Regeling vervallen per 01-01-2024

Erfgoedverordening 2015 gemeente Hof van Twente

Geldend van 01-05-2015 t/m 31-12-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-05-2015

Intitulé

Erfgoedverordening 2015 gemeente Hof van Twente

De raad van de gemeente Hof van Twente;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 onder f en 2.2 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit:

vast te stellen de navolgende ERFGOEDVERORDENING 2015 GEMEENTE HOF VAN TWENTE.

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • d.

    beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht is aangewezen.

  • e.

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

  • f.

    Erfgoedcommissie: de op basis van de Monumentenwet 1988 artikel 15 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Erfgoedverordening en het monumentenbeleid;

  • g.

    gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • h.

    landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

  • i.

    provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

  • j.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • k.

    AMK-terrein: het gebied dat als AMK-terrein is aangegeven op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, een en ander overeenkomstig de landelijk Indicatieve Kaart Archeologische Waarden;

  • l.

    zeer hoge verwachtingswaarde: zeer grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • m.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • n.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • o.

    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • p.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • q.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.

  • r.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • s.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente;

  • t.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • u.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • v.

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de kwaliteiten en betekenis van een monument bedoeld onder artikel 1.a, 1.c, 1.d en 1.e.

  • w.

    archeologisch deskundige: de archeologisch adviseur van de bevoegde overheid.

HOOFDSTUK 2 AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een zaak of terrein aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de Erfgoedcommissie.

  • 3.

    Voordat het college een zaak of terrein als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 4.

    De aanwijzing kan geen zaak of terrein betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4 Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een zaak of terrein de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het zaak of terrein niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De Erfgoedcommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het bevoegd gezag.

  • 2.

    Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de Erfgoedcommissie, maar in ieder geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, de aanwijzing wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 3.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

HOOFDSTUK 3 INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN

Artikel 10 Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag, of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3.

    Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan voorschrijven dat de aanvrager van een vergunning, als bedoeld in het tweede lid, bouwhistorisch onderzoek moet verrichten.

Artikel 11 De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. van het Besluit omgevingsrecht voor een vergunning, als bedoeld in artikel 10, en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden ingediend via het omgevingsloket, conform de daar vermelde voorschriften.

Artikel 12 Termijnen advies

  • 1.

    Het bevoegd gezag vraagt advies aan de Erfgoedcommissie, voordat zij beslist op de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 10.

  • 2.

    Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de Erfgoedcommissie schriftelijk een gemotiveerd advies uit aan het bevoegd gezag.

Artikel 13 Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14 Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

  • d.

    niet met de werkzaamheden is begonnen binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning;

  • e.

    tussen het begin en het einde van de werkzaamheden deze werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van 26 weken stilliggen;

  • f.

    de vergunninghouder daar om heeft verzocht.

HOOFDSTUK 4 RIJKSMONUMENTEN

Artikel 15 Vergunning voor beschermd monument

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de Erfgoedcommissie.

  • 2.

    De Erfgoedcommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan voorschrijven dat de aanvrager van een vergunning, als bedoeld in het eerste lid, bouwhistorisch onderzoek moet verrichten.

HOOFSTUK 5 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE STADS- EN DORPSGEZICHTEN

Artikel 16 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    Het college kan een stads of dorpsge¬zicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads of dorpsge¬zicht.

  • 2.

    Voordat het college over de aanwij¬zing een besluit nemen, vragen zij advies aan de Erfgoedcommissie.

  • 3.

    De aanwijzing kan geen stads of dorpsgezicht be¬treffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 17 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De Erfgoedcommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het bevoegd gezag.

  • 2.

    Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de Erfgoedcommissie, maar in ieder geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.

Artikel 18 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert het bescherm¬de gemeentelijke stads of dorpsgezicht op de ge-meentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatse¬lijke aanduiding, de datum van aanwijzing, de ge¬biedsaanwijzing van het beschermde stads of dorps¬gezicht en een beschrijving van de daarin vervatte stedenbouwkundige, architectuurhistorische, cultuurhistorische waarden, gaafheid en/ of zeldzaamheid.

Artikel 19 Wijzigen en intrekken van de aanwijzing

De artikelen 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan artikel 8, derde lid, nog wordt toege¬voegd artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 20 Mededeling

De aanwijzing, wijziging of intrekking als bedoeld in artikel 16, eerste lid, respectievelijk artikel 18, wordt openbaar bekendgemaakt.

Artikel 21 Bescherming

  • 1.

    De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht ,een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

  • 2.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt door het college bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.

HOOFDSTUK 6 INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN

Artikel 22 Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder h, de bodem dieper dan 40 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2.

    Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;

    • a.

      het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied zoals aangegeven op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, bedoeld in artikel 1, onder e, en waarbij die verstoring plaatsvindt:

  • 1.

    in een gebied aangeduid als de overige AMK- terreinen en gebieden met zeer hoge verwachting en het te verstoren gebied kleiner is dan 50 m2, of;

  • 2.

    in een gebied met een hoge verwachting eventueel nader aangeduid met ‘in zone om historisch element’ en het te verstoren gebied kleiner is dan 2500 m2, of;

  • 3.

    in een gebied met middelhoge verwachting en het te verstoren gebied kleiner is dan 5000 m2, of;

  • 4.

    in een gebied met lage verwachting en het te verstoren gebied kleiner is dan 10 hectare.

    • b.

      in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • c.

      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • d.

      het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart;

    • e.

      een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het college in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

      • de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

      • in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

    • f.

      het college beschikt over advies van een archeologisch deskundige of waarin, op basis van specifieke nieuwe informatie of informatie op basis van voortschrijdend inzicht, blijkt dat er geen archeologische waarden (meer) te verwachten zijn en er aldus geen onderzoek vereist wordt.

Artikel 23 Opgravingen en begeleiding

  • 1.

    Indien binnen het grondgebied van de gemeente Hof van Twente onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

    • a.

      het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder m, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

    • b.

      de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 onder l van deze verordening ter goedkeuring aan het college te overleggen.

  • 2.

    In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het bevoegd gezag in acht te worden genomen.

  • 3.

    Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het college advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Artikel 24 Procedure

De bepalingen uit artikel 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 22, tweede lid, onder e, en artikel 23, eerste lid, onder b.

HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 25 Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

  • b.

    de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

  • c.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;

  • d.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 22, tweede lid, onder d;

  • e.

    een aanwijzing als bedoeld in artikel 23, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 26 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen omtrent de ontwerpen die deze verordening betreffen.

Artikel 27 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met artikel 10 en artikel 22 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 28 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de inspecteurs bouw- en woningtoezicht.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 29 Intrekken oude regeling

Bij de inwerkingtreding van de Erfgoedverordening 2015 gemeente Hof van Twente vervalt de Monumentenverordening Hof van Twente 2002.

Artikel 30 Overgangsrecht

  • 1.

    De op grond van de onder artikel 29 ingetrokken Monumentenverordening Hof van Twente 2002 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 29 ingetrokken verordening.

Artikel 31 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 mei 2015.

Artikel 32 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening 2015 gemeente Hof van Twente.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hof van Twente d.d. 12 mei 2015.
De raad van de gemeente Hof van Twente,
de griffier, de voorzitter,
mr. A. Venema drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM