aan het college van burgemeester en wethouders is niet mogelijk. In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen.

De openingstijden kunnen wel nader door het college van burgemeester en wethouders worden vastgesteld omdat ze niet expliciet genoemd zijn in artikel 173 WVW 1994. Eventueel kunnen ze ook in de verordening zelf worden opgenomen, maar dan zullen ze doorgaans minder flexibel zijn.

Artikel 5 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

In artikel 12 tot en met 14 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten die direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke.

Dit worden allemaal directe kosten genoemd (artikel 12 van het Besluit wegslepen van voertuigen). Ook kunnen indirecte kosten tot ten hoogste 15% van de directe kosten in aanmerking worden genomen (artikel 13 van het Besluit wegslepen van voertuigen).

In de wegsleepverordening hoeven deze kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt. Volstaan kan worden met een uitsplitsing van de kosten die verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van deze voertuigen anderzijds. Uiteraard dienen de opgenomen kosten wel in overeenstemming te zijn met de genoemde kostencomponenten. De gemeente dient uiteraard wel voor zichzelf en eventueel derden inzicht te hebben in de wijze waarop de genoemde kosten zijn berekend. Deze berekening zal ook in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures de gerechtelijke toets moeten kunnen doorstaan.

In het derde lid van deze bepaling, waarin de kosten van bewaring van voertuigen worden geregeld, wordt het begrip ‘etmaal’ gebruikt. Het etmaal, zoals hier bedoeld, begint op het moment van in bewaring nemen van een voertuig en eindigt 24 uur later.

Hoewel het is toegestaan om maximaal 15% aan indirecte kosten te berekenen over alle directe kosten die in rekening mogen worden gebracht, is er na overleg met het bergingsbedrijf om praktische redenen voor gekozen slechts < 15% aan indirecte kosten te berekenen over het laagste tarief aan voorrijkosten en dit vaste (afgeronde) bedrag bij alle wegsleepopdrachten in rekening te brengen in plaats van een per opdracht te berekenen hoger bedrag. Dit is het bedrag dat in het vierde lid van artikel 5 is genoemd.

Artikel 6 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:

  • -

    het niet afgeven van zijn rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164 WVW 1994);

  • -

    de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het ‘knoeien’ met kentekens in geval van autodiefstal.

Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt.

Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X. Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.) van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze bepaling spreekt voor zich