Randvoorwaardennota groen

Geldend van 19-04-2005 t/m heden

Intitulé

Randvoorwaardennota groen

Randvoorwaarden groeninrichting/-ontwerp bij nieuwe plannen

Om problemen in de toekomst te voorkomen bij het beheren en onderhouden van openbaar groen, dient er al bij de inrichting van nieuwe plannen met een aantal randvoorwaarden rekening te worden gehouden. De noodzaak hiertoe is de beperkt beschikbare financiële middelen om het openbaar groen op een acceptabel niveau te beheren en onderhouden.

De voornaamste problemen doen zich voor wanneer de inrichtingseisen van een plantvak te laat in het planproces aan de orde worden gesteld. Het gevolg hiervan is dat het wens- of eindbeeld van de groeninrichting, dat vaak het woongenot bepaalt en het karakter van een wijk moet benadrukken, niet gerealiseerd kan worden. Daarom volgen hierna enkele randvoorwaarden die bij het ontwerp van groen in nieuwe plannen zoveel mogelijk opgevolgd moeten worden:

  • -

    plantvakken mogen in principe niet smaller zijn dan 2.5 m1 en moeten tenminste 12 m1 lang zijn;

  • -

    in oost-west liggende wegen dienen de bomen, en dan ook de plantvakken, aan de zuidzijde te worden aangelegd. Dus in ieder geval op zo'n manier dat schaduwwerking van bomen op particuliere percelen zo min mogelijk effect zal hebben (o.a. met tuinen aan de zuidzijde van het perceel of lichtinval in woningen);

  • -

    parkeervakken en groenvakken (of -stroken) moeten elk aan een andere zijde van de weg worden gepland. Die scheiding geldt ook voor bomen en openbare verlichting en voor bomen en riolering;

  • -

    het openbaar groen mag in principe niet direct grenzen aan een particuliere tuin. Bij aanleg van een trottoir in brede stroken zou je er voor kunnen kiezen deze langs de erfgrens aan te leggen. Dat betekent onder meer, dat er dan ook geen discussie ontstaat over de verkoop als 'restgrond';

  • -

    wanneer reeds bestaande bomen in een nieuw plan worden gehandhaafd moet een Bomen Effect Analyse (BEA, zie bijlage 1) worden uitgevoerd. Op voorhand dient bij de afdeling Beheer en Onderhoud om advies gevraagd te worden of een dergelijk onderzoek bij de planvoorbereiding vereist is. De afdeling Beheer en Onderhoud zal daarop, op basis van de waarden van de houtopstand(en) voor het landschap, natuur e.d. en andere belangen, een afweging maken of een BEA noodzakelijk is. Is een BEA nodig dan zal daar geld (binnen de exploitatie) voor beschikbaar moeten zijn;

  • -

    bij aanplant van bomen dient bij het ontwerp van de weg rekening te worden gehouden met de groeiplaats van de te planten bomen. Per boom moet ongeveer (afhankelijk van soort en grondslag) een plantgatruimte gemaakt worden van minimaal 2 m3 t.b.v. het toepassen van bomenzand (in verharding) of bomengrond (in plantvakken met slechte bestaande grond). Dat lijkt veel, maar stabiliteit en vitaliteit blijven dan ook gehandhaafd als de boom ouder wordt. Bovendien is dit afhankelijk van de boomsoort (doel/visie van de groenstructuur in een bepaalde straat) en de grond en ruimte waarin de boom geplant wordt. Zo is de stelregel dat een boom van de eerste grootte in principe 1 m3 doorwortelbare ruimte per jaar nodig heeft (let op: dat betekent niet dat er ook dezelfde hoeveelheid aan bomenzand in moet, maar de groeiruimte moet voor de wortels aanwezig zijn);

  • -

    bij groenontwerpen in een nieuwe wijk dient rekening gehouden te worden met het formaat van de bomen in volle wasdom. Gebruik in straten waar dit gewenst is dus allen bomen van de derde categorie (1e cat. >= 12 m1 en hoger, 2e cat. = 6 - 12 m1 en de 3e cat. = 1 - 6 m1). Daarnaast is van belang dat de bomen- en plantenkeuze is afgestemd op de grondslag ter plaatse (bodemeigenschappen) en het aanwezig zijn van het natuurlijk sortiment;

Daarnaast zijn er nog een aantal algemene randvoorwaarden, t.w.:

  • -

    breng alle betrokkenen tijdig op de hoogte van de groenplannen en laat ze meepraten. Wel dient hierbij de gemeente zelf middels een beplantingsplan een voorzet te geven over de beplantingskeuze (bewoners laten kiezen uit voorgelegde soorten). De reden hiervoor is om een eenduidige groenstructuur te realiseren en om daarmee rommelig ingerichte wijken (elke straat anders ingericht, bolboompjes-effect en de niet te beheren groenobjecten) te voorkomen. Dus ook om met betrekking tot beheersmatige kant enige controle te kunnen uitoefenen;

  • -

    ten aller tijde dient voorkomen te worden dat er stroken grond, die voor groeninrichting bestemd zijn, maar waarvan voor de hand ligt dat ze in toekomst als "reststroken groen" toch verkocht worden, in het ontwerp worden opgenomen. Dit kan voorkomen worden door de inrichting zoveel mogelijk aan te passen aan bovengenoemde voorwaarden en bij het ontwerp al een duidelijke functie aan het groen toe te schrijven.

  • -

    In het groenstructuurbeleid wordt aandacht besteed aan efficiënt groenbeheer. Door de juiste keuze van beplanting toe te passen of het juiste assortiment te combineren, kan het onderhoud goedkoper en effectiever worden uitgevoerd. In bijlage 2 van het Groenstructuurplan worden daarvoor een aantal aanbevelingen gedaan. Deze kunnen als een op zich staande randvoorwaarde aan deze memo worden toegevoegd (zie bijlage 2);

  • -

    Via milieuvergunningen kunnen voorschriften worden opgenomen m.b.t. beplantingsplannen. Deze voorschriften kunnen heel goed dienen om aan bovengenoemde randvoorwaarden zoveel mogelijk gehoor te geven. In het Milieubeleidsplan worden tevens een aantal doelstellingen geformuleerd voer groen in woongebieden en ligt daarmee in het verlengde van deze uitgangspuntennota.

Bijlage 1 De Bomen Effect Analyse

(bron: Bomenstichting)

De Bomenstichting introduceert de Bomen Effect Analyse (BEA). Een sterk instrument voor inrichters van de openbare ruimte. Het geeft landelijke richtlijnen voor het beoordelen van de gevolgen voor waardevolle bomen in (voorgenomen) bouw- en aanlegsituaties. De resultaten van deze beoordeling kunnen worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

Probleem

Bij bouw en aanleg worden bomen regelmatig over het hoofd gezien. Bouwwerken, reconstructies van wegen en rioleringen, aanleg en reparatie van kabels en leidingen zorgen er regelmatig voor dat onbedoeld en ongewenst waardevolle bomen verdwijnen. Er wordt te laat gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. Voorbeelden hiervan zijn het graven van sleuven in de kroonprojectie waarbij wortels beschadigd raken en het verdichten van de grond binnen de kroonprojectie, waardoor verstikking optreedt en de houtopstand afsterft. Ook veranderende waterstanden zijn voor veel (m.n. oudere) houtopstanden fataal.

Nieuw instrument

De Bomenstichting heeft een beoordelingsmethode ontwikkeld om bij voorgenomen ingrepen in de ruimtelijke ordening de effecten voor bomen in te schatten. Deze beoordelingsmethode, kortweg de BEA genoemd, is ontstaan op basis van jarenlange ervaring in bomenbeleid- en beheeraviezen.

In een handzame brochure is de BEA beknopt en kernachtig beschreven. Diverse bijlage en nuttige toelichten zijn terug te vinden op de cd-rom.

Inhoud BEA

De Bomen Effect Analyse dient altijd antwoord te geven op de vraag of de boom, in het perspectief van voorgenomen bouw of aanleg, in zijn huidige verschijningsvorm, op deze standplaats, duurzaam behouden kan blijven. De standaardisering in het beantwoorden van deze vraag garandeert een zorgvuldige beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Door aan de hand van de BEA de plannen aan te lopen worden geen zaken over het hoofd gezien die voor bomen ingrijpende gevolgen hebben.

In bepaalde gevallen kan de afdeling Beheer en Onderhoud zelf een BEA uitvoeren, maar in de meeste gevallen wordt een onafhankelijk adviesbureau ingeschakeld.

Bijlage 2 Groenstructuurplan: Aanbevelingen voor een efficiënter beheer per beplantingstype

Gazons

Voor- en nadelen van het gebruik

Gazons geven ruimtegevoel en bieden (bij grotere oppervlakten) veel mogelijkheden tot het gebruik van groen. Daarnaast is gazon onderhoudsvriendelijk en daardoor goedkoop in onderhoud. Gazon geeft een rustig beeld en daardoor krijgt opgaande beplanting, zoals bomenrijen, meer accent. Een probleem is deconcentratie van hondenpoep op deze oppervlakten.

Waar toepassen?

Doordat gazon makkelijk te onderhouden is kan het grootschalig worden toegepast, bij voorkeur in grote vlakken en als groenstroken in drukke straatbeelden. Ook waar brede straatprofielen ruimte bieden voor groen is het toepassen van gazon een goed alternatief, bijvoorbeeld in een plantstrook als onderbeplanting van bomen.

Vaste planten

Voor- en nadelen van het gebruik

Vaste planten hebben een hoge sierwaarde, brengen kleur in het straatbeeld en hebben een vriendelijke uitstraling die door burgers wordt gewaardeerd. Verder vormen ze eenvoudig een sluitend beplantingsoppervlak. Daardoor hoeft geen chemische onkruidbestrijding worden toegepast en blijft het onderhoud relatief gering. Een nadeel is echter dat sommige soorten in de winter een 'rommelig beeld' geven. Daarentegen hebben andere soorten (zoals grassen) juist weer een mooi uiterlijk in de winter.

Waar toepassen?

Vaste planten zijn naast wegbegeleidende plantvakken ook goed in boomspiegels toe te passen. Dit geeft op een klein oppervlak meer sierwaarde dan gazon. In wijken met weinig openbaar groen kunnen enkele plekken meer kleur krijgen door het gericht toepassen van soorten met een hoge sierwaarde.

Door het toepassen van, en experimenteren met, verschillende soorten kan op den duur een optimale samenstelling van het assortiment worden bepaald. Een belangrijke regel is dat een soort niet geforceerd op een bepaalde standplaats moet worden gehouden. Het is raadzaam om te experimenteren welke soorten het op welke plaatsen goed doen en deze vervolgens op grotere schaal toe te passen. Dit vergroot de kans op een sluitende beplanting. Door het (deels) kale winterbeeld wordt geadviseerd op beeldbepalende plekken gemengd wintergroene en niet-wintergroene soorten te kiezen.

Heestervakken

Voor- en nadelen van het gebruik

De toepassing van sierheesters gaat gepaard met relatief hoge onderhoudskosten. Door heestervakken te vervangen door vaste planten of gazon kunnen deze kosten worden beperkt. Een voordeel van wintergroene heesters is dat zij ook in de winter een aantrekkelijk beeld kunnen opleveren en door hun hoogte een meer besloten beeld geven dan gazon of vaste planten.

Waar toepassen?

Er wordt geadviseerd vakken met sierheester afwisselend met gazon en / of / vaste planten toe te passen. Hierdoor blijft het beeld in de beplanting gevarieerd. Bij grote oppervlakten kan beter gazon worden toegepast in verband met de lagere onderhoudskosten.

Opgaande struiken / bosplantsoen

Voor- en nadelen van het gebruik

Bosplantsoen dat (voornamelijk) uit inheemse soorten struiken en bomen bestaat heeft in vergelijking met de overige soorten bepalingen (zie boven) een meer landschappelijke uitstralingen. De beplanting kan hoog worden en maakt een dan ook vaak een massale indruk. Het geeft een besloten gevoel. Ruimten kunnen door middel van bosplantsoen makkelijk van elkaar worden gescheiden. In compacte wijken neemt te hoge struikbeplanting visueel soms te veel ruimte in en kan het een benauwd, onveilig gevoel veroorzaken (sociale veiligheid). Het onderhoud van bosplantsoen is in vergelijking met sierheester relatief goedkoop doordat minder cyclische werkzaamheden moeten worden verricht.

Waar toepassen?

Het toepassen van opgaande struiken / bosplantsoen moet goed worden afgestemd met de ruimtelijke situatie en de stedenbouwkundige opzet van de wijk. Daarom wordt geadviseerd binnen de woongebieden bosplantsoen alleen toe te passen daar waar voldoende ruimte is (in parken, brede plantstroken of randbeplantingen). Langs wijkranden kan een geringe toepassing van bosplantsoen de landelijke sfeer versterken en een goede overgang naar het landelijke gebied vormen.

Algemeen

Een algemene aanbeveling wat betreft de keuze van een beplantingssoort is dat deze (naast een beheer dat binnen het budget past) goed moet worden afgestemd op de ruimtelijke situatie in een wijk. Dit betreft de hoogte van de beplanting, kleur en sierwaarde, afstemming met de bebouwing, etc. Deze principes zijn verder meegenomen in de vertaling naar de visie op het groen per dorpskern en verder per wijk.