Regeling vervallen per 23-04-2022

Verordening Participatie Sociaal Domein 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 22-04-2022

Intitulé

Verordening Participatie Sociaal Domein 2016

De raad van de gemeente Hof van Twente;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 2.1.3 lid 3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, artikel 2.10 van de Jeugdwet en artikel 47 van de Participatiewet;

overwegende dat het wenselijk is om de cliëntparticipatie op grond van de hiervoor genoemde wetten integraal vorm te geven;

dat het bovendien wenselijk is om cliëntparticipatie vorm te geven in een zo direct mogelijk contact met de burger waarvoor het beleid bedoel is;

besluit:

vast te stellen de navolgende VERORDENING PARTICIPATIE SOCIAAL DOMEIN 2016.

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wetten: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Participatiewet en de Jeugdwet.

  • b.

    Participatie-agenda sociaal domein: de beleidsagenda aangevuld met onderwerpen waarover een burger of groep van burgers wenst te participeren en waarvan het college het gewenst vindt deze participatie te faciliteren.

  • c.

    Participanten: burgers die over een bepaald onderwerp in gesprek willen met het college en wiens onderwerp op de participatie-agenda is geplaatst.

Artikel 2.

  • 1. Deze verordening heeft betrekking op de beleidsparticipatie op grond van de wetten.

  • 2. Deze verordening heeft geen betrekking op cliëntparticipatie die wordt vormgegeven binnen instellingen.

Artikel 3

  • 1. Zo spoedig mogelijk na het vaststellen van de programmabegroting door de gemeenteraad maar uiterlijk 1 december van het jaar voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar stelt het college een participatie-agenda sociaal domein vast.

  • 2. Het college publiceert de participatie-agenda sociaal domein uiterlijk 1 januari van het kalenderjaar in elk geval op de gemeentelijke website en op de gemeentelijke informatiepagina in het Hofweekblad.

  • 3. Bij de publicatie bedoeld in lid 2 nodigt het college inwoners uit zich voor 1 februari van het betreffende kalenderjaar aan te melden om met hem in gesprek te gaan over een onderwerp.

  • 4. Een burger of groep van burgers kan ook een onderwerp voor participatie aanmelden dat niet op de participatie-agenda staat;

  • 5. Indien een door een burger of groep van burgers aangedragen onderwerp zich naar de mening van het college niet leent voor cliëntparticipatie kan hij na een gesprek hierover met de betreffende burger of groep van burgers gemotiveerd besluiten dit onderwerp niet op de participatie-agenda op te nemen.

  • 6. Het college informeert de betreffende burger of groep van burgers over het besluit als bedoeld in lid 5.

  • 7. Het college stuurt de participatie-agenda ter informatie naar de gemeenteraad en doet hierbij ook mededeling van de niet opgenomen onderwerpen.

Artikel 4

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3 neemt het college gedurende het kalenderjaar aanvullende initiatieven tot cliëntparticipatie indien hij dat noodzakelijk of wenselijk acht

  • 2. Het college vult de participatie-agenda gedurende het kalenderjaar aan met onderwerpen die na 1 februari van het betreffende kalenderjaar door burgers worden aangemeld.

  • 3. Het vijfde en zesde lid van artikel 3 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

  • 1. Het college bepaalt zoveel als mogelijk is in overleg met de participanten de wijze, het tijdstip en de plaats van de participatie.

  • 2. Hierbij houdt het college er rekening mee dat het tijdstip van het overleg zodanig is dat hierdoor een wezenlijke vorm van participatie gewaarborgd is.

  • 3. Het college faciliteert de participanten door het kosteloos beschikbaar stellen van informatie, vergaderruimte en andere faciliteiten die in redelijkheid nodig zijn op een goede manier te participeren.

Artikel 6

  • 1. Het college geeft in elk voorstel aan de Gemeenteraad op basis van één van de wetten aan

    • a.

      op welke wijze de cliëntparticipatie is georganiseerd;

    • b.

      wat de opvattingen van de participanten over het onderwerp is;

    • c.

      op welke manier rekening is gehouden met de opvatting van de participanten;

  • 2. Bij de jaarlijkse Programmaverantwoording legt het college in algemene zin verantwoording af over de manier waarop cliëntparticipatie op grond van de wetten is vormgegeven.

Artikel 7

  • 1. Het college stelt een klankbordgroep sociaal domein in.

  • 2. De klankbordgroep sociaal domein bestaat uit inwoners van onze gemeente die een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van het beleid en de cliëntparticipatie binnen het sociaal domein op grond van opleiding, ervaring of affiniteit met een doelgroep op grond van de wetten. Zo mogelijk zijn dit (oud)leden van de WMO Raad en het cliëntenpanel Wwb.

  • 3. Het college streeft bij de samenstelling van de klankbordgroep naar een evenredige vertegenwoordiging van de beleidsterreinen Jeugdwet, Participatiewet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 4. Het college overlegt ten minste twee maal per jaar met de klankbordgroep over

    • a.

      De beleidsontwikkelingen binnen het sociaal domein in algemene zin;

    • b.

      De invulling en verdere doorontwikkeling van de cliëntparticipatie.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen over samenstelling van de klankbordgroep en de manier waarop leden van de Klankbordgroep worden gefaciliteerd.

Artikel 8

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016 onder gelijktijdige intrekking van

    • a.

      De Verordening Wmo – raad Hof van Twente 2011 zoals vastgesteld op 22 maart 2011;

    • b.

      De Verordening Cliëntparticipatie WWB/WIJ zoals vastgesteld op 24 november 2009;

    • c.

      Artikel 22 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • d.

      Artikel 11 van de Verordening jeugdhulp Hof van Twente 2015;

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als Participatieverordening Sociaal Domein 2016.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hof van Twente d.d. 15 september 2015.

De raad van de gemeente Hof van Twente,

de griffier, de voorzitter,

mr. A. Venema drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM

Artikelsgewijze toelichting Verordening Participatie Sociaal Domein 2016

Artikel 1 onder b

De participatie-agenda is het overzicht van onderwerpen waarover het college in een bepaald jaar de opvatting van (groepen van) burgers wil weten. De onderwerpen waarvoor cliënt-participatie vereist is, zijn de onderwerpen ten aanzien waarvan de Raad een beleidsnotitie en/of verordening in het betreffende kalanderjaar moet vaststellen. Dit kan zijn omdat de wet hiertoe verplicht of omdat dit noodzakelijk is vanwege het niet langer voldoen van een bestaande nota of verordening. De gewenste onderwerpen zijn alle andere onderwerpen ten aanzien waarvan het college wil weten welke opvatting burgers hebben. Dit kunnen dus ook onderwerpen zijn die ter besluitvorming bij het college thuishoren. Het kan ook bijvoorbeeld gaan om een participatie in algemene zin zonder dat er een concreet beleidsvoorstel ligt.

Artikel 2

Dit artikel bakent de participatie op grond van deze verordening af tot de zogenaamde beleidsparticipatie op grond van de wetten. Hiertoe behoort niet de participatie zoals die op grond van de Jeugdwet verplicht is binnen instellingen met meer dan 10 werknemers. Het college heeft wel een rol om te bewaken dat bij instellingen deze vorm van participatie op een goede manier is georganiseerd. Dit is onderdeel van het proces van aanbesteding en contractmanagement en wordt niet geregeld in deze verordening.

Artikel 3 lid 1 en 2

De bepalingen in dit artikel regelen dat er jaarlijks een participatie agenda sociaal domein komt. Deze participatie – agenda wordt bekend gemaakt zodat inwoners weten welke onderwerpen er in het betreffende kalenderjaar spelen. Pas wanneer de inwoner weet over welke zaken in een bepaald jaar op de rol staan, kan hij zichzelf de vraag stellen of hij hierover wil participeren en kan hij zich hiervoor aanmelden.

De bepaling dat publicatie in elk geval via de website en het Hofweekblad wordt vormgegeven geeft een soort minimum eis aan. In voorkomende gevallen zal ook aanvullend gecommuni-ceerd worden indien dit gelet op de onderwerpen en de doelgroep noodzakelijk of wenselijk is.

Artikel 3 lid 3

Het publiceren van de participatie-agenda wordt gekoppeld aan het uitnodigen van inwoners om aan te geven of en zo ja over welke onderwerpen ze willen participeren. Hiervoor hebben ze ruim een maand de tijd ( van eind december tot 1 februari ). Expliciet wordt hierbij opgemerkt dat de uitnodiging laagdrempelig is. Geen onnodige bureaucratische barrières of ingewikkelde procedures. De aanmelding moet gemakkelijk zijn. De publicatie uitnodigend. We stellen ook geen minimum eis voor wat betreft het aantal mensen dat een onderwerp op de agenda wil hebben zoals bijvoorbeeld bij de Inspraakverordening wel het geval is.

De gegeven termijn is een termijn van orde. Op een gegeven moment moet een beeld ontstaan van welke onderwerpen op welke manier en met wie participatief worden opgepakt. Het betekent niet dat onderwerpen die na 1 februari worden aangemeld niet participatief worden opgepakt (zie ook artikel 4 lid 2).

Artikel 3 lid 4

Dit artikellid maakt de participatie pro-actief. Niet alleen over onderwerpen die het college aandraagt maar ook onderwerpen waar (groepen van) mensen het over willen hebben, kan geparticipeerd worden.

Artikel 3 lid 5 en 6

De participatie-agenda geeft concreet aan welke onderwerpen in het betreffende kalenderjaar participatief worden opgepakt. Dit zijn de onderwerpen ten aanzien waarvan burgers hebben aangegeven te willen participeren en die door burgers zelf zijn aangemeld. Hier zit wel een toets op. Niet vanuit de gedachte dat lastige onderwerpen van de agenda gehouden moeten worden. Wel vanuit de gedachte dat niet alles zich leent voor participatie. Indien een groep van burgers zou willen participeren over de hoogte van de uitkeringen in het kader van de Participatiewet of de wijze waarop de Sociale Verzekeringsbank omgaat met het trekkingsrecht Pgb dan is dit niet zinvol. Noch de raad noch het college gaan hierover. In alle gevallen waarin het college overweegt een door de burger aangedragen onderwerp niet te plaatsen, gaat hieraan vooraf dat dit wordt besproken met degene die het onderwerp heeft aangemeld. Eveneens ontvangt de belanghebbende een schriftelijke bevestiging van dit besluit.

Artikel 4 lid 1 en 2

Een participatie-agenda moet geen statisch document zijn. Ook na 1 februari moet de mogelijkheid bestaan om onderwerpen op de participatie-agenda te plaatsen. Er kan zich een situatie voordoen waarbij gedurende het jaar de noodzaak ontstaat om een onderwerp beleidsmatig en participatief op te pakken. Ook burgers moeten gedurende het jaar een onderwerp kunnen aanmelden.

Artikel 5 lid 1

Onder meer met dit artikellid wordt tot uitdrukking gebracht dat participatie een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. Insteek is dan ook om in overleg met de participanten te bepalen hoe de participatie er uit ziet. Vaak zal het gaan om een overleg maar ook andere vormen zijn mogelijk.

Artikel 5 lid 2

Participatie moet plaatsvinden op een moment dat het er nog toe doet. Het liefst zo vroeg mogelijk in een traject van beleidsontwikkeling. In elk geval moet er nog voldoende tijd en ruimte zijn. Een participatietraject mag niet onder druk staan van data die gehaald moeten worden op grond van wettelijke bepalingen of interne termijnen. Dit betekent dat het college op tijd moet beginnen.

Artikel 5 lid 3

Met dit artikellid wordt invulling gegeven aan een aantal bepalingen uit de wetten die gaan over het faciliteren van cliëntparticipatie. Het is algemeen geformuleerd omdat de exacte manier waarop geparticipeerd wordt en de ondersteuning die hiervoor nodig is, niet nu al bekend is en bovendien per onderwerp kan verschillen. De insteek is het ruimhartig faciliteren van de participatie met een toets op redelijkheid. Er kunnen verzoeken om ondersteuning komen waarvan in redelijkheid niet verwacht mag worden dat het college hieraan invulling geeft. Deze verordeningsbepaling geeft een handvat om een onredelijk verzoek te weigeren.

Artikel 6

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 7

Dit artikel bevat een aantal bepalingen over de in te stellen klankbordgroep. Hierbij wordt bevoegdheid gegeven aan het college om nadere regels te stellen.

Artikel 8

Het is logisch dat de verordeningen met betrekking tot de Wmo Raad en het cliëntenpanel Wwb moeten worden ingetrokken. In de verordeningen Jeugdhulp Hof van Twente en Wmo 2015 zijn algemene bepalingen over cliëntparticipatie opgenomen. Ook deze bepalingen worden voor de duidelijkheid ingetrokken.