Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob-beleidslijn gemeente Hoeksche Waard 2020)

Geldend van 10-12-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob-beleidslijn gemeente Hoeksche Waard 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard en de burgemeester van de gemeente Hoeksche Waard, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;

Overwegende dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

Gelet op:

  • -

    De Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • -

    Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    De artikel 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet;

  • -

    De artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • -

    Hoofdstuk 2, afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hoeksche Waard 2020;

  • -

    Hoofdstuk 2, afdeling 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hoeksche Waard 2020;

  • -

    Hoofdstuk 2, afdeling 8 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hoeksche Waard 2020;

  • -

    Hoofdstuk 3, afdeling 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hoeksche Waard 2020;

  • -

    De Algemene subsidieverordening Hoeksche Waard 2020

B E S L U I T:

Vast te stellen de:

Bibob beleidslijn gemeente Hoeksche Waard 2020

En gelijktijdig in te trekken:

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2014 van de voormalige gemeenten Cromstrijen, Oud-Beijerland, Binnenmaas, Korendijk en Strijen.

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1 lid 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij in lid 2 anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      Bestuursorgaan: de burgemeester van Hoeksche Waard respectievelijk het college van burgemeester en wethouders van Hoeksche Waard voor zover het diens bevoegdheid betreft.

    • b.

      Beschikking: een beschikking ter zake een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, erkenning of ontheffing, waarop de wet kan worden toegepast.

    • c.

      Overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 lid 1 sub j van de wet en waarop de wet kan worden toegepast.

    • d.

      Wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

    • e.

      Vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • i.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • ii.

        huur of verhuur;

      • iii.

        het verlenen van een gebruiksrecht;

      • iv.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

    • f.

      Betrokkene:

      • i.

        de aanvrager van een beschikking;

      • ii.

        de houder van een beschikking;

      • iii.

        de subsidieontvanger;

      • iv.

        de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan;

      • v.

        de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces;

      • vi.

        de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund;

      • vii.

        de onderaannemer.

    • g.

      Bureau Bibob: het Bureau Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet.

    • h.

      Eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag, zoals beschreven in paragraaf 4 van deze beleidslijn, waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het bureau Bibob aan te vragen.

    • i.

      Openbare inrichting:

      • a.

        Inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en horecawet waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, zomede de daarbij horende terrassen;

        • i.

          horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, waterpijpcafé of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;

        • ii.

          terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

      • b.

        Voor publiek openstaande lokaliteiten, open plaatsen, tuinen of gedeelten daarvan, zomede de daarbij behorende terrassen en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel worden gebruikt, alsmede de niet voor publiek toegankelijke lokaliteiten welke voor het publiek op de weg bereikbaar zijn, uitgezonderd standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18 APV voor zover daar regelmatig of op gezette tijden:

        • i.

          Gelegenheid wordt gegeven anders dan om niet enigerlei eet- of drinkwaar te verkrijgen, af te halen of te verbruiken,

        • ii.

          Amusement of ontspanning wordt aangeboden, met uitzondering van een speelautomatenhal, of

        • iii.

          Voorstellingen of vertoningen van porno-erotische aard worden gegeven dan wel door middel van automaten dergelijke voorstellingen of vertoningen kunnen worden gegeven

Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide (aanvragen voor) beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden.

  • 1.

    Uitvoering van het eigen onderzoek, als bedoeld in artikel 1.1 lid 2 onder h, vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      Artikel 3 Drank- en Horecawet (Drank- en Horecawetvergunning), alsmede de aanvraag tot wijziging van het aanhangsel bij de Drank- en Horecawetvergunning;

    • b.

      Artikel 2:28 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hoeksche Waard (exploitatievergunning openbare inrichtingen) iedere 5 jaar;

    • c.

      Artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hoeksche Waard (exploitatievergunning speelgelegenheden);

    • d.

      Artikel 3:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hoeksche Waard (exploitatievergunning seksinrichtingen)

  • Paracommerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet waarvan de kantine in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen in beginsel niet onder dit Bibob-beleid tenzij daar aanwijzingen toe zijn

  • 2. Uitvoering van het eigen onderzoek, als bedoeld in artikel 1.1 lid 2 onder h, vindt plaats bij onderstaande aanvragen voor een beschikking:

    • a.

      Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning Bouwactiviteit) waarbij sprake is van de volgende functies en criteria:

      • a.

        Woonfunctie: waarbij sprake is van een bouwsom per woning die hoger is dan € 1.000.000; Dit criterium is niet van toepassing op de bouw van maximaal drie woningen door een particulier;

      • b.

        Woonfunctie: woongebouw waarbij sprake is van een bouwsom die hoger is dan € 1.500.000; Dit criterium is niet van toepassing op de bouw van woningen door een sociale verhuurder;

      • c.

        Bijeenkomstfunctie: horecagebouw waarbij sprake is van een bouwsom hoger dan € 100.000; indien de bouwaanvraag leidt tot de aanvraag voor een exploitatievergunning zal primair bij de aanvraag om een (omgevings)vergunning voor een bouwactiviteit de Bibob-toetsing plaatsvinden; voor zover er sprake is van twee verschillende (rechts)personen zal met betrekking tot de aanvraag voor een nieuwe exploitatie- en/of drank- en horecavergunning ook een Bibob-toetsing plaatsvinden;

      • d.

        Industriefunctie: waarbij sprake is van een niet concrete gebruiksfunctie en waarbij sprake is van een bouwsom hoger dan € 500.000;

      • e.

        Industriefunctie: waarbij het pand bestemd is voor de verhuur en waarbij sprake is van een bouwsom hoger dan € 250.000;

      • f.

        Recreatiefunctie: waarbij sprake is van vakantiewoningen(park), waarbij sprake is van vijf of meer vakantiewoningen;

      • g.

        Kantoorfunctie: waarbij sprake is van een bouwsom hoger dan € 500.000,-;

      • h.

        Sportfunctie: waarbij sprake is van een particuliere sportschool en/of fitnesscentrum: indien de bouwaanvraag leidt tot de aanvraag van een nieuwe drank- en horecavergunning, zal alleen bij deze laatste vergunningaanvraag de Bibob-toetsing plaatsvinden.

    • 2.

      Een Bibob-toets wordt daarnaast uitgevoerd als binnen een periode van 5 jaar meerdere vergunningen worden aangevraagd voor hetzelfde object, die bij elkaar boven de aangegeven bouwsom uitkomt zoals genoemd in lid 1.

    • 3.

      Het bestuursorgaan zal bij een aanvraag voor de in artikel 2:2 genoemde beschikkingen niet overgaan tot een Bibob-toets, indien de aanvraag afkomstig is van:

      • semi-overheidsinstanties 1 ;

      • toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

      • door het college van burgemeester en wethouders bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v.PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

  • Specifiek

    Er kan een onderscheid worden gemaakt in sectoren, branches en activiteiten.

  • Horeca

  • Dit geldt voor nieuwe aanvragen voor horeca-inrichtingen. Horecaexploitanten worden geconfronteerd met de Bibob-toets bij het aanvragen van de noodzakelijke vergunningen. Om te voorkomen dat ze deze toets niet doorstaan, maar al wel een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen hebben ontvangen, verdient het aanbeveling deze laatste vergunning onder het bereik van de wet Bibob te brengen.

  • Kamerverhuur en bouwkundig splitsen van woningen.

    Een fenomeen dat niet op grote schaal voorkomt in de Hoeksche Waard. Gemeenten kennen wel de huisvestigingsproblematiek rondom arbeidsmigranten. Om uitbuiting o.i.d. van deze mensen te voorkomen, kan deze specifieke aanwijzing gemotiveerd worden opgenomen in het Bibob-beleid.

    • b.

      Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer).

    • c.

      Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van voornoemde wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

      Het besluit tot uitvoering van het eigen onderzoek voor de vergunningen genoemd onder b en c zal gebaseerd zijn op:

      • -

        eigen ambtelijke informatie en/of;

      • -

        informatie verkregen van het Bureau Bibob en/of;

      • -

        informatie verkregen van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC indien er aanleiding is te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

      • -

        informatie verkregen vanuit het OM conform art. 26 van de Wet Bibob (OM-tip).

  • 3. Het besluit tot uitvoering van het eigen onderzoek bij een aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hoeksche Waard (evenementenvergunning), zal gebaseerd zijn op:

    • -

      een aanvraag voor een vergunning voor het organiseren van een vechtsportgala;

    • -

      eigen ambtelijke informatie en/of;

    • -

      informatie verkregen van het Bureau Bibob en/of;

    • -

      informatie verkregen van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC indien er aanleiding is te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

    • -

      informatie verkregen vanuit het OM conform art. 26 van de Wet Bibob (OM-tip).

  • 4. In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1 lid 2 van deze beleidslijn vindt uitvoering van het eigen onderzoek in beginsel plaats bij een aanvraag voor een vergunning:

    • i.

      als bedoeld in artikel 3 Drank- en Horecawet,

    • ii.

      als bedoeld in artikel 30a Drank- en Horecawet en

    • iii.

      als bedoeld in artikel 2:28 lid 1 APV,

  • in het geval het een paracommerciële instelling betreft, als bedoeld in artikel 4 Drank- en Horecawet (Drank- en Horecawetvergunning en/of een wijziging daarop en exploitatievergunning voor paracommerciële instellingen).

    Het besluit tot uitvoering van het eigen onderzoek zal gebaseerd zijn op:

    • -

      eigen ambtelijke informatie en/of;

    • -

      informatie verkregen van het Bureau Bibob en/of;

    • -

      informatie verkregen van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC indien er aanleiding is te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

    • -

      informatie verkregen vanuit het OM conform art. 26 van de Wet Bibob (OM-tip).

Artikel 2.1a Toepassing in bijzondere situatie bij aanvragen voor een beschikking genoemd in artikel 2.1

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.1 zal een eigen onderzoek ook plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau Bibob blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking elders in het land in de achterliggende periode van twee kalenderjaren bij een aanvraag een ernstige mate van gevaar is vastgesteld.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen, indien:

  • 1.

    De verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het college van burgemeester en wethouders – na de verstrekking van de beschikking – is aangewezen als risicogebied;

  • 2.

    De verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het college van burgemeester en wethouders genomen besluit – na de verstrekking van de beschikking – is aangewezen voor eigen onderzoek;

  • 3.

    Vanuit eigen informatie dan wel informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • 4.

    Informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob verkregen van het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau Bibob;

  • 5.

    Bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een bibobtoets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene in Hoeksche Waard een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de bibobtoets verzoeken.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

In de Algemene subsidieverordening gemeente Hoeksche Waard wordt de volgende weigeringsgrond c.q. intrekkingsgrond opgenomen:

Een aanvraag voor een subsidie kan worden geweigerd c.q. een subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Het besluit tot uitvoering van het eigen onderzoek zal gebaseerd zijn op:

  • -

    eigen ambtelijke informatie en/of;

  • -

    informatie verkregen van het Bureau Bibob en/of;

  • -

    informatie verkregen van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC indien er aanleiding is te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • -

    informatie verkregen vanuit het OM conform art. 26 van de Wet Bibob (OM-tip).

Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

Het bestuursorgaan zal de wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1.1 lid 2 onder e van deze beleidslijn, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelen daartoe, zal het bestuursorgaan de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-procedure deel kan uitmaken van de procedure.

In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

Het eigen onderzoek wordt in beginsel beperkt tot de gevallen, die één of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

  • a.

    Hoge mate van financiële complexiteit;

  • b.

    Behorend tot een als zodanig door het college van burgemeester en wethouders benoemde risicobranche;

  • c.

    Behorend tot de in deze beleidslijn aangegeven bibobabele sectoren/branches/activiteiten;

  • d.

    Behorend tot een als zodanig door het college van burgemeester en wethouders benoemd risicogebied;

  • e.

    Hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

  • f.

    Exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

Het besluit tot uitvoering van het eigen onderzoek kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

  • -

    eigen ambtelijke informatie en/of;

  • -

    informatie verkregen van het Bureau Bibob en/of;

  • -

    informatie verkregen van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC indien er aanleiding is te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • -

    informatie verkregen vanuit het OM conform art. 26 van de Wet Bibob (OM-tip).

Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde in de betreffende overeenkomst opgenomen.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen 2

Het bestuursorgaan kan het eigen onderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet bij alle overheidsopdrachten en die, conform het vigerende aanbestedingsbeleid van de gemeente Hoeksche Waard, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, openbaar moeten worden aanbesteed.

Het besluit tot uitvoering van het eigen onderzoek zal gebaseerd zijn op:

  • -

    eigen ambtelijke informatie en/of;

  • -

    informatie verkregen van het Bureau Bibob en/of;

  • -

    informatie verkregen van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC indien er aanleiding is te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • -

    informatie verkregen vanuit het OM conform art. 26 van de Wet Bibob (OM-tip).

Paragraaf 4: Uitvoering

Artikel 4.1 Eigen onderzoek, als bedoeld in artikel 1.1 lid 2 onder h

  • 1. In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, zal betrokkene de Bibobvragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibobvragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30 tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

  • 2. In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibobvragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

  • 3. Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob bestaat uit twee stappen:

Stap 1

  • A.

    Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

    • -

      de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij de bibobvragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

    • -

      eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

    • -

      open bronnen onderzoek (Kamer van Koophandel, Kadaster, etc.)

  • B.

    De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigering- en intrekkingsgronden onderzoeken en zo mogelijk toepassen.

  • C.

    Wanneer het Bibobvragenformulier niet of niet volledig wordt ingevuld, worden allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (met name die van artikel 4:5 van voornoemde wet) toegepast. Bij volharding zal de weigering of het toesturen van onvolledige informatie worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 juncto 3 van de wet.

  • D.

    Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen worden versterkt vanuit het RIEC. Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

  • E.

    Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een “ernstig gevaar” als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

Stap 2

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau Bibob worden gevaagd indien:

  • A.

    Na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • B.

    Na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

  • C.

    Na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten.

  • D.

    De officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies te vragen.

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten en voorts alleen een advies kan vragen indien dit – gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten – evenredig is.

De adviesaanvraag bij het Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van de beschikking te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Bij een “mindere mate van gevaar” dat de (aangevraagde) beschikking wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob-gerelateerd te zijn.

Artikel 4.2 Kosten

Nadat een besluit op de aanvraag is genomen worden de daarvoor de gebruikelijke verschuldigde leges in rekening gebracht. Kosten voor een advies vanuit het Landelijk Bureau Bibob zijn ten koste van de gemeente. Indien de Wet Bibob wordt toegepast bij een reeds verleende vergunning, welke kan leiden tot intrekking van de vergunning, worden geen leges in rekening gebracht.

Artikel 4.3 Informatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau Bibob. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 9 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau Bibob.

  • 2. In geval een van het Bureau Bibob ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan schriftelijk gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 4.4 Adviestermijn

  • 1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau Bibob, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau Bibob in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de wet.

  • 2. Indien het Bureau Bibob het advies niet binnen de in lid 1 genoemde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15 derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.

  • 3. Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. De verlenging van de adviestermijn van het Bureau Bibob, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau Bibob in gevallen als bedoeld in artikel 15 tweede lid van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 4.5 Beschikking

  • 1. Het bestuursorgaan gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag voor de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau Bibob blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag voor de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen conform de betreffende bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht, is vatbaar voor bezwaar en beroep.

  • 3. Het bestuursorgaan of aanbestedende dienst, die een advies van het Bureau Bibob als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing, die Bibobabel is.

Paragraaf 5: Slotbepalingen

Artikel 5.1. Overgangsrecht

Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen ontvangen vanaf de datum van inwerkingtreding.

Artikel 5.2 Intrekking voorgaande beleidslijn

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur:

  • Cromstrijen, vastgesteld op 16 september 2014

  • Binnenmaas, vastgesteld op 1 oktober 2014

  • Strijen, vastgesteld op 23 juni 2015

  • Oud-Beijerland, vastgesteld op 26 juli 2016

  • Korendijk, vastgesteld op 12 mei 2015

worden met ingang van de in artikel 5.4 genoemde datum van inwerkingtreding ingetrokken.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze beleidslijn kan worden aangehaald als de ‘Bibob-beleidslijn gemeente Hoeksche Waard 2020’.

Artikel 5.4 Datum inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking op de dag na publicatie

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 1 december 2020

Het college van burgemeester en wethouders

De burgemeester

Toelichting Bibob beleidslijn gemeente Hoeksche Waard 2020

Toelichting op beleidslijn ter uitvoering van de Wet Bibob

Oplegnotitie Bibob-beleidslijn gemeente Hoeksche Waard 2020

Inleiding

Voor het samengaan van de vijf gemeenten in één gemeente Hoeksche Waard, had elke gemeente een eigen Bibob beleid. Bibob staat voor Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. In het kader van artikel 28 van de Wet Ahri moet bestaand beleid binnen twee jaar na de herindeling geharmoniseerd zijn anders vervalt dit beleid van rechtswege. Door alle gemeenten werd de Bibob slechts minimaal benut en in de uitvoering voornamelijk voor de horeca ingezet. Bij de harmonisatie is daarom meteen gekeken op welke punten het beleid aangescherpt kan worden ter bescherming van de integriteit van de gemeente. Met het oog op een veilige woon- en leefomgeving kan de Wet Bibob ondersteuning bieden om de niet integere ondernemers en instellingen zoveel mogelijk uit de gemeente te weren. Door het opstellen van een goed Bibob beleid draagt de gemeente actief bij aan het tegengaan van ondermijning. Het is een objectief meetinstrument om snel inzicht te krijgen in mogelijke intenties van een aanvrager.

Waarom zijn beleidsregels nodig?

Door het goed beschrijven van het Bibob beleid met behulp van meetbare kaders wordt willekeur voorkomen. Het beleid is daardoor transparant en aan iedereen uit te leggen. Naast wat expliciet wordt vastgelegd in het beleid, heeft de gemeente altijd de mogelijkheid om een Bibob toets uit te voeren als er signalen zijn dat de ondernemer niet integer is. Toetsing op basis van signalen en niet op basis van beleid moet wel expliciet gemotiveerd worden.

Bibob in relatie tot dienstverlening

Het uitbreiden van het Bibob beleid heeft impact op de informatie die aangeleverd moet worden door een ondernemer of instelling bij een aanvraag. Dit kan als vervelend worden ervaren in verband met extra administratieve lasten en extra tijd kosten. Aan de andere kant kan de uitvraag van deze gegevens ervoor zorgen dat ondernemers met verkeerde intenties bij deze gemeente geen onderneming op willen zetten.

Hoewel de besturingsfilosofie van de gemeente Hoeksche Waard onder andere uitgaat van 100% dienstverlenend, mag dit nooit ten koste gaan van de veiligheid in de gemeente. De integriteit en veiligheid van de gemeente moet te allen tijde voor gaan op de dienstverlenende filosofie. In dit geval is de dienstverlening gericht op de integere ondernemer door het creëren van een eerlijk speelveld. Het uiteindelijke doel van een Bibob beleid is het weren en ongewild faciliteren van criminele activiteiten uit de gemeente en op die wijze het ondersteunen bij het gevecht tegen ondermijning.

Artikelsgewijze toelichting bij de beleidslijn

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Algemeen informatie

De gemeente zal bij de procedure van het nemen van beschikkingen (of bij toetsing van de reeds verleende vergunning welke kan leiden tot intrekking daarvan) steeds onderzoeken of artikel 3 van de Wet Bibob van toepassing is. Artikel 3 bevat samengevat, de volgende elementen:

  • 1.

    Een bestuursorgaan kan op basis van de Wet Bibob een vergunning of subsidie weigeren of intrekken wanneer er sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor:

    • a.

      Het benutten van voordelen uit strafbare feiten

    • b.

      Het plegen van strafbare feiten

  • 2.

    Wanneer feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen:

Lid 1:

Exploitatie vergunning Algemeen Plaatselijke Verordening

Om grip te houden op de vergunninghouders wordt de geldigheid van een exploitatievergunning naar 5 jaar terug gebracht. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om de onderneming regelmatig te onderzoeken en op basis van de uitkomsten van een Bibob een nieuwe vergunning af te geven of te weigeren.

Bibob-toets bij vergunningen para commerciële instellingen

Wanneer er aanleiding is te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob of wanneer het OM gebruik maakt van de tipfunctie, zal alsnog een Bibob-toets worden toegepast.

Lid 2:

A.Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

Kaders staan beschreven in de beleidslijn. Verder geen toelichting noodzakelijk

B.Omgevingsvergunning voor de activiteit milieu

Sinds de inwerkingtreding van de Wabo zijn veel milieuvergunningen omgezet in “meldingen” en valt een deel van dit soort vergunningen tegenwoordig onder het bevoegde gezag van de provincie. Meldingen vallen buiten het bereik van de wet Bibob. Toch is het college van burgemeester en wethouders in een aantal gevallen nog steeds het bevoegde orgaan om op een milieuvergunning te beslissen. Voor die gevallen is het mogelijk om een Bibob-kader vast te stellen. Gedacht kan worden aan een omgevingsvergunningaanvraag Milieu in de:

  • i.

    De transportsector;

  • ii.

    De vuurwerkhandel;

  • iii.

    Herstelinrichtingen voor motorvoertuigen;

  • iv.

    Op- en overslagbedrijven;

  • v.

    Afvalbedrijven;

  • vi.

    Inrichtingen voor gebruik en/of opslag van wapens en munitie

Volstaan kan worden met een zogenaamd “kan” artikel. Dit staat dan ook als zodanig opgenomen.

C.Omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Deze vergunning ziet toe op het verwerken van afvalstoffen of het opbulken van (vervuilde) grond. Er zijn bedrijven in de Hoeksche Waard te vinden die over een dergelijke vergunning beschikken. De situatie in deze subregio is niet van dien aard dat het noodzakelijk is voor deze vergunningen standaard een Bibob-toets uit te voeren. Om in voorkomende gevallen toch over de mogelijkheid te beschikken een bedrijf nader te onderzoeken, wordt voorgesteld het “kan” artikel op te nemen.

Lid 3

Evenementenvergunning

In de Hoeksche Waard werd jaarlijks een vechtsportgala georganiseerd. Om een waterbedeffect te voorkomen (dat het evenement zich verplaatst en binnen onze gemeentegrenzen gehouden gaat worden) acht de gemeente het noodzakelijk vergunningaanvragen voor deze evenementen aan de hand van de Wet Bibob te laten toetsen. Aanleiding hiervoor zijn de risico’s op vervlechting tussen onder- en bovenwereld, maar zeker ook vanwege de incidenten die zich in het land hebben voorgedaan.

Lid 4

Bibob-toets bij vergunningen paracommerciële instellingen

Wanneer er aanleiding is te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob of wanneer het OM gebruik maakt van de tipfunctie, zal alsnog een Bibob-toets worden toegepast.

Artikel 2.1a Toepassing in bijzondere situatie bij aanvragen voor een beschikking genoemd in artikel 2.1

Op grond van artikel 11a van de wet Bibob kan een bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak in het geval waarin hij bevoegd is tot toepassing van de wet Bibob het Bureau Bibob vragen of over de betrokkene de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen. Indien dit het geval is, bericht het Bureau Bibob over het type beschikking, aanbesteding of vastgoedtransactie en ten behoeve van welk bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak het advies is uitgebracht dan wel de adviesaanvraag in behandeling is genomen. Ditzelfde geldt indien een adviesaanvraag door het Bureau Bibob in behandeling is genomen en de betrokkene tussentijds de aanvraag om beschikking heeft ingetrokken.

Indien een advies is uitgebracht, meldt het Bureau Bibob de conclusie van het advies.

Voor een verzoek op grond van artikel 11a wet Bibob dient er:

  • -

    sprake te zijn van een beschikking dan wel een aanvraag ter verkrijging van een beschikking die onder de reikwijdte van de Wet Bibob valt of een inschrijving voor een aanbesteding dan wel een gegunde aanbesteding.

in het geval van een vastgoedtransactie, een partij schriftelijk

  • -

    toestemming tot het indienen van een verzoek om een artikel 11a bericht te hebben gegeven aan de rechtspersoon met de overheidstaak.

Artikel 2.2Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Geen nadere informatie nodig

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

Dit betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet Bibob niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de wet Bibob twijfelt een subsidie te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken.

Bij de evaluatie van dit beleid wordt opnieuw gekeken naar de mogelijkheden bij het doen van een Bibob toets bij het verlenen van subsidies.

Artikel 3.1Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De vastgoedtransacties die onder de Wet Bibob vallen zijn afgebakend tot de rechtshandelingen, waarbij de rechtspersoon met een overheidstaak partij is. Er is aangesloten bij het juridische begrip “onroerende zaak” uit het Burgerlijk Wetboek. Dit omvat grond en de gebouwen op de grond.

In de Wet Bibob wordt een vastgoedtransactie als volgt omschreven:

Een overeenkomst/rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

  • het verwerven, vervreemden, vestigen of wijzigen van een eigendomsrecht of zakelijk recht m.b.t. onroerende zaak;

  • huur of verhuur;

  • het verlenen of verkrijgen van een gebruiksrecht;

  • de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

Het kan dan gaan over:

  • erfpacht;

  • natuuraankopen;

  • verplaatsing bedrijven;

  • stimulering woningbouw;

  • gebiedsontwikkeling;

  • huur/verhuur en koop/verkoop vastgoed.

Deze uitbreiding van de reikwijdte van de Wet Bibob stelt gemeenten in staat om, voordat een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, de transactie te toetsen op:

  • a.

    de mate van gevaar dat een vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten,

  • b.

    de mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd of

  • c.

    de ernst van de feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd.

Indien een vastgoedtransactie al heeft plaatsgevonden, kan alleen advies worden gevraagd bij het Bureau Bibob in het geval dat bij een vastgoedtransactie is bedongen dat de overeenkomst kan worden opgeschort of ontbonden dan wel de rechtshandeling kan worden beëindigd indien één van de situaties zich voordoet, zoals benoemd in artikel 9 lid 3 van de Wet Bibob, alvorens zich op die opschortende of ontbindende voorwaarde te beroepen. Het betreft hier de mogelijke situaties, zoals hiervoor onder a, b en c genoemd.

Indien overige gronden, zoals beschreven in het Snippergroenbeleid, worden verkocht aan bedrijven voor meer dan € 25.000,00 dient er een Bibob toets uitgevoerd te worden.

Voor verkoop kavels op het bedrijventerrein, waar sprake van grote bedragen boven de € 200.000,00 wordt altijd gekeken of een Bibob toets uitgevoerd moet worden.

Voor verkoop van bedrijfskavels bij Heinenoord is een bijzondere constructie. Deze is juridisch gezien losgekoppeld van de gemeente. Hierdoor kan de gemeente officieel geen eis stellen met betrekking tot de Bibob. Met de beheerder voor verkoop van deze kavels is afgesproken dat bij verkoop al aan wordt gegeven dat voor bouw of ontwikkeling van de kavel de gemeente een Bibob toets kan afnemen in het kader van bijvoorbeeld omgevingsvergunning bouw. Hierdoor wordt ingebed dat een koper vooraf weet dat ontwikkelingen afhankelijk zijn van het positief doorlopen van de Bibob-procedure. Het is daardoor vooraf bekend dat het aankopen van de grond geen garantie is voor bouwen of ontwikkelen op de grond.

Artikel 3.2Toepassingsbereik bij aanbestedingen

Sinds 1 augustus 2020 gaat het hier om alle soorten overheidsopdrachten, tot 1 augustus 2020 was dit enkel ICT, Bouw en Milieu. Anders dan bij beschikkingen gaat het hierbij niet om het toepassen van weigeringsgronden op grond van de Wet Bibob. De Wet Bibob geeft geen weigeringsgronden voor het niet gunnen van een overheidsopdracht, maar het toetsingskader van artikel 3 van de Wet Bibob (waaronder het advies van het Bureau Bibob) kan gebruikt worden ter versterking van één of meer van de reguliere uitsluitingsgronden binnen het gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria.

Toetsing aan de Wet Bibob kan voorafgaand aan de beslissing inzake de gunning. Indien al een overeenkomst is afgesloten, kan de gemeente advies vragen bij het Bureau Bibob. Aan het Bureau Bibob kan alleen advies worden gevraagd indien:

  • -

    de gemeente bij de overeenkomst heeft bedongen dat de overeenkomst ontbonden wordt, indien zich één van de situaties, als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de Wet Bibob (uitsluitingsgronden), voordoet alvorens zich op die ontbindende voorwaarde te beroepen;

  • -

    ten aanzien van een onderaannemer, uitsluitend met het oog op diens acceptatie als zodanig, indien de gemeente in het bestek als voorwaarde heeft gesteld dat onderaannemers niet zonder toestemming van die rechtspersoon worden gecontracteerd en in het kader van die voorwaarde zich het recht heeft voorbehouden aan het Bureau advies te vragen.

Het Bureau Bibob kan de gemeente adviseren of er sprake is van feiten en omstandigheden, waarbij een uitsluitingsgrond van toepassing is.

De uitsluitingsgronden zijn benoemd in de Aanbestedingswet (2013). De Aanbestedingswet kent verplichte en facultatieve uitsluitingsgronden. Aan de verplichte uitsluitingsgronden kan direct worden getoetst. Indien de gemeente de facultatieve uitsluitingsgronden als toetsingskader wil hanteren om een overeenkomst te kunnen ontbinden, dient dit in de aanbestedingsstukken te worden aangegeven.

Paragraaf 4: Uitvoering en paragraaf 5 conform Bibob-beleidslijn gemeente Hoeksche Waard 2020


Noot
1

Semi-overheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die “dicht tegen de overheid aan zitten”. Kenmerken van semi-overheid zijn dat er sprake is van:

a. Wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en

b. Een (flinke) publieke financiering.

Noot
2

In de Aanbestedingswet 2013 is de mogelijkheid van een integriteitsverklaring van een gegadigde opgenomen. Deze eigen integriteitsverklaring zal als zodanig onderdeel worden van het aanbestedingsbeleid van de gemeente Hoeksche Waard. Dit zal het uitvoeren van een eigen onderzoek bij aanbesteden in veruit de meeste gevallen overbodig maken.