Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent schulddienstverlening (Beleidsregels Schulddienstverlening Hoeksche Waard 2021)

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent schulddienstverlening (Beleidsregels Schulddienstverlening Hoeksche Waard 2021)

Het college van de gemeente Hoeksche Waard;

gelet op artikel 3, 4,6 en 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs);

gelet op de Algemene wet bestuursrecht.

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, artikel 4:81:

overwegende dat het vast stellen van beleidsregels bijdraagt aan uniformiteit daar waar het kan en maatwerk daar waar nodig.

Besluit vast te stellen de navolgende:

Beleidsregels Schulddienstverlening Hoeksche Waard 2021.

Artikel 1 - Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard;

    • b.

      inwoner: ingezetene die op grond van de Wet Basisregistratie Personen bij de gemeente Hoeksche Waard is ingeschreven;

    • c.

      schulddienstverlening: het aanbieden van ondersteuning aan mensen die schulden hebben of dreigen te krijgen. Dienstverlening is gericht op afbetaling of het hanteerbaar maken van schulden, zodat inwoner financiële zelfredzaam kan blijven of worden;

    • d.

      NVVK: branchevereniging voor schuldhulpverlening, sociaal bankieren en bewindvoering.

    • e.

      cliënt: de inwoner die zich bevindt in een schuldensituatie of die zich tot het college heeft gewend voor schulddienstverlening;

    • f.

      ondernemer: een (natuurlijk) persoon die voor eigen rekening en verantwoording een onderneming voert en persoonlijk aansprakelijk is voor zijn schulden.

    • g.

      crisissituaties: aanzegging tot woningontruiming; aankondiging afsluiting van gas, water of energie; royement van basisverzekering ziektekosten;

    • h.

      stabilisatie; het maximaliseren en in evenwicht brengen en houden van inkomsten en het minimaliseren en in evenwicht brengen van de uitgaven van de cliënt.

    • i.

      schuldpreventie: een mix van maatregelen, activiteiten en voorzieningen die erop gericht zijn dat inwoners financieel vaardig worden en zich zo gedragen dat zij hun financiën op orde houden;

    • j.

      nazorg: een mix van maatregelen, activiteiten en voorzieningen die erop gericht zijn om, na afloop van een succesvol afgerond traject gericht op beheersbare schulden, traject schuldbemiddeling of Wsnp-traject, herhaling van financiële problemen te voorkomen;

    • k.

      flankerende hulp: is alle hulp die ingezet moet worden om te komen tot een duurzame oplossing van de financiële problemen, bijvoorbeeld psychologische zorg, verslavingszorg, maatschappelijk werk, beschermingsbewind. Ook de ondersteuning op thuisadministratie wordt gezien als flankerende hulp.

    • l.

      recidivist: de cliënt die binnen een bepaalde periode na beëindiging van het traject, opnieuw een beroep doet op de schulddienstverlening;

    • m.

      onregelbare cliënt: een persoon die zich stelselmatig niet aan de afspraken houdt of kan houden en/of niet gemotiveerd is;

    • n.

      onregelbare schuldensituatie: een schuldensituatie waar schulden zijn die niet in aanmerking komen voor een schuldregeling of waarbij het door juridische procedures nog jaren kan duren voordat de hoogte van de schuld duidelijk is.

Artikel 2. -Doelgroep gemeentelijke schulddienstverlening

  • 1. Alle inwoners van de gemeente Hoeksche Waard van 18 jaar en ouder en de personen die in detentie verblijven en voorafgaand aan detentie inwoners waren kunnen zich tot het college wenden voor schulddienstverlening. Onder alle inwoners vallen ook ondernemers die schulden hebben in relatie met hun onderneming.

  • 2. Bij ondernemers kan een onderzoek naar de levensvatbaarheid van het bedrijf in het kader van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) een voorwaarde zijn.

Artikel 3. -Wachttijd en doorlooptijden

Wettelijk is geregeld dat de wachttijd tussen aanmelding en een eerste gesprek maximaal vier weken mag duren. De doorlooptijden van de fases van schuldregeling zijn vastgelegd in de gedragscodes van de NVVK en deze worden opgevolgd.

  • 1.

    Het college streeft naar een termijn tussen aanmelding en aanmeldgesprek van maximaal 3 weken. Ingeval van bedreigende schulden streeft het college ernaar dat binnen drie werkdagen het eerste crisisinterventiegesprek plaatsvindt, en waar mogelijk binnen 24 uur.

  • 2.

    De doorlooptijd om te komen tot een beschikking voor toelating of weigering is vastgelegd in de “Verordening beschikkingstermijn schulddienstverlening Hoeksche Waard 2021” en vastgesteld op maximaal acht weken. Korter kan en mag, maar verlengen is in principe niet toegestaan. De afhandeling kan wel uitgesteld worden wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden, die gelegen zijn bij de cliënt. De cliënt ontvangt dan een brief waar medegedeeld wordt dat de afhandelingstermijn uitgesteld wordt (hersteltermijn) en de reden(en) waarom het uitgesteld wordt. Let wel het plan van aanpak schuldbemiddelingstraject wordt altijd bijgevoegd bij de beschikking.

Artikel 4. -Aanbod schulddienstverlening en de vorm van ondersteuning

  • 1. Het college verleent aan de cliënt schulddienstverlening als het college schulddienstverlening noodzakelijk acht. Als de noodzaak niet aanwezig is, kan het college de aanvraag afwijzen.

  • 2. Het college maakt zijn besluit van toekenning of weigering, zo snel mogelijk bekend aan de cliënt. Op grond van de Verordening beschikkingstermijn schulddienstverlening gemeente Hoeksche Waard 2021, doet hij dit in ieder geval binnen acht weken na aanmelding. De afgegeven beschikking bevat in ieder geval, het besluit van weigering of toelating inclusief plan van aanpak conform artikel 4a Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 3. Het schulddienstverleningstraject bestaat uit 4 fases:

    Fase 1: Aanmelding- Intake

    Deze fase is gericht op het stellen van een brede diagnose en resulteert in een besluit van het college tot het doen van een aanbod schulddienstverlening dan wel tot een weigering daarvan.

    Fase 2: Stabilisatie

    Deze fase is gericht op het creëren van een stabiele situatie. Zoals het maximaliseren en in evenwicht brengen en houden van inkomsten en het minimaliseren en in evenwicht brengen van de uitgaven van de cliënt of andere zaken die nodig zijn om een schuldbemiddeling te kunnen starten. Daarnaast wordt er gewerkt aan het oplossen van de oorzaak die geleid heeft tot de schuldensituatie. Ingezet kan worden een vorm van budgetbeheer, flankerende hulp waaronder beschermingsbewind, thuisadministratie, psychosociale zorg etc.

    Fase 3: schuldbemiddeling

    Deze fase is gericht op het schuldenvrij maken van de cliënt. Dit traject wordt gestart als de situatie van de cliënt “stabiel” is.

    Fase 4: nazorg

    Deze fase is gericht op het voorkomen van terugval na een succesvol afgesloten traject gericht op beheersbare schulden, traject minnelijke schuldbemiddeling of wettelijke schuldbemiddeling Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen).

  • 4. Het productaanbod schulddienstverlening dat het college toekent, is van meerdere factoren afhankelijk en kan dus per situatie verschillen. De factoren die een rol kunnen spelen zijn:

    • a.

      aard, zwaarte en/of omvang van de schulden;

    • b.

      psychosociale situatie of verslavingsproblematiek;

    • c.

      houding en gedrag van cliënt (motivatie);

    • d.

      de financiële vaardigheden van de cliënt en de mate van leerbaarheid;

    • e.

      hoogte en/of omvang van het inkomen

    • f.

      een eventueel eerder gebruik van schulddienstverlening;

    • g.

      de aanwezigheid van openstaande fraudevorderingen.

  • 5. Het aanbod is altijd maatwerk gericht. Het schulddienstverleningstraject kan bestaan uit één of meerdere van de volgende producten:

    • a.

      Crisisinterventie;

    • b.

      Informatie- en adviesgesprek;

    • c.

      Budgetadvies

    • d.

      Stabilisatie;

    • e.

      Budgetbeheer;

    • f.

      Doorverwijzing naar flankerende hulp;

    • g.

      Duurzame financiële dienstverlening;

    • h.

      Minnelijke schuldregeling of betalingsregeling;

    • i.

      Wsnp-verklaring

    • j.

      Preventie;

    • k.

      Nazorg.

Artikel 5. -Verplichtingen

Voor de cliënt gelden de volgende verplichtingen:

  • 1.

    De cliënt doet direct uit eigen beweging of op verzoek van het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de schulddienstverlening, o.a. wijzigingen in persoonlijke- of financiële situatie, etc.

  • 2.

    De cliënt is verplicht alle medewerking te verlenen, die redelijkerwijs nodig is voor het slagen van de schulddienstverlening. De medewerking bestaat onder andere uit:

    • a.

      het nakomen van afspraken;

    • b.

      geen nieuwe schulden aangaan;

    • c.

      het zich houden aan de bepalingen van de schuldregelingsovereenkomst.

Als de cliënt onvoldoende zelfredzaam is om de verplichtingen na te komen, dan wordt hem hierin begeleiding aangeboden, door het inzetten van flankerende hulp.

Artikel 6. -Beëindiging schulddienstverlening en hersteltermijn

Als de cliënt niet of in onvoldoende mate de verplichtingen nakomt, zoals bedoeld in artikel 5, kan het college besluiten om de schulddienstverlening te beëindigen.

  • 1.

    Voordat tot beëindiging wordt besloten, wordt beoordeeld of cliënt in staat is zijn verplichtingen na te komen en/of de inzet van flankerende hulp kan bijdragen aan het nakomen van de verplichtingen.

  • 2.

    Voordat tot beëindiging wordt besloten, wordt de cliënt een redelijke termijn (hersteltermijn van minimaal 10 werkdagen) geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.

  • 3.

    Als de cliënt tijdens het schulddienstverleningstraject verhuist naar een andere gemeente en daardoor niet langer tot de doelgroep behoort, handelt het college als volgt:

    • a.

      in principe wordt het traject overgedragen aan de gemeente waar de inwoner naartoe verhuist;

    • b.

      als er een akkoord is op een minnelijk traject en het naar het oordeel van het college, in afstemming met het college van de nieuwe gemeente, uit praktisch oogpunt wenselijk is, kan de minnelijke schuldbemiddelingsregeling in behandeling blijven bij het college.

Artikel 7. -Beëindiging- en weigeringsgronden schulddienstverlening

Met uitzondering van het geven van informatie, advies en/of doorverwijzing, kan het college, naast de wettelijk mogelijkheden, besluiten tot weigeren of beëindigen van de schulddienstverlening als:

  • 1.

    de cliënt niet (langer) tot de doelgroep behoort, behoudens artikel 6 lid 3b;

  • 2.

    de cliënt zijn medewerking en/of verplichtingen niet nakomt of niet wil nakomen;

  • 3.

    de cliënt over voldoende inkomsten beschikt of kan beschikken om zijn schulden af te lossen;

  • 4.

    er sprake is van onregelbare cliënt;

  • 5.

    er sprake is van een onregelbaar schuldenpakket;

  • 6.

    de totale schuldsituatie niet is vast te stellen;

  • 7.

    de hoogte van de afloscapaciteit niet is vast te stellen;

  • 8.

    de cliënt zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet wil gebruiken voor de aflossing van schulden;

  • 9.

    achteraf blijkt dat schulddienstverlening aan de cliënt is toegekend op grond van onjuiste gegevens, terwijl als deze gegevens op het moment van de besluitvorming bekend waren geweest bij het college, er een ander besluit zou zijn genomen;

  • 10.

    de cliënt zich ten opzichte van een van onze medewerker misdraagt.

  • 11.

    de cliënt in staat is om zijn schulden zelf te regelen of in staat is de schulden zelfstandig te beheren;

  • 12.

    de geboden dienstverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de cliënt, niet (langer) passend is;

  • 13.

    de cliënt hier nadrukkelijk om verzoekt;

  • 14.

    de schulddienstverlening door het college niet langer noodzakelijk wordt geacht;

  • 15.

    het traject succesvol is afgerond;

  • 16.

    de cliënt komt te overlijden, de schuldregeling eindigt dan van rechtswege.

Artikel 8. -Weigering schuldbemiddeling bij recidive

De inwoner die zich opnieuw meldt voor schulddienstverlening, krijgt in principe altijd een aanbod van informatie, advies en/of doorverwijzing naar flankerende hulp. Voor deze inwoners is schuldbemiddeling met een schuldenvrij einddoel vaak (nog) niet mogelijk. De reden hiervoor ligt vooral in de gedragingen van een vorige aanmelding en of het tijdpad en van het schuldbemiddelingstraject. Bij een herhaalde aanvraag willen schuldeisers, binnen een bepaalde tijdsduur, vaak niet meewerken aan het tot stand brengen van een Minnelijke schuldregeling, ook een herhaalde toelating tot WSNP is tijdsafhankelijk.

  • 1.

    Een aanvraag tot schulddienstverlening kan bij recidive worden geweigerd, als:

    • 1.

      Cliënt minder dan 6 maanden voorafgaand aan de dag waarop een aanvraag is ingediend, door zijn toedoen of nalaten de schulddienstverlening tijdens de stabilisatiefase is beëindigd.

    • 2.

      Cliënt minder dan 1 jaar voorafgaand aan de dag waarop een aanvraag is ingediend, door zijn toedoen of nalaten niet is toegelaten tot een minnelijk traject voor schulddienstverlening.

    • 3.

      Cliënt minder dan 5 jaar voorafgaand aan de dag waarop een aanvraag is ingediend:

      • a.

        een volledig wettelijk traject (Wsnp) of een minnelijk traject succesvol heeft doorlopen;

      • b.

        een wettelijk of minnelijk traject heeft doorlopen maar dat voortijdig is beëindigd wegens het niet nakomen van de verplichtingen zoals genoemd in de schuldregelingsovereenkomst of algemene voorwaarden schuldbemiddeling.

      • c.

        een saneringskrediet is verstrekt.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in lid 1 kan het college wel een aanbod schulddienstverlening doen, indien er sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden, of dat iedere vorm van verwijtbaarheid bij de beëindiging of weigering ontbrak, of als de cliënt in een acute noodsituatie verkeert.

Artikel 9. -Hardheidsclausule en bijzondere omstandigheden

Het college handelt overeenkomstig deze beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 10. -Inwerkingtreding en citeerartikel

Deze beleidsregels treden in werking, na publicatie, met ingang van 1 januari 2021.

  • 1.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregels Schulddienstverlening Hoeksche Waard 2021“.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard, d.d. 3 november 2020

De secretaris

de burgemeester

Toelichting Beleidsregels Schulddienstverlening Hoeksche Waard 2021.

Inleiding

Op 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (hierna: Wgs) in werking getreden. Deze kaderwet biedt een model voor de vormgeving en de invulling door gemeenten van hun beleid met betrekking tot schulddienstverlening. De Tweede kamer heeft op 10 maart 2020 wetswijzigingen op deze wet aangenomen. Deze wijzigingen zullen ingaan vanaf 1 januari 2021. De wijzigingen betreffen in hoofdlijnen: wettelijk geregeld het uitwisselen van persoonsgegevens voor vroegsignalering; gemeenten zijn verplicht vorm te geven aan vroegsignalering en de signalen binnen vier weken op te volgen; aan het afgeven van een beschikking tot toelating schulddienstverlening moet binnen 8 weken na aanmelding plaats vinden: de wet spreekt niet meer van verzoeker maar van cliënt, omdat bij vroegsignalering er geen sprake is van een persoon die zich tot het college heeft gewend, maar het college went zich tot de cliënt. Deze wijzigingen zijn opgenomen in het Beleidsplan integrale schulddienstverlening Hoeksche Waard 2021-2024 (hierna: Beleidsplan).

Deze beleidsregels zijn een verdere concretisering van het Beleidsplan. De inwoner weet hierdoor wat hij/zij van de gemeente kan verwachten en wat de gemeente van hem/haar verwacht. In deze beleidsregels is beschreven, de toegang of weigering, het aanbod, de verplichtingen en de grondslag voor beëindiging van de dienstverlening.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat definities van verschillende begrippen, in aanvulling op artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Artikel 2 Doelgroep gemeentelijke schulddienstverlening

Schulddienstverlening staat open voor alle inwoners van 18 jaar en ouder van de gemeente Hoeksche Waard. Hieronder vallen ook ondernemers. Tevens wordt aangemerkt als inwoner de in detentie verblijven voormalige inwoner van de Hoeksche Waard.

Artikel 3 Wachttijd en doorlooptijden

Het eerste gesprek vindt zo spoedig mogelijk plaats na aanmelding. Wettelijk moet dit binnen vier weken. Wij streven naar maximaal drie weken. Tijdens de aanmeldfase wordt de schuldensituatie in beeld gebracht en wordt zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen 8 weken een besluit genomen over toelating of weigering voor schulddienstverlening.

Voor de doorlooptijden van het traject schuldregeling sluiten wij aan op de richtlijnen vastgelegd in de gedragscode van de NVVK.

De richtlijnen NVVK zijn:

  • Looptijd schuldregeling maximaal 36 maanden.

  • Looptijd van ingangsdatum schuldregelingsovereenkomst tot een minnelijk akkoord (schuldregeling) 120 dagen.

  • Voor ondernemers geldt een looptijd van ingangsdatum schuldregelingsovereenkomst tot een minnelijk akkoord (schuldregeling) maximaal 6 maanden

  • Voor ondernemers geldt een looptijd schuldregeling in principe 36 maanden, beargumenteerd kan dit maximaal 60 maanden zijn.

Artikel 4 Aanbod schulddienstverlening

Als schulddienstverlening noodzakelijk is, wordt de cliënt tot deze vorm van dienstverlening toegelaten. Het uitgangspunt is in principe zelfredzaamheid, eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Dit betekent niet dat er geen sprake kan zijn van het – al dan niet tijdelijk – ‘ontzorgen’ van de cliënt.

Er wordt bij elke aanvraag een individuele afweging gemaakt. Er zijn geen algemene c.q. categoriale uitsluitingsgronden. Op deze manier wordt de ondersteuning toegespitst op de mogelijkheden van de cliënt en staat de hulpvraag centraal. Of een aanbod schulddienstverlening wordt gedaan en welk product of combinatie van producten wordt ingezet, hangt af van de situatie van de cliënt, de doelstelling van de schulddienstverlening en de voorwaarden van het betreffende product. De inzet van producten kan per situatie verschillen. Er worden in artikel 3 enkele factoren genoemd die bepalen in welke mate de gemeente één of meerdere producten schulddienstverlening aanbiedt. Voor een deel is dit een nadere invulling van het begrip ‘regelbare schuld’ en ‘regelbare cliënt’. Afhankelijk van de persoonlijke situatie wordt maatwerk geboden en voor de cliënt geschikte dienstverlening ingezet. Ook is het mogelijk om de cliënt door te verwijzen naar flankerende hulp zoals budgetcoaching, beschermingsbewind, psychosociale-, psychiatrische hulp als blijkt dat hij door gedrags- of psychische problematiek niet in staat is zijn persoonlijke of financiële situatie stabiel te houden

  • a.

    Crisisinterventie: afwenden van een crisissituatie door gebruik te maken van bijvoorbeeld convenanten, uitstel van betaling te vragen of een betalingsregeling te treffen met de desbetreffende schuldeiser. Onder crisissituaties wordt verstaan: gedwongen woningontruiming en/of de beëindiging van de levering van gas, elektriciteit en water of het royement van de zorgverzekering. Een crisissituatie wordt binnen 3 werkdagen in behandeling genomen.

  • b.

    Informatie- en adviesgesprek: het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt besproken en de mogelijkheden om tot een oplossing te komen van de schuldsituatie. De cliënt kan vervolgens besluiten tot het voortzetten of het intrekken van zijn aanvraag.

  • c.

    Budgetadvies: advies over het zelfstandig bereiken van duurzaam financieel evenwicht zonder gebruik te maken van de producten stabilisatie, betalingsregeling, schuldregeling, budgetbeheer of budgetcoaching.

  • d.

    Stabilisatie: in een periode van maximaal 4 maanden, indien noodzakelijk mag deze periode verlengd worden naar 8 maanden, krijgt de cliënt de gelegenheid en eventueel noodzakelijke ondersteuning om zijn/haar (financiële) situatie stabiel te krijgen. Is de situatie stabiel dan kan er een schuldregelingstraject gestart worden.

  • e.

    Budgetbeheer/Inkomensbeheer: het tijdens of in aanloop naar een schuldregeling verrichten van activiteiten in het belang van het beheren van het inkomen van de cliënt en het verrichten van betalingen in overeenstemming met het vastgestelde budgetplan.

  • f.

    Flankerende hulp: tijdens of in aanloop van een schuldregeling wordt aan een persoon, die niet in staat is, door gedragsproblematiek, psychische problematiek , zijn financiën te beheren, hulp aangeboden in de vorm van beschermingsbewind, budgetbeheer of budgetcoaching.

  • g.

    Duurzame financiële dienstverlening: het in evenwicht brengen en houden van inkomsten en uitgaven van de cliënt. Voor deze cliënt is vastgesteld dat het bestaande schuldprobleem door, in of bij die persoon gelegen, omstandigheden nog niet duurzaam opgelost kan worden.

  • h.

    Minnelijke schuldregeling of betalingsregeling: bemiddeling tussen de cliënt en zijn schuldeisers om problematische schulden, volgens de richtlijnen van de Gedragscode Schuldregeling NVVK, aan te pakken. Bij betalingsregeling wordt de vordering(en) volledig binnen de vastgestelde termijn terugbetaald. Bij minnelijke regeling zal de cliënt gedurende 36 maanden, op basis van zijn aflossingscapaciteit, zijn vordering(en) aflossen en het resterend bedrag van de vordering(en) wordt dan na 36 maanden kwijtgescholden.

  • i.

    WSNP-verklaring: als het niet gelukt is om tot een minnelijke schuldregeling te komen, dan kan de cliënt aan het college verzoeken om voor hem een verzoek (verklaring ex art. 285 Fw lid f) voor een wettelijk traject in te dienen bij de rechtbank. Het college is verplicht dit uit te voeren.

  • j.

    Preventie: een mix van maatregelen, activiteiten en voorzieningen die erop gericht zijn dat inwoners financieel vaardig worden en zich zo gedragen dat zij hun financiën op orde houden.

  • k.

    Nazorg: na afronding van het schuldentraject wordt de persoon ondersteuning, in de vorm van budgetcoaching, aangeboden om financieel zelfredzaam te worden of te blijven. Dit traject bestaat uit een aantal contactmomenten in één jaar na afronding van de schuldregeling.

Artikel 5 Verplichtingen

In dit artikel wordt de eigen verantwoordelijkheid en medewerking van de cliënt vooropgesteld. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van cliënt om op tijd de relevante informatie te geven, medewerking te verlenen en zich in te spannen om inkomsten en uitgaven in evenwicht te brengen en te houden. Dit geldt zowel in de fase van de aanvraag als tijdens de looptijd van een traject. Een aangeboden traject kan alleen succesvol zijn bij volledige inzet van de cliënt. Aan de cliënt die door omstandigheden de verplichtingen nog niet kan nakomen, wordt ondersteuning geboden.

Wat betreft de verplichting tot medewerking is in lid 2 een aantal verplichtingen benoemd. Dit is geen limitatieve opsomming. De medewerking bestaat in ieder geval uit:

  • het nakomen van afspraken,

  • geen nieuwe schulden aangaan, en

  • het zich houden aan de bepalingen van de schuldregelingsovereenkomst.

Bij het nakomen van afspraken, kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de opgelegde verplichting de auto te verkopen. Deze verplichting wordt aan een schuldregeling verbonden als de auto een geldwaarde vertegenwoordigd, of wegens het feit dat dat het hebben van een auto de kans op nieuwe schulden vergroot (denk aan: verkeersboetes, noodzakelijke reparaties en dergelijke). Uiteraard wordt bij het opleggen van de verplichting tot verkoop van de auto een uitzondering gemaakt, als de auto noodzakelijk is vanwege medische redenen of als de auto noodzakelijk is voor het verwerven van inkomsten. Hierbij worden de criteria uit het vtlb-rapport gevolgd dat samengesteld is door de rechtbanken en Bureau Wsnp. Voor berekening van het vtlb wordt Recofa-methode gebruikt. De Rechters-commissaris in faillissementen-methode (Recofa) is de methode die het bedrag (VTLB) berekent dat iemand met schulden nodig heeft voor levensonderhoud en vaste lasten. De rest (de afloscapaciteit) moet iemand drie jaar lang inzetten voor het afbetalen van schulden.

Het aangaan van nieuwe schulden is niet toegestaan, omdat het de minnelijke schuldregeling doorkruist. Als er sprake is van een nieuwe schuld wordt onderzocht of de nieuwe schuld op andere wijze kan worden ingelost. Is dat niet het geval, dan kan dit de reden zijn om de schulddienstverlening te beëindigen.

Artikel 6 -Beëindigen

Dit artikel geeft aan dat het college kan besluiten een aanvraag schulddienstverlening te weigeren of te beëindigen.

Artikel 7 -Beëindiging- en weigeringsgronden -

In dit artikel wordt beschreven wanneer de gemeentelijke schulddienstverlening kan worden geweigerd of beëindigd. Er wordt wel altijd informatie, advies gegeven of er vindt een doorverwijzing plaats.

  • 1.

    De cliënt geen inwoner (meer) is van de Hoeksche Waard.

  • 2.

    De cliënt weigert zijn medewerking of verplichtingen verbonden aan de schulddienstverlening na te komen of komt deze niet na. Er wordt van de cliënt volledige bereidheid en medewerking verwacht om het schuldentraject te doen slagen.

  • 3.

    De cliënt heeft voldoende vermogen of inkomen en kan zelfstandig zijn schulden volledig aflossen. Er is dan geen sprake van problematische schulden.

  • 4.

    De cliënt door zijn of haar gedrag niet bemiddelbaar is. Bijvoorbeeld als er sprake is van verslaving- of psychosociale- of psychiatrische problematiek. Is er sprake van verslaving- of psychosociale problematiek dan moet eerst deze onderliggende problematiek worden aangepakt, o.a. doorverwijzing naar flankerende hulp, en als de problematiek opgelost of onder controle is kan er opnieuw een aanvraag worden ingediend.

  • 5.

    De cliënt schulden heeft die niet saneerbaar zijn.

    Dit zijn schulden die op grond van wet en regelgeving niet saneer-, of bemiddelbaar zijn, o.a. bepaalde boetes 1 bij het Centraal Incassobureau (Cjib) en schulden die zijn ontstaan door opzettelijke of ernstig verwijtbare fraude.

    Is er sprake van een niet saneerbare schuld dan dient in ieder geval overwogen te worden of een minnelijke schuldregeling zonder schone lei (kwijtschelding), voor de niet saneerbare schulden, mogelijk is. Let op alle schuldeisers moeten hiervan in kennis worden gesteld, zodat zij een overwogen keuze kunnen maken bij het wel of niet akkoord gaan met het aanbod Minnelijke schuldregeling. Behoort de minnelijke regeling niet tot de mogelijkheid dan moet eerst de niet saneerbare vorderingen worden opgelost. Hiervoor kan worden doorverwezen naar flankerende hulp. Dit geldt ook voor vorderingen die door de cliënt wordt betwist.

    Het uitgangspunt voor toelating tot Wsnp is dat de schulden “te goeder trouw” 2 zijn ontstaan, niet saneerbare vorderingen zijn in principe niet te goeder trouw ontstaan (artikel 288, van de Faillissementswet)

    Als de problematiek, van niet saneerbare- of betwiste vorderingen, opgelost of onder controle is kan er opnieuw een aanvraag worden ingediend.

  • 6.

    Een voorstel tot schuldbemiddeling kan aan de schuldeisers worden gedaan als de persoonlijke en financiële situatie stabiel is en de schulden vastgesteld zijn. Als hierin nog veranderingen zijn te verwachten omdat de cliënt het niet eens is met een opgelegde vordering of doordat nieuwe schulden te verwachten zijn, is het niet mogelijk te bemiddelen tussen schuldeisers en cliënt.

  • 7.

    De hoogte van de afloscapaciteit is niet vast te stellen als bijvoorbeeld sprake is van inkomsten onder het bijstandsniveau of omdat het vermogen niet is vast te stellen.

  • 8.

    Van de cliënt wordt volledige bereidheid en medewerking verwacht om zijn aflossingscapaciteit beschikbaar te stellen voor zijn schuldeisers.

  • 9.

    Het kan voorkomen dat de cliënt is toegelaten tot de schulddienstverlening op basis van onjuiste of onvolledige gegevens. Aan de hand van de juiste gegevens moet worden nagegaan of het bestaande aanbod terecht is gedaan. Als dit niet het geval is, kan het traject schulddienstverlening door het college worden beëindigd. Hierbij wordt rekening gehouden met de mate waarin dit met opzet of door grove nalatigheid is gedaan.

  • 10.

    Cliënten worden met respect behandeld en de medewerker schulddienstverlening wordt in staat gesteld taken naar behoren uit te voeren. Iedere vorm van agressie die normale boosheid of teleurstelling overstijgt, wordt niet geaccepteerd. Als een cliënt zich schuldig maakt aan enige vorm van agressie, wordt hem/haar een gepaste maatregel opgelegd, dit kan leiden tot beëindiging.

  • 11.

    Als de cliënt in staat is zelf een oplossing te vinden voor de schulden, (bijvoorbeeld door meer te gaan werken zodat er voldoende inkomen is, omdat hij in persoonlijke sfeer financiële hulp heeft gevraagd) of dat er geen sprake is van een problematische schuld, dan kan de aanvraag voor schulddienstverlening worden beëindigd dan wel worden geweigerd.

  • 12.

    De dienstverlening kan worden beëindigd als de noodzaak niet langer aanwezig is. Een voorbeeld is het ontvangen van een erfenis, het winnen van een grote geldprijs of loterij door de cliënt.

  • 13.

    De cliënt geen hulp meer wenst.

  • 14.

    Het college het niet noodzakelijk acht dat er hulp wordt verleend.

  • 15.

    Het schulddienstverleningstraject is positief afgerond. De cliënt kan zijn schuldensituatie zelfstandig oplossen (bijvoorbeeld betalingsregelingen) of heeft zijn schulden afgelost.

  • 16.

    Van rechtswege eindigt het traject als cliënt is overleden.

Voordat het besluit tot weigering of beëindiging wordt genomen, wordt de cliënt –als er sprake is van een niet nakoming van afspraken door de cliënt zelf - een hersteltermijn gegeven. Als de cliënt de afspraken niet nakomt binnen de afgesproken hersteltermijn, wordt de schulddienstverlening geweigerd of beëindigd. Voordat een negatieve beschikking wordt verzonden, wordt de cliënt vooraf, telefonisch, in kennis gesteld. Aandacht is er voor de cliënt die door omstandigheden zijn verplichtingen niet na kan komen. Voor hem/haar is de inzet van flankerende hulp nodig. Mocht de flankerende hulp door cliënt geweigerd worden, dan wordt de schulddienstverlening beëindigd en wordt de cliënt gemeld bij het lokaal zorgnetwerk. Als de cliënt al dan niet door de inzet van het lokaal zorgnetwerk alsnog na beëindiging de afspraken kan nakomen, dan kan hij zich opnieuw melden zonder dat de uitsluitingstermijn van toepassing is

Bij weigering van een aanvraag of beëindiging van een traject kan nog gericht specifieke dienstverlening ingezet worden, bijvoorbeeld door het aanbieden van een informatie of adviesgesprek. Ook kan er een verwijzing naar andere hulpverlenende instanties worden gedaan.

Artikel 8 -Weigering bij recidive

Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid, wordt een grens gesteld aan het kunnen doen van hernieuwde aanvragen voor schuldbemiddeling. Gedragingen van cliënt en eerdere deelname aan een schuldbemiddelingstraject zijn van invloed op het toelaten dan wel weigeren van de aanvraag.

Een herhaalde aanvraag schulddienstverlening, binnen een bepaald tijdvak, heeft na een weigering voor het minnelijk traject of na het Wsnp-traject geen zin als de situatie van de cliënt ongewijzigd is. De ervaring leert dat schuldeisers in de meeste gevallen dan niet akkoord gaan met een voorstel tegen finale kwijting.

Artikel 9 -Hardheidsclausule

Dit artikel noemt expliciet de bevoegdheid van het college om af te wijken van de beleidsregel in bijzondere en onvoorziene gevallen.


Noot
1

CJIB geen schone lei bij strafrechtelijke veroordelingen tot betaling van: geldboete (art 9, lid1 sub 4 wvs); geldbedrag (art 36e en 36f wvs en ); schadevergoeding (art51a wvs). Wel schone lei bij administratieve boetes (Wet Mulder Boetes)

Noot
2

De schuld is ontstaan terwijl de schuldenaar er niets aan kon doen. De schuldenaar heeft met eerlijke bedoelingen geld geleend of uitgegeven en heeft rekening gehouden met zijn inkomsten en uitgaven.