Regeling vervallen per 23-04-2022

Inspraakverordening gemeente Hof van Twente 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 22-04-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

INSPRAAKVEROR-DENING GEMEENTE HOF VAN TWENTE 2016

De raad van de gemeente Hof van Twente;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 150 Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de navolgende INSPRAAKVEROR-DENING GEMEENTE HOF VAN TWENTE 2016

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    ingezetenen: personen die hun werkelijke woonplaats in de gemeente hebben;

  • b.

    belanghebbenden: hetgeen de Algemene wet bestuursrecht daaronder verstaat;

  • c.

    bestuursorgaan: hetgeen de Algemene wet bestuursrecht daaronder verstaat;

  • d.

    inspraak: betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;

  • e.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • f.

    beleidsvoornemen: voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend, tenzij een wettelijk voorschrift daartoe verplicht.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt geen inspraak verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van eerder vastgesteld beleid;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeen-telijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

Op inspraak is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, tenzij een bevoegde bestuursorgaan bepaalt dat voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure wordt toegepast.

Artikel 5 Eindverslag

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde procedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht; en

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

De Inspraakverordening 2005 wordt ingetrokken, op het moment dat Inspraakverordening gemeente Hof van Twente 2016 in werking treedt.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2016.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraak-verordening gemeente Hof van Twente 2016

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hof van Twente d.d.

12 januari 2016.

De raad van Hof van Twente,

de griffier, de voorzitter,

mr. A. Venema drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM

Toelichting op de Inspraakverordening gemeente Hof van Twente 2016

Korte toelichting

De voorgestelde Inspraakverordening gemeente Hof van Twente 2016 is zoveel mogelijk conform de VNG modelverordening 2006. Uitgangspunt bij de uitvoering van inspraak is een brede aanpak waarbij inwoners zoveel mogelijk vanaf het begin worden betrokken zodat draagvlak voor de plannen gecreëerd wordt.

Algemene toelichting

Artikel 150 van de Gemeentewet

Sinds 1 januari 1994 is in artikel 150 van de Gemeentewet aan de raad de verplichting opgelegd een inspraakverordening vast te stellen. De VNG heeft in 1993 daarvoor een modelinspraakverordening opgesteld. Vele gemeenten hebben dit model overgenomen. De Modelinspraakverordening is in de loop der jaren enkele malen aangepast aan diverse wetswijzigingen op nationaal niveau, bijvoorbeeld aan het klachtrecht dat inmiddels in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is opgenomen, de dualisering van het gemeentebestuur (Wet dualisering gemeente-bestuur),de inspraakverplichtingen in verschillende bijzondere wetten (zoals artikel 11 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 7 van de Wet stedelijke vernieuwing) en Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Inspraakprocedure/deregulering

Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren worden vormgegeven. De VNG heeft gekozen voor een sobere regeling mede met het oog op het door haar ondersteunde dereguleringsstreven van opeenvolgende kabinetten. Door het van toepassing verklaren van de procedureregeling van afdeling 3.4 van de Awb en het weghalen van overbodige bepalingen (zoals het beklagrecht) en de onnodige paragraafindeling, is de verordening teruggebracht tot een bondige en goed leesbare verordening van slechts acht artikelen.

Alternatieven voor inspraak

Inspraak is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet naar onze mening onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen (regeling via het reglement van orde of een commissieverordening). Andere mogelijkheden die buiten de inspraak vallen zijn: het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het houden van informatiebijeenkomsten, referenda enz. Inspraak is uiteraard ook van een andere orde dan de mogelijkheid om de uitkomsten van de beleidsvaststelling aan te vechten door middel van bezwaar en beroep.

Inspraak kan ook worden onderscheiden van interactieve beleidsvorming. Interactieve beleidsvorming is een werkwijze, met name bedoeld voor complexe beleidsprocessen waarbij meerdere actoren betrokken zijn, waarbij een overheidsorganisatie in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere overheden bij het beleid betrekt om zo in een open en evenwichtige wisselwerking of samenwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Interactieve beleidsvorming mobiliseert daarbij de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemen waarvan de overheid op voorhand niet weet, of nog niet wil bepalen, hoe deze opgelost zullen worden.

Artikelsgewijze toelichting

In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel die onderdelen behandeld die, al dan niet in aanvulling op de algemene toelichting, verdere uitleg behoeven

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

d.Inspraak:

Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en dient meerdere doelen. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Er kan nog een derde doel mee worden gediend, te weten het creëren van draagvlak voor beleidsvoornemens.

e.Inspraakprocedure:

De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Afdeling 3.4 Awb wordt van toepassing verklaard.

f.Beleidsvoornemen:

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

Artikel 2 - Onderwerp van inspraak

De raad legt de bevoegdheid tot het verlenen van inspraak in beginsel bij het college. De raad en de burgemeester krijgen wel de mogelijkheid om zelf over de eigen onderwerpen de inspraak vorm te geven, hetzij door de inspraak zelf te organiseren óf aan het college kaders mee te geven over de inspraak.

Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

In het eerste lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. In overeenstemming met de Model-inspraakverordening van de VNG is ervan afgezien om deze opsomming op te nemen in de tekst van het artikel zelf, omdat dan in de eerste plaats bij een nieuwe wettelijke verplichting direct de verordening moet worden aangepast en in de tweede plaats de verordening hiermee onoverzichtelijk wordt.

Voorbeelden van deze verplichtingen bestaan thans bij:

  • a.

    de voorbereiding van het beleid inzake stadsvernieuwing (artikel 8 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing);

  • b.

    de voorbereiding van een ontwikkelingsprogramma stedelijke vernieuwing (artikel 7 van de Wet stedelijke vernieuwing);

  • c.

    de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, van de Wet milieubeheer (WM));

  • d.

    de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die afwijkt van artikel 10.21 WM (artikel 10.26, tweede lid, van de WM);

  • e.

    de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning (artikel 11 van de Wet maatschappelijke ondersteuning);

  • f.

    de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42, eerste lid, onder d) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42, eerste lid, onder d);

  • g.

    de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12 van de Woningwet (artikel 12, vierde lid). 

In het tweede lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.

Artikel 3 - Inspraakgerechtigden

Krachtens artikel 3:15 eerste en tweede lid Awb staat deelname aan de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure in ieder geval open voor belanghebbenden, maar kan ook aan anderen de gelegenheid worden geboden om aan de procedure deel te nemen. In dat laatste geval moet dit bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan zelf worden bepaald.

De omschrijving van inspraakgerechtigden in dit artikel vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.

Artikel 4 - Inspraakprocedure

Ter uniformering en deregulering is in artikel 4 als hoofdregel afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na ter inzage legging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden ingevolge de Awb gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen.

Dit artikel bevat een tenzij bepaling dat er voor zorgt dat er ook andere procedures dan die van afdeling 3.4 van de Awb gevolgd kunnen worden. Te denken valt onder andere aan mondelinge en schriftelijke enquêtes, hoorzittingen en het houden van facultatieve referenda (geen beslissende).

Artikel 5 - Eindverslag

Op dit onderdeel is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.

Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?

Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

In het derde lid is bepaald dat het college het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Benadrukt wordt dat de bekendmaking van de resultaten van de inspraak uitermate belangrijk is. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in een Hofweekblad en op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking.

Artikel 6 - Intrekking oude verordening

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraak-verordening ingetrokken. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt (zie artikel 7).

Artikel 7 - Inwerkingtreding en artikel 8- Citeertitel

Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen toelichting.